Bezoek aan Arboretum D’n Hooidonk en Landgoed Coudewater

Perfect weer en een inspirerend programma waren de juiste ingrediënten voor een prachtige dag bij ons bezoek aan Arboretum D’n Hooidonk en het enkele kilometers verderop gelegen landgoed Coudewater. Op 11 mei begonnen we met koffie in de Majorcabar, intrigerende naam voor een fijn Brabants café vlak bij D’n Hooidonk, en voor enkele deelnemers in het arboretum zelf. Er is veel te zien in dit arboretum met 2.000 verschillende bomen en struiken. Dat begon al bij de ingang waar een fraaie bruinbladige Platanus orientalis ‘Mirkovec’ stond; deze groeit traag volgens het begeleidende bordje. De grote groep deelnemers werd verdeeld en toevertrouwd aan twee vakkundige gidsen en enkele NDV-deskundigen waaronder Willy Spierings en Mart van den Oever. ‘De waterhuishouding ter plekke is voor sommige bomen rampzalig’, betoogde Mart af en toe hoofdschuddend. Als voorbeeld werd een Prunus serrula met zijn mooie, afschilferende, rode bast aangewezen. Dat deze soort niet tegen natte voeten kan, was duidelijk te zien. Taxodium distichum, hier veel aanwezig, en Taxodium distichum ‘Nutans’ hebben daar geen last van. De bomen krijgen hier de ruimte en dat schept de mogelijkheid om de bomen eens goed te bekijken en kroon en groei te beoordelen. Zo stond er een prachtige Acer griseum met zijn roodpurperen bast, mensen vinden het leuk om er aan te frummelen. Bij de Sequoiadendron giganteum ontstond de discussie of je op de bast mag drukken. Hij wordt ook niet voor niets wel de boksboom genoemd. De boom trekt als een magneet mensen naar zich toe, maar vertrapping en verdichting van de grond is eerder een probleem dan betasting van de stam.
De merkwaardige graafsporen en kuiltjes in de grond bleken door dassen te zijn veroorzaakt, wat gunstig is voor het weghouden van de engerlingen.

Quercus rubra ‘Boltes Gold’, Amerikaanse eik met fors blad en in de zomer een decoratieve gele bladkleur. Weinig toegepast. Arboretum D’n Hooidonk.
Foto: Harry de Coo

Na de twee uur durende tocht kriskras door de tuin realiseerden we ons dat we nog niet eens een kwart van de verzameling hadden gezien. Harry de Coo sloot de ochtend af met een mooi dankwoord en bood eigenaar en stichter van D’n Hooidonk Frens van de Biggelaar namens het 100-jarige NDV jubileum een Parrotia persica aan. Frens beloofde daar een mooi naambordje bij te plaatsen ter herinnering aan het NDV bezoek. Dit is een tuin om regelmatig naar terug te keren voor sortimentsliefhebbers.

De lunch vond plaats in het restaurant van landgoed Coudewater. Het landgoed is cultureel erfgoed en omvat 87 ha. Er staan elf bijzondere, monumentale panden in een park vol monumentale bomen. Vierhonderd nieuwe woningen worden nog gebouwd op dit landgoed waarbij behoud van het cultureel erfgoed wordt ingepast. Dat is een grote en complexe opgave voor de projectontwikkelaar en de gemeente.

Quercus robur ‘Cristata’, sierlijke parkboom met ronde bladeren geclusterd in
rozetten. Redelijk zeldzaam. Arboretum D’n Hooidonk.
Foto: Pierre Theunissen

In twee rondleidingen kwamen de botanische en historische aspecten aan de orde. Tuin- en landschapsarchitect André Beerendonk leidde ons rond en wees ons op de ontwikkeling van het landschap en de historie van de beplanting. De wandeling voerde ons langs de meest interessante bomen geplant tussen 1880 en 1930.
Een greep uit de 200 monumentale bomen (200 van de 400 monumentale bomen in Den Bosch staan hier): twee Platanus ×hispanica uit 1880! We zagen ook een Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ met twee kleuren blad op de verschillende stammen. Is dit een samengestelde boom ofwel een ‘boeketboom’? Een hypothese van een genetische verandering ten gevolge van blikseminslag werd verworpen. Zijn er in het verleden zeven zaailingen in één plantgat gezet? Of is dit een grote dikke boom geworden met een kabelvormige stam? Een boeketboom is de consensus. Meerdere bomen bij elkaar planten deed men in het verleden ook met Carpinus en Tilia. Er staat een Taxus uit 1860! Met daarnaast Taxus baccata ‘Hibernica’, een Ierse variant. En soms oudere bomen die we niet direct in de laan op een landgoed verwachten zoals Celtis occidentalis en Ostrya carpinifolia.
De tweede rondleider was Rien Pijnenburg. Rien is voormalig beheerder van het landgoed voor de gemeente Den Bosch. Rien vertelde over de interessante geschiedenis van het landgoed dat tot voor kort eigendom was van de gemeente Den Bosch. Momenteel wordt het landgoed door een projectontwikkelaar als tijdelijke eigenaar getransformeerd naar een woonwijk met gebruik van de historische gebouwen. Coudewater stamt al uit 1434, was lange tijd een klooster en kwam later in adellijk bezit.
Het landgoed was vanaf 1870 uiteindelijk een gerenommeerd psychiatrisch instituut. In 2018 is de laatste patiënt vertrokken.

Na de ontwikkeling van het terrein door de projectontwikkelaar koopt de gemeente het landgoed weer terug voor één euro. De kopers van de woningen worden eigenaar van de bomen op het terrein en vanuit de nog op te richten VVE hebben ze de (financiële) zorg voor het groenbeheer op het landgoed.
Riens tocht eindigde onverwachts met het ontdekken van een heuse bijenzwerm in een grote Bruine beuk: we zagen een compleet volk van ongeveer 15.000 bijen op een tak! Rien bleek een imker te zijn, zodat hij na afloop spoorslags naar huis ging om een vangkorf te halen.

Op zoek naar de Treurbeuk met kroonent

In Arboretum Kalmthout doen we op dit moment een onderzoek naar Beuken met een kroonent. Ik liep er stage voor de bachelor landschaps-en tuinarchitectuur aan de Erasmushogeschool en werkte mee aan dit project tot eind mei.

Het onderzoek bestond uit drie delen en heeft als doel een nieuwe kroonent samen te stellen en te planten. De Treurbeuk aan de grote vijver lijdt jammer genoeg aan tonderzwam. Het eerste deel van het onderzoek bestond uit het vergelijken van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ en Fagus sylvatica ‘Pendula’. Daarna onderzochten we de kroonenttechniek. Tot slot bestudeerden we de spreiding van Beuken met kroonent in Vlaanderen en Nederland.

Kroon van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in arboretum De Dreijen in Wageningen.
Foto: Pierre Theunissen

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’?
Eerst duikt de vraag op of het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’. Op deze vraag zijn veel reacties gekomen van experts en er is ook wat in de literatuur over terug te vinden.
De beschrijving van de moederplant ‘Bornyensis’ is goed gedocumenteerd. Het originele exemplaar werd in 1870 ontdekt in een tuin nabij een kerk in Borny, Frankrijk. Het gaat om een dicht bebladerde, smalle boom met zeer hangende takken die vaak de grond raken. Dönig vermeldt dat ‘Bornyensis’ mogelijk een zaailing is van ‘Remillyensis’ en dat beiden van het Tortuosa-type zijn. Yvonne van Andel (Arboretum Oudenbosch) geeft aan dat ‘Bornyensis’ door Simon Louis Frères werd benaamd en geeft de volgende omschrijving: ‘het is een groene Treurbeuk met doorgaande kop, strakker afhangende zijtakken die zich meestal aan één zijde bevinden. Zo’n exemplaar blijft smaller dan de cultivar ‘Pendula’, meerdere kroonenten is wel toegepast, dan gaat de boom er anders uitzien.’
Krüssmann beschrijft ‘Bornyensis’ als een brede boom en zegt hierover het volgende: ‘F. sylvatica ’Bornyensis’ heeft een rechtdoorgaande stam met regelmatig geplaatste zijtakken die in korte bogen overhangen en zo een groene fontein vormen. Van afstand is de boom breed zuilvormig’. Pierre Theunissen geeft aan dat dit zou betekenen dat een ‘Bornyensis’ zeker niet als kroonent gekweekt zou moeten worden. ‘Het karakter wordt door de vele opgaande takken verstoord en de boom wordt uiteindelijk daardoor veel te breed.’
Over ‘Pendula’ haalt treesandshrubsonline twee bronnen aan. Krüssmann geeft aan dat de boom in het begin traag groeit met horizontaal tot omhoog buigende hoofdtakken waarvan de zijtakken verticaal hangen. Jacobson geeft aan dat de boom groeit volgens twee categorieën. Ofwel in paddenstoelvorm (gedrongen en breed) ofwel fonteinvorm (met een smal en hoog silhouet). Krüssmann schrijft over Pendula: ‘De groei is langzaam in de jeugd. De hoofdzijtakken groeien soms horizontaal tot zelfs af en toe in bogen naar boven groeiend. De normale zijtakken of secundaire zijtakken hangen loodrecht naar beneden. Het wordt een boom met een onregelmatige kroon, veel breder dan ‘Bornyensis’. De kroonvorm wordt beschreven als treurend, breed en dicht. De herkomst van ‘Pendula’ is onbekend. De eerste vermelding van een Treurbeuk stamt uit 1794 in Schlosspark Dyck in Duitsland. De eerste keer dat een Treurbeuk in een boek wordt vermeld was in ‘Le Botaniste Cultivateur’uit 1811 van G. Dumont de Courset. De eerste vermelding in een kwekerscatalogus die is gevonden dateert van 1823 van boomkwekerij C. Loddiges & Sons uit Engeland.
Geconcludeerd kan worden dat het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ met meerdere kroonenten.

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in Kalmthout.
Foto: Arboretum Kalmthout

Hoe maak je een kroonent?
De namen kroonent en greffe en couronne geven een beeldende beschrijving van de enttechniek. Meerdere enten worden hierbij op dezelfde hoogte op een onderstam geplaatst. De Engelse naam ‘bark grafting’ lijkt erop te wijzen dat de enten onder de bast worden geschoven.
Carlos Verhelst stelt twee duidelijke technieken voor om een kroonent te verkrijgen. De meest gebruikte techniek stelt dat je het enthout snijdt in de winter op een scheiding tussen twee groeischeuten. Hier staan veel ogen dicht op elkaar, wat zorgt voor een sterk vertakte uitloop. Daarna dompel je de enten onder in paraffine tot maart of april. In de lente bij open en zonnig weer kan je twee tot drie enten op kroonhoogte plaatsen. Dit dek je af met schildersplakband en koude entwas. De onderstammen staan hierbij in het open veld.
Een tweede optie is enten met ‘hot pipe callussing’. Hierbij plaats je een tweetal enten op de onderstam waarbij de wortels worden ingepakt tegen uitdrogen. De entzone wordt verwarmd waarbij na drie weken de plant kan worden weggenomen van de installatie. Hierna kan de plant worden opgepot tot het uitplanten in het voorjaar.

Waar staat een beuk met kroonent?
Om de verspreiding in kaart te brengen is een oproep rondgestuurd naar de groendiensten in Vlaanderen, boomverzorgers, landschapsorganisaties, dendrologische verenigingen, plantentuinen, erfgoedorganisaties en onderwijsinstellingen en via de nieuwsbrief van Arboretum Kalmthout en facebookgroepen. Reacties met mogelijke exemplaren van Treurbeuk met kroonent zijn daarna geïnventariseerd. Hier zijn de volgende gegevens in opgenomen: locatie, foto, ouderdom, omtrek op 150cm en vitaliteit. Op deze oproep kwamen tot grote vreugde veel reacties.
Een groot deel van het onderzoek situeert zich in Vlaanderen en Brussel. Een uitspraak doen over de verspreiding van de kroonent is moeilijk, aangezien sommige regio’s meer inventariseren dan andere. In totaal zijn er ongeveer zeventig mogelijke Treurbeuken met kroonent verzameld. Een twintigtal hiervan bevinden zich in Brussel. De meeste Treurbeuken komen voor in steden zoals Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel en in privétuinen van villa’s en burgerijhuizen. Er staan enkele mooie exemplaren op begraafplaatsen, de meest gekende in Korsele, en ook op ziekenhuisdomeinen zijn er terug te vinden. Enkele prachtexemplaren bevinden zich in de buurt van oude kwekerijen en arboreta zoals het Arboretum van Oudenbosch en de kwekerij die vroeger was gelinkt aan Arboretum Kalmthout.
Nu begint de spannende opdracht om een kroonent samen te stellen in Arboretum Kalmthout.

Gedichtje over de Treurbeuk
De watervalbeuk is smoorverliefd
op de vijver:
Als zijn twijgen eindelijk het water willen strelen
Besterft hij het van verlangen.
En levenslang moet hij toezien
Hoe zijn bloedeigen schaduw zich
in de armen vlijt
Van zijn geliefde. Een mens zou om minder treuren.

Bie Wouters

Marlien van der Linden, een allround vakvrouw in het groen

Ik ben Marlien van der Linden, 58 jaar en wonend in Boskoop en getrouwd met Nico Huisman. Mijn liefde voor het groen heb ik van mijn oma van moeders kant. Mijn moeder hield ook erg van groen en volgde een tuincursus voor particulieren op de tuinbouwschool in Boskoop, terwijl ik daar een opleiding volgde. Zo leerden we samen op. Mijn ouders werden dus door mij geïnspireerd tijdens mijn opleiding. Mijn vader is zelfs lid van de NDV geworden, terwijl hij een echte ‘houtman’ is, dus meer van de binnenkant van de boom weet.

Marlien achter de bloemen die ze gekregen heeft ter gelegenheid van haar afscheid bij Rijnbeek Vaste Planten.
Foto: Ineke van Teylingen

Een gedegen opleiding in depraktijk
Na de Middelbare Tuinbouwschool in Boskoop waar ik tuinaanleg en -onderhoud (A&O in vaktaal) had afgerond, kon ik geen werk vinden. Toen heb ik een jaar lang extra boomteelt gevolgd. Tegelijkertijd werkte ik bij Clemens en Rieneke van der Werf, vakkundige boomkwekers, ook in Boskoop en heb veel van ze geleerd. Het mes dat ik altijd in mijn zak draag, kreeg ik van hen. Het is een echt zetmes. Ze zeiden er wel bij; ‘Als je uit het vak gaat, moet je ‘m terug geven’. Dat zit er niet in, dus heb ik hem nog steeds. Daarna werkte ik bij kwekerij De Hoveling van Julie Ruys in Berkenwoude, een nichtje van Mien Ruys. In vakanties en op zaterdagen werkte ik al bij volgens zeggen ‘Het oudste tuincentrum van Nederland’, Tuincentrum Florida van Kees Bulk in Boskoop. Op het Proefstation voor de Boomkwekerij heb ik 10 jaar gewerkt als chef containerteelt en in nog wat andere functies. Vervolgens heb ik bij Koetsier Vaste Planten alle voorkomende werkzaamheden gedaan. Die baan was goed te combineren met mijn toen kleine kinderen. Via Koetsier, in die tijd leverancier van planten in grote pot, ben ik bij Esveld gaan werken op hun tuincentrum.

Overzicht van de siertuin van Marlien.
Foto: Marlien van der Linden

Kennis delen
Sinds drie jaar ben ik nu ‘plantenjuf’ aan de Ontwerp Academie, een particuliere opleiding voor tuinontwerpen en plantenkennis. Ik geef les aan carrièreswitchers en bijscholers, volwassen onderwijs dus. De lesstof heb ik, onder begeleiding van eigenaar Dolf Houtman, zo samengesteld dat naast het leren van planten ook meer praktische zaken voor het voetlicht worden gebracht. Als juf vind ik kennis delen natuurlijk heel erg belangrijk. Als mensen plezier hebben in hun tuin, gaan dingen vaak wél goed. Het is erg belangrijk om vakbekwame mensen op te leiden. Ik heb ook een tijdje gewerkt bij kwekerij Rijnbeek Vaste Planten. Binnenkort ga ik terug naar PlantenTuin Esveld en blijf nog jaarrond twee klassen lesgeven.

Vaste plantenborder.
Foto: Marlien van der Linden

Planten verzamelen
In onze, voor Nederlandse begrippen, royale siertuin (2000 m2) staan vier collecties: Amsonia, Brunnera, Calycanthus en Indigofera. Wij zijn aangesloten bij de NPC (Nederlandse Planten Collecties). We hadden nog een vijfde collectie, Persicaria amplexicaulis. Maar er blijven steeds nieuwe cultivars op de markt komen. We zijn erg tevreden met de grootte van onze tuin maar Persicaria ging wel een heel groot stuk in beslag nemen. Daarom is deze collectie van 60 taxa verhuisd naar Trompenburg Tuinen & Arboretum. Daar kon groene curator Jaap Smit wel een collectie gebruiken. Op de vochtige veengrond zal de collectie bij de ingang van de tuin mooi floreren. En hoe we aan de andere collecties zijn gekomen? Zoiets ontstaat gewoon. Je hebt een paar Brunnera cultivars in de tuin staan, komt allerlei andere tegen en voordat je het weet heb je een verzameling van bijna 40 verschillende. Daaronder bevindt zich ook Brunnera orientalis, een onbekende soort uit het gebied rondom Libanon. Die hebben we ooit gekregen van een Engelse verzamelaarster. Dat is een andere, erg leuke bijkomstigheid in het groene vak, het ontmoeten van andere plantenliefhebbers. Het klikt eigenlijk altijd. Zo zijn we toevallig de YouTube filmer Jim Putnam tegengekomen in de bekende Amerikaanse tuin, het JC Raulston Arboretum in Raleigh (North Carolina). Als voorbereiding op onze reis hadden we een filmpje van hem bekeken, opgenomen in dit arboretum. En dan loopt hij daar zomaar…. natuurlijk hebben we een praatje gemaakt. Dat zijn prachtige momenten.
Alles in mijn leven ademt groen. Ik bof met mijn man Nico die vol passie boomkweker is. Wij praten altijd over planten en in de weekenden bezoeken we kwekerijen of tuinen. In de vakantie idem met als aanvulling wandelen in de natuur om planten in het wild te bekijken. De kinderen krijgen wel eens genoeg van altijd dat gepraat over groen.

Border in de zijtuin.
Foto: Marlien van der Linden

Naamsveranderingen
Waar ik weleens moeite mee heb in ons vak? Met de huidige ontwikkeling van de naamgeving. Dat baart mij wel zorgen. Ooit hebben mensen met elkaar afgesproken dat we voor dezelfde plant dezelfde naam gebruiken, wereldwijd. Dat is een prachtig systeem. Alleen in de medische wereld is dit ook zo, maar verder niet, denk maar aan afwijkende (inhouds)maten. Het is dus iets waar we zuinig op moeten zijn want zo kunnen we met iedereen communiceren en hebben we het over exact dezelfde plant. Nu is er een tendens gaande dat bijvoorbeeld de website Plants of the World Online eerder veranderingen doorvoert dan de Naamlijst Houtige Gewassen en Vaste Planten. Gevolg is dat op tuincentra in Engeland, dit land neemt deze wijzigingen al over, Schizophragma nu Hydrangea heet, Hebe veranderd is in Veronica enz. Wat moet een Nederlandse kweker die in Engeland levert op zijn etiket zetten? Het wordt helemaal lastig als diezelfde kweker ook naar Duitsland verkoopt dat meestal nog achter Nederland aanloopt. Daar heet Asplenium scolopendrium nog steeds Phyllitis. En dan heb ik het nog niet eens over of het wel of niet nodig is om namen te wijzigen. Wij mensen willen planten classificeren om overzicht te hebben maar de natuur laat zich niet door de mens regeren. Daarom: blijf eensgezind in de naamgeving, het zijn alleen maar afspraken die we onderling maken.

Maar verder voel ik me als een vis in het water. Ik vind alles mooi, alhoewel vaste planten echt mijn ding is. Mijn leven in het groen geeft me veel voldoening. Je kunt de wereld mooier maken en dat kun je niet van ieder beroep zeggen!