Arboretumdorp Blijham

Het dorp Blijham ligt in het mooie Westerwolde, een verrassend groen en oud landschap in het oosten van de provincie Groningen. Het dorp ligt op een zandrug die in het noorden wordt begrensd door de uitgestrekte kleigronden van het Oldambt. Hier staan de grote Oldambtster boerderijen waar op de erven veel monumentale bomen en boomgaarden te vinden zijn.

De aanwezigheid van deze bomen in en rond het dorp en de schone lucht was voor de Dorpsraad Blijham aanleiding om meer bijzondere bomen in het dorp aan te planten en daarmee Blijham te laten uitgroeien tot een openbaar arboretumdorp. Het plan was om op verschillende open plekken in het dorp groepen bomen en heesters thematisch bij elkaar te zetten. Door een wandelroute konden deze groenstroken met elkaar verbonden worden.

Entree Palaios arboretum
Foto: Wiecher Huisman

Om te beginnen is tussen het park Blanckenborg en de overgang van zand naar de zware kleigrond van het Oldambt een boomgaardarboretum ontworpen en geplant. Deze boomgaard ligt op de plek waar ook vroeger een boomgaard aanwezig was. De verwachting is dat op deze vruchtbare grond de fruit- en notenbomen veel vruchten zullen dragen.

Midden in het dorp ligt een terrein waarop een schoolgebouw heeft gestaan. Het terrein (ca 1 ha) bevatte een gazon met aan de rand een aantal solitaire bomen. Dit terrein werd voornamelijk gebruikt als openbare hondenuitlaatplek. Het idee om daar een bijzonder arboretum te maken, kwam van Jan Loots. Tijdens een zomerreis van de NDV kwam Jan in gesprek met mede NDV-lid Johan van der Burgh, paleobotanicus en langzamerhand ontstond het idee om op dit terrein een zogenaamd palaios arboretum te realiseren (palaios is Grieks en betekent oud, dus hiermee wordt een verzameling bomen uit een vroeger tijdperk aangeduid)

Mijn bedrijf (Wiecher Huisman, Tuinontwerp en Advies) is gevraagd om invulplannen te maken op basis van de geformuleerde uitgangspunten en daarbij de beplanting uit te zoeken en te leveren. In 2021 zijn hier de eerste bomen aangeplant. Dit zijn bomen die in het geologische tijdperk het Neogeen, de periode van 23 tot 2 miljoen jaar geleden, in dit deel van Europa voorkwamen. Vooral naaldbomen zoals Cryptomeria, Cunninghamia, Pinus en Taxodium groeiden hier destijds. Maar ook bijvoorbeeld Magnolia, Carpinus, Liquidambar, Styrax, Liriodendron en met Acer rubrum verwante soorten groeiden massaal in de uitgestrekte Europese wouden. Incidenteel kwam de Ginkgo voor.

Plattegrond van Arboretumdorp Blijham

Het klimaat was destijds nat en redelijk koel. Uit onderzoek is gebleken dat enkele tot vele miljoenen jaren geleden het klimaat ook al aan verandering onderhevig was. Na het Neogeen werd het periodiek echt kouder. Tijdens de daaropvolgende ijstijden konden veel boomsoorten zich niet handhaven en verdwenen uit de Europese landschappen.

Doordat de Dorpsraad Blijham de plaatselijke bevolking de gelegenheid bood om de nieuwe aangeplante bomen te adopteren, voelen veel donerende inwoners zich sterk betrokken bij het arboretum en ontstond er sociale controle. Het terrein is nu nagenoeg vrij van hondenpoep.

Na de realisatie van deze twee arboretumdelen en de toenemende betrokkenheid van de bewoners van Blijham zijn er meerdere open plekken in het dorp toegevoegd aan het project. Langs het berkenpad zijn veel verschillende meerstammige Berken aangeplant, en de Lindenlaan is verrijkt met verschillende Aziatische Linden. In een deel van het Blijhamsterbos, waar door Essensterfte kaalkap plaatsvond, staat nu een collectie Meidoorn. Op een veldje tegenover geplande nieuwbouw zijn prachtige in de herfst verkleurende bomen geplant. Voor de kerk is een zieke, oude Taxus vervangen door een solitaire Ginkgo. Bij de oprit naar de begraafplaats staan verschillende treurende bomen, verderop staat een sortiment opmerkelijke bastplanten en in het park is een begin gemaakt met de aanplant van karakteristieke coniferen.

Sciadopitys verticillata (Kransspar) in het Palaios arboretum
Foto: Wiecher Huisman

Dit hele project komt uiteraard niet zomaar tot stand. Het structuur- en landschapsplan werd gerealiseerd door Bureau Hosper, landschapsarchitectuur en het ontwerp en de beplanting werd door Wiecher Huisman, Tuinontwerp en Advies verzorgd. Het inplanten werd door een groep vrijwilligers uitgevoerd, samen met het plaatselijke grondverzetbedrijf Van der Wal en het hoveniersbedrijf Kok-Dekker. Zonder het enthousiaste bestuur van de Dorpsraad, de medewerking en financiële ondersteuning van de gemeente Westerwolde, de vele subsidieverstrekkers zoals Leader Oost-Groningen, Impulsloket Nationaal Programma Groningen, Cultuurfonds, provincie Groningen, Google, NAM, Rabobank, Wildervankfond, Trees for All en de enthousiaste vrijwilligers zou dit project niet tot stand zijn gekomen.

Op 6 september 2024 werd het Arboretumdorp Blijham officieel geopend door Jaap Velema, burgemeester van de gemeente Westerwolde, in aanwezigheid van vele genodigden, waaronder ook (bestuurs-)leden van de NDV. De heer Van der Burgh heeft daarna in het Palaios arboretum een herinneringsplaqette onthuld. Na afloop van het officiële deel werd de aangelegde looproute gewandeld en werd duidelijk hoe mooi het geheel is aangeplant met de vele verschillende themabomen. Uiteraard gaat de uitbreiding van het arboretumdorp Blijham verder. Er zijn plannen voor nieuwe projecten, zoals de realisatie van een moerasbos. Blijham wordt zo een arboretumdorp waar elk seizoen enorm veel te zien zal zijn. Verder wordt op deze manier de leefbaarheid versterkt, de biodiversiteit bevorderd en krijgen kinderen va de basisscholen les over de arboreta. Ook hoopt Blijham hiermee toeristen te lokken.

De evolutie van bomen

Op de houtdag in februari 2024 gaf Erwin Kaspars, van de geologische vereniging Amathysta uit Zaandam een lezing over de evolutie van bomen. Kaspars nam de zaal mee langs de verschillende tijdsperiodes in de ontwikkeling van onze aarde en langs alle factoren die de evolutie van het leven op aarde, de flora en onze bomen beïnvloedden.

Overzicht van de tijdperken

Het allereerste plantaardige leven op aarde ontstond zo’n 500-400 miljoen jaar (verder aangeduid als Ma=Mega annuum) geleden, de prehistorie. De reconstructie van de vegetatie bomen en bossen in verschillende perioden is mogelijk dankzij het vinden van fossiele bladeren, stammen, zaden, wortels, pollen en sporen. Deze vondsten, in combinatie met moderne technologieën zoals microscopie en geochemische analyses, hebben wetenschappers geholpen om een gedetailleerd beeld te schetsen van de bomen die in opeenvolgende perioden groeiden en hun ecologische rol.

Reconstructie van Cooksonia Foto: MUSE, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Vanaf 464 Ma geleden (in het Ordovicium), begonnen zich de eerste plantaardige organismen te ontwikkelen. Het waren kleine, niet vasculaire planten, lijkend op de huidige mossen en levermossen. Ze hadden nog geen wortels, stengels of bladeren en waren afhankelijk van een vochtige omgeving.
Het land was nog grotendeels kaal met alleen dus mosachtige soorten. De aarde was toen al ruim 4,54 miljard jaar oud. Daarmee vergeleken is 464 Ma geleden dus vrij recentelijk.
In de periode van het Siluur (444-419 Ma) begon het land gekoloniseerd te worden door de eerste vasculaire planten. De Cooksonia was zo’n vroege landplant, slechts enkele centimers hoog en eenvoudig van bouw. Het klimaat was gematigd en stabiel. In de periode van het Devoon (419-359 Ma) werd het land groener door de verspreiding van paardenstaarten, varens en andere (sporen)planten.

Reconstructie van Archaeopteris macilenta gebaseerd op fossielen van de Catskills Mountains in New York. Foto: Retallack, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

De eerste echte boom in de evolutie was waarschijnlijk de Archaeopteris, een nu uitgestorven geslacht, in het Laat-Devoon (385-360 Ma). De Archaeopteris wordt beschouwd als de voorloper van onze moderne bomen en had kenmerken van zowel varens als zaadplanten. Deze houtachtige soort had secundaire groei (jaarringen), maar plantte zich nog voort via sporen. Het blad leek op dat van varens en had een groot oppervlak voor fotosynthese. De boom kon wel 10 tot 20 meter hoog worden, wat in die periode indrukwekkend groot was. Archaeopteris speelde een cruciale rol in de vorming van vroege bossen en had een belangrijke invloed op het klimaat en de koolstofcyclus. Deze bomen en vooral ook de wortelstelsels daarvan zijn in diverse opgravingen teruggevonden.

Lycopodium clavatum, een nu nog levende soort van de Lycopsida Foto: François-Xavier Taxil, CC BY 4.0, via Wikimedia Commons

In het Carboon (359-299 Ma) ontstonden grote moerasbossen met enorme boomachtige planten. Door de bewaard gebleven fossielen in steenkoolformaties hebben we een beeld van hoe het er toen uit zag. Het land was nat en bedekt met grote varens en boomachtige planten die in een warm en vochtig klimaat groeiden. Rond 335 Ma schoven de continenten naar elkaar toe tot het continent Pangea, hetgeen het klimaat, de oceaanstromen en de verspreiding van planten en dieren beïnvloedde. Intussen manifesteerden zich ook grote insecten zoals libellen, grote amfibieën en vroege reptielen. En ook de eerste zaadplanten zijn in deze periode ontstaan. Lycofyten (Lycopodiopsida) en varens waren de dominante planten op aarde, met boomachtige vertegenwoordigers die tientallen meters hoog konden worden. Hedendaagse soorten zijn over het algemeen veel kleiner. De enorme steenkoolafzettingen uit deze periode ontstonden omdat het klimaat droger en extremer begon te worden. In steenkolengebieden over de gehele wereld zijn enorme boomstammen gevonden die bewaard zijn gebleven omdat ze onder anaerobe omstandigheden in het water lagen.

Reconstructie van boom­achtigen uit het Carboon Foto: Potonie (1899). Lehrbuch der Pflanzenpalaeontologie. Ferd. Dümmlers Verlagsbuchhandlung, Berlijn

In het Perm (299-252 Ma) werd het supercontinent Pangea definitief gevormd. Het landschap varieerde van droge woestijnen tot kustmoerassen. Het klimaat werd droger en extremer dan in eerdere periodes en seizoensverschillen werden sterker. Aan het eind van het Perm stierf zo’n 90% van de groepen organismen op land en in zee uit. Ook veel plantensoorten verdwenen.

In het begin van het Trias (252-201 Ma) herstelde het leven zich weer langzaam. Pangea begon uit elkaar te drijven en het klimaat was droog en warm met seizoensgebonden regenval. Op de polen waren geen ijskappen en het klimaat was daar gematigd. De eerste dinosaurussen verschenen en de vroege zoogdierachtige reptielen. De flora van het Trias bestond voornamelijk uit coniferen, Cycaden, zaadvarens, Ginkgo-achtigen en andere vroege Gymnospermen. Deze groepen zouden in het Jura en Krijt verder evolueren en de aarde domineren, samen met de dinosauriërs.

De Jura (201-145 Ma) werd gekenmerkt door grote bossen. Pangea viel uiteen in Gondwana en Laurazië die steeds verder uit elkaar dreven. Daardoor werden populaties geïsoleerd waardoor soorten verschillend evolueerden in verschillende gebieden. Het klimaat was warm en vochtig zonder ijskappen op de polen. In dit tijdperk floreerden de dinosauriers en verschenen de eerste vogels. Er groeiden palmvarens, boomvarens, coniferen, Ginkgo’s en tegen het einde van het Jura kwamen de eerste loofbomen tot ontwikkeling.

In het Krijt (145-66Ma) verschenen de eerste bloeiende planten en begonnen zich te verspreiden. Het klimaat was warm, de zeespiegels hoog en er waren geen grote ijskappen op de polen. De continenten verschoven meer en meer richting de huidige situatie. Aan het einde van het Krijt vond, door een combinatie van factoren de laatste massaextinctie tot nu toe plaats. Een meteorietinslag in Mexico veroorzaakte aardbevingen, tsunami’s en de wereldwijde verstoring van het klimaat door stof-en brokstukken die in de atmosfeer werden geslingerd. Hierdoor werd de zon lang verduisterd wat leidde tot een drastische daling van de temperatuur. Ook was er intens vulkanisme in het gebied dat nu India is, waardoor grote hoeveelheden broeikasgassen uitgestoot werden, wat bijdroeg aan klimaatveranderingen en de verzuring van de oceanen. Dit alles leidde tot een massaal uitsterven van organismen. Het markeerde het einde van het tijdperk van de dinosauriërs en het begin van een nieuwe fase in de evolutie van zoogdieren en vogels.

De fylogenetische stamboom met betrekking tot de belangrijkste gymnosperm- en angiospermclades (clade is een groep organismen die afstammen van een bepaalde gemeenschappelijke voorouder, inclusief die voorouder zelf). Merk op dat de precieze evolutionaire verbanden tussen de verschillende gymnospermgroepen onbekend zijn en dat ook de voorouders van angiospermen onbekend zijn. Typische zaadtypen visualiseren stappen in de evolutie van het zaad. Sommige gymnospermgroepen zijn uitgestorven, zoals Lyginopteridopsida en Cordaitales, andere bestaan ​​nog, zoals Pinopsida en Ginkgopsida. Van de angiospermen zijn de belangrijkste groepen afgebeeld. De tijd is in miljoen jaar geleden. Afbeelding: ©2007 Gerhard Leubner. The Seed Biology Place. http://www.seedbiology.de

Vanaf 66 Ma in het Paleoceen veranderden de landschappen snel. Grote bossen bedekten veel van het land en zoogdieren werden een dominante diergroep. Vanaf 23 Ma begon het landschap te lijken op dat van vandaag, met de ontwikkeling van savannes en graslanden. De temperatuur koelde verder af, wat leidde tot de groei van ijskappen in de poolgebieden en de eerste mensachtigen verschenen in Afrika. Vanaf 2,6 Ma breekt het Kwartair aan. Hierin wisselden cycli van ijstijden en warmere perioden elkaar af. De moderne mens ontstond en megafauna zoals mammoeten en sabeltandtijgers stierven uit aan het einde van de laatste ijstijd.

Het Holoceen begon ongeveer 11.700 jaar geleden, na het einde van de laatste ijstijd (het Pleistoceen). Het wordt gekenmerkt door relatief stabiele klimaatomstandigheden en een snelle ontwikkeling van menselijke beschavingen. Dit had grote gevolgen voor de verspreiding en ontwikkeling van planten en bomen. In de laatste 10.000 jaar beginnen bossen, graslanden en menselijke nederzettingen het landschap te domineren. Dit tijdperk markeert het begin van de beschavingen en de landbouw. Het klimaat is relatief stabiel, hoewel dat nu door menselijke activiteiten sterk aan het veranderen is. De biodiversiteit van de aarde wordt nu sterk beïnvloed door klimaatveranderingen, bosbranden, overstromingen en allerlei menselijke activiteit zoals houtkap voor landbouw en mijnbouw. Hoe bomen zich in dit perspectief blijven door ontwikkelen is de grote vraag die in de toekomst ligt opgesloten.

Noot van de redactie: later dit jaar zal in de Botanische Tuinen Utrecht een speciale Evolutietuin geopend worden. Reden te meer om nog eens terug te komen op dit complexe onderwerp.

Een bijzondere gelegenheid, een bijzondere planter, een bijzondere boom, een bijzondere plek

Op 10 juni 1924 werd in hotel de Wereld in Wageningen de Dendrologische Vereniging (NDV) opgericht door enkele tuinarchitecten en boomkwekers. Zij deden dit omdat het bedroevend was gesteld met de naamgeving van houtige gewassen op de kwekerijen. Op 11 juni 2024, 100 jaar later stond de NDV uitgebreid stil bij deze oprichtingsdatum.

Naast de studie en scholing van de taxonomie en nomenclatuur richt de vereniging zich tegenwoordig op groeicondities van de houtige gewassen van de gematigde zone en de bijdrage die deze kunnen leveren aan een duurzame en aantrekkelijke leefomgeving en kennisverspreiding. Er is op dit terrein nog veel winst te behalen. Regelmatig komen er vragen over de toepassing van cultuurgewassen in de stedelijke omgeving in relatie tot biodiversiteit in een veranderend klimaat.

Blad van Tilia henryana.
Foto: Mirjam Lemmens

Een bijzondere planter
Floor Vermeulen is geboren en opgegroeid in een boomkwekerijfamilie te Boskoop. Hij koos voor een studie politicologie in Leiden, maar hij is dus wel degelijk iemand met groene roots. Sinds 18 juni 2021 is hij burgemeester van Wageningen en in zijn functie als beschermheer van de Nederlandse Dendrologische Vereniging (NDV) onthulde hij op 22 juli 2024 een bijzondere Linde in het Belmonte Arboretum, de Gewimperde linde.

Een bijzondere boom
De Gewimperde linde (Tilia henryana) ontvouwt in het voorjaar haar prachtige karmozijnrode bladeren, die dicht bezet zijn met sterkleurige sterharen. De bladeren hebben bovendien een opvallende bladrand met lange bleke tanden, die worden geaccentueerd door lichte sterharen. Deze tanden lijken op wimpers bedekt met een witte mascara. Geleidelijk verkleurt het blad naar glanzend groen. De boom bloeit als laatste van alle Linden met hangende bloeiwijzen van bleekwitte bloemen in augustus/september. De geurende bloemen zijn een prima bron van nectar voor bijen.

Bloem van Tilia henryana.
Foto: Diergaarde Blijdorp/Rob Doolaard IZP

Het geslacht Linde (Tilia) bestaat uit ongeveer 35 soorten die van nature groeien in de gematigde zone van het noordelijk halfrond (Europa, Azië en Noord-Amerika). De Gewimperde linde is vernoemd naar de plantendeskundige en sinoloog Augustine Henry die de boom in 1888 in centraal-China ontdekte. Henry trad in 1881 als jonge arts in dienst bij de Chinese Imperial Maritime Customs Service en werd uiteindelijk één van ’s werelds meest gerenommeerde plantenverzamelaars. Na zijn opleidingsperiode in Shanghai was zijn eerste functie in Yichang in Hubei, een belangrijke douanepost bijna 2000 kilometer landinwaarts van Shanghai aan de Yangtze-rivier. Tijdens zijn verblijf in China kon Henry veel botaniseren. Zijn observaties en vele herbariumcollecties bleken van onschatbare waarde voor het uitbreiden van ons begrip van de Chinese flora. Het is trouwens dezelfde Henry die Ernest Wilson op het juiste spoor zette om een bijzondere boom die Père David had ontdekt (De Vaantjesboom, Davidia involucrata) terug te vinden. Ook ontdekte Henry als eerste levende exemplaren van de ‘fossiele’ Ginkgo biloba en Metasequoia glyptostroboides (Watercipres).

Augustine Henry & Henry John Elwes 
Foto: The Trees of Great Britain & Ireland, Vol. 7 (1913)

De Poolse botanicus Ignaz von Szyszytowicz heeft in 1890 Tilia henryana voor het eerst beschreven op basis van een herbariumexemplaar dat een paar jaar eerder door Henry in Hubei was verzameld, en hij vernoemde de soort naar Henry. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Ernest Wilson in 1901 zaden van Tilia henryana naar de Veitch-kwekerij in Groot-Brittannië gestuurd, waarmee de soort in het westen werd geïntroduceerd.

Er worden twee variëteiten erkend, var. henryana en var. subglabra:
–    var. henryana heeft twijgen met vele sterharen; de bladschijf is aan de onderkant dicht bezet met gele sterharen.
–    var. subglabra heeft kale of weinig behaarde twijgen; de bladschijf is aan de onderkant behaard in de nerfoksels maar verder kaal.

Een bijzondere plek
Vanaf haar oprichting is de NDV nauw verbonden aan de Wageningse botanische tuinen (destijds De Dreijen; tegenwoordig het Belmonte Arboretum). Prof. Dr. H.J. Valckenier Suringar, de eerste directeur van de Dreijen (1900), was één van de oprichters van de NDV. Een ander bestuurslid van de NDV, dhr. S.G.A. Doorenbos, dendroloog en directeur van de plantsoenendienst van Den Haag, heeft een flinke bijdrage geleverd aan zowel De Dreijen als het Belmonte Arboretum door veel plantenmateriaal uit het Zuiderpark en van zijn gemeentekwekerij te doneren. Jaarlijks komen NDV-leden en cursisten hun plantenkennis opfrissen in Belmonte.

Naast de praktische kennisuitwisseling wordt er tevens samengewerkt. En als de collectiebeheerder van het Belmonte Arboretum samen met Jos Koppen, de huidige voorzitter van de NDV en Harry de Coo, secretaris van de NDV, een cadeau voor de tuin in de vorm van een boom mag uitzoeken, dan wil je dat het iets bijzonders is. De keuze was snel gemaakt, maar een exemplaar op de kop tikken lukte alles behalve snel…. Op het nippertje – begin april, op het scheiden van het plantseizoen – kwam toch nog het telefoontje van Jos dat het was gelukt om een exemplaar te bemachtigen. De boom is op 22 juli onthuld en staat vlakbij de andere Linde in het Arboretum.

Waar kunnen we de Gewimperde linde vinden?
Loop vanaf de hoofdentree door tot het eerste kruispunt, ga linksaf het zandpad op.

Vlak voor het volgende kruispunt rechts van het pad in de bodembedekkende Klimop vindt u de Gewimperde linde. De boom is ook digitaal te vinden via: https://belmonte.arboretumexplorer.org/ . Typ in het zoekveld bij Genus ‘Tilia’ in, klik vervolgens op ‘zoeken’ en dan op ‘Tilia henryana var. henryana’. U ziet dan een plattegrond van Belmonte met daarop een roze cirkel: de locatie van de boom.

Over de auteur
Mirjam Lemmers was tot 31 december 2024 collectiebeheerder van het Belmonde Arboretum.