Een bijzondere gelegenheid, een bijzondere planter, een bijzondere boom, een bijzondere plek

Op 10 juni 1924 werd in hotel de Wereld in Wageningen de Dendrologische Vereniging (NDV) opgericht door enkele tuinarchitecten en boomkwekers. Zij deden dit omdat het bedroevend was gesteld met de naamgeving van houtige gewassen op de kwekerijen. Op 11 juni 2024, 100 jaar later stond de NDV uitgebreid stil bij deze oprichtingsdatum.

Naast de studie en scholing van de taxonomie en nomenclatuur richt de vereniging zich tegenwoordig op groeicondities van de houtige gewassen van de gematigde zone en de bijdrage die deze kunnen leveren aan een duurzame en aantrekkelijke leefomgeving en kennisverspreiding. Er is op dit terrein nog veel winst te behalen. Regelmatig komen er vragen over de toepassing van cultuurgewassen in de stedelijke omgeving in relatie tot biodiversiteit in een veranderend klimaat.

Blad van Tilia henryana.
Foto: Mirjam Lemmens

Een bijzondere planter
Floor Vermeulen is geboren en opgegroeid in een boomkwekerijfamilie te Boskoop. Hij koos voor een studie politicologie in Leiden, maar hij is dus wel degelijk iemand met groene roots. Sinds 18 juni 2021 is hij burgemeester van Wageningen en in zijn functie als beschermheer van de Nederlandse Dendrologische Vereniging (NDV) onthulde hij op 22 juli 2024 een bijzondere Linde in het Belmonte Arboretum, de Gewimperde linde.

Een bijzondere boom
De Gewimperde linde (Tilia henryana) ontvouwt in het voorjaar haar prachtige karmozijnrode bladeren, die dicht bezet zijn met sterkleurige sterharen. De bladeren hebben bovendien een opvallende bladrand met lange bleke tanden, die worden geaccentueerd door lichte sterharen. Deze tanden lijken op wimpers bedekt met een witte mascara. Geleidelijk verkleurt het blad naar glanzend groen. De boom bloeit als laatste van alle Linden met hangende bloeiwijzen van bleekwitte bloemen in augustus/september. De geurende bloemen zijn een prima bron van nectar voor bijen.

Bloem van Tilia henryana.
Foto: Diergaarde Blijdorp/Rob Doolaard IZP

Het geslacht Linde (Tilia) bestaat uit ongeveer 35 soorten die van nature groeien in de gematigde zone van het noordelijk halfrond (Europa, Azië en Noord-Amerika). De Gewimperde linde is vernoemd naar de plantendeskundige en sinoloog Augustine Henry die de boom in 1888 in centraal-China ontdekte. Henry trad in 1881 als jonge arts in dienst bij de Chinese Imperial Maritime Customs Service en werd uiteindelijk één van ’s werelds meest gerenommeerde plantenverzamelaars. Na zijn opleidingsperiode in Shanghai was zijn eerste functie in Yichang in Hubei, een belangrijke douanepost bijna 2000 kilometer landinwaarts van Shanghai aan de Yangtze-rivier. Tijdens zijn verblijf in China kon Henry veel botaniseren. Zijn observaties en vele herbariumcollecties bleken van onschatbare waarde voor het uitbreiden van ons begrip van de Chinese flora. Het is trouwens dezelfde Henry die Ernest Wilson op het juiste spoor zette om een bijzondere boom die Père David had ontdekt (De Vaantjesboom, Davidia involucrata) terug te vinden. Ook ontdekte Henry als eerste levende exemplaren van de ‘fossiele’ Ginkgo biloba en Metasequoia glyptostroboides (Watercipres).

Augustine Henry & Henry John Elwes 
Foto: The Trees of Great Britain & Ireland, Vol. 7 (1913)

De Poolse botanicus Ignaz von Szyszytowicz heeft in 1890 Tilia henryana voor het eerst beschreven op basis van een herbariumexemplaar dat een paar jaar eerder door Henry in Hubei was verzameld, en hij vernoemde de soort naar Henry. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Ernest Wilson in 1901 zaden van Tilia henryana naar de Veitch-kwekerij in Groot-Brittannië gestuurd, waarmee de soort in het westen werd geïntroduceerd.

Er worden twee variëteiten erkend, var. henryana en var. subglabra:
–    var. henryana heeft twijgen met vele sterharen; de bladschijf is aan de onderkant dicht bezet met gele sterharen.
–    var. subglabra heeft kale of weinig behaarde twijgen; de bladschijf is aan de onderkant behaard in de nerfoksels maar verder kaal.

Een bijzondere plek
Vanaf haar oprichting is de NDV nauw verbonden aan de Wageningse botanische tuinen (destijds De Dreijen; tegenwoordig het Belmonte Arboretum). Prof. Dr. H.J. Valckenier Suringar, de eerste directeur van de Dreijen (1900), was één van de oprichters van de NDV. Een ander bestuurslid van de NDV, dhr. S.G.A. Doorenbos, dendroloog en directeur van de plantsoenendienst van Den Haag, heeft een flinke bijdrage geleverd aan zowel De Dreijen als het Belmonte Arboretum door veel plantenmateriaal uit het Zuiderpark en van zijn gemeentekwekerij te doneren. Jaarlijks komen NDV-leden en cursisten hun plantenkennis opfrissen in Belmonte.

Naast de praktische kennisuitwisseling wordt er tevens samengewerkt. En als de collectiebeheerder van het Belmonte Arboretum samen met Jos Koppen, de huidige voorzitter van de NDV en Harry de Coo, secretaris van de NDV, een cadeau voor de tuin in de vorm van een boom mag uitzoeken, dan wil je dat het iets bijzonders is. De keuze was snel gemaakt, maar een exemplaar op de kop tikken lukte alles behalve snel…. Op het nippertje – begin april, op het scheiden van het plantseizoen – kwam toch nog het telefoontje van Jos dat het was gelukt om een exemplaar te bemachtigen. De boom is op 22 juli onthuld en staat vlakbij de andere Linde in het Arboretum.

Waar kunnen we de Gewimperde linde vinden?
Loop vanaf de hoofdentree door tot het eerste kruispunt, ga linksaf het zandpad op.

Vlak voor het volgende kruispunt rechts van het pad in de bodembedekkende Klimop vindt u de Gewimperde linde. De boom is ook digitaal te vinden via: https://belmonte.arboretumexplorer.org/ . Typ in het zoekveld bij Genus ‘Tilia’ in, klik vervolgens op ‘zoeken’ en dan op ‘Tilia henryana var. henryana’. U ziet dan een plattegrond van Belmonte met daarop een roze cirkel: de locatie van de boom.

Over de auteur
Mirjam Lemmers was tot 31 december 2024 collectiebeheerder van het Belmonde Arboretum.

 

Myrica gale, inheems maar weinig gebruikt in openbaar groen en tuinen

De Wilde gagel (Myrica gale) heeft een enorm groot verspreidingsgebied op het noordelijk halfrond. In het wild is ze in ons land te vinden in natte duinvalleien en aan de rand van broekbossen. Ook al wordt er tegenwoordig gepleit voor meer gebruik van inheemse soorten, de soort moet het in cultuur toch afleggen tegen de Amerikaanse Myrica pensylvanica vanwege de hogere sierwaarde van deze laatste soort.

Myrica gale.
Foto: Ronald Houtman

De Myricaceae is een familie met een drietal geslachten, waarvan Myrica met 55 soorten de belangrijkste is. Een aantal soorten werd eerder in het geslacht Morella geplaatst en ook in de meest recente Naamlijst van Houtige Gewassen is dat nog het geval, maar dit gebeurt in Plants of the World niet meer. De overige geslachten Comptonia en Canacomyrica tellen slechts één soort. Een belangrijk kenmerk van alle soorten van de familie van de Myricaceae zijn de aromatische bladeren, bezet met kleine harspunten op het oppervlak. Ze verspreiden een prettige geur, die echter ook roesopwekkend en giftig is. Veel soorten kenden een medicinaal gebruik, o.a. tegen kiespijn en acne, maar ook om een miskraam op te wekken. Het merendeel van de soorten groeit in tropische en subtropische gebieden van het westen van Zuid-Amerika, het oosten van Afrika en Oost-Azië.

Myrica gale, bloei.
Foto: Ronald Houtman

De soorten zijn bijna altijd tweehuizig met de bloemen in katjes. De mannelijke bloemen hebben meestal vier meeldraden boven twee schutbladen, de vrouwelijke bloemen hebben een eenhokkig vruchtbeginsel en vier schutbladen. De vruchten zijn bessen.

Myrica gale, vruchten.
Foto: Hajotthu, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons

Myrica gale is wijdverbreid in de noordelijke helft van Noord-Amerika, in Europa van Portugal tot in Noordoost-Rusland en in Azië van het uiterste oosten van Siberië tot in Japan. Het grote areaal wijst op een groot aanpassingsvermogen. Dit zal ook een gunstige rol kunnen spelen bij klimaatverandering. In ons land is de soort plaatselijk nog vrij algemeen op de hogere zandgronden. Vooral door ontwatering en verdroging van natuurgebieden is de Wilde gagel sterk afgenomen. Het gebruik in openbaar groen en tuinen is vrij beperkt. Er is enig gebruik als snijheester. De populariteit steekt schril af tegen die van M. pensylvanica, een soort uit het noordoosten van Noord-Amerika. Het aantrekkelijke van deze soort zijn de met was bedekte vruchten wat geleid heeft tot de Nederlandse benaming Wasgagel. De halfwintergroene M. pensylvanica gedijt ook nog op drogere gronden en is geschikt als vakbeplanter met een aparte kleur. De was werd wel benut om kaarsen van te maken.

Myrica
pensylvanica

Foto: Ronald Houtman

In het zuidoosten van de VS ligt het areaal van de soorten M. heterophylla, M. cerifera en M. pusilla. Eerstgenoemde staat in de Naamlijst nog vermeld als Morella caroliniensis. De in de Naamlijst vermelde Morella cerifera var. pumila is een synoniem van M. pusilla. M. cerifera heeft verder een groot areaal in het Caribisch gebied en Midden-Amerika. De wintergroene M. californica is eenhuizg met katjes die zowel mannelijke, vrouwelijke als tweeslachtige bloemen hebben.

Een interessante Aziatische soort is M. rubra die veel gekweekt wordt als fruitgewas, Er zijn meer dan 100 cultivars bekend. Veredeling heeft geresulteerd in tot 4 cm grote vruchten met overigens wel een grote pit. Bij rijping is het een sappige rode vrucht, die vers wordt gegeten, maar ook wordt verwerkt tot alcoholische dranken en siropen. Het worden tot 10 m hoge, tweehuizige bomen. De soort heeft een groot areaal in het zuidoosten van Azië maar is vooral populair in China en Japan.

Comptonia peregrina
Foto: Ronald Houtman

Overige geslachten van de Myricaceae
De thans als enige soort van Comptonia beschouwde C. peregrina, heeft een areaal in het oosten van Noord-Amerika en staat daar bekend als de ‘Resilient sweet fern’. Het varenachtige blad gaf aanleiding tot de Nederlandse naam Varengagel. Het geurige blad wordt vaak gebruikt voor kruidenthee en verder voor traditionele geneesmiddelen. De soort weet te gedijen op arme zure bodems en kan door verstoorde terreinen te koloniseren erosie bestrijden.

Comptonia peregrina, bloei
Foto: Ronald Houtman
Comptonia peregrina, vrucht.
Foto: Ronald Houtman

Canacomyrica monticola is inheems in Nieuw Caledonië. Er zijn negen groeiplaatsen bekend en de overleving van de soort wordt bedreigd door ontbossing en mijnbouw.

De natuur van onze steden: Hoe we de natuur redden, zelf gezonder worden en onze wereld leefbaar houden

Tsja, ik heb het uit en weet even niet hoe te beginnen met mijn recensie. Een boek van 273 pagina’s tekst. Ik had het op de titel gekocht en dacht dat het over de natuur in de stad zou gaan, over allerlei planten en dieren die in het stedelijk biotoop leven. Dat leek me interessant. Maar… het bleek enigszins anders.

Eigenlijk gaat het boek over het gebrek aan natuur in de stad. En dat dat moet veranderen, dat er meer groen in de steden moet komen. Want dan verbetert de gezondheid van de stadsbewoners en leven ze langer en gelukkiger.

Tijdens het lezen ging ik door allerlei ‘emoties’. Het is een heel persoonlijk boek van Nadine Galle, een Nederlands-Canadese ecologisch ingenieur. In de loop der jaren, ik denk beginnend met haar studiejaren, heeft ze op allerlei plaatsen in de wereld mensen, veelal wetenschappers, opgezocht, is er mee opgetrokken en heeft ze uitvoerig geïnterviewd. Het gaat hierbij om mensen die technologie gebruiken om een groenere, gezondere en klimaatbestendige stad te creëren. Ze is geïnteresseerd in hoe technologie de natuur kan ondersteunen. Zo schrijft ze uitgebreid over de verschrikkelijk natuurbranden in Californië die steden bedreigen en dorpen in de as leggen. Ze interviewt gedreven mensen die op allerlei inventieve manieren proberen om die branden te voorkomen en op z’n minst manieren verzinnen om de omvang van zo’n brand te beperken. Overstromingen in grote Amerikaanse steden krijgen ook volop aandacht.

De laatste hoofdstukken van haar boek zijn gewijd aan het belang van groen in de grote stad. Een hartstochtelijk pleidooi voor het vergroenen van met name de ‘achterstandswijken’ in grote (wereld)steden.

Ze heeft een heel eigen schrijfstijl. Vooral als ze wetenschappers ontmoet worden er allerlei persoonlijke gevoelens en emoties beschreven. Soms bekruipt me het gevoel dat ze ‘literair’ wil schrijven. Voor mij hoeft dat niet in een (semi)wetenschappelijk en informatief boek. Maar het kan heel goed zijn dat anderen dat juist een heel aantrekkelijke manier van schrijven vinden. Ik geef een voorbeeld. Ze video-interviewt Dan Buettner, een voorvechter voor meer groen in de grote steden. “… ‘Maar er zijn ook plaatsen als Bangkok, waar de levensverwachting opvallend lager is’. Hij stopt even en tikt met zijn vinger op zijn bureau, wat door de microfoon wordt opgevangen. Het doet me denken aan de specht die ik op zomerochtenden in Amsterdam door mijn raam hoorde.”(pag. 230)

Ik wil eindigen met het citeren van de achterflap. Wellicht geeft dat goed weer wat de schrijfster met haar boek heeft willen zeggen, beter dan ik het zou kunnen. ‘In de nabijheid van natuur zijn mensen gelukkiger, slapen ze beter en leven ze langer. Groen in de stad is bovendien een cruciale buffer tegen overstromingen, extreme hitte en bosbranden. Kortom: de natuur is ons krachtigste wapen voor een betere en gezondere wereld. Helaas raken we in onze steeds dichter verstedelijkte gebieden het contact met de natuur steeds meer kwijt. Niet alleen is er minder groen om ons heen, we brengen ook maar liefst 90 procent van onze tijd binnenshuis door’

Nadine Galle, 2024. De natuur van onze steden. Uitgeverij: Lannoo.
ISBN: 9789020906561. Prijs: € 27,99