Marlien van der Linden, een allround vakvrouw in het groen

Ik ben Marlien van der Linden, 58 jaar en wonend in Boskoop en getrouwd met Nico Huisman. Mijn liefde voor het groen heb ik van mijn oma van moeders kant. Mijn moeder hield ook erg van groen en volgde een tuincursus voor particulieren op de tuinbouwschool in Boskoop, terwijl ik daar een opleiding volgde. Zo leerden we samen op. Mijn ouders werden dus door mij geïnspireerd tijdens mijn opleiding. Mijn vader is zelfs lid van de NDV geworden, terwijl hij een echte ‘houtman’ is, dus meer van de binnenkant van de boom weet.

Marlien achter de bloemen die ze gekregen heeft ter gelegenheid van haar afscheid bij Rijnbeek Vaste Planten.
Foto: Ineke van Teylingen

Een gedegen opleiding in depraktijk
Na de Middelbare Tuinbouwschool in Boskoop waar ik tuinaanleg en -onderhoud (A&O in vaktaal) had afgerond, kon ik geen werk vinden. Toen heb ik een jaar lang extra boomteelt gevolgd. Tegelijkertijd werkte ik bij Clemens en Rieneke van der Werf, vakkundige boomkwekers, ook in Boskoop en heb veel van ze geleerd. Het mes dat ik altijd in mijn zak draag, kreeg ik van hen. Het is een echt zetmes. Ze zeiden er wel bij; ‘Als je uit het vak gaat, moet je ‘m terug geven’. Dat zit er niet in, dus heb ik hem nog steeds. Daarna werkte ik bij kwekerij De Hoveling van Julie Ruys in Berkenwoude, een nichtje van Mien Ruys. In vakanties en op zaterdagen werkte ik al bij volgens zeggen ‘Het oudste tuincentrum van Nederland’, Tuincentrum Florida van Kees Bulk in Boskoop. Op het Proefstation voor de Boomkwekerij heb ik 10 jaar gewerkt als chef containerteelt en in nog wat andere functies. Vervolgens heb ik bij Koetsier Vaste Planten alle voorkomende werkzaamheden gedaan. Die baan was goed te combineren met mijn toen kleine kinderen. Via Koetsier, in die tijd leverancier van planten in grote pot, ben ik bij Esveld gaan werken op hun tuincentrum.

Overzicht van de siertuin van Marlien.
Foto: Marlien van der Linden

Kennis delen
Sinds drie jaar ben ik nu ‘plantenjuf’ aan de Ontwerp Academie, een particuliere opleiding voor tuinontwerpen en plantenkennis. Ik geef les aan carrièreswitchers en bijscholers, volwassen onderwijs dus. De lesstof heb ik, onder begeleiding van eigenaar Dolf Houtman, zo samengesteld dat naast het leren van planten ook meer praktische zaken voor het voetlicht worden gebracht. Als juf vind ik kennis delen natuurlijk heel erg belangrijk. Als mensen plezier hebben in hun tuin, gaan dingen vaak wél goed. Het is erg belangrijk om vakbekwame mensen op te leiden. Ik heb ook een tijdje gewerkt bij kwekerij Rijnbeek Vaste Planten. Binnenkort ga ik terug naar PlantenTuin Esveld en blijf nog jaarrond twee klassen lesgeven.

Vaste plantenborder.
Foto: Marlien van der Linden

Planten verzamelen
In onze, voor Nederlandse begrippen, royale siertuin (2000 m2) staan vier collecties: Amsonia, Brunnera, Calycanthus en Indigofera. Wij zijn aangesloten bij de NPC (Nederlandse Planten Collecties). We hadden nog een vijfde collectie, Persicaria amplexicaulis. Maar er blijven steeds nieuwe cultivars op de markt komen. We zijn erg tevreden met de grootte van onze tuin maar Persicaria ging wel een heel groot stuk in beslag nemen. Daarom is deze collectie van 60 taxa verhuisd naar Trompenburg Tuinen & Arboretum. Daar kon groene curator Jaap Smit wel een collectie gebruiken. Op de vochtige veengrond zal de collectie bij de ingang van de tuin mooi floreren. En hoe we aan de andere collecties zijn gekomen? Zoiets ontstaat gewoon. Je hebt een paar Brunnera cultivars in de tuin staan, komt allerlei andere tegen en voordat je het weet heb je een verzameling van bijna 40 verschillende. Daaronder bevindt zich ook Brunnera orientalis, een onbekende soort uit het gebied rondom Libanon. Die hebben we ooit gekregen van een Engelse verzamelaarster. Dat is een andere, erg leuke bijkomstigheid in het groene vak, het ontmoeten van andere plantenliefhebbers. Het klikt eigenlijk altijd. Zo zijn we toevallig de YouTube filmer Jim Putnam tegengekomen in de bekende Amerikaanse tuin, het JC Raulston Arboretum in Raleigh (North Carolina). Als voorbereiding op onze reis hadden we een filmpje van hem bekeken, opgenomen in dit arboretum. En dan loopt hij daar zomaar…. natuurlijk hebben we een praatje gemaakt. Dat zijn prachtige momenten.
Alles in mijn leven ademt groen. Ik bof met mijn man Nico die vol passie boomkweker is. Wij praten altijd over planten en in de weekenden bezoeken we kwekerijen of tuinen. In de vakantie idem met als aanvulling wandelen in de natuur om planten in het wild te bekijken. De kinderen krijgen wel eens genoeg van altijd dat gepraat over groen.

Border in de zijtuin.
Foto: Marlien van der Linden

Naamsveranderingen
Waar ik weleens moeite mee heb in ons vak? Met de huidige ontwikkeling van de naamgeving. Dat baart mij wel zorgen. Ooit hebben mensen met elkaar afgesproken dat we voor dezelfde plant dezelfde naam gebruiken, wereldwijd. Dat is een prachtig systeem. Alleen in de medische wereld is dit ook zo, maar verder niet, denk maar aan afwijkende (inhouds)maten. Het is dus iets waar we zuinig op moeten zijn want zo kunnen we met iedereen communiceren en hebben we het over exact dezelfde plant. Nu is er een tendens gaande dat bijvoorbeeld de website Plants of the World Online eerder veranderingen doorvoert dan de Naamlijst Houtige Gewassen en Vaste Planten. Gevolg is dat op tuincentra in Engeland, dit land neemt deze wijzigingen al over, Schizophragma nu Hydrangea heet, Hebe veranderd is in Veronica enz. Wat moet een Nederlandse kweker die in Engeland levert op zijn etiket zetten? Het wordt helemaal lastig als diezelfde kweker ook naar Duitsland verkoopt dat meestal nog achter Nederland aanloopt. Daar heet Asplenium scolopendrium nog steeds Phyllitis. En dan heb ik het nog niet eens over of het wel of niet nodig is om namen te wijzigen. Wij mensen willen planten classificeren om overzicht te hebben maar de natuur laat zich niet door de mens regeren. Daarom: blijf eensgezind in de naamgeving, het zijn alleen maar afspraken die we onderling maken.

Maar verder voel ik me als een vis in het water. Ik vind alles mooi, alhoewel vaste planten echt mijn ding is. Mijn leven in het groen geeft me veel voldoening. Je kunt de wereld mooier maken en dat kun je niet van ieder beroep zeggen!

Het Leids Register ecologische bomen; welke bomen ondersteunen de biodiversiteit?

Bomen zijn belangrijke dragers van biodiversiteit in het stedelijk gebied. In een breed ecologisch advies aan het Leidse college van burgemeester en wethouders in 2019 wordt een bomenbestand met een grote ecologische waarde gepromoot. Met een grotere variatie aan inheemse boomsoorten kan de gemeente haar stadsnatuur versterken. Als richtlijn is een register met informatie over de ecologische waardering van diverse bomen opgesteld, zodat ontwerpers en beheerders daarmee rekening kunnen houden in de soortkeuze bij nieuwe bomen. De regels voor aanplant zijn vastgelegd in de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving van de Gemeente Leiden.

Totstandkoming
Het register ecologische bomen, vastgesteld in 2021, is in 2024 uitgebreid tot ruim 1.668 soorten en cultivars vanuit het sortiment van Boomkwekerij van den Berk. Collega-ecologen van de gemeente Den Haag onderzochten de ecologische compatibiliteit van bomen en struiken1. Daarbij werd uitgegaan van de algemene stelregel dat soorten uit de eigen omgeving beter aansluiten bij lokale voedselwebben. Een goede aanzet, die een verdere vertaling op soortniveau verlangt: er valt veel te kiezen in bomenland, gelet op alle hybriden en cultivars. In de Leidse beoordeling, uitgevoerd door de auteurs van dit artikel, zijn alle individuele boomsoorten gewaardeerd op ecologische potentie en ingedeeld in zeven klassen, lopend van -1 tot 4. De waardering is gebaseerd op literatuur, eigen veldkennis en externe expertise.

Naast biodiversiteit zijn er natuurlijk nog legio andere afwegingen te doen bij de aanplant van bomen. We noemen standplaats, grondwaterstand en de specifieke rol in klimaatadaptatie. Leiden heeft een hoge ambitie voor wat betreft biodiversiteit en staat geen bomen toe met waardering -1 of 0 en verlangt een aanplant van gemiddeld tenminste waardering 2. Daartoe zijn 933 soorten en cultivars beschikbaar in het Register ecologische bomen. Daarin vinden we tot nu toe voldoende keuze om ook deze andere afwegingen goed te kunnen maken, bijvoorbeeld voor wat betreft verharding en in termen van noodzakelijk boomkroonvolume. Het Register ecologische bomen wordt ook al bij andere gemeenten gebruikt waarbij andere toleranties worden gehanteerd. Het doel van het register is dan ook niet boomsoorten of cultivars uit te sluiten, maar juist een keuze voor biodiversiteit te vergemakkelijken.

Dwergmineermotten op Zwarte els (ecologische waardering 4). Herbivore insecten hebben vaak een bepaalde mate van specialisme, waarbij de larven alleen eten wat ze kennen.
Foto: Wouter Moerland

Ecologische functies
Het aantal biologische interacties van een boom met zijn omgeving kan groot zijn. Voor de totstandkoming van het register zijn de volgende relaties meegewogen:

  1. Bomen worden gegeten door dieren en zijn gastheer voor parasitaire (micro-)schimmels. Een uitgebreid gezelschap aan begeleidende fauna, denk aan wantsen, mijten en vliegen, vinden we voornamelijk bij inheemse soorten bomen;
  2. Bloeiende bomen zijn een bron van energie voor bestuivende insecten. Zweefvliegen, bijen en vlinders bezoeken bomen voor nectar en stuifmeel;
  3. Boomsoorten ondergaan ondergronds interacties met andere bodemorganismen. Aannemelijk is dat inheemse boomsoorten beter aansluiten bij het ondergrondse voedselweb dan uitheemse soorten;
  4. Vruchten en zaden van bomen worden gegeten door vogels en zoogdieren. Het gaat om een functie die (logischerwijs) seizoensmatig optreedt;
  5. Bomen bieden vogels en ongewervelde dieren schuil- of voortplantingsgelegenheid, door bijvoorbeeld een compacte en stekelige groeiwijze (Meidoorn), of een ruwe bast (Zomereik).

Afwegingen
Voor de functies 1 tot 3 is er een nadrukkelijke ecologische meerwaarde bij inheemse soorten. Tegelijkertijd is binnen dit spectrum ook een rijk aanbod aan cultivars c.q. kruisingen waarvan de ecologische functie minder bekend is. De eetbaarheid kan drastisch veranderen bij gerichte selectie, waardoor vraat minder optreedt. Ook kunnen cultivars steriel zijn. Cultivars c.q. hybriden zijn afzonderlijk beoordeeld, waarbij gelet is op steriele vormen, dubbele bloemen zonder zaden en vruchten en bladeren met sterk aangepaste bladvorm of -dikte.

Verder bestaat het verschijnsel dat inheemse fauna uitheemse bomen consumeren. Op vele soorten exoten is vraat door inheemse herbivoren te vinden. Vaak gaat het om generalistische dieren die uitheemse maar nauwverwant aan inheemse bomen accepteren. In de regel is de ecologische rol van exotische soorten relatief beperkt ten opzichte van de inheemse zustersoorten. En naast de kwalitatieve functie (diversiteit aan soorten), is er ook nog een factor als kwantiteit (frequentie van gebruik) waarmee rekening is gehouden. Een Eikenblaasmijnmot is nooit talrijk op een Amerikaanse eik; het zijn incidenten.

Tot slot zijn we ons bij deze theoretische exercitie ervan bewust dat het om de ecologische potentie gaat, eerder dan dat altijd de bedachte meerwaarde geleverd wordt. De standplaats van een boom is essentieel en bepaalt of en in hoeverre de biologische interacties ontstaan.

Bloeiende Gele treurwilg (ecologische waardering 4) in de Leidsche Hout. De Gele treurwilg is een kruising van de inheemse Schietwilg en de Chinese treurwilg (Salix babylonica). Hij is in trek bij bestuivers en planteneters.
Foto: Wouter Moerland

Hoe werkt het?
De Leidse ecologen gaven dit sortiment een ecologische waardering die van -1 tot 4 loopt. In totaal ontstaan er zeven klassen.

Waardering -1
Invasieve exoten of soorten die daarnaar neigen. Deze bomen mogen niet worden aangeplant in Leiden. Voorbeelden zijn de Amerikaanse eik, Pyrus calleryana en de Hemelboom.

Waardering 0
Soorten van buiten Europa, die nooit een verspreidingsgebied binnen Europa hebben gekend of Europese soorten die zeer weinig ecologische relaties hebben en waar meer waardevolle alternatieven voor bestaan. Voorbeelden zijn Amerikaanse soorten Acer en Platanus. Deze soorten mogen alleen worden aangeplant als er geen alternatieven bestaan voor de specifieke groeiplaats.

Waardering 0,5
Arcto-Tertiary geoflora. Soorten en groepen die voor en tussen de ijstijden voorkwamen in Europa en waarvan verwacht kan worden dat zij ecologische relaties ontwikkelen naarmate het verdere herstel van de ijstijden vordert. Deze soorten mogen met mate, (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden zijn: Liquidambar, Cercidiphyllum en Magnolia.

Waardering 1
Cultivars en hybriden van Europese soorten. Dit zijn vaak steriele cultivars of soorten die hier minder toepasbaar zijn. Vaak zijn er meer ecologisch waardevolle alternatieven voorhanden. Deze soorten mogen met mate (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden: Alnus glutinosa ‘Laciniata’ en Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’.

Waardering 2
Meer waardevolle cultivars (bv. door hun toepasbaarheid in het stedelijk milieu), archeofyten en enkele ecologische exoten. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Malus cultivars, amandel en de verschillende kleur, treur- en opgaande vormen van onze inheemse soorten.

Waardering 3
Soorten en cultivars ecologisch waardevol. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Spaanse aak en de Fladderiep.

Waardering 4
Soorten met een zeer hoge ecologische meerwaarde. Dit vaak door een combinatie van functies: waardplant én schuilplek of stekels én bessen. Deze soorten hebben sterke voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn de half exotische Treurwilg, Zwarte els, Een- en Tweestijlige meidoorn.

Katsuraboom (ecologische waardering 0,5) met Goudvink in wijk Groot Douwel, Deventer-Colmschate. Cercidiphyllum kent nu een relatief klein natuurlijk verspreidingsgebied in Japan en China. Fossiel is deze familie ook bekend uit Europa en Noord-Amerika. Goudvinken en ook sijzen vinden de zaden van deze boom bijzonder smakelijk.
Foto: Gerrit Hendriksen, Deventer Natuur blog.

Praktisch zonder dogma’s
Dit instrument wordt toegepast om bomen bij (compensatie)plannen te toetsen op hun ecologische functie. Binnen de enorme variatie aan soorten, is er ook voldoende keuze voor bomen in verharding. Voorheen veelvuldig geplante, maar weinig ecologische modebomen als gleditsia’s en amberbomen, leggen we zo aan banden zonder dogmatisch te worden. Zo zetten we een effectieve stap om te werken aan het versterken van de stadsnatuur.

Het register is vastgesteld door het college van B&W in Leiden en kan worden ingezien: https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2024-8930/1/bijlage/exb-2024-8930.pdf

Referentie:
1. Van den Hoorn, M. W., & Vogelaar, E. D. (2020). Ecologische compatibiliteit van bomen en struiken: Concept geeft handvatten aan groenbeheerders bij het planten. Vakblad Groen, jaargang 76(11), 16–19. https://denhaag.notubiz.nl/document/11500225/1/RIS312041_Bijlage_bij_beantwoording

  1. Roelant Jonker is beleidsmedewerker ecologie en bomen gemeente Leiden
  2. Wouter Moerland is beleidsmedewerker stadsecoloog gemeente Leiden en ecoloog Natuurhistorisch Museum Rotterdam, afdeling Bureau Stadsnatuur

Gele reuzenbamboe (Phyllostachys vivax ‘Aureocaulis’) op de voet gevolgd

Eind april zag ik ineens, een meter of twee naast ons bamboebosje, een aantal dikke bamboescheuten uit de grond steken. Dat was uiteraard niet voor het eerst. Maar deze keer besloot ik de groei van één zo’n scheut eens te gaan volgen. Ik zocht een lange lat van zo’n 2,50 m, bracht daar een cm-verdeling op aan en plaatste die naast het bamboegroeipunt. Vervolgens ging ik elke twee of drie dagen en op het laatst elke dag de hoogte bepalen en hield ik de gegevens nauwkeurig bij. De eerste weken ging dat probleemloos, maar toen werd mijn meetlat te kort.

Groepje bamboescheuten met naast de ‘uitverkoren’ scheut de meetlat (zie zwarte pijl)
Foto: Ineke Vink

De oplossing: meetlat aan de bamboe bevestigen en bij elke meting omhoog schuiven tot naast de top. Daar was al gauw een trapleer bij nodig. Op een gegeven moment werd de meetlat + trapleer te kort! Wat te doen? Ik schroefde er twee dunne latten aan vast en had zo een meetlat van iets meer dan zeven m. Dat was weer voldoende voor een aantal dagen. Maar uiteindelijk kwam de laatste meting op 8 juni, met de top van de bamboe op 9.60 m. De groei bleef nog doorgaan, maar ik kon jammer genoeg niet meer meten.

Daarna was het tijd om met de verzamelde gegevens aan de gang te gaan. Ik maakte een lengtegroeicurve en een groeisnelheidscurve. Per slot van rekening was ik ooit als wetenschapper begonnen met het bestuderen van de groei van ratten en cavia’s. In de grafiek valt op dat de groeisnelheid niet constant is. In de eerste week is dat 19 cm, in de 2e week 74 cm, in de 3e 140, in de 4e 230 en in de 5e week zelfs 377 cm. De laatste 5 dagen in juni was de groei enorm: gemiddeld 51 cm per dag, met als absolute uitschieter: 69 cm.

Close-up van een groeipunt van een bamboescheut
Foto: Ineke Vink

Opvallend is dat de gemiddelde groeisnelheid per dag nogal fluctueert. Ik geloof niet dat dat aan de manier van meten lag, die was elke keer identiek. Mogelijk had dat met het weer te maken: regenachtige dagen werden afgewisseld met warme, zonnige dagen. Heel erg jammer dat ik op het moment van meten niet ook de weersomstandigheden heb genoteerd!

Een ander opvallend verschijnsel: een flink aantal bamboescheuten stopt halverwege (of nog eerder) met groeien en sterft af. In het begin waren er zo’n 15 dikke bamboescheuten. Uiteindelijk zijn er daarvan maar zes doorgegroeid. Dat is trouwens een fenomeen dat ik elk jaar zie in ons bamboebosje. Ik heb geen idee waardoor of waarom dat gebeurt.

Op het laatst werd het meten steeds moeilijker
Foto: Ineke Vink

Nog iets wat mij opviel: de eerste twee dikke stengels kwamen in 2020, daarna waren er in 2022 vier stengels die doorgroeiden en nu in 2024, weer 2 jaar later, zijn er zes volgroeide stengels. In de literatuur is sprake van ‘on’ en ‘off years’ wat groei betreft. In een ‘on-jaar’ vindt dan de snelle lengtegroei plaats, en in het ‘off-jaar’ zou dan vooral de bladgroei plaatsvinden en worden de geproduceerde suikers etc. opgeslagen in de wortels.

Via Google vond ik aanvankelijk weinig over de groei van bamboes. Wel vond ik een paar interessante ‘weetjes’ waarvan ik echter niet weet hoe betrouwbaar die zijn. Volgens het ‘Guiness book of records’ is het ‘wereldrecord bamboegroei’ 91 cm in 24 uur. Dat is dus 3,8 cm per uur! De hoogste bamboe gemeten is 50 m met een diameter van 30 cm (een Dendrocalamus giganteus). De dikste bamboestengel bij ons heeft een diameter van ruim 10 cm. Bamboes behoren tot de familie van de grassen (Poaceae). Het zijn monocotylen en ze vertonen dus geen secundaire diktegroei zoals loof- en naaldbomen. Er zijn ongeveer 1500 verschillende soorten bamboe.

Via ‘scholar.google.com’ vond ik wél relevante informatie over groei. De lengtegroei vindt voornamelijk overdag plaats. De sapstroom omhoog zorgt voor de aanvoer van voedings- en bouwstoffen (gevormd door de groene bladeren en takken in het vorige ‘off-jaar’), omhoog gestuwd door de worteldruk.