Categorie archieven: Arbor Vitae

Beline Geertsema, in de ban van monumentale bomen

Ik ben Beline Geertsema, geboren in 1948 en opgegroeid in Rotterdam, getrouwd met Herman. Moeder van drie kinderen en oma van zes kleinkinderen. Na de MMS ging ik naar Huis te Lande, de tuinbouwschool voor meisjes in Rijswijk, voor een algemene opleiding in het groen. De afwisseling van theorie en praktijk waren helemaal aan mij besteed en van het begin af aan was siertuinteelt (plantenkennis, tuinontwerpen) mijn favoriete vak. De plantennamen die ik toen leerde vormden een stevige basis om later op terug te vallen. Van jongs af aan heb ik een voorliefde voor bomen gehad, en dat kwam door de Acer platanoides bij ons in de tuin, mijn favoriete klimboom. De liefde voor de natuur en bomen in het bijzonder heb ik van mijn opa en mijn moeder meegekregen, ze waren enorme tuinliefhebbers. Als kind was ik altijd al in de tuin aan het rommelen. Mijn moeder kocht vaste planten bij Moerheim. Heel spannend om ze uit te pakken en te planten.

Beline bij Hamamelis ×intermedia ‘Jelena’
Foto: Ineke van Teylingen

Kennis opdoen
Op de tuinbouwschool raakte ik bevriend met Maaike van Hoey Smith en leerde ook haar vader Dick kennen en het Arboretum Trompenburg. Tijdens een tocht in de auto werd er wel verwacht dat je alle bomen onderweg kende! Voor mijn stage kon ik terecht bij Robert en Jelena De Belder van Arboretum Kalmthout waar ik drie maanden met een medeleerling in een huisje in het arboretum mocht wonen. Als de Azalea’s bloeien moet ik nog altijd aan Kalmthout denken. De kennis en de liefde voor planten die de De Belders op ons overbrachten werkte zeer inspirerend en blijvend! Mevrouw De Belder nam ons een keer mee om te protesteren tegen de kap van een prachtige eikenlaan. Zij ging demonstratief midden voor al het machinegeweld onder de bomen zitten! Dat maakte diepe indruk op mij. Opkomen voor bomen, voor tuinen en parken zou verder een rode draad door mijn leven vormen.

Voor mijn eerste baan kwam ik bij de school- en kindertuinen van de gemeente Utrecht terecht. Ik ben ervan overtuigd dat als je kinderen in hun jeugd niet in contact brengt met groen, je een generatie krijgt die niets met bomen en groen heeft. Excursies naar Amelisweerd vielen daar ook onder. Toen protesteerde ik tegen de aanleg van de A28, destijds al zonde van dat prachtige park. Nu willen ze er nog meer van af halen voor de verbreding van die weg… een drama!

Vervolgens ging ik werken bij Prinses Sturdza in Jardin Le Vasterival, in Varengeville in Normandië. Een botanisch openluchtmuseum met tienduizend plantensoorten, alles aangelegd op de millimeter nauwkeurig. Begin jaren negentig sloot ik me aan bij een clubje natuurliefhebbers, werkzaam op het Proefstation in Boskoop, dat zich specifiek richtte op het herkennen van wilde planten. Onder hen waren Harry van de Laar en Ronald Houtman, zij hebben mijn liefde voor de inheemse flora een boost gegeven. De club (Sturmia, genoemd naar de kleinste inheemse Orchis die nu groenknolorchis heet) bestaat nog steeds. Jaarlijks wordt er een botaniseerdag georganiseerd.

Cornus kousa ‘Satomi’
Foto: Beline Geertsema

Bij de Bomenstichting heb ik als vrijwilliger gewerkt. Monumentale bomen werden mijn passie. Ik heb een bomenreis naar Normandië georganiseerd. Zo kwamen we bij een boom waar Willem de Veroveraar in de elfde eeuw waarschijnlijk onder heeft gezeten. En bij de Eik van Allouiville van 1200 jaar oud, waar in de boom zelf en in de holle stam beneden twee kapellen zijn gemaakt. Zulke bomen bekijk je, maar beleef je ook.

Op dat soort momenten besef je dat er meer is dan een boom en een naam. Ik las de boeken van Maja Kooistra: Ontmoetingen met bomen en De kracht van bomen. Boeken over bomen die overal ter wereld een functie in het leven van mensen vervullen. Tijdens een tuinenreis werd er een mevrouw ziek terwijl we langs een boom liepen waar het niet goed mee ging. Het klinkt raar maar het gebeurt dus wel.

Zelfstandig zijn en groen promoten
In de jaren zeventig, na mijn tijd in Normandië, ben ik gestart met een eigen bureau: Beline Geertsema – Groenadviezen met drie onderdelen: tuinen ontwerpen, tuinenreizen begeleiden en lezingen geven.
In mijn tuin kun je zien waar ik een voorkeur voor heb: schaduwplanten, winterbloeiers, Styrax, Acer, Hamamelis, Cornus kousa types en al sinds mijn tijd in Normandië Viburnum en Helleborus. Voor de Nederlandse Hostavereniging ben ik lang actief geweest. Hosta’s zijn prachtige planten en in grote en kleine tuinen bruikbaar. Maar er zijn wat mij betreft teveel soorten.

Via Dick van Hoey Smith kwam ik in het bestuur van Pinetum de Dennenhorst. Ik ben me toen meer gaan verdiepen in Coniferen en probeer ze ook steeds meer toe te passen. Tenslotte moet je zorgen dat een derde van de beplanting van een tuin groenblijvend is. En nu de Buxus overal dood gaat is het een uitdaging om goede vervangers te vinden. Bij historische tuinen is dat natuurlijk een ramp, maar bij ‘gewone’ particuliere tuinen ligt dat anders.

Een van Beline’s favorieten, de Styrax
Foto: Aadje Geertsema

Tijd om te tuinieren
Toen ik 70 werd ben ik gestopt met werken en met vrijwilligerswerk. Nu heb ik tijd voor de eigen tuin. Ik ben in mijn element omdat ik kan doen waar ik niet aan toe kwam: bezig zijn met planten. Mijn liefde voor groen is een levenslang virus. Ik ben wel eens met een archeologische reis mee geweest maar al die oude stenen konden me niet boeien. Ik speurde tussen de stenen naar plantjes, daar had ik meer voldoening van.

Bijzondere afsluiting
In november 2016 ben ik door een zware storm in onze tuin onder een Pinus schwerinii gekomen en belandde ik in de vijver. Het is een wonder dat ik nog leef, ik had alleen een gebroken enkel. Bij de behandeling in het ziekenhuis bleek de laborante een dendrologe. Toen ik vertelde wat voor boom er was gesneuveld, zei ze: ‘Maar mevrouw, een Pinus breekt als een luciferhoutje!’ Dat begreep niemand van de aanwezigen, maar zij snapte wat er gebeurd was. Sindsdien ben ik bang voor storm en ga ik niet de deur uit. Ik voel dat ik nog mag leven en van alle mooie dingen mag genieten.

Pinus schwerinii kan breken als een luciferhoutje
Foto: Aadje Geertsema

Choisya ternata voelt zich steeds meer thuis

De foto op de omslag van Arbor Vitae 2 in 2021 toont de Mexicaanse oranjebloesem in volle pracht. De zachtere winters zijn mede de aanleiding van de toegenomen populariteit. Booms Nederlandse Dendrologie (13e druk) van 2000 geeft aan dat Choisya ternata als enige vermelde soort op dat tijdstip nog zeer zelden in cultuur was aan te treffen, mede door de aantekening ‘vorstgevoelig’. Een groeiend aantal selecties onderstreept dat Choisya thans een vaste plaats in het sortiment heeft verworven.

Choisya ternata in de winter
Foto: Ineke Vink

Het geslacht Choisya telt zes soorten waarvan er vier uitsluitend in Mexico voorkomen. Een daarvan is C. ternata. C. dumosa overschrijdt de noordgrens in New-Mexico en Texas en C. arizonica heeft een klein areaal in de Amerikaanse staat Arizona. De overige drie zijn niet winterhard en dus nergens in cultuur. Het geslacht Choisya werd in 1823 door Kunth beschreven met de soort ternata. De soort heeft een groot areaal in Mexico van het noordoosten tot in het zuidwesten. Het is een wintergroene struik met aanvankelijk grijsgroen behaarde twijgen. De bladstand is tegenoverstaand. De leerachtige drietallige blaadjes zijn glanzend groen. Ze zijn omgekeerd eirond met een stompe top en wigvormige voet. De onderzijde is lichter en op de nerven licht behaard. De geurende witte bloemen staan in groepjes van 3-6 in eindstandige pluimen. De bloeitijd is in april-mei, maar kan met nabloei tot in september duren. De vruchten zijn 5-hokkige doosvruchten. De Nederlandse naam Mexicaanse oranjebloesem is een verwijzing naar het geslacht Citrus. Beide behoren tot de familie van de Rutaceae. Echt winterhard is de struik niet, ook niet in het iets mildere Engelse klimaat. Bean vermeldt in Trees and Shrubs, Hardy in the British Isles dat de struik redelijk door een aantal strenge winters kwam, maar dat ook zonder strenge koude na nieuwjaar er toch schade kan optreden. De winterse omstandigheden zijn thans zeker beter maar een beschutte standplaats blijft raadzaam. Een gunstige eigenschap is dat de planten goed droogte verdragen.

De geurende, witte bloemen van Choisya ternata
Foto: Ineke Vink

Welsprekende merknamen
Met de naam Sundance verscheen in de jaren tachtig een geelbladige selectie op de markt, maar ondanks de populariteit van deze import betreft SUNDANCE een merknaam. De cultivarnaam is C. ternata ‘Lich’. Maar dit probleem is exemplarisch voor het overige sortiment waarin merknamen sterk domineren.

De selectie C. ternata ‘Pincore09’ heeft als merknaam APPLEBLOSSOM. De overeenkomst met appelbloesem is opvallend met de rode knoppen en de lichtroze bloemen. C. ternata ‘Londaz’ WHITE DAZZLER is een zeer langdurig rijkbloeiende selectie en mogelijk de meest winterharde selectie. C. ternata ‘Limo’ GOLDFINGERS heeft wat de merknaam suggereert. Het smalle blad suggereert invloed van C. arizonica. Om die reden is ze ook in de handel onder de naam C. × witteana GOLDFINGERS. Hiermee zijn nog niet alle selecties van C. ternata met hun welsprekende merknamen vermeld, maar hun aantal onderstreept wel de groeiende populariteit.

C. ‘Aztec Pearl’ en C. ‘Aztec Gold’ zijn geselecteerd uit kruisingen van C. ternata met C. arizonica. Het zijn rijkbloeiende selecties met smalle lancetvormige blaadjes, maar niet erg winterhard.

De Naamlijst van Houtige Gewassen vermeldt ook C. dumosa, maar deze soort is waarschijnlijk niet in cultuur. De vermelding heeft mogelijk als reden dat C. arizonica er als var. arizonica onder gerangschikt is.

Coniferen weer op naam in Frederiksoord

‘Kijk twee stil hangende goudhaantjes zweven bij de Taxus,’ fluistert Rob Kruijt*. Rob komt aanlopen met een plastic boodschappentas met daarin zijn gereedschap, een loep, de determinatiegids van Boom en plastic zakjes voor het verzamelen van kegels en takken. Hij bezoekt de schooltuin in Frederiksoord op een ijzig koude dag in november en komt helpen bij het op naam brengen van een aantal Coniferen.

Tijd om oud te worden
Generaties leerlingen leerden hier hun Coniferen in het in 1908 aangelegde Pinetum. Destijds, in de eerste helft van de 19e eeuw, werden de leerlingen opgeleid als tuinbazen voor de landgoederen en buitenplaatsen. De aanleg van het Pinetum in Engelse landschapsstijl verwijst naar die tijd. Enkele oude loofbomen verfraaien het Pinetum waaronder een 70 jaar oude Doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioica) die niet misplaatst zou staan op een kerkhof. Gelukkig zijn er nog plantenlijsten aanwezig van de 150 Coniferen die de leerlingen van de voormalige Gerard Adriaan van Swieten Tuinbouwschool hier moesten leren tijdens hun opleiding. Daar zijn nog zeventig Coniferen van aanwezig met soms een behoorlijke leeftijd. Een verrassend beeld leveren de Coniferen voor de particuliere tuin op. Meestal worden die na 10 tot 20 jaar gerooid, hier krijgen ze de kans om door te groeien. Zo staat er een 55-jarige Chamaecyparis lawsoniana ‘Triomf van Boskoop’ met een hoogte van 18 meter en een vijftig jaar oude Chamaecyparis pisifera ‘Filifera’.

De naald van Tsuga diversifolia onder de microscoop; helderwitte onderzijde en top is ingerand
Foto: Rob Kruijt

(On)bekende Tsuga en Abies
In het Pinetum is de invloed van oud-docent Theo Janson goed zichtbaar. Naast het verplichte sortiment hield hij er van om bijvoorbeeld naast de bekende Tsuga canadensis en de Tsuga heterophylla juist een minder bekende Tsuga te plaatsen. Rob heeft wel een vermoeden welke Tsuga het is maar hij wil zekerheid. Met de loep bekijkt hij de top van de naald van de Tsuga en hij toont vervolgens een inkeping in de top. De naald heeft een helderwitte onderkant en Rob bevestigt de naam: Tsuga diversifolia. Thuis zal hij dat onder de microscoop controleren. Er zijn meer bomen die op naam gebracht moeten worden. Zo determineren we een Abies amabilis van 22 meter hoog met naalden die naar mandarijnen geuren bij het kapot wrijven. Achtereenvolgens determineert Rob een Pinus contorta met een donkere bast met een plaatvormige structuur, Pinus nigra subsp. laricio met zijn lange naalden en de harsvrije, bolvormige en aan de top toegespitste knop en Pinus parviflora met zijn gedraaide naalden met vijf bijeen in een bundel met witte huidmondjes aan de onderzijde en harsvrije knoppen.

Een prachtig exemplaar van Abies pinsapo var. marocana vinden we midden in het Pinetum. Deze soort heeft zijn verspreidingsgebied in Marokko en staat op de rode lijst als een bedreigde soort. Over de bedreiging van de soort schreef Piet de Jong eerder in Arbor Vitae (2020 nr.4). Na een microscopisch onderzoek kon Rob de naam bevestigen: aan de bovenkant van de naald zie je 3-5 rijen huidmondjes die onderbroken zijn. Volgens Eckenwalder** is dit de variëteit marocana.

Naald Abies pinsapo var. marocana: aan de bovenkant van de naald zie je 3-5 rijen huidmondjes die onderbroken zijn.
Foto: Rob Kruijt

Toekomst schooltuin
Bij het op naam brengen van de Coniferen heeft Rob veel steun aan de leerlijsten uit de jaren zeventig, tachtig en negentig van de oud-leerlingen. Ook bij het herstel van het Pinetum kunnen we daar uit putten. Daarnaast krijgt het Pinetum een eigentijdse uitstraling met weer aandacht voor de dwergconiferen, voor bosbouw interessante soorten en de soorten die we nu als fossiel terugvinden.

In de ondergrond van de schooltuin bevindt zich zoals op veel plaatsen in Zuidwest-Drenthe keileem en dat soms op een geringe diepte van 80 tot 120 cm. Ook in het Pinetum is dit goed zichtbaar, zo stagneert de hoogtegroei van de 100 jaar oude Sequoiadendron giganteum en krijgt deze markante boom een brede top. Ook de 70 jarige Larix kaempferi en de Larix ×marschlinsii groeien niet meer verder in de hoogte en kennen alleen nog maar breedtegroei.

Wonderlijk dat het Pinetum er na het vertrek van de school in 2005 uit Frederiksoord en het gebrekkige onderhoud van de laatste 16 jaar er nog zo goed bij ligt, constateert Rob. Er is weinig schade van de drie droge zomers, mogelijk door de keileem in de ondergrond en het microklimaat dat wordt geschapen door de zoom van hagen rond het Pinetum. Deze zomer hangen de naambordjes aan de coniferen en kan het publiek weer leren en genieten op deze plek.

* Rob Kruijt is wetenschappelijk collectiebeheerder bij Pinetum Blijdenstein
** James E. Eckenwalder. Conifers of the World: The complete reference. Timber Press, 2009.