Helma van der Louw, organisatietalent en plantenliefde gaan hand in hand

Ik ben Helma van der Louw-Vergeer, geboren (in 1955) en getogen in Boskoop. Ik kom uit een groot ondernemersgezin met vijf broers en twee zussen waar altijd werd aangepakt. Het was bij ons de zoete inval, iedereen was welkom. Mijn werkzame leven bestaat voor het grootste deel uit het promoten van bomen en planten. Als je in Boskoop geboren bent, krijg je dat met de paplepel ingegoten. Hoewel, mijn vader had een garagebedrijf, dus daar kwam mijn interesse niet vandaan.

Na de mulo ben ik bij de Boerenleenbank gaan werken. Op latere leeftijd ben ik weer gaan studeren: moedermavo-modules VWO, NIMA PR en NIMA Marketing. Uiteindelijk ben ik in de boomkwekerij terechtgekomen en heb ik onder andere tien jaar bij Jan Fopma op kantoor gewerkt. Hij was een Clematis kenner bij uitstek. Daar heb ik een groot sortiment leren kennen en veel geleerd over handelsactiviteiten en vreemde valuta. In 1996 ben ik bij PPH (Plant Publiciteit Holland) gaan werken. Bij het vele promotiewerk op plantenbeurzen heb ik mijn kennis over de boomkwekerij flink kunnen vergroten en heb ik veel over planten geleerd. De toenmalige directeur Jan Habets heeft mij enorm geïnspireerd om het totale boomkwekerijpakket te promoten. Niet alleen heesters maar ook laanbomen, rozen en vaste planten. Jos van Lint vroeg mij in 2001 om voorzitter te worden van de studieclub regio Boskoop. Met het oog op de toekomst van de potcultuur is de studieclub (de ‘pottenclub’) opgericht en werden er reizen, studieavonden en tuinavonden georganiseerd. Dit alles heeft mij geïnspireerd om voor promotie en organisatie te kiezen en dat resulteerde uiteindelijk in mijn eigen communicatie- en organisatiebureau.

Helma op de Floriade.
Foto: privébezit van Helma van der Louw

Actief op veel terreinen
Ik ben nu voorzitter van de KVBC (Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen). De keuringscommissie van de KVBC werkt op nationaal en internationaal niveau om nieuwigheden te keuren op houdbaarheid en/of bruikbaarheid en brengt na de benodigde keuringsjaren een rapport uit met de bevindingen en het aantal sterren per soort/cultivar. Ook ben ik al 9 jaar lid van de gemeenteraad van Alphen a/d Rijn. Dat wil ik nog drie jaar doen. Ik vind het belangrijk dat het Boskoopse geluid daar wordt gehoord. Tevens kan ik in de politiek mijn ervaring in de boomkwekerij doorgeven. Ik ben daar iedere dag voor in de weer als enige vertegenwoordiger voor Greenport en de boomkwekerij. Verder geef ik gastlessen op basisscholen en ben oprichter en was organisator van de ‘Open Kwekerijdagen’ in Boskoop. Jaarlijks is er een andere straat of weg waar kwekers het publiek op de kwekerij ontvangen en over hun vak vertellen.
Op de Floriade bij Vijfhuizen, Haarlemmermeer (2002) werd vanuit PPH ‘De Groene Stad’ geïntroduceerd. Iedere boom of plant heeft een bepaalde functionele waarde. Dat idee is wereldwijd opgepakt en er wordt nog steeds mee gewerkt. Het is belangrijk dat veel mensen onze kennis tot zich nemen. Vooral jonge mensen moeten we bewust maken van een groene omgeving, zoals met de Operatie Steenbreek op de Floriade in Almere. Naar mijn mening was de negativiteit in de pers over de Floriade dan ook onterecht.

Helma geeft een gastles.
Foto: privébezit van Helma van der Louw

Afbouwen en genieten van pensioen
Ik heb een geweldige tijd gehad met al die reizen, handelsmissies en allerlei andere activiteiten. Ik kan me niet voorstellen wat ik anders had moeten doen. De organisatie van activiteiten heeft me veel opgeleverd, hoewel die ene keer dat niet alles naar wens liep, me heel goed is bijgebleven. In 2010 organiseerde ik vanuit PPH een meerdaagse reis naar Kiev voor een bezoek aan een grote beurs en bezoeken aan 5/6 bedrijven per dag. Op de dag dat we weer naar huis gingen, stonden we met koffers klaar op het vliegveld. Vanwege de vulkaanuitbarsting op IJsland en de enorme aswolk die daar het gevolg van was, werd er echter niet gevlogen. Treinen en bussen waren ook niet aanwezig. Er werd een bus met chauffeur gehuurd en met de hele club zaten we 38 uur in de bus om thuis te kunnen komen. Onderweg zelf inkopen doen, zoals brood, drinken enz. Bij een tankstation gingen een paar deelnemers de winkel in en kochten alle (kinder)kussens die ze konden vinden teneinde toch een beetje comfortabel te kunnen slapen.
Door het groen heb ik een heel mooi leven gekregen. De boomkwekerij is een leuke sector. Ik ben in alle geledingen bezig geweest en organiseerde veel groene activiteiten zoals onder andere modeshows met groen. Het heeft mijn leven verrijkt. Hoewel het enorme sortiment aantrekkelijk is, heb ik zelf inmiddels enkele favorieten: Viburnum tinus, Photinia xfraseri ‘Red Robin’ en Gleditsia triacanthos. Ik ga bijna met pensioen, dus neem ik wat gas terug, maar ik blijf nog wel actief.

Pinetum Birkhoven bij Amersfoort

Toen ik in 1982 een bevlieging kreeg om te gaan hardlopen, kwam ik terecht bij een sportclub die in bos Birkhoven in Amersfoort de trainingen deed. Iemand vertelde naderhand dat we door het pinetum waren gelopen en ik begreep meteen dat dat het stuk moest zijn geweest met die heel bijzondere sfeer.

Overzicht bij het bankje op de heuvel
Foto: Wilma Verburg

Dat rennen was niets voor mij en het duurde tot 2004 voordat ik weer in Birkhoven kwam. Ik was ontdaan over de staat van onderhoud van het pinetum. In plaats van naaldbomen waren er vooral braamstruiken en hier en daar verbleekte naambordjes.
Voordat Utrechts Landschap in 2005 het bos Birkhoven van de gemeente Amersfoort zou gaan overnemen, verzorgde de nieuwe boswachter een rondleiding. Op mijn vraag wat er met het pinetum ging gebeuren, zei hij dat het zou worden meegenomen in het reguliere bosonderhoud; Utrechts Landschap is een natuurorganisatie en doet niets met een collectie uitheemse naaldbomen. Omdat ik nog wist hoe het er uitzag in 1982, wist ik ook hoe het weer kon worden. Mijn vraag aan de boswachter of wij het mochten opknappen, werd positief beantwoord. Samen met mijn partner Dick Bos ben ik daarmee begonnen en al snel sloten zich andere vrijwilligers aan. Het wandelend publiek was positief over deze opknapbeurt. Dat lieten ze ook aan Utrechts Landschap weten en heel langzaam veranderden daardoor de inzichten en kwam het pinetum wél bij hen op de kaart.
Maar de geschiedenis van het pinetum gaat veel verder terug dan 1982.

‘Birkhoven’ en de oudste gegevens omtrent beplanting
Het huidige bosgebied ligt op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug. Het maakte in de zeventiende eeuw deel uit van een omvangrijk gebied met woeste gronden. Het gebied bestond voor een deel uit stuivend zand. ‘Birkhoven’ was oorspronkelijk de naam van een boerderij langs de straatweg van Amersfoort naar Soest en verder. In de negentiende eeuw werd een landgoed aangelegd.

Aan de hand van latere kaarten kan het ontstaan van het huidige Birkhoven een beetje worden gereconstrueerd. De kaart uit 1855 toont voor het eerst dat het westelijk deel van Birkhoven geheel beplant is. In het bosgebied van Birkhoven is dan al enigszins een padenstructuur te zien. Dat wordt veel duidelijker op een kaart uit 1872. Dan zijn er duidelijk een aantal kavels ingeplant met naaldhout.
Zie voor de oudste kaarten het overzicht in: https://birkhoven.wordpress.com/geschiedenis/oude-kaarten-van-birkhoven/ en zie ook https://www.topotijdreis.nl/

Uitsnede uit de kaart van Utrecht van Nicolaus Visscher, ca.1677. De uitsnede toont Amersfoort en het gebied ten westen ervan. Het noorden is rechts onder. Het huidige Birkhoven is ter plekke van Reepmaker, waar toen al beplanting te zien was (hier vrijwel recht boven Amersfoort).

Jan Cock Blomhoff
Jan Cock Blomhoff (1779-1853) was ‘opperhoofd’ geweest in Decima, de Nederlandse handelsnederzetting in Japan. Na zijn terugkeer naar Nederland vestigde hij zich te Amersfoort en legde er landgoed Birkhoven aan. Dat liep van de spoorlijn Amersfoort-Utrecht tot aan de rivier de Eem. Het deel van het landgoed dat tegenwoordig nog Birkhoven is, droeg jarenlang de naam ‘Japansche Boschjes.’ Men vermoedt dat Cock Blomhoff zaden uit Japan kreeg, die hij gebruikte om dit deel aan te leggen. In 1844 bouwde hij het landhuis. Toen het landgoed in 1907 werd verkocht, verwierf de gemeente Amersfoort het bosgedeelte.

Cryptomeria japonia
Foto: Wilma Verburg

Birkhoven bij de gemeente Amersfoort
In de dertiger jaren van de vorige eeuw heeft de gemeente Amersfoort in het kader van de werkverschaffing in Birkhoven verschillende projecten uitgevoerd, waarvan het aanleggen van het pinetum er één was. De Heidemij adviseerde over de bomen; van elke soort werden er drie geplant. De indeling was gebaseerd op de continenten, wat nog steeds goed is te zien.
Bekend is dat er van de eerste aanplant redelijk veel is doodgegaan en dat er begin jaren 50 veel nieuw is bij geplant. Geld voor nieuwe aanplant en wat opknapwerk was er toen blijkbaar wel, maar tijd en geld voor onderhoud niet. Eind zeventiger jaren was het pinetum behoorlijk verwaarloosd. In 1982/1983 is er een grote renovatie geweest met ook weer veel nieuwe aanplant. Maar ook daarna bleek het onderhoud de zwakke schakel en werd het pinetum na enige jaren weer aan zijn lot overgelaten.

Tsuga sieboldii
Foto: Wilma Verburg

Utrechts Landschap
In 2005 droeg de gemeente het bosgebied Birkhoven over aan het Utrechts Landschap om zo de ecologische en recreatieve waarde van het gebied duurzaam te waarborgen. In het “Beheerplan Birkhoven – Bokkeduinen 2000-2010,” werden tal van concrete aanbevelingen voor het toekomstig beheer van het gebied gedaan. Hoewel één van de aanbevelingen luidde om het pinetum te herstellen, werd hier door Utrechts Landschap weinig prioriteit aan gegeven. Eerder genoemde ‘reddingsactie’ door vrijwilligers bracht daar in de loop van 2005 en 2006 verandering in.
In 2013 heeft er een kleine uitbreiding van het pinetum plaatsgevonden en zijn er bij twee ingangen informatiepanelen geplaatst.
In 2019 werd in de ‘Utrechts Landschap Gids’ in de tekst ‘Birkhoven, het bos met duizend sferen’ ruime aandacht besteed aan het pinetum. Ook op de webpagina over Birkhoven van Utrechts Landschap heeft het inmiddels een prominente positie.

Picea orientalis met rechts ervan Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

De collectie
Net ten noordoosten van het pinetum staan een aantal prachtige, grillige, Grove dennen (Pinus sylvestris), waarschijnlijk geplant in de 19e eeuw, en misschien nog wel eerder. Er is wel gesuggereerd dat dit de oudste grove dennen van de provincie Utrecht zijn. Bij een bezoek aan het pinetum is het de moeite waard om even naar ze te gaan kijken.
Opvallend in het pinetum zelf is natuurlijk de Mammoetboom, Sequioadendron giganteum, die door zijn naam en de verhalen tijdens rondleidingen altijd veel indruk maakt. Het is zeker niet de hoogste en dikste boom van het pinetum. Dat is een van de Douglassparren (Pseudotsuga menziesii), die het erg goed doen op de arme zandgrond. Er staan nog zeker drie grote exemplaren op het terrein. Ook de Thuja’s en Chamaecyparis doen het er geweldig. Vanaf de zuidkant is er een soort indrukwekkende muur ontstaan van die verschillende schubconiferen. Allen met hun eigen kleur en uitstraling. De twee groepen van Xanthocyparis nootkatensis wekken ook altijd weer verwondering.
In het Zuid-Europesee deel vallen drie Atlasceders (Cedrus atlantica) en twee Abies pinsapo op. Ook de Wierookceders (Calocedrus decurrens) staan nog steeds met z’n drieën bij elkaar en zijn de moeite om even bij stil te staan.
In het Japanse/Chinese deel vinden we nog een Kransspar (Sciadopitys verticillata) en een imposante Cryptomeria japonica die echt mooi van vorm is en vooral ook zijn mooie bast laat zien. De Japanse lariks (Larix kaempferi) steelt in het voorjaar én in het najaar de show met zijn subtiele kleuren. Op veel plaatsen is er natuurlijke ondergroei van bosbessen.
Met z’n anderhalve hectare is het een klein pinetum, maar het wordt al gauw te veel om de ruim 250 bomen (ca 80 soorten) allemaal op te noemen. Voor een wandelaar is het een genot om rond te dwalen en de dendroloog kan speuren naar bekende en onbekende soorten.

Kegels van Pinus parviflora
Foto: Wilma Verburg

Pinetum Birkhoven anno 2023
Utrechts Landschap ondersteunt nog steeds de enthousiaste vrijwilligersgroep, met verschillende mensen van het eerste uur. Die vrijwilligers onderhouden het pinetum en doen inmiddels ook in de rest van Birkhoven (en soms ver daarbuiten) onderhoudswerkzaamheden.
Dankzij contacten met pinetum Blijdenstein zijn er regelmatig nieuwe bomen bij gekomen en zo kon de collectie worden uitgebreid. Ook werden bomen uit het Von Gimborn arboretum, uit arboretum Oostereng en van andere plaatsen verkregen.
De publicatie van de Gids voor Nederlandse en Vlaamse Arboreta uitgegeven door Blauwdruk in 2022, waarin het pinetum een prachtige plaats heeft gekregen, is echt een stimulans om de plattegrond en de naambordjes in het pinetum weer eens grondig aan te pakken.

Het in het bos verborgen pinetum Birkhoven is na 90 jaar nog steeds een bezoek meer dan waard!

Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

Wetenschappelijke namen van planten; Deel 1: ‘Latijnse’ namen

In Arbor Vitae en tijdens lezingen en excursies wordt kwistig met plantennamen gestrooid. En ja, die ‘moeilijke’ naam doet ertoe, want de juiste naam voor de juiste plant betekent dat iedereen het over hetzelfde heeft. Dit in tegenstelling tot zogenoemde volksnamen die van streek tot streek en zelfs van familie tot familie kunnen variëren. Wat te denken van de Fuchsia met meer dan 10 verschillende volksnamen. Inheemse planten als de Vlier of Madeliefje kennen zelfs nog veel meer verschillende volksnamen.

De wetenschappelijke naamgeving van planten volgt altijd hetzelfde stramien. Deze binominale opzet is terug te voeren op Carl Linnæus, de Zweedse arts met een duidelijke Nederlandse connectie. De meesten zullen hem kennen onder de gelatiniseerde vorm van zijn naam: Carolus Linnaeus. Hij schreef zijn proefschrift, zoals in de 18e eeuw gebruikelijk, geheel in het Latijn. Op achtentwintigjarige leeftijd promoveerde hij in 1735 in de geneeskunde aan de Universiteit van Harderwijk.

Carl Linnæus (nadat hij in de adelstand was verheven mocht hij zich Carl von Linné noemen)
Afbeelding: Wikimedia Commons

Linnaeus is vooral bekend vanwege zijn fundamentele bijdragen aan de nomenclatuur; oftewel de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, maar ook mineralen. Nomenclatuur is geen wetenschap, maar enkel een set van regels die aangeeft welke naam wanneer voor een taxonomische groep gebruikt moet of mag worden. De meeste veranderingen in wetenschappelijke namen zijn het gevolg van veranderingen in taxonomie, zoals het toewijzen van een soort aan een ander geslacht of het splitsen daarvan. Als blijkt dat er meerdere namen in gebruik zijn voor wat (eventueel later) één taxonomische groep blijkt te zijn, dan wordt in het algemeen de prioriteitsregel toegepast. Die houdt in dat de eerst gepubliceerde naam als de geldige naam wordt geaccepteerd.

Species Plantarum (De Soorten der Planten) uit 1753 geldt als het begin van de wetenschappelijke naamgeving van planten. Alle wetenschappelijke namen van planten, maar ook dieren, schimmels en bacteriën waar een (L.) achterstaat zijn voor het eerst door Linnæus benaamd en beschreven volgens de door hem opgestelde standaard. Deze tweeledige opbouw bestaat uit een geslachtsnaam met hoofdletter (Hedera) gevolgd door een soortaanduiding (helix). De wetenschappelijke naam voor Klimop is daarmee een combinatie van hedéra (Latijn voor Klimop) en helix (Oudgrieks voor ‘spiraal’). Ondanks dat velen spreken van de ‘Latijnse naam’ van een plant gaan veel van de namen terug op Oudgrieks. Dergelijke aan het Oudgrieks ontleende geslacht- en soortnamen zijn bijna altijd gelatiniseerd.

Voorblad van Species Plantarum
Afbeelding: Wikimedia Commons

Binnen de wetenschappelijke namen zijn er enkele categorieën te onderscheiden. Een deel van de wetenschappelijke namen is ontleend aan een begrip of naam uit de oudheid. Soms betreft dat letterlijk de klassieke aanduiding. Voorbeelden daarvan zijn Alnus (Els), Olea (Olijf én olie), Ulmus (Iep), Platanus (Plataan), Quercus (Eik), Ficus (Vijg), Laurus (Laurier) of Sorbus (Lijsterbes), die allen direct aan het Latijn zijn ontleend.

Soms volgt de Nederlandse naam uit de aanduiding in het Latijn, zoals bij Populier, Plataan, Olm en Ceder. Vaker echter is de Nederlandse naam, zoals je zou verwachten, ontleend aan het Germaans. Dat verklaart ook het vaak grote verschil tussen een wetenschappelijke naam met een basis in het Latijn en een Nederlandse naam. Tilia is de naam die de Romeinen gebruikten voor de Linde. De Germaanse naam Linde is afgeleid van lind(i) dat zacht of soepel betekent.

Andere namen zijn aan het klassiek Oudgrieks ontleend en gelatiniseerd, zoals Hysoppus (hysoppos) of Cedrus (kedros). De oude Grieken noemden de Eik dryas. Dit is nu de wetenschappelijke naam van een alpine plantensoort uit de rozenfamilie. Klassieke namen en begrippen worden wel vaker door elkaar gebruikten. Zo is melon Oudgrieks voor Appel. De Appel wordt in het Latijn pomus genoemd. De geslachtsnaam Malus is echter afgeleid van malum, Latijn voor boomvrucht. Andere voorbeelden van verschuivingen in aanduiding zijn prunus (Latijn voor Pruim), cerasus (Kers) en amygdalum (Amandel). De geslachtsnaam Prunus verwijst naar de Pruim en in de soortnamen klinken de oude namen voor die betreffende soort door.

De geboorte van Adonis met Myrrha als moeder.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Daarnaast is ook inspiratie gehaald uit de Metamorphosen van Ovidius waarin diverse personen werden getransformeerd in planten en dieren. In deze categorie vallen geslachtsnamen als Daphne. De geslachtsnaam Daphne duidt echter een andere plant dan de Laurier waarin deze bosnimf werd veranderd om aan de avances van Apollo te ontkomen. Andere voorbeelden zijn Hyacinthus, Narcissus en Adonis, drie jonge mannen die na hun dood in een plant transformeerden en hun naam leenden aan plantengeslachten. Myrrha transformeerde in een Mirreboom, die de wetenschappelijke naam Commiphora myrrha kreeg. Commiphora is een samentrekking van de Oudgriekse woorden kommi en phoros met de betekenis ‘voorzien van gom’. Ook directe vernoeming naar een figuur uit de klassieke oudheid komt voor. Denk aan het plantengeslacht Hebe, vernoemd naar de godin van de Jeugd, of Juglans (letterlijk: ‘de eikel van Jupiter’).

Apollo en Daphne.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Het aantal plantennamen in klassieke talen was beperkt dus de meeste wetenschappelijke namen kennen een andere oorsprong. Vaak vertelt de naam iets over het uiterlijk van de plant of het gebruik ervan. Dit is zeker het geval bij de oudere wetenschappelijke namen. Later komen afleidingen van een volksnaam, persoon of streek. Daarover meer in de volgende delen van deze reeks.