Excursie arboretum Bokrijk (België), vrijdag 11 oktober

Programma
10.00  Ontvangst Het Domein Bokrijk met koffie en thee.
10.30  Rondleiding door het park o.l.v. Sven Bronckaers collectiebeheerder in het Domein en een tweede rondleider.
12.15  Lunch in het park, zelf boterhammen meenemen. Koffie en thee is aanwezig.
13.00  Rondwandeling in de tuin op eigen gelegenheid. Er is voldoende te zien om verder de dag te vullen. Denk daarbij aan het bekijken van diverse collecties bomen en struiken maar ook de varencollectie met 200 soorten.
Het is ook mogelijk om ’s middags met Sven Bronckaers mee te wandelen voor een verdiepende ronde.

15.30   Afsluiting

Opmerkingen:
Er zijn geen kosten aan deze excursie verbonden.

  • Er worden maximaal 40 deelnemers toegelaten tot de excursie.
  • Er is op dit moment geen uitbater van de restauratie van het Koetshuis. Lunchen in het koetshuis is op dit moment niet mogelijk. Mocht er toch weer een uitbater zijn dan laten we jullie dat vóór 11 oktober weten!
  • Openbare toiletten bevinden zich tegenover het Koetshuis
  • Het parkeren van personenauto’s op het domein kost € 5,– per dag per voertuig. Zorg dat je voor het uitrijden betaalt bij de automaat of in het infocenter.

Adres:
Het Domein Bokrijk
Bokrijklaan 1
3600 Genk

https://bokrijk.be/nl/arboretum

 Organisatie:
Harry de Coo, Wolfgang Holz en Pierre Theunissen

Omschrijving Arboretum Bokrijk:
Een 18 hectare groot belevingsbos met een van de grootste planten-, bomen- en struikencollecties van België. Je vindt er onder andere hulst, magnolia, rododendron en een prachtige collectie eiken en beuken. Bewonder daarnaast ook de verschillende soorten varens en bamboe.

Het Arboretum is opgebouwd uit een landschappelijk gedeelte, een moerastuin en een bosarboretum. Deze deelgebieden vertegenwoordigen biotopen die overal ter wereld kunnen voorkomen en waaronder een specifieke flora in de vorm van varens, houtachtige gewassen en kruiden kan groeien.

Jos Koppen, voorzitter met een groene missie

Mijn naam is Jos Koppen, 69 jaar, opgegroeid in Mariaparochie, een gehuchtje bij Almelo. Mijn grootouders hadden een grote boerderij. Tot aan de kleuterschool hebben wij daar gewoond. In mijn jeugd woonden we in Geldrop bij Eindhoven. Daar stond een Juglans regia (Gewone walnoot). Dat is altijd mijn lievelingsboom gebleven. Na de lagere tuinbouwschool in Eindhoven ging ik naar de Middelbare Tuinbouwschool in Venlo, waarna ik naar de Hogere Tuinbouwschool in Boskoop wilde, maar ik slaagde niet voor mijn toelatingsexamen. Daarom maar voor mijn nummer in militaire dienst. Na mijn diensttijd heb ik drie jaar bij Kordes Rosen in Duitsland gewerkt en bij kwekerij J. Timm & Co. Er werden zware laanbomen gekweekt en verhandeld. Hier ontstond ook mijn fascinatie voor het Tilia sortiment. Daarna gewerkt bij Thompson Planteskole in Denemarken waar veel coniferen werden gekweekt. Ik had hier al als tuinbouwschoolleerling stage gelopen. De broers Thompson kwamen terug uit Amerika en brachten de containercultuur mee. Mijn eindscriptie ging over planten in pot gekweekt, dat was voor die tijd heel vernieuwend. In 1982 solliciteerde ik bij de gemeente Den Haag. Ik ben begonnen in de volkswijken van Den Haag, waaronder de Schilderswijk, de Spoorwijk en het Laakkwartier. Den Haag was in die tijd verdeeld in boven de Laan van Meerdervoort (noorden) en onder de Laan van Meerdervoort (zuiden). Woonde je boven de denkbeeldige grens dan werd je een Hagenaar genoemd, eronder een Hagenees. Mijn carrière begon in het noordelijke deel van Den Haag waar veel oude bomen stonden en o.a. ook het Park Clingendael lag. Een oom van Cees van der Linden zorgde er in de jaren 1982-’83 voor dat ik lid werd van de NDV en ik ging lesgeven op de lagere tuinbouwschool Madestein. Meneer de Jager van die school en de adjunct-directeur van de plantsoenendienst deden een beroep op mij om lessen aanleg en onderhoud te geven voor Groei en Bloei en tuinkeuringen te organiseren. Bij de Rijks Hogere Landbouwschool (nu HVHL) in Deventer deed ik tussentijds een tweejarige opleiding Gemeentelijk Groenbeleid en Groenbeheer.

Jos Koppen
Foto: Ineke van Teylingen

Een carrière in het groen
Den Haag deed in 1992 mee aan de Floriade in Zoetermeer en daar heb ik zeven jaar aan meegewerkt. Met Lucia Albers, NDV-lid en gastdocente aan de Hogeschool IJssellland (nu Saxion) heb ik een beheerplan voor Clingendael gemaakt, waarbij wij kritisch in de gaten gehouden werden door ons gewaardeerd NDV-lid Joost Gieskes. Na 20 jaar Den Haag ben ik in het management gegaan en werd ik hoofd openbare werken in Nieuwegein, maar ik voelde me er zielsongelukkig. Ik kon al snel als manager terecht in Amsterdam (Buitenveldert) en ik kreeg geld om het groen in het Amstel Park te renoveren. Een voormalig Floriadepark (1972) en nog altijd voor de NDV de moeite waard om te bezoeken. Ik was op school niet uitmuntend in ontwerpen maar had wel gevoel voor sortiment en vormgeving had mijn warme belangstelling. In die tijd leerde ik Huib Sneep kennen die dakbomen in kuipen neerzette op het dak van een parkeergarage, 72 bomen in 18 soorten.

Met opgroeiende kinderen was het mijn vrouw Monique die een beroep op mij deed. Ik ben toen als afdelingshoofd naar Capelle a/d IJssel gegaan en later naar de Drechtsteden met als opdracht het beheer van de buitenruimten met de gezamenlijke gemeenten te organiseren. Elf jaar geleden reisden Gertrude van der Kleijn en Jaap Smit af naar Papendrecht om mij te vragen als voorzitter van de NDV. ‘Nou ja, tot de volgende ALV in maart’ dan maar. Tussen al deze dendrologen was mijn plantenkennis wel ver weg gezakt. Ik had nooit kunnen denken dat ik me in die functie zo prettig zou voelen. In deze 11 jaar hebben we altijd leuke NDV’ers in het bestuur gehad.

In mijn laatste werkzame jaren hebben we in Zaanstad een bomenplan gemaakt tot 2050. Uniek in deze omdat dit eerste beleidsplan een uitwerking is van de Omgevingsvisie (eenvoudig gezegd de vervanging van de bestemmingsplannen) en ze een parallelle tijd hebben. Beleidsplannen maken is gebaseerd op een lange-termijn-visie, al gaat dat lang niet altijd op. Er zijn veel positieve maar ook negatieve momenten geweest die indruk op mij hebben gemaakt. Het deed mij veel pijn dat een mooi park als Overbosch (Voorhout) met een groot assortiment bijzondere bomen plaats moest maken voor een Engelse school. Zo’n 200 prachtige volwassen bomen moesten gekapt worden. Op iedere boom in de hele wijk Marahoeve was een pamflet geplakt met ‘kappen met Koppen’.

Ik heb het naar mijn zin bij de NDV. We hebben een fijn, actief en collegiaal bestuur en ieder heeft een taak. Enkele wapenfeiten van het bestuur van de laatste jaren is vernieuwing van het cursusmateriaal en de vele excursies en leergangen, mede door andere leden georganiseerd. Filmpjes zijn ontstaan in coronatijd. Zo ook de standaardlijst Nederlandse namen van cultuurplanten. Motto hierbij is ‘de vereniging is van de leden en niet van het bestuur’. Hierbij noem ik ook de benoeming van Hans Janssen tot erelid.

Onze voornaamste uitdaging is om jongeren voor de NDV te interesseren. We moeten duidelijk maken wat onze inbreng is in een wereld waar klimaat en biodiversiteit de sleutelwoorden zijn en waar velen over elkaar heen rollen om de aandacht te vragen. We kunnen dit niet alleen. Ik zie dan ook een hechtere samenwerking met de NVBT en de tuin- en landschapsarchitecten voor me, maar ook dat wetenschappers de kennis van de NDV weten te vinden en waarderen. Ik vind het mijn belangrijkste missie om me hiervoor in te zetten.

Dakparken

Dakparken (parken boven autosnelwegen, winkelcentra en (fiets)parkeer­garages) van voor 2010 komen in Nederland sporadisch voor; meestal zijn het wildviaducten met een spaarzame, struikachtige begroeiing op en rond de Veluwe. Door de voortgaande verstedelijking van Nederland komen er echter steeds meer grote dakparken bij.

Zuidplein te Amsterdam. Het Arboretum van de 21ste eeuw bestaat uit 70 bomen in 19 soorten. De bomen hebben een grondvolume van 4 tot 11 m3 beschikbaar. Geplant in 2004.
Foto: Huib Sneep (uit 2015)

Waarom dakparken?
Meestal worden ze toegepast om te voorkomen dat brede autowegen barrières worden voor de bewoners van de naastliggende woonwijken of maken ze dubbel ruimtegebruik van de schaarse stedelijke ruimte mogelijk. Voorbeelden van de laatste 20 jaar in stedelijke agglomeraties zijn: het Zuidplein op de fietsparkeergarage bij het NS station Zuid WTC in Amsterdam (2004), het 80.000 m2 grote, intensief ingerichte dakpark op het winkelcentrum langs de Vierhavenstraat te Rotterdam (2015), het wat soberder dakpark (80.000 m2) op de A2 in Utrecht (2015), het extensieve dakpark (200.000 m2)
op de voormalige Gaasperdammerweg in Amsterdam-Bijlmermeer en het Stadspark op de A2 in Maastricht (2018).
De voorloper van deze parken was het bos dat ik in 1999 op 30 meter hoog in het Nederlands Paviljoen op WorldExpo in Hannover, Duitsland mocht aanleggen. De bomen waren daar direct bij aanplant tot 13 meter hoog en zo creëerden we in enkele maanden iets wat op een volgroeid bos leek.
Op dit moment werk ik als boom- en groen­adviseur aan een dakpark op het Zuidasdok op de A10 ter hoogte van de Amsterdamse Zuidas, drie dakparken en een Bomenbrug over de A9 ter hoogte van Amstelveen en een twee kilometer lang dakpark als onderdeel van de Groene Boog tussen de A13 en de A16 in Rotterdam-Noord.
Dakparken worden soms beschouwd als dure, uitzonderlijke groenvoorzieningen met hoge onderhoudskosten en een beperkte levensverwachting van de beplanting. Voorbeelden hiervan zijn de parken boven een parkeergarage op het Museumpark te Rotterdam en het Museumplein te Amsterdam, beiden met een beperkte (40-50 cm) laag grond en intensief gebruik. Dit uitgangspunt beperkt de beplantingsmogelijkheden en maakt de beplanting gevoelig voor droge perioden in het groeiseizoen. Deze komen steeds vaker voor.

Toekomstsituatie Bomenbrug voor langzaam verkeer over de A9 in Amstelveen

Park Overbos te Breda
Tussen Prinsenbeek en Breda ligt langs en boven de Rijksweg A16 het Park Overbos, één van de oudste parken in Nederland die over een autosnelweg heen liggen. Het park kreeg zijn huidige uiterlijk toen in de periode 2006-2009 de A16 werd verbreed tot 2 x 4 rijstroken. Daarnaast werd de Hogesnelheidslijn (hsl) aangelegd; dit resulteert in een verkeerscorridor van meer dan 60 meter breed. Zonder voorzieningen zou het dorp Prinsenbeek geïsoleerd komen te liggen van de stad Breda, waar het onderdeel van is.
In de plannen nam Rijkswaterstaat, op verzoek van Gemeente Breda, niet de standaard verkeersviaducten op, maar twee grote parkviaducten. Mijn bedrijf (‘Bomenservice International’) werd door het Ingenieursbureau Breda gevraagd om een technisch ontwerp te maken voor de bodemopbouw, beplanting en watervoorziening voor het parkdeel op de viaducten van samen ruim 20.000 m2.
Het landschapsontwerp voor de parkviaducten en de parkstroken aan weerszijden van de A16 is van de hand van Juurlink en Geluk (tegenwoordig CULD). Het maaiveld op het hoogste viaduct ligt meer dan 10 meter hoger dan de lagergelegen delen van het park. Over de viaducten liggen zowel wegen als voet- en fietspaden.
Door het uitgekiende ontwerp ervaar je nauwelijks dat je een zeer drukke snelweg kruist. De (deels) glazen geluidschermen zorgen hiervoor en geven tegelijkertijd een goed uitzicht op de weg en het hsl-spoor.

Luchtfoto uit 2022 van het Park Overbos over de snelweg A16 ter hoogte van Breda-Prinsenbeek. Foto: CULD, Rotterdam

Bodemopbouw en beplanting van Park Overbos
De bodem op de viaducten van Park Overbos bestaat uit een grondlaag van 90 cm met daaronder 10 cm drainerend zand met daarin om de 10 meter een drainageslang. De grond is niet een samengesteld substraat, zoals op daktuinen gebruikelijk is, maar is gemaakt op basis van geschikte vrijgekomen grond bij de aanleg van de A16. Voor een langdurig goede groei zijn zowel organische stof als afslibbare delen heel belangrijk. Voor beiden is de streefwaarde 6% van het percentage droge stof. Voor het watergeven in drogere perioden is een druppelsysteem aangelegd met een computersturing. De drainageslang in het drainerende zand zorgt voor voldoende afvoer in neerslagrijke perioden en voorkomt anaerobe situaties onder in het profiel.
Vanaf de A16 zien de viaducten er vijftien jaar na aanleg uit als een halfvolwassen bos van Zomereik (Quercus robur), Zwarte den
(Pinus nigra) en Ruwe berk (Betula pendula). De overige delen van het park zijn vanaf de weg niet te zien, maar zien er fraai uit en worden veel gebruikt door de buurtbewoners.
Vanaf de snelweg en via luchtfoto’s is geen verschil in ontwikkeling te zien tussen de beplanting op de viaducten en de naastliggende parkstroken. Het werd na vijftien jaar tijd voor een vergelijking van de groei tussen de bomen op de viaducten en de ernaast liggende lagere parkdelen.

Vanaf de A16 lijkt er op het viaduct een halfvolwassen gemengd bos te groeien
Foto: Huib Sneep

Groeiresultaten in de periode 2009-2023
De hypothese voor de groei van bomen op een dakpark is: de groei op een beperkte bodemdikte zal minder zijn dan op een normale parkbodem in het betreffende gebied.

Om deze hypothese te onderzoeken is in maart 2024 bij totaal 36 stuks bomen de stamomtrek gemeten op 130 cm boven maaiveld. Dit leverde de volgende resultaten op:

  • Zwarte den heeft op het viaduct een gemiddelde stamomvang van 87 cm en in het parkdeel ernaast 73 cm.
  • Ruwe berk heeft op het viaduct een gemiddelde stamomvang van 67 cm en in het parkdeel ernaast 50 cm
  • Zomereik heeft op het viaduct een gemiddelde stamomvang van 73 cm en in het parkdeel ernaast 51 cm.

Bij deze resultaten moet worden aangetekend dat je de kwaliteit van zandgrond aanmerkelijk kunt verbeteren door het toevoegen van organische stof en afslibbare delen.
Omgekeerd geldt dit ook bij kleigrond maar dan wordt organische stof en middelgrof zand toegevoegd. De kwaliteitsverbetering kan ruimschoots compenseren voor een dunnere laag grond.
Bij de huidige projecten wordt de betere vrijgekomen grond gescheiden van de mindere. Zo nodig wordt de kwaliteit verbeterd door het bijmengen van 10-15 procent voedingsgrond. Dit is een mengsel dat door substraatleveranciers wordt samengesteld op basis van voorgaande bodemonderzoeken. Destijds werd op het oog geselecteerd. In Breda bleek bij een grondboring in 2024 de bodem op de viaducten aanmerkelijk humeuzer en leemhoudender te zijn dan in de parkzone ernaast.

Het dakpark Park Overbos in Breda-Prinsenbeek
Foto: Huib Sneep

Conclusie
Uit dit beperkte onderzoek valt niet te concluderen of de betere groeiresultaten voortkomen uit een betere grondkwaliteit of uit het geven van water in droge perioden. Wel is zeker dat een zorgvuldig gedetailleerde groeiplaats op een dak kan leiden tot een betere groei dan op de parkbodem ernaast.