Op zoek naar de Treurbeuk met kroonent

In Arboretum Kalmthout doen we op dit moment een onderzoek naar Beuken met een kroonent. Ik liep er stage voor de bachelor landschaps-en tuinarchitectuur aan de Erasmushogeschool en werkte mee aan dit project tot eind mei.

Het onderzoek bestond uit drie delen en heeft als doel een nieuwe kroonent samen te stellen en te planten. De Treurbeuk aan de grote vijver lijdt jammer genoeg aan tonderzwam. Het eerste deel van het onderzoek bestond uit het vergelijken van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ en Fagus sylvatica ‘Pendula’. Daarna onderzochten we de kroonenttechniek. Tot slot bestudeerden we de spreiding van Beuken met kroonent in Vlaanderen en Nederland.

Kroon van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in arboretum De Dreijen in Wageningen.
Foto: Pierre Theunissen

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’?
Eerst duikt de vraag op of het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’. Op deze vraag zijn veel reacties gekomen van experts en er is ook wat in de literatuur over terug te vinden.
De beschrijving van de moederplant ‘Bornyensis’ is goed gedocumenteerd. Het originele exemplaar werd in 1870 ontdekt in een tuin nabij een kerk in Borny, Frankrijk. Het gaat om een dicht bebladerde, smalle boom met zeer hangende takken die vaak de grond raken. Dönig vermeldt dat ‘Bornyensis’ mogelijk een zaailing is van ‘Remillyensis’ en dat beiden van het Tortuosa-type zijn. Yvonne van Andel (Arboretum Oudenbosch) geeft aan dat ‘Bornyensis’ door Simon Louis Frères werd benaamd en geeft de volgende omschrijving: ‘het is een groene Treurbeuk met doorgaande kop, strakker afhangende zijtakken die zich meestal aan één zijde bevinden. Zo’n exemplaar blijft smaller dan de cultivar ‘Pendula’, meerdere kroonenten is wel toegepast, dan gaat de boom er anders uitzien.’
Krüssmann beschrijft ‘Bornyensis’ als een brede boom en zegt hierover het volgende: ‘F. sylvatica ’Bornyensis’ heeft een rechtdoorgaande stam met regelmatig geplaatste zijtakken die in korte bogen overhangen en zo een groene fontein vormen. Van afstand is de boom breed zuilvormig’. Pierre Theunissen geeft aan dat dit zou betekenen dat een ‘Bornyensis’ zeker niet als kroonent gekweekt zou moeten worden. ‘Het karakter wordt door de vele opgaande takken verstoord en de boom wordt uiteindelijk daardoor veel te breed.’
Over ‘Pendula’ haalt treesandshrubsonline twee bronnen aan. Krüssmann geeft aan dat de boom in het begin traag groeit met horizontaal tot omhoog buigende hoofdtakken waarvan de zijtakken verticaal hangen. Jacobson geeft aan dat de boom groeit volgens twee categorieën. Ofwel in paddenstoelvorm (gedrongen en breed) ofwel fonteinvorm (met een smal en hoog silhouet). Krüssmann schrijft over Pendula: ‘De groei is langzaam in de jeugd. De hoofdzijtakken groeien soms horizontaal tot zelfs af en toe in bogen naar boven groeiend. De normale zijtakken of secundaire zijtakken hangen loodrecht naar beneden. Het wordt een boom met een onregelmatige kroon, veel breder dan ‘Bornyensis’. De kroonvorm wordt beschreven als treurend, breed en dicht. De herkomst van ‘Pendula’ is onbekend. De eerste vermelding van een Treurbeuk stamt uit 1794 in Schlosspark Dyck in Duitsland. De eerste keer dat een Treurbeuk in een boek wordt vermeld was in ‘Le Botaniste Cultivateur’uit 1811 van G. Dumont de Courset. De eerste vermelding in een kwekerscatalogus die is gevonden dateert van 1823 van boomkwekerij C. Loddiges & Sons uit Engeland.
Geconcludeerd kan worden dat het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ met meerdere kroonenten.

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in Kalmthout.
Foto: Arboretum Kalmthout

Hoe maak je een kroonent?
De namen kroonent en greffe en couronne geven een beeldende beschrijving van de enttechniek. Meerdere enten worden hierbij op dezelfde hoogte op een onderstam geplaatst. De Engelse naam ‘bark grafting’ lijkt erop te wijzen dat de enten onder de bast worden geschoven.
Carlos Verhelst stelt twee duidelijke technieken voor om een kroonent te verkrijgen. De meest gebruikte techniek stelt dat je het enthout snijdt in de winter op een scheiding tussen twee groeischeuten. Hier staan veel ogen dicht op elkaar, wat zorgt voor een sterk vertakte uitloop. Daarna dompel je de enten onder in paraffine tot maart of april. In de lente bij open en zonnig weer kan je twee tot drie enten op kroonhoogte plaatsen. Dit dek je af met schildersplakband en koude entwas. De onderstammen staan hierbij in het open veld.
Een tweede optie is enten met ‘hot pipe callussing’. Hierbij plaats je een tweetal enten op de onderstam waarbij de wortels worden ingepakt tegen uitdrogen. De entzone wordt verwarmd waarbij na drie weken de plant kan worden weggenomen van de installatie. Hierna kan de plant worden opgepot tot het uitplanten in het voorjaar.

Waar staat een beuk met kroonent?
Om de verspreiding in kaart te brengen is een oproep rondgestuurd naar de groendiensten in Vlaanderen, boomverzorgers, landschapsorganisaties, dendrologische verenigingen, plantentuinen, erfgoedorganisaties en onderwijsinstellingen en via de nieuwsbrief van Arboretum Kalmthout en facebookgroepen. Reacties met mogelijke exemplaren van Treurbeuk met kroonent zijn daarna geïnventariseerd. Hier zijn de volgende gegevens in opgenomen: locatie, foto, ouderdom, omtrek op 150cm en vitaliteit. Op deze oproep kwamen tot grote vreugde veel reacties.
Een groot deel van het onderzoek situeert zich in Vlaanderen en Brussel. Een uitspraak doen over de verspreiding van de kroonent is moeilijk, aangezien sommige regio’s meer inventariseren dan andere. In totaal zijn er ongeveer zeventig mogelijke Treurbeuken met kroonent verzameld. Een twintigtal hiervan bevinden zich in Brussel. De meeste Treurbeuken komen voor in steden zoals Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel en in privétuinen van villa’s en burgerijhuizen. Er staan enkele mooie exemplaren op begraafplaatsen, de meest gekende in Korsele, en ook op ziekenhuisdomeinen zijn er terug te vinden. Enkele prachtexemplaren bevinden zich in de buurt van oude kwekerijen en arboreta zoals het Arboretum van Oudenbosch en de kwekerij die vroeger was gelinkt aan Arboretum Kalmthout.
Nu begint de spannende opdracht om een kroonent samen te stellen in Arboretum Kalmthout.

Gedichtje over de Treurbeuk
De watervalbeuk is smoorverliefd
op de vijver:
Als zijn twijgen eindelijk het water willen strelen
Besterft hij het van verlangen.
En levenslang moet hij toezien
Hoe zijn bloedeigen schaduw zich
in de armen vlijt
Van zijn geliefde. Een mens zou om minder treuren.

Bie Wouters

Marlien van der Linden, een allround vakvrouw in het groen

Ik ben Marlien van der Linden, 58 jaar en wonend in Boskoop en getrouwd met Nico Huisman. Mijn liefde voor het groen heb ik van mijn oma van moeders kant. Mijn moeder hield ook erg van groen en volgde een tuincursus voor particulieren op de tuinbouwschool in Boskoop, terwijl ik daar een opleiding volgde. Zo leerden we samen op. Mijn ouders werden dus door mij geïnspireerd tijdens mijn opleiding. Mijn vader is zelfs lid van de NDV geworden, terwijl hij een echte ‘houtman’ is, dus meer van de binnenkant van de boom weet.

Marlien achter de bloemen die ze gekregen heeft ter gelegenheid van haar afscheid bij Rijnbeek Vaste Planten.
Foto: Ineke van Teylingen

Een gedegen opleiding in depraktijk
Na de Middelbare Tuinbouwschool in Boskoop waar ik tuinaanleg en -onderhoud (A&O in vaktaal) had afgerond, kon ik geen werk vinden. Toen heb ik een jaar lang extra boomteelt gevolgd. Tegelijkertijd werkte ik bij Clemens en Rieneke van der Werf, vakkundige boomkwekers, ook in Boskoop en heb veel van ze geleerd. Het mes dat ik altijd in mijn zak draag, kreeg ik van hen. Het is een echt zetmes. Ze zeiden er wel bij; ‘Als je uit het vak gaat, moet je ‘m terug geven’. Dat zit er niet in, dus heb ik hem nog steeds. Daarna werkte ik bij kwekerij De Hoveling van Julie Ruys in Berkenwoude, een nichtje van Mien Ruys. In vakanties en op zaterdagen werkte ik al bij volgens zeggen ‘Het oudste tuincentrum van Nederland’, Tuincentrum Florida van Kees Bulk in Boskoop. Op het Proefstation voor de Boomkwekerij heb ik 10 jaar gewerkt als chef containerteelt en in nog wat andere functies. Vervolgens heb ik bij Koetsier Vaste Planten alle voorkomende werkzaamheden gedaan. Die baan was goed te combineren met mijn toen kleine kinderen. Via Koetsier, in die tijd leverancier van planten in grote pot, ben ik bij Esveld gaan werken op hun tuincentrum.

Overzicht van de siertuin van Marlien.
Foto: Marlien van der Linden

Kennis delen
Sinds drie jaar ben ik nu ‘plantenjuf’ aan de Ontwerp Academie, een particuliere opleiding voor tuinontwerpen en plantenkennis. Ik geef les aan carrièreswitchers en bijscholers, volwassen onderwijs dus. De lesstof heb ik, onder begeleiding van eigenaar Dolf Houtman, zo samengesteld dat naast het leren van planten ook meer praktische zaken voor het voetlicht worden gebracht. Als juf vind ik kennis delen natuurlijk heel erg belangrijk. Als mensen plezier hebben in hun tuin, gaan dingen vaak wél goed. Het is erg belangrijk om vakbekwame mensen op te leiden. Ik heb ook een tijdje gewerkt bij kwekerij Rijnbeek Vaste Planten. Binnenkort ga ik terug naar PlantenTuin Esveld en blijf nog jaarrond twee klassen lesgeven.

Vaste plantenborder.
Foto: Marlien van der Linden

Planten verzamelen
In onze, voor Nederlandse begrippen, royale siertuin (2000 m2) staan vier collecties: Amsonia, Brunnera, Calycanthus en Indigofera. Wij zijn aangesloten bij de NPC (Nederlandse Planten Collecties). We hadden nog een vijfde collectie, Persicaria amplexicaulis. Maar er blijven steeds nieuwe cultivars op de markt komen. We zijn erg tevreden met de grootte van onze tuin maar Persicaria ging wel een heel groot stuk in beslag nemen. Daarom is deze collectie van 60 taxa verhuisd naar Trompenburg Tuinen & Arboretum. Daar kon groene curator Jaap Smit wel een collectie gebruiken. Op de vochtige veengrond zal de collectie bij de ingang van de tuin mooi floreren. En hoe we aan de andere collecties zijn gekomen? Zoiets ontstaat gewoon. Je hebt een paar Brunnera cultivars in de tuin staan, komt allerlei andere tegen en voordat je het weet heb je een verzameling van bijna 40 verschillende. Daaronder bevindt zich ook Brunnera orientalis, een onbekende soort uit het gebied rondom Libanon. Die hebben we ooit gekregen van een Engelse verzamelaarster. Dat is een andere, erg leuke bijkomstigheid in het groene vak, het ontmoeten van andere plantenliefhebbers. Het klikt eigenlijk altijd. Zo zijn we toevallig de YouTube filmer Jim Putnam tegengekomen in de bekende Amerikaanse tuin, het JC Raulston Arboretum in Raleigh (North Carolina). Als voorbereiding op onze reis hadden we een filmpje van hem bekeken, opgenomen in dit arboretum. En dan loopt hij daar zomaar…. natuurlijk hebben we een praatje gemaakt. Dat zijn prachtige momenten.
Alles in mijn leven ademt groen. Ik bof met mijn man Nico die vol passie boomkweker is. Wij praten altijd over planten en in de weekenden bezoeken we kwekerijen of tuinen. In de vakantie idem met als aanvulling wandelen in de natuur om planten in het wild te bekijken. De kinderen krijgen wel eens genoeg van altijd dat gepraat over groen.

Border in de zijtuin.
Foto: Marlien van der Linden

Naamsveranderingen
Waar ik weleens moeite mee heb in ons vak? Met de huidige ontwikkeling van de naamgeving. Dat baart mij wel zorgen. Ooit hebben mensen met elkaar afgesproken dat we voor dezelfde plant dezelfde naam gebruiken, wereldwijd. Dat is een prachtig systeem. Alleen in de medische wereld is dit ook zo, maar verder niet, denk maar aan afwijkende (inhouds)maten. Het is dus iets waar we zuinig op moeten zijn want zo kunnen we met iedereen communiceren en hebben we het over exact dezelfde plant. Nu is er een tendens gaande dat bijvoorbeeld de website Plants of the World Online eerder veranderingen doorvoert dan de Naamlijst Houtige Gewassen en Vaste Planten. Gevolg is dat op tuincentra in Engeland, dit land neemt deze wijzigingen al over, Schizophragma nu Hydrangea heet, Hebe veranderd is in Veronica enz. Wat moet een Nederlandse kweker die in Engeland levert op zijn etiket zetten? Het wordt helemaal lastig als diezelfde kweker ook naar Duitsland verkoopt dat meestal nog achter Nederland aanloopt. Daar heet Asplenium scolopendrium nog steeds Phyllitis. En dan heb ik het nog niet eens over of het wel of niet nodig is om namen te wijzigen. Wij mensen willen planten classificeren om overzicht te hebben maar de natuur laat zich niet door de mens regeren. Daarom: blijf eensgezind in de naamgeving, het zijn alleen maar afspraken die we onderling maken.

Maar verder voel ik me als een vis in het water. Ik vind alles mooi, alhoewel vaste planten echt mijn ding is. Mijn leven in het groen geeft me veel voldoening. Je kunt de wereld mooier maken en dat kun je niet van ieder beroep zeggen!

Het Leids Register ecologische bomen; welke bomen ondersteunen de biodiversiteit?

Bomen zijn belangrijke dragers van biodiversiteit in het stedelijk gebied. In een breed ecologisch advies aan het Leidse college van burgemeester en wethouders in 2019 wordt een bomenbestand met een grote ecologische waarde gepromoot. Met een grotere variatie aan inheemse boomsoorten kan de gemeente haar stadsnatuur versterken. Als richtlijn is een register met informatie over de ecologische waardering van diverse bomen opgesteld, zodat ontwerpers en beheerders daarmee rekening kunnen houden in de soortkeuze bij nieuwe bomen. De regels voor aanplant zijn vastgelegd in de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving van de Gemeente Leiden.

Totstandkoming
Het register ecologische bomen, vastgesteld in 2021, is in 2024 uitgebreid tot ruim 1.668 soorten en cultivars vanuit het sortiment van Boomkwekerij van den Berk. Collega-ecologen van de gemeente Den Haag onderzochten de ecologische compatibiliteit van bomen en struiken1. Daarbij werd uitgegaan van de algemene stelregel dat soorten uit de eigen omgeving beter aansluiten bij lokale voedselwebben. Een goede aanzet, die een verdere vertaling op soortniveau verlangt: er valt veel te kiezen in bomenland, gelet op alle hybriden en cultivars. In de Leidse beoordeling, uitgevoerd door de auteurs van dit artikel, zijn alle individuele boomsoorten gewaardeerd op ecologische potentie en ingedeeld in zeven klassen, lopend van -1 tot 4. De waardering is gebaseerd op literatuur, eigen veldkennis en externe expertise.

Naast biodiversiteit zijn er natuurlijk nog legio andere afwegingen te doen bij de aanplant van bomen. We noemen standplaats, grondwaterstand en de specifieke rol in klimaatadaptatie. Leiden heeft een hoge ambitie voor wat betreft biodiversiteit en staat geen bomen toe met waardering -1 of 0 en verlangt een aanplant van gemiddeld tenminste waardering 2. Daartoe zijn 933 soorten en cultivars beschikbaar in het Register ecologische bomen. Daarin vinden we tot nu toe voldoende keuze om ook deze andere afwegingen goed te kunnen maken, bijvoorbeeld voor wat betreft verharding en in termen van noodzakelijk boomkroonvolume. Het Register ecologische bomen wordt ook al bij andere gemeenten gebruikt waarbij andere toleranties worden gehanteerd. Het doel van het register is dan ook niet boomsoorten of cultivars uit te sluiten, maar juist een keuze voor biodiversiteit te vergemakkelijken.

Dwergmineermotten op Zwarte els (ecologische waardering 4). Herbivore insecten hebben vaak een bepaalde mate van specialisme, waarbij de larven alleen eten wat ze kennen.
Foto: Wouter Moerland

Ecologische functies
Het aantal biologische interacties van een boom met zijn omgeving kan groot zijn. Voor de totstandkoming van het register zijn de volgende relaties meegewogen:

  1. Bomen worden gegeten door dieren en zijn gastheer voor parasitaire (micro-)schimmels. Een uitgebreid gezelschap aan begeleidende fauna, denk aan wantsen, mijten en vliegen, vinden we voornamelijk bij inheemse soorten bomen;
  2. Bloeiende bomen zijn een bron van energie voor bestuivende insecten. Zweefvliegen, bijen en vlinders bezoeken bomen voor nectar en stuifmeel;
  3. Boomsoorten ondergaan ondergronds interacties met andere bodemorganismen. Aannemelijk is dat inheemse boomsoorten beter aansluiten bij het ondergrondse voedselweb dan uitheemse soorten;
  4. Vruchten en zaden van bomen worden gegeten door vogels en zoogdieren. Het gaat om een functie die (logischerwijs) seizoensmatig optreedt;
  5. Bomen bieden vogels en ongewervelde dieren schuil- of voortplantingsgelegenheid, door bijvoorbeeld een compacte en stekelige groeiwijze (Meidoorn), of een ruwe bast (Zomereik).

Afwegingen
Voor de functies 1 tot 3 is er een nadrukkelijke ecologische meerwaarde bij inheemse soorten. Tegelijkertijd is binnen dit spectrum ook een rijk aanbod aan cultivars c.q. kruisingen waarvan de ecologische functie minder bekend is. De eetbaarheid kan drastisch veranderen bij gerichte selectie, waardoor vraat minder optreedt. Ook kunnen cultivars steriel zijn. Cultivars c.q. hybriden zijn afzonderlijk beoordeeld, waarbij gelet is op steriele vormen, dubbele bloemen zonder zaden en vruchten en bladeren met sterk aangepaste bladvorm of -dikte.

Verder bestaat het verschijnsel dat inheemse fauna uitheemse bomen consumeren. Op vele soorten exoten is vraat door inheemse herbivoren te vinden. Vaak gaat het om generalistische dieren die uitheemse maar nauwverwant aan inheemse bomen accepteren. In de regel is de ecologische rol van exotische soorten relatief beperkt ten opzichte van de inheemse zustersoorten. En naast de kwalitatieve functie (diversiteit aan soorten), is er ook nog een factor als kwantiteit (frequentie van gebruik) waarmee rekening is gehouden. Een Eikenblaasmijnmot is nooit talrijk op een Amerikaanse eik; het zijn incidenten.

Tot slot zijn we ons bij deze theoretische exercitie ervan bewust dat het om de ecologische potentie gaat, eerder dan dat altijd de bedachte meerwaarde geleverd wordt. De standplaats van een boom is essentieel en bepaalt of en in hoeverre de biologische interacties ontstaan.

Bloeiende Gele treurwilg (ecologische waardering 4) in de Leidsche Hout. De Gele treurwilg is een kruising van de inheemse Schietwilg en de Chinese treurwilg (Salix babylonica). Hij is in trek bij bestuivers en planteneters.
Foto: Wouter Moerland

Hoe werkt het?
De Leidse ecologen gaven dit sortiment een ecologische waardering die van -1 tot 4 loopt. In totaal ontstaan er zeven klassen.

Waardering -1
Invasieve exoten of soorten die daarnaar neigen. Deze bomen mogen niet worden aangeplant in Leiden. Voorbeelden zijn de Amerikaanse eik, Pyrus calleryana en de Hemelboom.

Waardering 0
Soorten van buiten Europa, die nooit een verspreidingsgebied binnen Europa hebben gekend of Europese soorten die zeer weinig ecologische relaties hebben en waar meer waardevolle alternatieven voor bestaan. Voorbeelden zijn Amerikaanse soorten Acer en Platanus. Deze soorten mogen alleen worden aangeplant als er geen alternatieven bestaan voor de specifieke groeiplaats.

Waardering 0,5
Arcto-Tertiary geoflora. Soorten en groepen die voor en tussen de ijstijden voorkwamen in Europa en waarvan verwacht kan worden dat zij ecologische relaties ontwikkelen naarmate het verdere herstel van de ijstijden vordert. Deze soorten mogen met mate, (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden zijn: Liquidambar, Cercidiphyllum en Magnolia.

Waardering 1
Cultivars en hybriden van Europese soorten. Dit zijn vaak steriele cultivars of soorten die hier minder toepasbaar zijn. Vaak zijn er meer ecologisch waardevolle alternatieven voorhanden. Deze soorten mogen met mate (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden: Alnus glutinosa ‘Laciniata’ en Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’.

Waardering 2
Meer waardevolle cultivars (bv. door hun toepasbaarheid in het stedelijk milieu), archeofyten en enkele ecologische exoten. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Malus cultivars, amandel en de verschillende kleur, treur- en opgaande vormen van onze inheemse soorten.

Waardering 3
Soorten en cultivars ecologisch waardevol. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Spaanse aak en de Fladderiep.

Waardering 4
Soorten met een zeer hoge ecologische meerwaarde. Dit vaak door een combinatie van functies: waardplant én schuilplek of stekels én bessen. Deze soorten hebben sterke voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn de half exotische Treurwilg, Zwarte els, Een- en Tweestijlige meidoorn.

Katsuraboom (ecologische waardering 0,5) met Goudvink in wijk Groot Douwel, Deventer-Colmschate. Cercidiphyllum kent nu een relatief klein natuurlijk verspreidingsgebied in Japan en China. Fossiel is deze familie ook bekend uit Europa en Noord-Amerika. Goudvinken en ook sijzen vinden de zaden van deze boom bijzonder smakelijk.
Foto: Gerrit Hendriksen, Deventer Natuur blog.

Praktisch zonder dogma’s
Dit instrument wordt toegepast om bomen bij (compensatie)plannen te toetsen op hun ecologische functie. Binnen de enorme variatie aan soorten, is er ook voldoende keuze voor bomen in verharding. Voorheen veelvuldig geplante, maar weinig ecologische modebomen als gleditsia’s en amberbomen, leggen we zo aan banden zonder dogmatisch te worden. Zo zetten we een effectieve stap om te werken aan het versterken van de stadsnatuur.

Het register is vastgesteld door het college van B&W in Leiden en kan worden ingezien: https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2024-8930/1/bijlage/exb-2024-8930.pdf

Referentie:
1. Van den Hoorn, M. W., & Vogelaar, E. D. (2020). Ecologische compatibiliteit van bomen en struiken: Concept geeft handvatten aan groenbeheerders bij het planten. Vakblad Groen, jaargang 76(11), 16–19. https://denhaag.notubiz.nl/document/11500225/1/RIS312041_Bijlage_bij_beantwoording

  1. Roelant Jonker is beleidsmedewerker ecologie en bomen gemeente Leiden
  2. Wouter Moerland is beleidsmedewerker stadsecoloog gemeente Leiden en ecoloog Natuurhistorisch Museum Rotterdam, afdeling Bureau Stadsnatuur