Bea van Grinsven, van bovenhuis naar arboretum

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Bea van Grinsven, 62 jaar, geboren in Veghel in een gezin met twee dochters. Mijn vader was garagehouder, we hadden geen tuin. Een groene achtergrond zit niet in de familie. In mijn werkzame leven was ik lerares Frans aan het Elzendaal College in Boxmeer. In 2011 ben ik gestopt met mijn onderwijsbaan omdat het thuis te druk werd.

Bea Grinsven houdt van uitdagingen
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Erg weinig. In Helmond ging ik naar de cursus Algemene Dendrologie die werd gegeven door Twan Gremmen, een initiatief van ‘Groei en Bloei’. Bij de NDV volgde ik de A-cursus Dendrologie. Ik ben van huis uit een ‘lettermeisje’ (een leesbeest). Mijn zusje en ik moesten ons zelf vermaken omdat onze ouders beneden in de zaak werkten. We hebben zodoende veel gelezen. Ik ben erg tekst- en naamgericht en kan goed de wetenschappelijke namen onthouden vanwege mijn baan als lerares Frans. En wat blijkt: als je van planten niets af weet kan het zich toch tot een boeiende (zelfs verslavende) hobby ontwikkelen. Ik heb veel kennis uit boeken gehaald en leer nog dagelijks bij. Als het enigszins kan bezoek ik de NDV-activiteiten om mijn kennis te vergroten.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan?
Die liefde kwam pas geleidelijk aan. Toen we op deze plek gingen wonen was het mijn taak om de tuin van 1,5 hectare in te richten. Op een groot stuk stonden kerstbomen, die moesten eerst weg. Om een goed ontwerp te krijgen hebben we contact gezocht met Arend Jan van der Horst. In grote lijnen kun je het originele ontwerp nog zien maar zo hier en daar hebben mijn man en ik er wel veranderingen in aangebracht.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Euonymus en Sorbus hebben mijn voorkeur, gewoon omdat ik ze mooi vind. Als ik dan tussen deze twee moet kiezen staat Euonymus bovenaan. Het geslacht is veel gevarieerder.

Euonymus hamiltonianus
Foto: Bea van Grinsven
Sorbus caloneura
Foto: Bea van Grinsven

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit en wie hebben je geïnspireerd?
Ik ben veel op stap gegaan, met excursies mee en open dagen bezoeken. Ik sta veel met m’n neus vooraan. Gevoelsmatig brengt het altijd meer op dan het kost. Mijn hart ligt er en dat draag ik ook graag uit. Nog steeds veel lezen om kennis te vergroten en bovenal om op de hoogte te blijven van nieuwe introducties. Ik heb altijd een verlanglijst bij me en als ik weer een streepje op mijn lijst kan zetten komt er een andere plant bij. Via gespecialiseerde kwekers als Chris van der Wurff, Gerbert Klein Wassink, Gidie van Vught, Cees van Ostaayen en Peter Vanlaerhoven heb ik een groot sortiment bijzonderheden kunnen aanschaffen.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
De tuin heeft me veel meer gegeven dan ik ooit voor mogelijk hield. Met grote voldoening kijk ik terug op wat er tot stand is gekomen en ben erg gemotiveerd om door te gaan. Aanleg en onderhoud kosten nog steeds veel tijd maar ik geniet van wat de tuin me iedere dag brengt.
Met de hulp van enkele tuinmannen is het werk goed te behappen, werken in de kas geeft me het meeste plezier. Stekken, zaaien, verpotten, ik kan me er helemaal in verliezen.

Wat is het leukste wat je meemaakt?
De ontmoetingen! Mijn vriendin Mariet en ik komen makkelijk ergens binnen, bijvoorbeeld bij bijzondere kwekers. Elke keer aardige mensen met een bijzonder verhaal. Daarnaast leer je bij een excursie of een reis andere mensen kennen die allemaal hun eigen onderwerp hebben, al dan niet dendrologisch, wat jouw algemene kennis alleen maar vergroot.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Het wanhoopsgevoel dat ik had wat betreft de omvang van de tuin. Het gevoel van: ‘Oh, als ik het maar red.’ Het vele werk dat in het begin verzet moest worden, kon me wel eens een slapeloze nacht bezorgen.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
De eerste NDV-activiteit waar Mariet en ik aan deelnamen was een bezoek aan de Botanische Tuin Kerkrade. Bij de rondleiding vroeg Harry van de Hatert opeens: ‘Welke plant is dit?’ Mariet antwoordde: ‘Een Kitaibelia.’* ‘Mevrouw geweldig, dat is ‘m.’ Wij erg blij dat het goed was want we voelden ons nog maar een beginneling.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ik ben lerares en ben snel geneigd om mijn kennis te delen om anderen ook wegwijs te maken in de plantenwereld. De beste manier om iets te leren is om het een ander te vertellen en te leren van de vragen van een ander. Als anderen hun kennis niet met mij gedeeld zouden hebben, had ik nu nog niet veel geweten. Je kunt veel in boeken opzoeken maar voor mij is het zien van een plant het belangrijkste. Tevens ben ik voorzitter van de Groei en Bloei Veghel. Bezoekers aan onze bomentuin zijn welkom om het sortiment te bekijken, bijna alle planten hebben een bordje met de wetenschappelijke naam. Het raakt me niet als mensen het me kwalijk nemen dat er in ons arboretum geen Nederlandse namen staan. Door mijn vroegere baan als lerares ben ik wel gewend aan commentaar.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen?
Vroeger wist ik niet eens wat een Hosta was. Bij ons vorige huis hadden we een kleine tuin, maar door kinderen, werk en studie was tuinieren wegens tijdgebrek geen prioriteit. Nu is het een grote uitdaging om het arboretum zo volledig mogelijk in te richten. Ik houd van uitdagingen, voortborduren op wat er al ligt geeft me geen voldoening. Ik wil van mijn tuin iets moois maken.

Zijn er nog een bijzonderheid die je wilt vertellen?
Ik heb me wel eens afgevraagd hoe het komt dat een groot deel van de mensen niet weet waar de NDV voor staat. Ik denk dat het woord ‘dendrologisch’ mensen afschrikt, het woord werpt een drempel op. Bewust noem ik onze tuin ‘Bomentuin Doornhoek’, dat klinkt toegankelijker. Om de drempel te verlagen zou er meer openheid over het woord ‘dendrologie’ moeten zijn.

* Kitaibelia is een Malvaceae – familie van de kaasjeskruidachtigen.

Uitgebreide informatie over het sortiment in de tuin van Bea van Grinsven is te vinden in Arbor Vitae 1-2014, het artikel van Wout Kromhout over Kleine Nederlandse Arboreta.

Euonymus myrianthus
Foto: Bea van Grinsven

Aesculus ‘Chocolate Autumn’, een bijzondere herfstkleurverrassing

Bij de paardenkastanjes met een rode herfstkleur gaat het vooral om selecties van Aesculus glabra. De kleuren verschijnen kort voor de bladval. Bij A. ‘Chocolate Autumn’ gaat het allemaal anders en duurt de rode kleur bovendien van juli tot in oktober.
In het Von Gimborn Arboretum staat een oude Aesculus pavia, geplant in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het is een geënt exemplaar, waarvan de bloei lijkt op die van de cultivar ‘Atrosanguinea’. Ze kreeg de cultivarnaam ‘Gimborn’. Evenals de rest van de soort is de herfstkleur geel en soms geeloranje. Een zaailing van deze boom van rond 2000 doet het heel anders. Alles wijst erop dat dat een kruising is. De enige bestuiver die daarvoor in aanmerking komt, lijkt A. ×mutabilis ‘Penduliflora’ te zijn. A. ×mutabilis is een kruising van A. pavia en A. sylvatica. Karakteristiek aan de selectie ‘Penduliflora’ zijn de overhangende twijgen met bloeiwijzen die daardoor ook niet rechtop staan. De lichtrode bloemkleur van A. ‘Chocolate Autumn’ wijst duidelijk op de invloed van A. pavia. Van de A. ×mutabilis ‘Penduliflora’ heeft ze de overhangende, vrij slappe twijgen geërfd.

Aesculus ‘Chocolate Autumn’ in augustus
Foto: Piet de Jong

In de loop van de maand juli krijgt het blad van ‘Chocolate Autumn’ tussen de nerven donkerbruine strepen. Rond half augustus verkleuren de strepen naar rood tot uiteindelijk het blad geheel rood is. Het bijzondere is nu dat het blad toch pas in oktober afvalt. De rode herfstkleur kan dus bijna twee maanden duren. Het is al met al een bijzonder fenomeen, omdat beide ouders zo’n herfstkleur niet vertonen. Beide kunnen hooguit geeloranje verkleuren. Op bijgaande foto’s is het herfstkleureffect van ‘Chocolate Autumn’ op verschillende tijdstippen afgebeeld.

A. ‘Chocolate Autumn’ is een vrij kleine boom met slappe overhangende twijgen. De beste standplaats is in lichte schaduw. Evenals de beide oudersoorten wordt het blad niet aangetast door de mineermot. Een mooi exemplaar staat in het Arboretum Oudenbosch.

Aesculus ‘Chocolate Autumn’ in september
Foto: Piet de Jong

Leycesteria formosa, sieraad van de omslag

Leycesteria formosa staat volop in bloei
Foto: Ineke Vink

De fraaie foto op de omslag van Arbor Vitae 3 van 2018 toont een heester waar de sierwaarde van af straalt. Toch is het helaas geen bekende tuinplant. De Nederlandse naam fazantenbes kreeg ze ooit omdat ze in Engeland en Frankrijk speciaal voor fazanten werd aangeplant die al etend van de bessen een gemakkelijke prooi voor de jagers waren.

Het geslacht Leycesteria werd door de bekende Engelse plantenverzamelaar Nathaniel Wallich genoemd naar William Leycester (1775-1831), een Engelse jurist, die tijdens zijn verblijf als rechter in voormalig Brits-Indië planten verzamelde. De introductie in Engeland gebeurde in 1824. Leycesteria behoort tot de familie van de Caprifoliaceae. Van de zes soorten die het geslacht telt, is L. formosa veruit de bekendste en ook de soort met het grootste areaal. Het omvat het gehele zuidelijke Himalayagebied van Pakistan tot in Z. W. China.

Kenmerken
De fazantenbes is een bladverliezende tot 2 m hoge heester met groene holle stengels met aanvankelijk een blauwachtige glans. De bladeren zijn tegenoverstaand, gaafrandig en lang toegespitst. De bovenzijde van het blad is donkergroen en de onderzijde blauwachtig. De bloeiwijzen zijn lange hangende schijnaren met donkerrode schutbladen en witte bloemen in de oksels. De bloei is van juli tot september. De felgekleurde schutbladen zorgen er voor dat de plant ook na de bloei de aandacht blijft trekken. De vruchten zijn zachte purperrode bessen met veel kleine zaden. Ze zijn sterk geurend en volgens sommigen chocoladeachtig, volgens anderen meer nootachtig. Dit laatste is terug te vinden in de Engelse benaming nutmeg. Behalve de naam fazantenbes wordt de heester ook grootmoeders oorbellen genoemd of, wederom vanwege de geur, caramelbes.
De fazantenbes houdt van een zonnige standplaats en een goed doorlatende bodem. In strenge winters kan de plant bevriezen, maar ze ontwikkelt in het voorjaar weer nieuwe stengels. De vermeerdering gaat gemakkelijk middels zaden. Mede om die reden is de soort invasief in Australië en Nieuw-Zeeland en dreigt ze dat ook te worden in Europa en Noord Amerika.
Een fraaie cultivar is ‘Purple Rain’ met, zoals de naam al aangeeft, een zeer intense purperen kleur van de schutbladen. Om dezelfde reden verschenen de selecties ‘Red Rockett’ en ‘Red Shuttle’ op de markt. Een geelbladige selectie met rood jong blad is ‘Golden Lanterns’.

Ook rupsen houden van Leycesteria formosa
Foto: Ineke Vink
De bessen van Leycesteria formosa
Foto: Ineke Vink