Categorie archieven: Sortiment

Over ×Sycoparrotia semidecidua

×Sycoparrotia semidecidua ’Purple Haze’ heeft een treffende cultivarnaam, dat zeker. De struik kreeg vaste voet aan de grond in Amerika en werd ook in de Lage Landen al vroeg opgenomen in collecties. Op zoek naar bijzondere houtige gewassen bezocht ik jaren geleden kwekerij Arborealis van Micha Wieland en Sietske Metz. Weer thuis was een varenbladige vleugelnoot (Pterocarya stenoptera ‘Fern Leaf’) op mijn wensenlijstje gekomen en in de bus stonden selecties Euonymus en Viburnum. Ook had ik er een eerste ×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’ gekocht.

×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’ in donkere schaduw met de kenmerkende gelaagde groei

×Sycoparrotia semidecidua behoort tot de Hamamelidaceae. Ontstaan rond 1950 in Zwitserland uit Parrotia persica en Sycopsis sinensis en in 1968 benaamd (Endress & Anliker). Het gewas werd begin jaren negentig nog als volgt beschreven: ‘An interesting intergeneric hybrid between 2 outstanding plants. Unfortunately the following has not proved to be an improvement on either of its parents. […] open, spreading shrub with the habit of Parrotia and the foliage resembling Sycopsis. Some leaves turn yellow in autumn while others remain until winter.’ (The Hillier Manual of Trees & Shrubs, editie 1991.)
Deze half-bladverliezende geslachtshybride ging enkele decennia meer als curiositeit dan als aanwinst door het leven. Een geslachtshybride is bij houtige gewassen zeldzaam (hoewel we er allemaal een paar zullen kennen, zoals ×Fatshedera, ×Chitalpa, ×Cupressocyparis).
Dat de hybride geen verbetering leek van zijn ouders is ingehaald door de geschiedenis. Selecties uit deze geslachtshybride zijn sindsdien waardevol gebleken.

Tot laat in het jaar blijven de kleuren boeien

Kenmerken van ‘Purple Haze’
Micha Wieland vond ×Sycoparrotia semidecidua ’Purple Haze’ in een zaaisel vlak voor de eeuwwisseling. Op een zonnige plek wordt deze cultivar een mooie volle struik. Een snoeischaar is hiervoor niet nodig. De cultivar heeft een sterk vertakkende groeiwijze die duidelijk anders is dan de losse groei van het in Hillier beschreven gewas. Een van de redenen om voor deze selectie in beplantingen juist wel te kiezen. Hier op ons terrein in Eelderwolde staan dichte, volwassen exemplaren van ruim vijf meter hoog en drie meter breed.
Het blad van ‘Purple Haze’ is in het groeiseizoen glimmend donkergroen. De bladranden zijn enigszins gegolfd (zoals van Parrotia), verder toont de bladvorm vooral gelijkenis met Sycopsis. De bladeren kleuren soms al vroeg op en geven daarmee een voorproefje van wat ons in de aanloop naar de kortste dag nog te wachten staat.
De bijzonder mooie herfstkleuren van ‘Purple Haze’ onderscheiden zich van de beschrijving van ×Sycoparrotia semidecidua in Hillier. Deze verkleuringen houden aan tot ver in december. Naast tinten paars verschijnen aan de struik ook gele, oranje, felrode en wijnrode kleuren.
Van Parrotia persica heeft ‘Purple Haze’ de schaduwtolerantie geërfd. Als de struik weinig licht vangt zal het blad in het najaar naar koele en warme tinten geel verkleuren. In beplanting is gelaagdheid te creëren met bijvoorbeeld cultivars van Cornus alternifolia en Viburnum plicatum. In donkere schaduw heeft ook ×Sycoparrotia semidecidua ‘ Purple Haze’ een spreidende groeiwijze en toont daarmee nogmaals kind te zijn van Parrotia persica (die zelf ruim breder dan hoog wordt).
Nog enkele Parrotia persica-eigenschappen van de selectie. ‘Purple Haze’ is gezond en goed winterhard, bij de vinder doorstond de struik zonder schade ruim twintig graden vorst.
Tegen de droogte van de afgelopen twee zomers was de struik in de volle grond in Eelderwolde, ook in de nabijheid van dorstige grote bomen, goed bestand.
Verder laat de cultivar pas in december, maar dus wel ruim vóór het nieuwe seizoen al zijn blad vallen. Ik beschouw dat als gunstig (oud blad aan een struik kan kwetsbaar maken voor vorst en is vaak niet mooi).
Het is even zoeken naar de minpunten van de cultivar. Voor de bloei hoef je ‘Purple Haze’ niet aan te planten. In bloeiwijze en in bloeitijd toont zich de verwantschap met Hamamelis, maar de bloei is onopvallend. Daarnaast heeft ×Sycoparrotia net als Parrotia beurtjaren. De struik geeft hier weinig zaden, maar misschien helpt het niet dat bij ons alleen de cultivar ‘Purple Haze’ staat.

Habitus en herfsttooi van ×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’

Andere selecties
De afgelopen decennia zijn er ook enkele andere goed winterharde cultivars geïntroduceerd. Ik noem er twee. Piet van der Bom kreeg in Amerika een selectie, zag de gebruikswaarde en mocht hem de cultivarnaam ‘Prins Claus’ meegeven (herfstkleur geel en groen, behoudt langer het blad en groeit meer opgaand dan ‘Purple Haze’). Het is geen snelle groeier, maar met begeleidingssnoei in de kwekerijfase is het na aanplant een gezonde, sterke straatboom.
‘Autunno Rosso’, ontstaan in Italië en recent geïntroduceerd, wordt als boom gekweekt en behoudt lang het naar rood verkleurende blad.

Een informatief artikel over ×Sycoparrotia (met name over de toepassing in boomvorm als straatbeplanting) is te vinden op internet in Boomzorg 2016-3, www.boomzorg.nl

Parrotia persica zit in de lift

Op de omslag van de vierde Arbor Vitae in 2019 prijkt Parrotia persica in haar fraaie herfstkleur. Lang was ze in cultuur alleen bekend als een struik met een zeer brede kroon. De selectie ‘Vanessa’ was de eerste boom met een opgaande groeiwijze. Het sortiment groeit en in 2016 was het de boom van het jaar. Maar heel vaak wordt ze nog niet toegepast.

Parrotia persica kleurt in alle tinten rood en geel
Foto: Ineke Vink

De naam van deze boom verwijst duidelijk naar haar oorsprongsgebied. De introductie gebeurde door Carl Anton von Meyer die van zijn twee reizen vanuit Sint Petersburg naar de Kaukasus verslag deed in 1831 in: Verzeichniß der Pflanzen, welche während der, auf allerhöchsten Befehl, in den Jahren 1829 und 1830 unternommenen Reise im Caucasus und den Provinzen am westlichen Ufer des Caspischen Meeres gefunden und eingesammelt worden sind. Bij die planten was dus de boom die hij beschreef als Parrotia persica en daarmee Friedrich Parrot eerde die in 1929 als eerste de berg Ararat in Oost-Turkije had beklommen. Augustin Pyramus de Candolle had kennelijk de mogelijkheid om de verzameling van Meyer al in 1830 in te zien want hij publiceerde in 1830 in zijn Prodomus Hamamelis persica, de plant die Meyer in 1831 met dezelfde soortnaam beschreef als Parrotia persica. De officiële naam is dus P. persica (DC) C.A. Mey.
Behalve in het Kaspisch regenwoud in Noord-Iran komt de soort van nature voor in aangrenzend Azerbeidzjan. In een verslag van zijn reis in 1972 door Noord-Iran maakt Roy Lancaster er melding van dat hij tot zijn verrassing bomen aantrof van P. persica van 25 m hoog. In cultuur kende hij op dat moment alleen de breedgroeiende bomen met de cultivars ‘Horizontalis’ en ‘Pendula’. Piet van de Bom van de Koninklijke Boomkwekerijen Alphons van der Bom bracht daar in 1975 verandering in met zijn selectie ‘Vanessa’, genoemd naar de wetenschappelijke naam van het geslacht van de vlinder atalanta. Mogelijk werd hij geïnspireerd doordat hij de fraaie oranje tekening van deze vlinder terugzag in het blad van de boom. ‘Vanessa’ groeit aanvankelijk strak opgaand, later wordt de kroon wat breder. Voor de Royal Horticultural Society was het aanleiding om de selectie een Award of Garden Merit te verlenen, iets wat niet bijzonder veel met Nederlandse boomselecties is gebeurd.

Kleurrijk blad
De grote sierwaarde van P. persica is het blad en de Nederlandse benaming ijzerhout past daar niet zo goed bij. Jonge scheuten zijn vaak purperkleurig en het blad houdt meestal een donkergekleurde rand. In de herfst gaat het echter helemaal los met een palet van kleuren van knalrood tot allerlei schakeringen van rood, oranje en geel. De bladval volgt meestal niet erg snel zodat er lang van genoten kan worden. Ook verder is het een interessante boom. In het vroege voorjaar verschijnen de bloemen die alleen de talrijke roodgekleurde helmknoppen tonen. De bast bladdert af en wordt fraai gevlekt als bij de plataan.

Nieuw sortiment
De komst van P. persica ‘Vanessa’ betekende een doorbraak en nog altijd is de cultivar populair. Met de merknaam Persian Spire kwam ook een opgaande klein blijvende Amerikaanse selectie in de handel met relatief klein blad met purper gekleurde rand. Met zijn verfoeilijke officiële cultivarnaam ‘JLPN01` zal je hem in de handel niet vaak tegenkomen. Voor de Keuringscommissie was op Plantarium in 2011 een bronzen medaille voldoende waardering. Ook P. persica ‘Bella’ is een vrij klein blijvende selectie met een sterk opgaande harttak en een open kroon. Ze werd door Herman Geers geselecteerd uit wild materiaal. ‘Bella’ kreeg van de Keuringscommissie een gouden medaille en het predicaat ‘Beste Nieuwigheid Groot Groen 2007’. Een Hongaarse selectie is ‘Tusmadar’ met brede pyramidale kroon en fraaie rode herfstkleur. De naam van P. persica ‘Biltmore’ is ontleend aan een schitterend 100 jaar oud exemplaar in de Biltmore Gardens in de Amerikaanse staat North Carolina. Ook genoemd naar de originele standplaats is de Engelse selectie ‘Jodrell Bank’ uit het gelijknamige arboretum bij de bekende radiotelescoop nabij het Engelse Manchester. De Duitse kweker Junker bracht ‘Burgundy’ in de handel, een selectie met opvallend donker gekleurd jong blad en fraaie herfstkleur. Keus genoeg dus en voor liefhebbers zelfs bontbladige, zoals ‘Lamplighter’

Vrucht en bladeren van Parrotia subaequalis
Foto: Ineke Vink

Parrotia subaequalis
Eerst in 1996 werd het duidelijk dat de Chinese plant die in 1960 beschreven was als Hamamelis subaequalis tot het geslacht Parrotia behoorde. In 1988 vond Miaobin Deng van het Jiangsi Botanical Institute een kleine populatie bij Yixing in de provincie Jiangsi. De plant werd beschreven in een nieuw geslacht Shaniodendron. Toen enkele jaren daarna bloeiende planten konden worden bestudeerd was dat geen aanleiding er een Parrotia in te zien. Dat gebeurde pas in 1996 na DNA-onderzoek door Jianhua Li. In 1998 volgde de officiële publicatie van de nieuwe combinatie door Hao en Wei. Mede op basis van fossielenonderzoek van andere soorten uit de familie van Hamamelidaceae werd geconcludeerd dat de twee soorten rond 7-8 miljoen jaar geleden van elkaar gescheiden werden in het Lower Mioceen. Er zijn thans vijf kleine populaties van de P. subaequalis bekend in de Chinese provincies Anhui, Jiangsi en Zhejiang. De soort is op de Red List van IUCN vermeld als critically endangered. Peter del Tredici van het Arnold Arboretum zag de eerste plant van P. subaequalis in 1994 in de Botanische Tuin van Nanjing en wijdde samen met Jianhua Li een interessant artikel aan de soort in Arnoldia 66, 1. p.1-9 (2008). De plant is bij enkele specialisten in ons land in cultuur.

Mallotus japonicus

Er zijn van die plantennamen die je na een eerste keer horen nooit meer vergeet. Mallotus, die de omslag van deze Arbor Vitae siert, is er zo een, Damnacanthus is een andere. De associatie met een bekend woord in eigen (of vreemde taal) maakt dat hij gemakkelijk in het geheugen wordt geprent. Het zijn officieel vastgestelde wetenschappelijke plantennamen die natuurlijk geen enkel verband hebben met een betekenis in een andere taal.

Bij het noemen van de plantennaam Mallotus tijdens een excursie heb je natuurlijk al snel de lachers op je hand. Zelden kom je deze plant tegen dus is het voor veel bezoekers voor het eerst dat ze de naam horen. Wij denken natuurlijk al snel aan een bekend Nederlands woord ‘malloot’. P.H. Schröder schrijft daarover:
‘Het malle is, dat malloot met mal niets te maken heeft. Wij hebben het woord overgenomen uit het Franse dialectische malot, dat, merkwaardigerwijze, wesp of hommel betekent, maar ook gebezigd werd om een druk, dartel meisje aan te duiden. In het Duits is dat precies zo. Eine wilde Hummel is: een uitgelaten, wild meisje, dat zich dus niet zeer ingetogen gedraagt. Toen het woord in het Nederlands werd overgenomen, heeft men het, zoals te begrijpen is, in verband gebracht met het bekende woord mal en er een verbastering in gezien van malhoofd, een woord dat nooit bestaan heeft, maar dat net zo goed had kunnen bestaan als driftkop en stijfhoofd(ig).’

Mallotus japonicus, ontluikend blad en begin van bloeiwijze
Foto: Gert Fortgens

Naamgeving
Een Nederlandse naam heeft de plant niet maar het zou iets met ‘wol’ of ‘wollig’ kunnen zijn. Dat komt uit het Grieks, Mallos is wol. De naam is gekozen op basis van de wollige beharing van de vruchten op de eerst beschreven soort Mallotus cochinchinensis. Dat gebeurde in 1790. Pas veel later (in 1865) werd de naam Mallotus japonicus gevestigd voor een van de 140 species (botanische soorten) in tropisch en subtropisch Azië die tegenwoordig worden gerekend tot dit geslacht. In zijn land van herkomst heeft deze plant wel een naam. In het Japans luidt die: Akame-gashiwa. Hetgeen zo veel betekent als Rode Scheut-Daimyo Eik: de plant heeft een jong uitlopend schot dat net zo rood is gekleurd als de Daimyo eik, Quercus dentata. Het blad is dun, papierachtig en verkleurt van roze-rood naar groen en wordt later warmgeel in de herfst. Het blad werd wel gebruikt voor het inpakken van voedsel, jong blad schijnt eetbaar te zijn, mits gekookt.

Mallotus japonicus, blad in detail
Foto: Gert Fortgens

Kenmerken
Mallotus is familie van de Euphorbia en houdt van licht en warmte. In het wild komt hij in de bergen voor op opengevallen plaatsen in het bos en aan bosranden. Hij wordt wel beschreven als een pioniersplant (planten die zich als eerste vestigen op opengevallen, niet begroeide plekken). En net als met andere pioniers is ook hier de levensduur aan de korte kant. Om de soort te behouden is het daarom belangrijk tijdig te vermeerderen door bijvoorbeeld zaad of stek. Voor zaadzetting heb je echter wel een mannelijke én een vrouwelijke plant nodig: de soort is tweehuizig. Wat betreft standplaats is Mallotus niet kieskeurig. Op vrijwel elke bodem groeit hij snel uit tot een brede struik van zo’n 4 tot 5 m hoog. De dichtbehaarde pluimvormige bloeiwijzen verschijnen aan het uiteinde van de groeischeuten. De bloeiwijzen zijn roomwit van kleur en opvallend is dat zij geen kroonblaadjes hebben. De bloei valt in de maanden juli en augustus en dan is de aangename geur goed merkbaar. De vruchten zijn weinig opvallende pluizige droge bolletjes. Aan de vorm van de vruchtjes is wel weer goed te zien dat de plant behoort tot de Euphorbiaceae: het bolletje is opgebouwd uit drie segmenten (net als bijvoorbeeld Sapium en Neoshirakia). Er schijnt ook een bonte vorm te bestaan maar die wordt zelden aangetroffen. In de nieuwere literatuur over bomen wordt in het boek New Trees nog geschreven over een andere Mallotus die nog maar zeer weinig in cultuur is: Mallotus apelta. Ook van deze Chinese soort wordt vooral het blad geroemd door de zacht wollige beharing en de mooie geel tot oranje herfstkleur.

Literatuur (naast de geraadpleegde gebruikelijke standaardwerken)
P.H. Schröder (1980). Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarn (internet).
John Grimshaw, Ross Bayton (1990). New Trees, Recent Introductions to Cultivation, Kew Publishing, Kew.