Categorie archieven: Arbor Vitae

Inheemse bomen en struiken in Nederland

Nederland is niet rijk aan inheemse houtige soorten. Met alle bomen, struiken en dwergstruiken zonder de bramen, tellen we circa honderd soorten. In de afgelopen 25 jaar hebben we1, 2 een aanzienlijk deel van Nederland in kaart gebracht. Dit zijn de autochtone bomen en struiken die na de laatste IJstijd vanaf circa 13.000 jaar geleden, op eigen kracht hier zijn gekomen. Ze kunnen ook aangeplant zijn, maar dan vanuit autochtone populaties.

Onlangs is het databestand als aparte kaartlaag opgenomen in de digitale Atlas van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Amersfoort): Atlas van het landschappelijk groen erfgoed van Nederland. Hierin staan per provincie bossen, houtwallen en heggen die vóór ca. 1850 bestonden en waar nog steeds autochtone bomen en struiken voorkomen. Het zijn de houtige gewassen die altijd spontaan voorkwamen en niet of nauwelijks in de handel waren, zoals Malus sylvestris, Rosa tomentosa of soorten die door eeuwenlang traditioneel beheer de tijd overleefden. Zo konden populaties van Quercus petraea, Fagus sylvatica en Carpinus betulus de eeuwen overleven in bossen met uitkapbeheer, hakhout of middenbos. Genetici stelden de migratieherkomst vast van de eiken na de laatste IJstijd vanuit Spanje (zoals de eiken op de Veluwe) en Italië (eiken in de Achterhoek). Deze ‘Atlas’ is voor iedereen toegankelijk op het internet of onze website. Inzoomen kan per provincie op detaillocaties en tabellen met de soorten en hybriden, het historische beheer en historisch-geografische landschapskenmerken.

Bloeiende Rosa tomentosa, bosrand Onderste Bos (Zuid-Limburg)

In voorbestaan bedreigde soorten
Gebleken is dat in minder dan drie procent van de landschapselementen autochtone bomen en struiken voorkomen, en dat de helft van de soorten wordt bedreigd in hun voortbestaan. Van soorten zoals Pyrus pyraster, Malus sylvestris, Crataegus ×subsphaerica, Rosa elliptica, Rosa caesia, Tilia platyphyllos (subsp. cordifolia en subsp. platyphyllos), Tilia cordata, Ulmus glabra, Ulmus laevis, Viburnum lantana en Cornus mas zijn de populaties bijzonder klein. Maar ook autochtone populaties van Fagus sylvatica, Populus nigra, Taxus baccata, Quercus petraea en Salix fragilis zijn onverwacht gering. Zeer waarschijnlijk zijn autochtone Pinus sylvestris en Crataegus rhipidophylla inmiddels uitgestorven, of althans niet meer gevonden. Deze uitkomsten waren voor het ministerie van LNV alle reden om te besluiten tot een (levende) autochtone genenbank.3 Inmiddels bevat de genenbank zo’n 65 soorten, waarvan autochtoon genenmateriaal uit diverse herkomsten van het land. De collectie is groeiende. De genenbank is vrij toegankelijk en voorzien van informatieborden. De autochtone genenbank is niet alleen bedoeld voor behoud ervan, maar ook om stekken en zaden te winnen voor nieuwe aanplant in natuurgebieden. De genenbank wordt gecontroleerd door het Centrum voor Genetische Bronnen in Nederland, dat ook betrokken is bij de autochtone Rassenlijst voor Bomen en de certificatie ervan.4 Genoemd mag ook worden het Nationale Lindenarboretum (onder beheer van Jan van den Brandhof) waarin autochtone lindeherkomsten staan. De toegenomen kennis en de genenbank kunnen als belangrijke stappen voor het behoud en beheer gelden. Toch blijft behoud van inheemse bomen en struiken in situ belangrijk voor de biodiversiteit en als bron van kennis. Wat weg is komt nooit meer terug.

Crataegus ×macrocarpa langs de Dinkel (Twente)

Landschapselementen
Ondanks de grote achteruitgang is er nog veel moois en belangwekkends te beleven in de Nederlandse bossen, houtwallen, struwelen en heggen. Ook zijn er landschapselementen van internationale betekenis.5 Zoals de grote diversiteit van onze duinstruwelen en de heggen in het rivierengebied. In de soortenrijke kalkhoudende duinen, zoals die van Voorne, bij Scheveningen en Castricum, zien we Hippophae rhamnoides, Rhamnus cathartica, Euonymus europaeus, Crataegus monogyna en diverse rozensoorten: Rosa canina, R. tomentella, R. squarrosa, R. corymbifera, R. caesia, R. dumalis, R. rubiginosa, R. micrantha, R. agrestis, R. elliptica, R. tomentosa en R. sherardii. Terwijl het hardhoutooibos in ons land nagenoeg is verdwenen, komen in het Maasheggengebied nog vrijwel alle houtige soorten voor die er thuis horen, waaronder Acer campestre, Carpinus betulus, Rhamnus cathartica, Fraxinus excelsior, Ulmus laevis, Ulmus minor, Crataegus monogyna, Crataegus laevigata en diverse wilde rozensoorten. In nattere sferen, zoals de Biesbosch, zien we Salix alba, Salix fragilis, Salix purpurea en Populus nigra. Rijk aan autochtone bomen en struiken zijn de beekdalen met meanderende beeklopen. Het zijn de refugia van Tilia cordata, Ulmus laevis, Ulmus glabra, Crataegus laevigata, Crataegus ×macrocarpa, Crataegus ×subsphaerica, Taxus baccata, Malus sylvestris en allerlei rozensoorten.

Malus sylvestris Lieverense Bos (Drenthe)

De grootste oppervlakte aan oude bosrelicten zien we op de Veluwe, waar naar verhouding grote populaties voorkomen van Quercus robur, Q. petraea, Q. ×rosacea, Fagus sylvatica en algemenere soorten als Ilex aquifolium, Rhamnus frangula en Sorbus aucuparia. Ook andere stuwwallen en stuifzandgebieden in Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant zijn vergelijkbaar als genenbron. Onverwacht zijn de houtwalcomplexen zoals de Noordelijke Friese Wouden, de houtwallen van Steenwijkerwold, het Drentse Aagebied en het dal van de Mosbeek in Twente. Voor de grote soortenrijkdom moeten we naar Zuid-Limburg met de holle wegen en graften en bossen die tot de best bewaarde voorbeelden in Nederland kunnen gelden: het Savelsbos, Vijlenerbos en Bunderbos. Het Savelsbos, het enige echte lindebos met zowel Tilia cordata als Tilia platyphylla, is het meest natuurlijke bos in ons land voor wat betreft de boom-, struik- en kruidlaag. Behalve de lindesoorten en hun zeer zeldzame natuurlijke hybride (T. ×europaea), staan hier ook grotere populaties van Fraxinus excelsior, Acer campestre, Carpinus betulus, Betula pendula, Ulmus minor en zeldzaamheden als Cornus mas, Ulmus laevis en Crataegus ×macrocarpa.

Voorbeeld uit de Atlas van het landschappelijk groen erfgoed van Nederland (Drenthe)

Kennis van soorten, ondersoorten, hybriden en variëteiten van inheemse soorten is een eerste stap voor behoud en beheer ervan. Binnen de NDV is veel kennis aanwezig. Toch verrast het dat in een standaardwerk als de Dendrologie van de Lage Landen zeker circa vijftig taxa ontbreken van inheemse bomen en struiken. Echt goed determineren van onze eigen bomen en struiken wordt dan lastig. Aan te bevelen is om in een volgende druk ook de in ons cultuurlandschap in voorkomende inheemse taxa op te nemen. Meer aandacht en ook het plezier in het natuur-, en cultuurerfgoed van de bomen en struiken in eigen land is van harte aan te bevelen.

Bert Maes runt sedert 1992 het Ecologisch Adviesbureau Maes te Utrecht.

Noten
1. Ecologisch Adviesbureau Maes te Utrecht.
2. Tot 2005 met BRONNEN, daarna met het Ecologisch Adviesbureau Van Loon.
3. In 2006. De genenbank bevindt zich in de Flevopolder, Roggebotzand. De beheerder is Staatsbosbeheer.
4. De certificatie is praktisch onder verantwoordelijkheid van de NAK-Tuinbouw.
5. Voor de taxonomie zie Maes e.a., Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen, 3e druk 2013, uitgave Boom, Amsterdam.

Literatuur
Bakker, Piet, Bert Maes en Hans Kruijer, 2011. ‘De Wilde rozen van Nederland’, in: Gorteria 35.
Maes, Bert (red.), 2013, 3e druk, Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam.
Maes, Bert, 2016. Atlas van het landschap groen erfgoed van Nederland. Amersfoort.

Chris van der Wurff, vol enthousiasme terug naar de oorsprong van een plant

Chris omringd door Celtis koraiensis
Chris omringd door Celtis koraiensis
Foto: Ineke van Teylingen

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Chris van der Wurff, geboren in 1962 op deze plek in Heeze in een gezin met vier kinderen. Een nakomertje, mijn jongste zus is veertien jaar ouder. Mijn werkzame leven in de boomkwekerij begon toen ik 16 was. In de loop der jaren heb ik me gespecialiseerd in het kweken van bijzondere planten.

Wat voor opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Na de lagere tuinbouwschool ging ik naar de boomteeltvakschool in Vught, 2 dagen theorie en 3 dagen praktijk. Op mijn 17e was ik klaar. Daarna begon ik pas echt te leren. Een jaar later begon ik voor mezelf. Ik heb nog een handlichting moeten aanvragen om zelfstandig boomkweker te mogen zijn.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan?
Het zit letterlijk in mijn bloed, al vanaf 1600 is dit een familie van boomkwekers. Mijn oudere broer had het bedrijf overgenomen en ik zou iets anders gaan doen. De keuze voor boomkweker werd thuis niet gestimuleerd, maar ik bleek toch erfelijk belast met de sapstromen van de familie.

Wie hebben je geïnspireerd?
Het licht is aangestoken door Henk Keepers, leraar plantenkennis op de vakschool in Vught. In de schooltuin moesten we planten leren. Op mijn 16e had ik al een discussie met hem of die ene plant nou een Acer capillipes was of een Acer davidii. Later kwam ik Gidie van Vught tegen. We bleken dezelfde interesses te hebben, werden vrienden en nog steeds houden we elkaar scherp op plantengebied. Wim Rutten en Harry van de Hatert hebben me geweldig geïnspireerd. Jammer dat ik ze niets meer kan vragen, Harry was voor mij een ‘bomenopa’. Met Harry en Gidie trok ik vaak het veld en het bos in om bijvoorbeeld bosbouwproeven te bekijken.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Ik begon met het kweken van zaailingen, mijn vader hielp me daarbij. De eerste vijftien jaar als boomkweker heb ik laanbomen gekweekt, maar gaandeweg ging ik me door zaaien, stekken of enten specialiseren in planten die een ander niet kweekte. Rond 1990 had ik al een groot sortiment zeldzame planten en heb ik een voorlichtingsbedrijf ingehuurd als klankbord om een omslag te kunnen maken. Een omschakeling moet je snel doen! Je moet een onderwerp hebben om mensen te trekken. Ik heb me beperkt tot de houtige gewassen. Door middel van zaaien ben ik terug gegaan naar de oorsprong van een plant. De biodiversiteit van zaaien is belangrijk. De Naamlijst van Houtige Gewassen met 15.000 namen is mijn naslagwerk, ik kan ‘m geen dag missen. Inmiddels staan op de kwekerij veel planten die soms zelfs niet in de lijst voorkomen.
Op veel kwekerijen wordt een product gemaakt dat niet overeenkomt met de werkelijke groeiwijze van een plant. Ik ben afgestapt van gemanipuleerde bomen. Ik laat planten groeien zoals ze van nature zijn. Ik voeg mij naar de werkelijkheid. Dat is wat mijn klantenkring zoekt: hoe is die boom over 25 jaar?

Hoe kijk je hierop terug?
Omdat ik zulke zeldzame planten heb, is er bijna niemand meer om over zo’n bijzonder sortiment te kunnen ‘bomen’. Je loopt tegen de grens aan van wat we weten. Ik ben daar zelf iets aan gaan doen. Bij sommige onderwerpen zit je op een bepaald moment zo diep, dat jij moet kunnen zeggen wat de volgende stappen zijn.

Voor welke planten heb je een speciale passie?
Op de kwekerij (5 ha) staan de Nederlandse Plantencollecties van Morus en Amelanchier. Het is leuk om planten te verzamelen maar het beste om iets te bewaren, is het weg te geven. Het is beter dat planten op meerdere plekken staan, de mensen moeten ze leren kennen. Ik houd van het speciale sortiment. Ontstaan door terug te gaan van cultuur naar natuur. Hoe is een plant op z’n mooist.

Wat vind je het vervelendste in je vak?
Nachtvorst, wateroverlast en hagel. We hadden begin mei 9 graden vorst, veel zaden en bloemen zijn bevroren. Vorig voorjaar overstroomde de Aa door de regenval. Het deel van de kwekerij in het beekdal stond lange tijd anderhalve meter onder water. Daarna vielen hagelstenen als tennisballen uit de lucht. Ik ben een positief mens, maar dit is wel erg veel schade in een jaar tijd.

Heb je een anekdote te vertellen?
Er zijn altijd planten die je wel zou willen bemachtigen maar hoe kom je er aan? Ik kreeg eens van Peter Vanlaerhoven een onbekende plant, na achttien jaar stond ie eindelijk in bloei. Ik blij, het bleek een Cyclocarya te zijn maar ik had in feite nog niks. Je moet er minstens twee hebben voor de bestuiving. Na 20 jaar is ie acht meter hoog maar ik kan er nog steeds niets mee. Ik wil echte planten kweken door ze te zaaien, maar goed zaad komt er niet in.

Cyclocarya paliurus
Cyclocarya paliurus
Foto: Chris van der Wurff

Wat zijn leuke dingen die je hebt meegemaakt?
Ik ben een buitenmens, ik ben het hele jaar in mijn ‘bos’. Mijn buurvrouw maakte een keer de opmerking: ‘Jij bent net een hond, jij bent altijd buiten in het veld.’ Ik heb eens wat verre familie uitgenodigd om een dag mee het veld in te gaan om te laten zien waar ik mee bezig ben. Aan het eind van de dag vroeg ik: ‘Wat vond je de leukste plant van de dag?’ Het antwoord : ’Die witte bloemen in het riet aan de slootkant.’ Na 35 jaar kweken en verzamelen stond ik in mijn hemd. Je kunt de gekste dingen uit de wereld hierheen slepen en het dan verliezen van een haagwinde.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ik weet nu uit ervaring wat een plant kan en wat je ermee kunt doen. Ik pluis alles uit: herkomst, natuurlijke groei, droge of vochtige grond. Toepassing is het belangrijkste. Om dat uit te vinden moet je heel alert zijn.
Veel mensen komen hier met een tuinprobleem. En daar moet een plant of boom bij gezocht worden. Ik vind dat heerlijk om te doen, puzzelen met planten. Lelijke planten bestaan niet. Als je je materiaal goed kent dan weet je de eigenschappen en kun je voor iedere plek een boom leveren. Maar, niks groter bedrog dan een tuin. Doe je vijf jaar niets dan is het een grote wildernis geworden.
Boomverzorgers komen hier kennis opdoen, die hebben honger naar sortiment. Ik geef les aan boomverzorgers in opleiding en sjouw hier ook met ze rond, zij hebben de toekomst en zijn erg geïnteresseerd. Ik vertel ze het verhaal van de cirkel en laat de planten zien zoals ze in werkelijkheid groeien.

Ik houd van het speciale sortiment. Ontstaan door terug te gaan van cultuur naar natuur. Hoe is een plant op z’n mooist.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Jaarlijks ga ik op stap met een club plantenfreaken. Twaalf ego’s die op alle plantengebieden veel kennis hebben. In Engeland staat het summum van alles waar we mee bezig zijn. Voor mij zijn de Lost Gardens of Heligan in Cornwall en het Westonbirt Arboretum het hoogtepunt. Daar zie je de oude werkelijkheid.
We zitten in een afgebakend gebied. Een klein gedeelte van de planten in botanische tuinen en kwekerijen is in mijn ogen niet soortecht. Door het overschrijven van fouten komen dendrologen of wetenschappers vaak tot andere omschrijvingen. Zelf probeer ik altijd terug te gaan naar de eerste beschrijvingen, maar alles is ter discussie en niets is stabiel. Ik zoek in oude literatuur om weer nieuwe dingen te vinden. Ik neem niet meer zomaar iets aan, het moet eerst bewezen worden. Ik wil terug naar punt 0.

Platycarya strobilacea
Platycarya strobilacea
Foto: Chris van der Wurff

Sophora japonica ‘Pendula’ of Styphnolobium japonicum ‘Pendula’

Tijdens een kort verblijf in Bilbao (Noord-Spanje) viel mij, in een parkachtig aangelegde verkeersrotonde, een treurboompje op waarvan ik van verre al dacht dat het een treurhoningboom zou zijn. Inderdaad bleek dit het geval. Een nog niet zo heel oud exemplaar, fraai groen bebladerd én, wat mijn aandacht trok, met nog zich ontwikkelende bloeiwijzen. Over een maand zou de boom vol in bloei kunnen staan. In Trompenburg staat al sedert 1966 een treurhoningboom maar nog niet eerder heb ik daar bloemen in gezien. Althans, het is mij nooit opgevallen. Ook niet op andere plekken in Nederland waar ik deze sierlijke treurboom weet te staan. In Lissabon heb ik enkele jaren geleden wél een treurhoningboom aangetroffen die vol zat met de ingesnoerde boonvormige vruchten. Die had dus ook rijk gebloeid. Komt dus de vraag naar boven: ligt dit aan het klimaat, bloeit de treurhoningboom alleen in warmere gebieden dan in Nederland? Nazoeken in diverse catalogi, boeken en internet leert dat er wel degelijk variatie is in bloeibaarheid. In België en Nederland wordt wisselend geschreven over de aanwezigheid (of niet) van bloemen. Een kwekerij in Duitsland vermeldt dat zij een niet of zelden bloeiende kloon vermeerderen. In Engeland wordt gesteld dat deze boom enkel bloeit in Zuidoost-Europa. Bean weet te vermelden dat er sedert 1857 verschillende klonen in omloop zouden zijn na zaaien van een treurboom in Parijs, Frankrijk. In het arboretum van de heer Karaca in Turkije staan verschillende treurvormen die schijnbaar weer anders zijn dan de bij ons bekende treurvorm. In ieder geval is één van die exemplaren ‘Karaca Weeping’ genoemd. Over de bloeibaarheid van deze selectie kan ik weinig melden.

Styphnolobium japonicum ‘Pendula’ vól vruchten, in de Jardim Botanico d’Ajuda, Lissabon

De eerste vermelding van een treurhoningboom stamt uit 1827 in Engeland bij de kwekerij Loddiges. De herkomst ervan wordt echter niet vermeld. Destijds ging deze boom onder de naam Sophora japonica ‘Pendula’ maar ondertussen weten wij dat de juiste naam Styphnolobium japonicum ‘Pendula’ is. Styphnolobium leeft, in tegenstelling tot So­phora, niet in symbiose met stikstofbindende bacteriën. Een vreemde eend dus in de bijt van de familie van de Fabaceae, de Vlinderbloemigen. Voorts is de indicatie ‘japonicum’ niet wat je zou denken: de boom komt oorspronkelijk namelijk uit China. In Japan is hij lang geleden ingevoerd als sierboom.

Een vrij jong exemplaar van Styphnolobium japonicum ‘Pendula’ (Bilbao)
Kroonsilhouet van de treurhoningboom in het vroege voorjaar, Trompenburg

Wat betreft toepassing is de treurhoningboom niet moeilijk. Hij houdt van een standplaats in de volle zon. Elke normale, goed doorlaatbare grondsoort voldoet. De boom is goed winterhard, droogtetolerant, verdraagt zeewind en luchtvervuiling en heeft weinig last van ongedierte. Zowel in de zomer, mét blad, als in de winter heeft de boom grote sierwaarde. Door de compacte kroon met een fijne textuur van het samengestelde blad en de lange hangende takken kijk je tegen een ‘groene wolk’ aan. Daar komt een prachtig gele herfstkleur nog bij. ’s Winters zijn de transparante kroon vol met dikke, zigzag groeiende takken in de kop en de lange neerhangende takken aan de buitenzijde van de kroon een lust voor het oog. Wat betreft onderhoud is het goed om regelmatig de takken die ín de kroon zitten en zijn doodgegaan door lichtgebrek, te verwijderen.

Ontwikkelende bloeiwijzen in de treurhoningboom (Bilbao)