Categorie archieven: Arbor Vitae

Peter Vanlaerhoven, gespecialiseerd in biodiversiteit van planten

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Peter Vanlaerhoven, geboren in 1965 in Creil (N.O. polder) in een gezin met zes kinderen. Toen ik vier was gingen mijn ouders terug naar hun geboortegrond in Klein Zundert. Daar ben ik opgegroeid. Mijn partner Pascale Matthijssen en ik zijn eigenaar van Lowgardens Nurseries & Consultancy in Wernhout. Een gespecialiseerde sortimentskwekerij met een voorliefde voor het zaaien van botanische soorten.

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Na de mavo ging ik naar de Tuinbouwvakschool in Vught, een dag theorie en vier dagen praktijk. Na twee jaar boomteelt en vier jaar aanleg en onderhoud was ik vakbekwaam. Dendrologisch gezien ben ik volkomen autodidact.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
De liefde voor dendrologie heb ik niet van huis uit meegekregen. Mijn ouders hadden eerst een kwekerij van klein fruit en groente, maar schakelden later over op de teelt van onderstammen en bos- en haagplantsoen. Ik zag die grootschalige teelt niet zitten. De voorliefde voor natuur en groen was wel latent aanwezig. Mijn oma van vaders kant was dol op plantjes, van haar kreeg ik boekjes om plantjes te zaaien. Henk Kepers was mijn inspirator, in Brabant een fenomeen op plantengebied. Ook Jelena de Belder heeft mij geïnspireerd door advies te geven over wat ik zou moeten gaan kweken, vooral soorten die amper of helemaal niet gekweekt werden. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik in het buitenland bekend werd, onder andere door mij te introduceren op de internationale plantenbeurs in Courson (Fr.)

Peter Vanlaerhoven, oog voor de meerwaarde van planten
Foto: Emiel van de Berg (Het Groenburo)

Voor welke planten heb je een speciale passie?
Mijn voorkeur gaat vooral uit naar botanische soorten van houtige gewassen, maar ik ben ook gecharmeerd van planten met een functie zoals Schisandra en Quercus. Er is zoveel moois. Door de overname van Kwekerij Hulsdonk heb ik nu veel coniferen. Ik heb daar een binding mee gekregen, vooral met de naaldconiferen, terwijl ze mij voorheen niet konden bekoren. Pascale zoekt uit wat je met een conifeer kunt doen om de voorlichting te verbeteren. Om er zo mee bezig te zijn raak je er beter in thuis.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Op mijn 17e ben ik als zelfstandig boomkweker begonnen. Ik begon al snel met het zaaien van aparte plantjes en bestelde her en der bijzondere zaden, onder andere in Engeland. Ik heb de kwekerij van mijn ouders overgenomen. Het bedrijf ging goed, ik stond op bekende tuinbeurzen totdat problemen met mijn knieën me dwongen te stoppen met de kwekerij. Tien jaar heb ik andere dingen gedaan maar ik ging de planten toch missen. Toen ben ik ‘het vak’ weer gaan opzoeken, heb ik een paar jaar bij Maas Plant gewerkt en ben met Pascale opnieuw gestart in Wernhout. Op tuinbeurzen en Open Dagen promoten we het bijzondere, ecologische sortiment en geven we voorlichting. Met collega-specialisten proberen we het sortiment in een bepaalde richting te krijgen. Door andere inzichten en goede voorlichting komt er meer aandacht voor aparte planten, daar is jarenlang te weinig aandacht aan besteed. In Frankrijk is er veel meer belangstelling voor het sortiment.

Juniperus cedrus
Foto: Emiel van de Berg (Het Groenburo)

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Het geeft veel voldoening om samen bezig te zijn met het ontwikkelen van onbekende, bruikbare soorten. Onze visie past in het plaatje hoe mensen nu in het leven staan. Mensen worden zich bewuster van de natuur en kijken ook naar de meerwaarde van planten binnen de biodiversiteit. Door het grote sortiment kun je planten die in symbiose met elkaar optimaal gedijen, aanplanten. Pascale heeft hier een studie van gemaakt en het voelt goed om dit uit te dragen. Een plant heeft veel meer te bieden dan alleen sierwaarde, denk aan het medicinale, eetbare en energetische aspect (energie en arbeid). Etnobotanie speelt ook mee, vroeger werden planten anders gebruikt. Wij willen dat graag in de publiciteit brengen. Er is gelukkig belangstelling voor verdieping in de bruikbaarheid van planten. Ons doel is mensen meer bij de natuur te betrekken. Op biochemisch gebied heeft de wetenschap veel bereikt. Daardoor kan er nu bewezen worden hoe mensen vroeger op allerlei gebied met planten omgingen. De wetenschap is er ook achter gekomen hoeveel etherische onderdelen een plant bevat. Wij streven naar een optimale natuurlijke leefomgeving en geven dat graag door.

Wat is het leukste wat je meemaakt?
Het kiemen van de zaden! Er gebeurt iets tussen hemel en aarde, er is nieuw leven en dat geeft veel vreugde. Je hebt het niet in de hand, het ontstaat. Soms kan het jaren duren, Populus komt bijna meteen op maar Acer griseum laat lang op zich wachten.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Ik heb ooit Emmenopteris henryi gezaaid, volgens dendrologen de mooiste boom uit China. Circa 20.000 zaadjes kwamen op. Ik heb er tweeduizend gepot en de rest weggegooid. Daar heb ik spijt van, want genetisch zijn ze niet allemaal hetzelfde. Mijn zaailingen van toen bloeien regelmatig, dat is gemeld door mensen die een exemplaar van mij in hun tuin hebben. Met de kennis van nu is het pijnlijk te beseffen wat ik destijds heb weggegooid.

Hemiptelea davidii
Foto: Emiel van de Berg (Het Groenburo)

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
De Japanse dendroloog Mikinori Ogisu kwam een keer in mei met een groep plantenmensen op bezoek. Hij wist dat het mijn verjaardag was, had een taart meegebracht en ik werd door de hele club toegezongen met een Japans verjaardagslied. Mikinori werkt veel samen met Roy Lancaster om te testen of nieuwe planten tegen ons klimaat bestand zijn.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ons volgende project is een botanisch atelier met het doel om door middel van tekenen, schilderen en exposities mensen weer bij de planten te brengen. Bij botanisch tekenen heb je veel meer beleving. De interesse wordt gewekt en je ervaart hoe mooi elk onderdeel van een plant of bloem is. Zo bezig te zijn leer je de planten zien, ruiken en proeven. Je ontdekt de meerwaarde van planten door er op een andere manier naar te kijken. Het plan is om er ook kinderen bij te betrekken.
De verzamelaardag in september is bij uitstek geschikt om plantenfreaks te ontmoeten en te enthousiasmeren. Als je planten kunt vermenigvuldigen moet je ze ook willen delen. Om het omgaan met planten toegankelijker te maken zijn er ook kleinere planten en in kleine potten. Zelf opkweken geeft binding met een plant. Groepen zijn op afspraak ook van harte welkom.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen?
Ja! Ik kan en wil niet anders, het zit in mijn genen.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Ik heb ooit Pueraria montana var. lobata, een vlinderbloemige klimplant, gezaaid. Die groeit erg hard (blijkt achteraf invasief te zijn). Een Spanjaard, op plantenjacht in Nederland, kocht zo’n plant. Die groeide in zijn auto ongeveer 25 centimeter per dag. Bij thuiskomst was de auto volledig dichtgegroeid.

Rhus chinensis
Foto: Emiel van de Berg (Het Groenburo)

Zenobia pulverulenta, ten onrechte weinig bekend

Op de omslag van de tweede Arbor Vitae van 2018 prijkt een aantrekkelijk bloeiend heestertje dat je toch maar vrij zelden in cultuur aantreft. Het geslacht is vernoemd naar een legendarische koningin uit het Midden Oosten.

Zenobia pulverulenta
Foto: Ineke Vink

Van het grote aantal van de circa 120 geslachten die de familie van de Ericaceae telt komt ruim een derde voor in Noord-Amerika. Dat is twee keer zoveel als het aantal geslachten in de Chinese flora, al telt die wel meer dan vijfhonderd rododendronsoorten. Van dit grote aantal geslachten in Noord-Amerika zijn er maar weinig als cultuurplant van betekenis. Na Gaultheria, Kalmia, Leucothoe, Rhododendron en Vaccinium betreft dat feitelijk alleen nog Oxydendrum en Zenobia. Laatstgenoemd geslacht telt alleen de soort Z. pulverulenta. Deze komt van nature voor in het zuidoosten van de VS in de staten North en South Carolina, Georgia en Virginia. Ze groeit daar in de kustgebieden vooral op vrij vochtige, zandige standplaatsen. Het is een halfwintergroene heester van maximaal 1,5 m hoog, maar meestal hooguit 1,25 m. Vaak is sprake van wortelopslag. Oudere twijgen zijn soms roodachtig. Het leerachtige blad is eirond tot elliptisch en 2,5-7 cm lang. De bladkleur varieert van heldergroen tot blauw berijpt. Populaties met laatstgenoemde bladkleur worden vooral meer landinwaarts aangetroffen. De bloeiwijzen zijn trossen met hangende witte klokvormige bloemen. Ze zijn ruim 1 cm groot en hebben een anijsachtige geur. De volksnaam is mede vanwege de zoete geur Honeycup. De bloeiperiode is eind mei-begin juni.

Naamgeving
Het geslacht Zenobia telt volgens de Flora of North America maar 1 soort en ze beschouwt Z. cassinefolia als een synoniem. Dat geldt ook voor Z. pulverulenta var. nuda. Deze Flora maakt geen melding van Z. speciosa en Z. pulverulenta f. nitida. The Plant List accepteert Z. speciosa als een geldige naam. Deze naam is afgeleid van Andromeda speciosa, door Michaux beschreven op basis van herbariummateriaal uit North Carolina. Het blijft intussen raadselachtig waarin deze soort zou verschillen van Z. pulverulenta uit hetzelfde gebied.
Het geslacht is genoemd naar Septima Ze­nobia, koningin van 267-272 van Palmyra, een stadsstaat in Syrië. Ze stond bekend om haar buitengewone schoonheid. In haar regeerperiode wist ze aanvallen van Romeinse legers te weerstaan en wist ze zelfs Egypte en delen van Turkije te veroveren. Uiteindelijk werd haar leger in 272 door keizer Aurelianus verslagen. Ze werd gevangen genomen en na een triomftocht door Rome onthoofd, al zijn er ook andere versies hoe het haar in Rome verging.
Z. pulverulenta is een goed winterharde tuinplant met meestal wat slappe takken. Vooral de struiken met blauwberijpte bladeren hebben veel sierwaarde. Een selectie daaruit is in de handel onder de naam ‘Blue Sky’. De rode kleur van de twijgen kan zich ook uitstrekken tot de bloemstelen en delen van de kroon. Het meest uitgesproken is dat in ‘Raspberry Ripple’, maar deze selectie heeft wel groene bladeren. In de herfst kan het blad van Z. pulverulenta verkleuren naar een mix van oranje, rood en purper.

Prettig wonen tussen bomen door maatwerk

Logo van het burgerinitiatief in Zoetermeer

De gemeenteraad van Zoetermeer ontving in 2015 het burgerinitiatief ‘Groene stad, prettig wonen tussen bomen’. De indieners vinden een groene stad van groot belang, maar ervaren ook overlast van bomen op het gebied van schaduw, beperking van lichtinval en belemmering van uitzicht. Ze stellen dat het huidige bomenbeleid van de gemeente Zoetermeer onvoldoende handvatten biedt voor verbetering.

Om een kapvergunning te krijgen voor het kappen van een boom, is overmatige schaduwoverlast één van de criteria. Maar wat gemist wordt, zijn heldere en objectieve criteria om dit te bepalen. De gemeente erkent dat bij de grootschalige uitbreiding van Zoetermeer in de jaren zeventig en tachtig op veel plekken (te) grote bomen zijn aangeplant op plekken met beperkte groeiruimte, zowel ondergronds als bovengronds. De raad nam de handschoen op en benoemde in 2016 een adviescommissie die objectieve criteria moest ontwikkelen. Drie deskundigen namen deze taak op zich:

  • boomdeskundige Jaap Smit (van Cobra Advies) kan beoordelen hoe de gezondheidstoestand, de beheertoestand en de toekomstverwachting is van de betreffende overlastboom;
  • gebiedsadviseur sociaal (Heleen Steens-Stam van de gemeente Alphen aan den Rijn) kan beoordelen welk effect de overlast heeft op de leefbaarheid van de omwonenden;
  • landschapsarchitect Henk Schuitemaker (van bureau VLUGP) kan beoordelen welke rol de betreffende overlastboom heeft in het landschap, de groenstructuur en de stedebouwkundige structuur van de stad.

Iedere deskundige vertegenwoordigt als het ware een of meer belangen die bepalen of ingrijpen nodig is. Wat ook meespeelt, is of de goede boom op de goede plek staat. Als er onevenredig veel beheer nodig is om een boom in toom te houden, is dat een reden om de boom te vervangen door een andere soort die wel passend is voor de plek; dat noemen we duurzaam beheer.

Werkwijze
‘Bomen zijn emotie’, is een veelgehoorde kreet. Daarom moet er een heldere en afgewogen argumentatie zijn om wel of niet in te grijpen bij overlast door bomen. Dit is meer dan het afvinken van een lijstje ‘objectieve’ toetsingscriteria. De situaties zijn vaak complex, met meerdere belangen naast elkaar of zelfs elkaar tegensprekende belangen. Dat vraagt om een afgewogen oordeel. Om dat goed te doen, hanteerde de commissie een werkwijze die de goedkeuring wegdraagt van zowel de indieners van het burgerinitiatief als van de gemeente. De commissie komt één keer in de maand bijeen en per bijeenkomst worden 3 tot 4 cases besproken:
De eerste stap: de commissie bekijkt de situatie ter plekke. In deze tijd van streetview is de verleiding groot om achter je computer te blijven zitten, maar dat is niet genoeg om een situatie goed te beoordelen. Dit locatiebezoek vindt plaats zonder dat de verzoeker daarbij aanwezig is, zodat de commissie niet beïnvloed wordt. De betreffende boom (of bomen) wordt beoordeeld op de diverse belangen en vaak is meteen duidelijk wat het probleem is en hoe ernstig de situatie is.
De tweede stap: na de locatiebezoeken krijgen de verzoekers een uitnodiging om hun verzoek toe te lichten. Wat is precies het probleem, welke oplossing heeft de verzoeker als voorkeur, hoe denken de buren er over, hoe is de woonsituatie en hoe lang woont de verzoeker al op het adres? Het scheelt nogal of de bewoner kon inschatten hoe groot de boom zou worden toen hij of zij er kwam wonen. Tot slot krijgt de verzoeker informatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden en een toelichting op de vervolgprocedure. Veel verzoekers zijn blij dat ze de kans krijgen om hun verhaal te doen en voelen zich gehoord, ook al krijgen ze soms geen gelijk.
De derde stap: met alle informatie voorhanden bespreekt de commissie de casus. De commissie heeft geleerd dat een goede en ‘waterdichte’ beargumentering ondersteund moet worden met objectieve beoordelingsinstrumenten. Schaduwoverlast bijvoorbeeld, wordt bepaald met schaduwdiagrammen, waarbij op vier representatieve momenten per dag op drie momenten in het jaar gecontroleerd kan worden welk deel van de woning of tuin beschaduwd wordt door de boom. Op dit moment is ook een methode in ontwikkeling die de mate van belemmering van zicht en lichtinval bepaalt.

Is hier sprake van schaduwoverlast of niet?
Foto: Henk Schuitemaker

Maatwerk staat voorop
Inmiddels ligt er een startnotitie over de verankering van de werkwijze en belangenafweging van de adviescommissie bomen in het bomenbeleid van de gemeente. Iedereen weet dat elke situatie om maatwerk vraagt waarbij de verschillende belangen goed afgewogen en beargumenteerd moeten worden. De beoordelingsinstrumenten zijn slechts een hulpmiddel en geen doel op zich. Een goed beargumenteerde afweging blijkt ook in de verdere afhandeling van de klacht een goede basis te zijn voor communicatie met de belanghebbenden.

De commissie bekijkt de situatie ter plekke
Foto: Henk Schuitemaker

*Met dank aan Jaap Smit en Heleen Steens-Stam.