Categorie archieven: Arbor Vitae

Vergelijking van lijsten met boomsoorten voor biodiversiteit

Elke kweker, landschapsarchitect, tuinontwerper of stedelijk groenbeheerder kent het fenomeen: de sortimentslijst. Stel dat je een lijst wilt opstellen met daarop alleen die bomen die goed zijn voor de biodiversiteit in Nederlandse gemeenten. Je noemt die lijst ‘de groene lijst’. Dat schept natuurlijk de nodige verwachtingen. In hoeverre is dat waar te maken?

In de derde Arbor vitae van 2024 staat een artikel over het Register ecologische bomen van de gemeente Leiden1. Het betreft een lijst met meer dan 1600 boomsoorten gerangschikt naar ecologische waarde voor de biodiversiteit. Op pagina 18 en 19 schrijft Gert Fortgens een recensie over dat register. Voor dit artikel kies ik een aanvullende invalshoek: een vergelijking van dat register met de lijsten van de stichting Natuur & Milieu, alsook met de informatie uit de in 2024 gelanceerde digitale Bomentabel2. Deze vergelijking levert opmerkelijke verschillen op. Voer voor discussie dus.

Zomereik: niemand betwijfelt opname van deze boomsoort op de groene lijst.
Foto: Eduard Groen

Groene en zwarte lijst van Natuur & Milieu
In december 2023 publiceerde de stichting Natuur & Milieu een groene en een zwarte lijst met boomsoorten3. Soorten die niet op deze twee lijsten voorkomen, vormen een niet ingevulde restcategorie, een grijze lijst.
Op de groene lijst staan behalve alle soorten die behoren tot de geslachten Malus en Ulmus, ook 96 soorten uit andere geslachten. In totaal ruim meer dan 100 boomsoorten. Op de zwarte lijst staan 33 boomsoorten, zoals de door de Europese Unie verboden Hemelboom (Ailanthus altissima).
Het publiceren van deze lijsten ging met de nodige publiciteit gepaard. Het doel hierbij van Natuur & Milieu is duidelijk: gemeenten moeten in de openbare ruimte bij voorkeur boomsoorten aanplanten van de groene lijst en ophouden met het aanplanten van boomsoorten op de zwarte lijst. Dat is nogal een claim. Is deze claim terecht?

Opmerkelijke verschillen
Vergeleken met het Leids Register ecologische bomen is ten eerste opmerkelijk dat van de 96 soorten in de groene lijst 16 boomsoorten in de gemeente Leiden niet aangeplant mogen worden (zie tabel 1). Ten tweede mogen in Leiden bepaalde soorten en cultivars van het geslacht Ulmus niet aangeplant worden (zie tabel 2). Ten derde valt op dat van de 33 boomsoorten op de zwarte lijst van Natuur & Milieu drie soorten staan die in de openbare ruimte van Leiden juist om reden van hun ecologische waarde bij voorkeur wél aangeplant mogen worden (zie tabel 3). Hoe is dit alles te verklaren?

Tabel 1 Een selectie van 16 boomsoorten uit de groene lijst van Natuur & Milieu, waarvan de biodiversiteitswaarde discutabel is
Toelichting: maten voor nectarbron of stuifmeelbron zijn zeer hoog, hoog, matig, gering en geen. De maat voor voedselbron voor vogels of kleine zoogdieren is wel of geen. Ecologische compatibiliteit wordt uitgedrukt in hoog, gemiddeld, laag, zeer laag of niet. In het Register ecologische bomen (REB) van de gemeente Leiden worden onder-scheiden: negatief (-1), geen waarde (0), zeer gering (0,5), gering (1), matig ()2, hoog (3) en zeer hoog (4). Die pun-tentoedeling wordt door de gemeente gebruikt om te berekenen of de biodiversiteit er in een gebied op vooruit- of achteruitgaat

 

Tabel 2 Selectie van drie soorten/hybriden uit het geslacht Ulmaceae, waarvan een hoge biodiversiteitswaarde in NL discutabel is

 

Tabel 3 Selectie uit de ‘zwarte lijst’ van Natuur & Milieu, waarvan een lage biodiversiteitswaarde in NL discutabel is

Hoe komt een soort op de groene lijst?
Een boomsoort op de groene lijst moet uiteraard goed zijn voor de biodiversiteit in Nederlandse gemeenten. De stichting Natuur & Milieu is daarvoor hoofdzakelijk4 te rade gegaan bij de in 2018 gepubliceerde 100-boomsoortentabel van Wageningen University & Research (WUR)5.
Die lijst bevat boomsoorten die een positieve bijdrage leveren aan klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit in de stad. Voor de bijdrage die bomen leveren aan biodiversiteit in Nederland zijn in de soortentabel drie criteria benoemd: (1) nectarbron voor insecten, (2) stuifmeelbron voor insecten en (3) voedselbron voor vogels en kleine zoogdieren, zoals bessen, zaden en noten. Een hoge score op één of meer van deze drie criteria is bepalend geweest voor het opnemen van de desbetreffende boomsoort in de groene lijst.

Digitale Bomentabel
De 100-soortentabel van WUR is in 2024 uitgebreid tot 359 boomsoorten. Het is een digitale bomentabel waarop kan worden gefilterd voor het kiezen van de best passende boomsoort op een bepaalde plek in de stad. Deze tabel heeft bovenop de drie eerdergenoemde criteria nog een criterium als maat voor biodiversiteit: ecologische compatibiliteit. Daarbij wordt ervanuit gegaan dat hoe dichter een boomsoort van nature in de buurt van Nederland voorkomt, hoe groter de kans is dat de lokale Nederlandse insectenpopulatie gebruik kan maken van deze soort.

Vier voorbeelden uit de groene lijst
Hoe heeft dit concreet uitgepakt? Uiteraard staan de welbekende inheemse boomsoorten op de groene lijst. Ik mis eigenlijk alleen de Euonymus europaeus (Wilde kardinaalsmuts), waarbij ter verontschuldiging kan worden aangevoerd dat je deze soort niet vaak in boomvorm tegenkomt.

In de groene lijst staan evenwel ook zestien boomsoorten waarvan betwijfelt kan worden of deze er terecht op staan (zie tabel 1). In het Register ecologische bomen (kolom REB in tabel 1) wordt aan deze boomsoorten een ecologische waarde nul toegekend of zelfs een negatieve waarde (schadelijk voor de biodiversiteit). Ter illustratie bespreek ik hieronder vier voorbeelden uit tabel 1 (nrs 1, 5, 12 en 14).
De eerste boomsoort in de groene lijst is Acer buergerianum (Drietandesdoorn). Uit de tabel is op te maken dat de hoge waarde als nectarbron blijkbaar van doorslaggevende betekenis is om deze boomsoort op te nemen in de groene lijst.
Een andere soort op de groene lijst is Alnus xspaethii. Voor deze soort is blijkbaar de hoge waarde als stuifmeelbron van doorslaggevende betekenis geweest voor opname.
Voor Quercus palustris (Moeraseik) heeft blijkbaar de positieve waarde als voedselbron voor vogels en kleine zoogdieren de doorslag gegeven om deze op te nemen.
Om Pyrus calleryana (Callerypeer) op te nemen op de groene lijst is de veronderstelde hoge tot zeer hoge waarde als nectar- en als stuifmeelbron bepalend geweest. De gemeente Leiden heeft de aanplant van deze soort juist absoluut verboden. Dit in verband met een verondersteld risico als invasieve exoot.

De geslachten Malus en Ulmus
Alle bomen uit de geslachten Malus en Ulmus hebben volgens Natuur & Milieu een zodanig hoge waarde voor de biodiversiteit dat zij op de groene lijst staan. In het Register van Leiden hebben een aantal soorten binnen het geslacht Ulmus evenwel een waardering nul of lager gekregen. Dat betreft soorten zoals Ulmus americana (Amerikaanse iep), U. japonica (Japanse iep) en U. pumila (Siberische iep), alsook soorthybriden zoals de Ulmus ‘Rebona en de Ulmus ‘Regal’. In totaal staan in het Leidse register 14 Ulmus-soorten en 62 Ulmus-soorthybriden en/of cultuurvarianten, waarvan er respectievelijk 5 en 19 zijn verboden.
In tabel 3 licht ik er drie soorten uit, die ook in de digitale Bomentabel voorkomen.
Mijn conclusie is dat het opnemen van alle soorten, cultuurvarianten en hybriden die tot het geslacht Ulmus behoren niet per definitie goed is voor de biodiversiteit. Dat geldt voor de drie in tabel 3 genoemde, alsook voor een aantal andere die nog niet in de Bomentabel zijn opgenomen.

De zwarte lijst
Op de zwarte lijst van Natuur & Milieu staan in ieder geval drie boomsoorten die discussie oproepen.
De Canadapopulier (Populus xcanadensis), het Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii) en de Witte abeel (Populus alba) zouden volgens de stichting Natuur & Milieu schadelijk zijn voor de biodiversiteit, terwijl deze boomsoorten in de gemeente Leiden juist staan aangeschreven als aanwinst voor de biodiversiteit. De boomsoorten staan op de zwarte lijst omdat zij een risico zouden vormen vanwege hun potentieel invasieve karakter in bepaalde gebieden in Nederland6. Misschien terecht, maar enige nuancering is dan wel op z’n plaats. De Witte abeel bijvoorbeeld, een soort die na de laatste ijstijd ons land al bijna op eigen kracht heeft bereikt7 en die sinds eeuwen is ingeburgerd, oogt vreemd op een zwarte lijst. Als deze boomsoort zich vanuit z’n natuurlijke verspreidingsgebied spontaan in onze contreien zou vestigen, wie zijn wij dan om dat te verhinderen.

Geografische context: de juiste plek
Kennis van de eigenschappen van boomsoorten is belangrijk, maar minstens zo belangrijk is kennis van de plek waar een boom kan groeien. De fysisch-geografische context voor bomengroei in bijvoorbeeld het noordwesten van Nederland is van een ander karakter dan die in het zuidoosten. En een hitte-eiland in het versteende centrum stelt andere functionele eisen dan een park aan de rand van de stad. In die zin is een groene lijst of een zwarte lijst voor Nederlandse gemeenten alleen met de nodige interpretatie en wijsheid te gebruiken. Regelgevende kaders, zoals het in de Omgevingsverordening verankerde Register ecologische bomen van de gemeente Leiden, zouden door andere gemeenten dan ook niet klakkeloos gekopieerd moeten worden. Het is zelfs de vraag of zo’n plaatselijk register wel genoeg rekening houdt met de verschillende groeiomstandigheden voor bomen die in een stad aanwezig zijn.

Het laatste woord
Over de biodiversiteitswaarden van de diverse boomsoorten in Nederland zal daarom het laatste woord ook niet zijn gezegd. Hoewel deskundigen van naam aan de totstandkoming van de verschillende in dit artikel besproken lijsten hebben meegewerkt, zijn de verschillen te opmerkelijk. Het zou goed zijn als diezelfde deskundigen elkaars lijsten becommentariëren. En ook dat andere deskundigen, waaronder leden van de NDV, de moeite nemen om zich erover uit te spreken. Ik sluit mij aan bij de woorden van Gert Fortgens om met name een bijdrage te leveren aan de verdere uitbreiding en onderbouwing van de weergegeven informatie in de digitale Bomentabel. De opstellers van het Register ecologische bomen en van de groene en zwarte lijst kunnen daarmee vervolgens ook weer hun voordeel doen.

Canadapopulier: op de zwarte lijst van Natuur & Milieu.
Foto: Eduard Groen

Noten
1 Jonker, R. en W. Moerland (2024), Het Leids Register ecologische bomen; welke bomen ondersteunen de biodiversiteit. Arbor vitae 3-34, blz. 24 – 26.
2 De data in de digitale Bomentabel zijn verzameld door Wageningen Research (eindredactie J.A. Hiemstra). https://bomentabel.nl
3 Natuur & Milieu (2023), Bomen voor biodiversiteit. Onderzoek naar bomen in Nederlandse gemeenten. https://natuurenmilieu.nl/app/uploads/Bomenonderzoek-Nederlandse-gemeenten-Natuur-Milieu.pdf
4 In het rapport staat dat hiervoor ook de website van de Bomenstichting is geraadpleegd. Uit het rapport blijkt verder niet op welke wijze dat is gebeurd.
5 Hiemstra, J.A. (2018), Groen in de stad: soortentabel. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460540. De publicatie met de tabel is ook als poster uitgebracht.
6 De zwarte lijst is door Natuur & Milieu bepaald aan de hand van zes in het rapport ‘Bomen voor diversiteit’ genoemde bronnen, zoals de Unielijst en rapporten van de NVWA, Floron en Naturalis. Zie verder blz. 8 van dat rapport.
17 Zie o.a. https://forest.jrc.ec.europa. eu/media/atlas/Populus_alba.pdf” target=”_blank”>https://www.euforgen.org en https://forest.jrc.ec.europa.eu/media/atlas/Populus_alba.pdf

Emmenopterys henryi; beeldschoon maar wispelturig

Er zijn altijd favorieten bij verzamelaars; dat geldt zowel voor postzegels en sneakers, als voor bomen en struiken. Afwegingen zijn natuurlijk divers, maar zeldzaamheid is telkens een belangrijke aanjager voor de hebberigheid van verzamelaars. Een andere afweging kan zijn de moeilijkheidsgraad van de teelt. Emmenopterys is niet heel zeldzaam en groeit over het algemeen goed. De rariteit van deze plant zit in de bloei. Deze planten bloeien in cultuur niet of slechts zeer onregelmatig. Een bloeiend exemplaar is dan ook een ware belevenis.

Emmenopterys henryi
Foto: Ronald Houtman

Emmenopterys henryi is de enige soort in het geslacht Emmenopterys. Deze boom kan tot 30 m hoog worden. De plant groeit van nature wijdverspreid in Zuid- en Centraal-China, maar komt nergens in grote aantallen voor. Augustine Henry heeft de boom in 1887 ontdekt voor de westerse wereld in de Drie Kloven langs de Blauwe Rivier in Hubei. De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1889 door Daniel Oliver. De geslachtsnaam is ontleend aan het Oudgrieks: emmeno (blijvend) en pteron (vleugel of veer). Deze naam beschrijft de opmerkelijke bloembladachtige uitgroeisels van de kelk die verspreid in de bloemtrossen voorkomen. Deze schutbladachtige structuren blijven aanwezig terwijl de zaden zich ontwikkelen. De soortnaam eert de ontdekker.

De lokbladen zijn duidelijk aanwezig
Foto: Ronald Houtman

De soort is in Europa geïntroduceerd door E.H. Wilson in 1907 vanuit Hubei. Later volgden introducties uit Yunnan (1924), Anhui (1988) en Sichuan (1996). Wilson omschreef de boom wervend als ‘een van de meest opvallend mooie bomen van China’. Helaas bloeit de plant zelden tot nooit. Het oudste Britse exemplaar bloeide voor het eerst in 1987! Als een boom bloeit is dat een echte gebeurtenis die veel media-aandacht krijgt. De reden voor deze geringe bloemproductie buiten het natuurlijke verspreidingsgebied is onderwerp van debat. Er zijn sterke aanwijzingen dat een hete zomer na een relatief koude winter tot de ontwikkeling van bloemen op éénjarige scheuten kan leiden. De boom is geheel winterhard in Nederland en België.

Bloemen van Emmenopterys henryi
Foto: Ronald Houtman

Emmenopterys henryi behoort tot de familie van de sterbladigen (Rubiaceae). De Rubiaceae zijn de op vier na grootste plantenfamilie met meer dan 10.000 soorten in ruim 600 geslachten. Het is een wereldwijd verspreid voorkomende familie met het zwaartepunt in de tropen. In Nederland kennen we alleen kruidachtige planten waaronder Lievevrouwebedstro en Walstro.

De sterk geurende vijftallige bloemen zijn wit van kleur en zo’n 2,5 cm in doorsnede. Ze staan in open bloemtrossen aan het eind van de bebladerde scheuten. In enkele bloemen is een enkel kelkblad uitgegroeid tot een bloembladachtig lokblad van 8 bij 6 cm. Dit lokblad (petaloide calycophyl genoemd) is wit tijdens de bloei en verkleurt naar roze, rood of paarstinten als de zaden rijpen. De gevleugelde vruchten zijn 1,5 cm groot en rood van kleur. Er is verondersteld dat de uitgroeisels van de kelk een functie zouden hebben in de verspreiding van het zaad. Een grote vleugel zou dan voordelen geven, maar slechts een gering aantal bloemen kennen een dergelijk ‘zaadzeil’. Omdat de kleur van deze calycophyl gelijk is aan de bloemkleur ligt de functie van lokbloem meer voor de hand.

Emmenopterys henryi kent geen vaste kroonvorm. Deze lijkt plastisch; de boom is laagvertakt en groeit vaak uit tot een meerstammige boom. Sommige exemplaren produceren worteluitlopers. Vermeerdering kan ook plaatsvinden via worteluitlopers. In het wild, waar de planten betrouwbaar bloeien, vindt de vermeerdering plaats door zaad. In het verleden is de plant ook via meristeemcultuur vermeerderd. De bast is grijsbruin en afschilferend in de jeugd. De gladde stugge takken kennen opvallende lenticellen. De knoppen zijn (roze)rood van kleur. Het redelijk stugge, donkergroene blad is bij het uitlopen vaak bronsachtig getint. De bladeren zijn gaafrandig, elliptisch tot omgekeerd eivormig en tegenoverstaand. Iedereen die de gok aandurft, kan inzetten op deze wispelturige Chinese schone, en wie weet komt de boom in bloei.

Bladeren van Emmenopterys henryi
Foto: Ronald Houtman

Cercis canadensis is bezig aan een opvallende opmars

Op de omslag van de laatste Arbor Vitae uit 2024 prijkt een foto van Cercis canadensis ‘Forest Pansy’, één van de weinige cultivars van de Canadese Judasboom die al wat langer in cultuur is. In deze eeuw heeft hij gezelschap gekregen van een reeks van nieuwe selecties. Opvallend bij vele daarvan is de aparte bladkleur. De aantrekkelijke bloei op het kale hout lijkt daarbij van secondair belang.

Cercis canadensis ‘Forest Pansy’, de eerste bladeren
Foto: Ronald Houtman

Eerst in de dertiende druk van Boom’s Dendrologie (2000) verscheen naast C. canadensis ’Alba’ uit de vorige drukken ‘Forest Pansy’, een nog altijd populaire roodbladige selectie. De kleur van het blad is bij het uitlopen roodpurper en verkleurt in het seizoen naar groenpurper in de zomer om te eindigen met een rode of oranje herfstkleur. De herkomst is niet bekend. De enige gevonden aanwijzing noemt Missouri als vindplaats. Krüssman (1976) vermeldt in het Handbuch der Laubgehölze de aanwezigheid van ‘Forest Pansy’ in het National Arboretum in Washington. In 1979 werd aan ‘Forest Pansy’ door de Keuringscommissie van de KVBC een Getuigschrift van Verdienste toegekend met recht op herkeuring voor een hogere bekroning. Dat gebeurde in 1981 met een Getuigschrift Eerste Klas. Ook de Royal Horticultural Society (RHS) verleende een Award of Garden Merit, maar dat gebeurde pas in 2017. Intussen zijn van de recente nieuwe selecties er drie door de Keuringscommissie positief beoordeeld. In 2019 kreeg Cercis canadensis ‘NCCC1’ (ᴄᴀʀᴏʟɪɴᴀ ꜱᴡᴇᴇᴛʜᴇᴀʀᴛ) op Plantarium een bronzen medaille. De struik met aanvankelijk donkerrood blad vereist een niet te zonnige, beschutte groeiplaats. Eveneens een bronzen medaille werd in 2021 bij de KVBC Spring Challenge gegeven aan C. canadensis ‘NC 2015’(ɢᴏʟᴅᴇɴ ꜰᴀʟʟꜱ), de eerste geelbladige selectie. Een zilveren medaille verkreeg in 2021 ‘NC2016’ (ᴇᴛᴇʀɴᴀʟ ꜰʟᴀᴍᴇ), een selectie met een uniek kleurverloop van zwartrood naar dieprood tot uiteindelijk donkergeel. De struik werd op de RHS Chelsea Flower Show in 2021 gekozen als ‘Plant of the Year’.

Cercis canadensis ‘NC2016’ (ᴇᴛᴇʀɴᴀʟ ꜰʟᴀᴍᴇ)
Foto: Cor van Gelderen

Cercis canadensis heeft in Noord Amerika een groot areaal dat zich uitstrekt van het zuidoosten van Canada en de zuidoostelijke helft van de VS tot in het midden en noordoosten van Mexico. Gezien het feit dat het leeuwendeel van het areaal in de VS ligt, is de Nederlandse benaming Amerikaanse Judasboom terecht. In 1753 beschreef Linnaeus in het geslacht Cercis de soorten C. canadensis en C. siliquastrum. Met name in Engeland was C. siliquastrum uit het Oostelijke Middellandse Zeegebied en Klein Azië meer geliefd dan C. canadensis en ook in ons land was canadensis lang zeer zeldzaam in cultuur aan te treffen. De cultivar C. canadensis ‘Alba’, beschreven in 1794, was heel lang de enige benaamde selectie. Dat beeld is thans volkomen veranderd. In de meest recente Naamlijst van Houtige Gewassen (2024) worden maar liefst 28 selecties vermeld. Het contrast met de voorheen meer geliefde C. siliquastrum met slechts twee cultivars kan niet groter zijn. Het voert te ver om deze cultivars in dit artikel de revue te laten passeren. De winterhardheid die voorheen een groot probleem was, zal mogelijk bij enkele daarvan nog wel een rol spelen.

Cercis canadensis ‘Forest Pansy’, bloei
Foto: Ronald Houtman

Van de tien soorten die het geslacht telt, zijn er vijf inheems in China. De in cultuur belangrijkste daarvan is C. chinensis met een groot areaal in China en ook vaak aangeplant. De bekendste cultivar is C. chinensis ‘Avondale’, een kleine struik met een donker rozerode bloemkleur. Ze verkreeg in 2012 van de RHS een ‘Award of Garden Merit’. Een eveneens rijkbloeiende kleine struik is C. chinensis ‘Don Egolf’.

Cercis canadensis ‘Forest Pansy’ volledig in blad
Foto: Ronald Houtman