Categorie archieven: Arbor Vitae

Merel Soons, voorvechter voor bio­diversiteit in de natuur

Ik ben Merel Soons, 46 jaar en wonend in Utrecht. Mijn oma was een natuurliefhebber, die ons wees op al het moois dat er buiten te zien was. Zij heeft de liefde voor de natuur op mij overgebracht. Na de middelbare school ging ik biologie studeren aan de Universiteit Utrecht met ecologie als specialisatie. Nu ben ik hoogleraar Plantenverspreidingsecologie & Natuurbescherming aan de Universiteit van Utrecht. Ik zit inmiddels zo’n 20 jaar in het vak. Mijn onderzoek is gericht op de ruimtelijke aspecten van ecologie: beweging en verspreiding van planten en dieren, verbinding tussen versnipperde leefgebieden en kolonisatie van nieuwe natuur. Ik bestudeer de interacties tussen ruimtelijke processen en de grote algemene veranderingen die nu plaats vinden, zoals klimaatverandering, versnippering van de natuur en landgebruiksveranderingen. Daarbij kijk ik naar de effecten op biodiversiteit. Ik hoop met mijn kennis te kunnen bijdragen aan natuurherstel en natuurbehoud.

Merel Soons, hoogleraar Plantenverspreidingsecologie en Natuurbescherming
Foto: Universiteit Utrecht

Biodiversiteit is prioriteit nr. 1
Het gaat me aan het hart dat de biodiversiteit hard achteruit gaat, vooral in het landelijk gebied. Ik zet me ervoor in om bij te dragen aan het herstel ervan. Blauwe knoop (Succisa pratensis) was vroeger een algemene soort, maar zie je nu bijna niet meer. Hoe komt dat? Dat is een vraag, die ik als wetenschapper probeer te beantwoorden. Zo zijn er talloze vragen met betrekking tot behoud van herstel van biodiversiteit, waar ik als onderzoeker aan werk. Dat het slecht gaat met de natuur in Nederland zie je bijvoorbeeld aan de insecten. De totale hoeveelheid insecten is drastisch verminderd. Daarmee is er ook te weinig voedsel voor insectenetende vogels.
Het terugbrengen van bloeiende graslanden en heggen en houtwallen met inheemse bomen en struiken heeft daarom een hoge prioriteit. Er is veel potentie om de stand van heggen en houtwallen op een hoger peil te brengen. Veel inheemse struiken zoals Meidoorn (Crataegus), Sleedoorn (Prunus spinosa), Gelderse roos (Viburnum opulus), Hondsroos (Rosa canina) en Wollige sneeuwbal (Viburnum lantana) bieden voeding en beschutting. Bij de aanplant van heggen of houtwallen moet veel meer gebruik gemaakt worden van inheemse bomen en heesters. Ze kunnen ons helpen onze biodiversiteit te herstellen en ze horen bij ons landschap.

Zaadverspreiding is van levensbelang
Interessant is dat wereldwijd veel bomen en heesters vogels of kleine zoogdieren nodig hebben om hun zaden te verspreiden. De dieren spelen daarmee een belangrijke rol bij de instandhouding van de bomen. Ook kunnen ze wilde bomen en heesters helpen om klimaatverandering bij te benen. In Nederland spelen merels, gaaien en eekhoorns een rol in de verspreiding van bomen.
In zaadbanken en levende archieven van botanische tuinen vinden we veel oude en regionale rassen van inheemse bomen en heesters, zoals bijvoorbeeld oude appel- en perenrassen. Er is gelukkig steeds meer aandacht voor regionale rassen, die goed zijn aangepast aan de landschappen waar zij in voorkwamen. Die rassen kunnen we goed gebruiken voor nieuwe aanplant, zodat inheemse en regionale eigenschappen en biodiversiteit behouden blijven.

Terug naar bloeiende graslanden
Momenteel zijn we bezig met onderzoek naar het grasland van de toekomst. Een uniek experiment! In een kas achter de botanische tuin staan al vijf jaar 352 containers van 1000 liter grond met daarop mini graslandjes. Alle bakken zijn gevuld met dezelfde zandgrond, afkomstig uit het IJsselgebied. Zij worden blootgesteld aan verschillende weersomstandigheden. Onderzocht wordt hoe biodiversiteit kan helpen bij het klimaatbestendig maken van agrarische graslanden zonder dat dat ten koste gaat van de productiviteit. Dit kan, doordat verschillende plantensoorten die met elkaar samenleven kunnen profiteren van elkaars eigenschappen, zoals elkaars schaduw of elkaars wortels om vocht vast te kunnen houden. In de komende 15 jaar wordt onderzocht hoe de samenwerking tussen plantensoorten precies verloopt en bijdraagt aan het opvangen van weersextremen zoals zomerdroogte of overstroming. Ook wordt de koolstof opslag gevolgd. Net als bossen slaan graslanden CO2 op. Wel 80% wordt in de wortels en in de bodem opgeslagen door de planten in samenwerking met schimmels, bacteriën en bodemdieren, het bodemvoedselweb. De algemeen gangbare monocultuur van één gras blijkt contraproductief te werken. Het is slecht voor het bodemleven en de CO2 opslagcapaciteit.

Het Utrecht University Biodiversity and Climate Variability Experiment, waar onderzocht wordt hoe biodiversiteit graslanden weerbaarder kan maken tegen klimaatverandering
Foto: Universiteit Utrecht

Geef onze natuur de ruimte
Ik vind het prachtig om onderzoek te doen en geniet van mijn taken: onderzoek op het gebied van ecologie, biodiversiteit en natuurbescherming. Ik heb geen moment spijt gehad van mijn keuze voor dit vak. De natuur de ruimte geven kan ons helpen om ecosystemen te beschermen en te herstellen. Systemen die we nodig hebben voor het voedsel dat we eten, het water dat we drinken of de lucht die we inademen.

De Rode beuk*

In dit artikel ga ik het hebben over een ontmoeting met een van de mooiste bomen – en in mijn beleving de meest waardevolle boom – op mijn geweldige werkplek, het arboretum van De Nieuwe Ooster in Amsterdam.

Een Beuk als vriend
Het gaat hier om de opmerkelijke Fagus sylvatica ‘Atropunicea’. Bijna 30 jaar geleden begon mijn loopbaan op onze prachtige begraafplaats in Amsterdam. Buiten mijn dagelijkse werkzaamheden als hovenier ging mijn aandacht uit naar al die verschillende soorten bomen in het park. Al vlug ontdekte ik die majestueuze boom op grafvak 20. Een geweldige paraplu van armen met paarsrode bladeren die de onderliggende graven bescherming gaven. Alsof de boom wilde zeggen: ‘Zolang ik hier sta, waak ik over jullie.’ Ik kon (en kan nog steeds) bijna niet langs dit mooie wonder lopen zonder deze aan te raken, contact te maken. Destijds natuurlijk als niemand in de buurt was, want wat zouden mijn collega’s of grafbezoekers daarvan denken?

De Rode beuk staat hoog op zijn wortels
Foto: Johan Mullenders

Wat vrij algemeen is bij Beuken is dat ze redelijk hoog op hun wortels staan, zo ook bij deze. Tussen de wortels, tegen de stam, zijn door de tijd en groeiwijze holtes ontstaan waar blad en regenwater in blijft staan. Met mijn blote hand en opgerolde mouwen wilde ik zo’n holte onderzoeken. Tussen de rotte bladeren voelde ik iets hards en dat bracht ik aan de oppervlakte. Verbaasd keek ik naar een prachtige, grote rozenkwarts. Ik staarde afwisselend naar de steen en de boom. Noem het onzin, noem het (rozen)quatsch, noem het ‘vreemd’ maar ik voelde connectie. Ik had er een vriend bij. Niet onbelangrijk te melden: rozenkwarts staat voor liefde en vrede en heeft een zachte, liefdevolle energie.
Ik heb dit tot nu toe maar tegen een paar mensen durven zeggen, maar die tijd ligt achter me; de Rode beuk en ik hebben een band met elkaar.
Samenleven met een reuzenzwam
De boom in kwestie wordt bij ons ook wel een ‘Springerboom’ genoemd. Hij is in 1892 geplant tijdens de aanleg van het park door Leonard Anthony Springer, de bekende landschapsarchitect die door het hele land vele parken, begraafplaatsen en particuliere tuinen heeft ontworpen en aangelegd. Deze beuk is nu meer dan 130 jaar oud wat voor een Beuk betekent dat hij qua leeftijd ongeveer op de helft is.
De schrik was groot toen ik in de zomer van 2019 aan een zijde van de stam de vruchtlichamen van de reuzenzwam ontdekte. Een parasitaire schimmel die het levende hout van met name wortels en stamvoet aantast waardoor de boom zijn standvastigheid verliest. In de ijdele hoop dat ik mij zou kunnen vergissen heb ik aan een aantal bomenkenners bevestiging gevraagd. Zowel Simen Brumia als Huib Sneep konden niets anders doen dan mijn bevinding staven. Hoe graag had ik dit anders gezien. Wat nu, hoe kunnen we in hemelsnaam dit onomkeerbare proces een halt toe roepen? Een gevoel van machteloosheid bekroop me. Er zijn wat pogingen ondernomen (tegen beter weten in): verse, voedzame beukengrond is rondom de stam aangebracht en de kroon is door middel van snoei wat gedund. Helaas ontdekte ik in de zomer van 2021 dat de schimmel welig tiert en dat de vruchtlichamen zich praktisch rondom de gehele stam lieten zien.
Ik gooide het over een andere boeg. Als het in de medische wereld kan, waarom dan bij bomen niet. Wonderen bestaan!

De Rode beuk in arboretum De Nieuwe Ooster in Amsterdam
Foto: Johan Mullenders

Een wonder van een boom
De Rode beuk kreeg een eigen e-mailadres en deed via onze website een oproep aan iedereen om hem te schrijven met steunende woorden. Hierop volgden vele e-mails met ontroerende, warme, liefdevolle woorden en gedichten.
· Lieve rode beuk, ….mocht je onverhoopt toch gaan, dan kan je terugkijken op een mooi en waardevol leven in een prachtige omgeving.
· …ik heb ontzettend van je genoten van je schaduw, van je zachtdonkere blad, van de rust die je uitstraalde en de gevoeligheid voor elkaars verhaal die werd opgeroepen in jouw sfeer.
· Mooie rode beuk, ….. je bent een anker voor velen, ik neem je weer even mee naar huis.
De Beuk (hij staat er nog en loopt weer prachtig uit) heeft mij veel inzichten gegeven. Hoewel de boom nog heel graag in ons midden wil staan om te geven waar wij zo van genieten is het voor de Beuk zelf oké. Er is geen pijn, geen verdriet, geen angst. Deze emoties zijn bij ons tweevoeters gewoon, maar voor een boom gelden andere normen. Ook de reuzenzwam moet leven en doet wat hij moet doen. Mocht de Beuk er straks toch niet meer zijn dan is hij opgegaan in een andere materie en dient hij het leven in andere gedaantes.

Beste lezer, ondanks dat de Rode beuk berust in zijn lot ontvangt hij graag steunende post. E-mail de Beuk, het is echt niet vreemd, en wie weet krijgt u antwoord uit Hospice De Nieuwe Ooster: rodebeuk@denieuweoosterbomenpark.nl

* De standaard Nederlandse naam is Bruine beuk. Maar de redactie kan in dit geval leven met de voor velen nog vertrouwd aanvoelende naam: Rode beuk.

Hoe kan je aandacht niet naar deze majestueuze Beuk gaan
Foto: Johan Mullenders

 

Huidmondjes en determinatie bij Coniferen

Mossen determineer je gewoonlijk met een microscoop, maar ook bij het grote werk, bomen, zijn kleine details van belang. Het bestuderen van huidmondjes hoort bij deze details en kan soms zelfs de doorslag geven voor het bepalen van de identiteit. Ook bij Coniferen.

Huidmondjes zijn te zien als kleine witte stipjes op het blad/naald op de boven en/of de onderkant. Soms zijn ze gegroepeerd in banden, soms zijn ze verspreid over het blad. De kleur varieert van spierwit tot groenachtig. In het veld is een loep van tenminste 20x nodig om iets te kunnen zien. Beter is het nog om thuis het blad of de naald te bekijken met een prepareermicroscoop en 20x en 40x vergroting.

Noordelijke Coniferen
Ik geef een paar voorbeelden van soorten die alle lezers waarschijnlijk wel kennen, maar waarvan misschien niet bij iedereen de microscopische details bekend zijn.

Pinus
En daar stonden we dan met zijn allen tijdens het bezoek van de NDV aan Pinetum De Belten in Vorden. Destijds, in oktober 2019, werd daar een Den met het label Pinus ayacahuite (collectienummer 997) vanwege de zeer grote, lange kegels door NDV-leden als Pinus lambertiana benoemd. Dat leek toen heel logisch, maar … huidmondjes blijken bij deze nr. 997 niet aan alle zijden van de naalden aanwezig te zijn en dit sluit Pinus lambertiana nu juist uit. Deze soort heeft naalden met huidmondjes aan alle zijden van de naalden. De Den met nr. 997 blijkt toch een echte Pinus ayacahuite te zijn. Bij Dennen van de soort P. strobus moet altijd gekeken worden naar de plek waar de huidmondjes wel en niet zitten.

Pinus ayacahuite (De Belten), nr. 997, met een naaldkant zonder huidmondjes
Foto: Rob Kruijt

Abies
Bij de Spaanse zilverspar, Abies pinsapo, worden er twee (Farjon 2017) of drie (Eckenwalder 2009) variëteiten onderscheiden. A. pinsapo var. pinsapo heeft continue, doorlopende lijnen huidmondjes op de bovenzijde van het blad. Bij de andere variëteiten, A. pinsapo var. marocana en var. tazaotana, zijn ze onderbroken. De var. tazaotana heeft iets meer rijen huidmondjes dan de var. marocana.

Tsuga
Bij Tsuga kennen we allemaal het verschil tussen de rijen huidmondjes op de bladonderkanten van T. canadensis (smalle rijen) en T. heterophylla (brede rijen). Ook bij andere soorten Tsuga kunnen huidmondjes het verschil maken: in het Nationaal Bomenmuseum Gimborn in Doorn staat een groot aantal exemplaren van Tsuga jeffreyi. Deze soort is van T. mertensiana te onderscheiden doordat de laatste evenveel huidmondjes op alle naaldkanten heeft, terwijl T. jeffreyi aan één kant alleen aan de top van de naald enkele huidmondjes heeft. Ook de dwarsdoorsneden van de naald zijn duidelijk verschillend.

Tsuga mertensiana (VGA F05A-01) en Tsuga jeffreyi
(VGA F02B-45)
Foto: Rob Kruijt

Zuidelijke Coniferen
Niet alleen bij de Coniferen uit onze streken, ook bij zuidelijke Coniferen kan het bestuderen van huidmondjes uitsluitsel brengen.

Athrotaxis
Dit Tasmaanse genus bevat drie soorten. Een onderscheid is de verdeling van de huidmondjes over de buitenzijde (abaxiale zijde) van het blad. Athrotaxis selaginoides heeft huidmondjes in twee losse banden, maar deze soort is ook duidelijk te onderscheiden van de twee andere soorten door het sparrige uiterlijk. Bij A. cupressoides zijn de huidmondjes verspreid, niet in duidelijke stroken. Bij A. laxifolia zitten de huidmondjes in twee losse banden, dichter bij elkaar dan bij A. cupressoides. Omdat A. laxifolia een natuurlijke hybride is van de twee andere soorten met diverse mate van terugkruising (Worth et al. 2016), lijkt het alsof de verdeling van de huidmondjes ‘ertussenin zit’ ten opzichte van de twee andere soorten. Dit kenmerk is handig bij het onderscheiden van A. cupressoides en A. laxifolia.

Pinus ayacahuite (De Belten), nr. 997, met een naaldkant zonder huidmondjes
Foto: Rob Kruijt

Diselma (Cupressaceae) vs. Microcachrys (Podocarpaceae)
Deze twee Tasmaanse soorten zijn lastig uit elkaar te houden zonder zaadkegel. Het determineren gaat bij de aanbieders daarom wel eens mis. Ook hier brengen huidmondjes duidelijkheid: Microcachrys tetragona heeft géén huidmondjes aan de abaxiale zijde van het blad, Diselma archeri heeft dat wel.

Voor de echte veldmensen van de NDV is dat gepruts onder een microscoop misschien saai. Maar u ziet: de plek, de aantallen en het voorkomen of de afwezigheid van huidmondjes op een plant kunnen een doorslaggevend soort- of soms zelfs genuskenmerk zijn. Los van the devil is in the detail, is het ook gewoon mooi om de microscopische details te zien: er opent zich, letterlijk, een nieuwe wereld.

Literatuur
J. Eckenwalder (2009). Conifers of the World. Timber Press. London.
A. Farjon (2017). A Handbook of the World’s Conifers, Brill.
J.R.P. Worth, M.J. Larcombe, S. Sakaguchi, J.R. Marthick, D.M.J.S. Bowman, M. Ito & G.J. Jordan (2016). Transient hybridization, not homoploid hybrid speciation, between ancient and deeply divergent conifers, Am. J. Bot. 1 03 (2): 246-259.

*Rob Kruijt is Wetenschappelijk Collectiebeheerder Pinetum Blijdenstein, Hilversum (PBH)