Categorie archieven: Dendrovaria

Wintergroen

Nu alle blaadjes weer van de bomen zijn gewaaid ziet ons arboretum er heel anders uit. Het is net of het kleiner is. Komt misschien omdat je nu verder kunt kijken. Ik ben elke winter weer blij dat er nog een flink aantal Coniferen zijn, die geven ten minste nog wat groene kleur.

Magnolia grandiflora, één van de bladhoudende Magnolia’s
Foto: Ineke Vink

Hoewel, ik realiseerde me dat er ook aardig wat loofbomen en struiken zijn die hun groene blad houden in de winter. Hoeveel zijn dat er eigenlijk bij ons, vroeg ik me af. Ik ben aan de wandel gegaan met een opschrijfboekje in de hand. Tot mijn eigen verbazing telde ik zo’n 100 taxa! Een paar voorbeelden. Groenblijvende Eiken zoals: Quercus ilex (Steeneik), Q. agrifolia (Californische hulsteik), Q. myrtifolia, Q. suber (Kurkeik). Maar ook de Magnolia grandiflora (Zuidelijke magnolia), M. laevifolia en M. figo (Bananenstruik) mogen er zijn. Elke winter geniet ik weer van de nu al flink uit de kluiten gewassen Ligustrum lucidum (Chinese liguster). Ook de paar winterharde Eucalyptus soorten E. gunnii (Cidereucalyptus), E. pulverulenta en E. pauciflora subsp. niphophylla (Sneeuweucalyptus) bezie ik altijd met veel plezier. Natuurlijk kwam ik ook een paar bijzondere tegen waarvan ik nauwelijks wist dat ze in de collectie waren, zoals Hakea microcarpa, Grevillea erectiloba (Australische zilvereik), Notaphoebe cavaleriei, Ilex perado (Spaanse hulst) en Umbellularia californica (Californische laurier).

Bijna voorjaarsgroen, deze Grevillea erectiloba
Foto: Ineke Vink

Groenblijvende loofbomen hebben vaak een extra dikke cuticula, een vettig laagje op de bladopperhuid (epidermis). Ook hebben de cellen vriespunt verlagende stoffen in hun cellen. Dat beschermt hen tegen vorst.
Ik bedacht me ineens hoe interessant het zou kunnen zijn om een arboretum (of ten minste een groot deel ervan) met uitsluitend bladhoudende loofbomen aan te leggen, daar blijft het hele jaar door van alles te zien …

Invasieve exoten en hybride

Invasieve exoten zijn onderwerp van veel discussie, ook in mijn dagelijkse werk als tuin- en landschapsarchitect. Afgezien van vragen van grondeigenaren over een specifieke plant en het al dan niet vermeende invasieve karakter ontstaat er op ambtelijk niveau steeds meer weerstand tegen het toepassen van bepaalde soorten. Daarbij dreigen in het kader van zichtbaar daadkrachtig optreden verkeerde ingrepen en bestrijdingsmaatregelen.

In reactie op het artikel van Piet de Jong in de vorige Arbor Vitae (2021, nr. 3) over invasieve soorten het volgende. Piet de Jong meldt onder andere Rhododendron ×superponticum Deze soort is beschreven als een hybride tussen de Pontische rhododendron en Amerikaanse soorten. Deze superhybride met extra groeikracht zou verantwoordelijk zijn voor de plaatselijk dominantie van wat eerder onder R. ponticum werd geschaard. Echter deze plant met hybride groeikracht (heterosis) bestaat niet.

Dit betekent overigens niet dat het fenomeen van heterosis niet betrokken is bij het ontstaan van invasieve soorten. De eveneens in het artikel genoemde Japanse duizendknoop (Fallopia japonica) is een mannelijk onvruchtbare plant die zich vooral via menselijk handelen (maaien en grondverzet) verspreidt. Een toevallige kruising met een Russische zustersoort (Fallopia sachalinensis) leverde de Basterdduizendknoop Fallopia ×bohemica die krachtiger groeit, droogtebestendig is en zowel vruchtbaar stuifmeel als vruchtbeginsels produceert. Deze nieuwe soort kan terugkruisen met beide ouders en zo voortplanting via zaad introduceren in de populatie van Fallopia japonica. De hybride wordt vaak gemist, zoals ook bij veel beheerders de Russische zustersoort onbekend is.

Rhododendron ×superponticum op landgoed Soeslo bij Zwolle
Foto: André Beerendonk

Terug naar de Pontische rhododendron. Genetisch onderzoek heeft laten zien dat de sterk woekerende planten van R. ponticum allen behoren tot dezelfde kloon. R. ponticum kent een gescheiden verspreidingsgebied met de hoofdpopulatie in Klein Azië (Pontisch Gebergte), een kleine populatie in Bulgarije en een in het zuiden van Portugal en Spanje. De invasieve planten in het Verenigd Koninkrijk zijn genetisch gelijk aan de planten uit Portugal (ook wel aangeduid als R. ponticum ssp. baeticum). De hybriden van R. ponticum en de nauw verwante Noord-Amerikaanse zustersoorten R. catawbiense en R. maxima lijken juist minder groeikrachtig te zijn dan R. ponticum. Schots onderzoek heeft overigens wel introgressie vastgesteld waardoor in wilde populaties tot 5% catawbiense-genen aanwezig zijn in het genoom van R. ponticum. De meeste invasieve exoten zijn polyploïden, dat geldt echter niet voor R. ponticum (een diploïde).

In de bestrijding van R. ponticum worden veel ongelukkige keuzes gemaakt. De struiken – die zich vooral via afleggers vermeerderen – worden afgezaagd. De stobben en stengeldelen in het strooisel lopen vervolgens weer uit en tussen de slecht verterende bladeren kiemen alleen zaden van de Pontische rhododendron. Dit verjongt en vernieuwt de opstand waardoor deze zich eerder uitbreidt dan dat deze wordt ingeperkt. Overigens waren planten als de Pontische rhododendron, Sneeuwbes en Beuk veelgebruikt op buitenplaatsen die slechts gedurende een aantal maanden of zelfs weken per jaar werden bewoond. Het feit dat er niets onder kon groeien betekende namelijk ook veel minder onderhoud.

Boomverplanting met vorstkluit, nu en toen

‘Spectaculaire verplanting van een vijftigjarige linde met vorstkluit en al’, berichtte Copijn Boomspecialisten in februari 2012. Bij deze verplantingsmethode wordt de kluit aan het begin van een te verwachten vorstperiode vrij gegraven en direct voor het invallen van de vorst nat gemaakt. Na een paar dagen kan de boom met bevroren kluit worden gelicht en verplant. Het voordeel van deze methode is dat ook bij zandgrond een kluit kan worden gevormd.
Dit toen lezende dacht ik: ja, maar dat heb ik eerder gelezen. Wat heet, bijna ‘270 jaar eerder’. En wel in het boek Beschouwende en werkdadige hovenier-konst of inleiding tot de waare oeffening der planten van Johann Hermann Knoop uit 1753. Copijn spreekt over een 22 meter hoge boom, een kluit van 4 meter doorsnede en een gewicht van 40 ton. De dimensies bij Knoop zijn meer bescheiden. Maar toch, werd hier kennis van toen nu benut?

Verplanting van boom met vorstkluit (2012)
Foto: Copijn Boomspecialisten

Lees zelf maar eens wat Knoop in 1753 publiceerde. Allereerst wordt door een ‘leerling’ een vraag gesteld die vervolgens door ‘meester’ Knoop wordt beantwoord.

‘Het valt my te binnen, dat ik gehoort heb, dat men evenwel oude grote bomen sonder inkorting verplanten kan, is dat so?
Met veel moeite en toestel kan het geschieden, selfs met bejaarde, grote bomen, en sulks op dese wyse: in de winter als het begint sterk te vriesen, word ‘er rondom de boom een ruime circulaire greppel gegraven, op bequame distantie van de stam, op dat de wortels niet te kort worden, die men met een scherpe byl wel glad afhouwen moet, agt gevende dat de aarde niet veel geroert worde, en los raakt, moetende de klomp onder en boven wat schuins af gestoken worden, op dat deselve sig als een ronde bol vertoont, en men moet de boom met palen ondersteunen, op dat deselve overeind en wel vast blyft staan:
Dit gedaan synde begiet men de klomp aarde geduurig van tyd tot tyd rondom met water, op dat deselve vast t’samen vriest; vervolgens de klomp aarde wel vast t’samen gevroren synde, so word deselve opgenomen, en gebragt ter plaatse daar hy staan sal, een behoorlyke greppel van te voren tot dien einde gereed gemaakt synde.

‘een machine, met 4 hoge raderen, om de boom met de klomp aarde daar mede uit de grond te winden, en te vervoeren’, uit Beschouwende en werkdadige hovenier-konst (1753) van J.H. Knoop.

Op dese wyse heb [ik] een gehele alleé van linde-bomen, met een gewenschte volgende groey, sonder inkorting der kroon-takken, gesien, en mede helpen verplanten en verplaatsen, welke bomen wel 25 jaren oud, en tusschen 30 a 36 voeten [ zo’n 9,5 tot meer dan 11 meter] hoog waren. Dog sodanige verplaatsing van grote, sware bomen kan niet geschieden, dan door middel van een machine, met 4 hoge raderen, om de boom met de klomp aarde daar mede uit de grond te winden, en te vervoeren. Sie, om kort te gaan, een schets van sodanig een machine in het klein.’