Categorie archieven: Boekbesprekingen

Botanische Meesterwerken

Kort geleden kreeg ik van vrienden dit fraaie boek. Het is geschreven ter gelegenheid van het 170-jarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging in 2016. Het is, zoals de achterflap vermeldt, een eerbetoon aan de botanie in het algemeen en aan de kleurrijke en waardevolle boekenverzameling van de KNBV (ondergebracht bij Naturalis in Leiden). Bekende Nederlandse botanici laten topstukken uit deze collectie de revue passeren. Het gaat om zeldzame 16e-eeuwse kruidboeken, lokale flora’s, reisverslagen uit exotische oorden en andere botanische werken. Alle hoofdstukken zijn fraai geïllustreerd. Aan de hand van deze werken beschrijven de auteurs (negen in totaal, elf hoofdstukken) uiteenlopende aspecten van onze botanische literatuur en
geschiedenis.

Botanische Meesterwerken

Niet alle hoofdstukken waren even boeiend om te lezen. Twee hoofdstukken sprongen er uit wat mij betreft. Hoofdstuk 7: Wat zegt een naam?, over naamgeving en identiteit door Rense Haveman, en Hoofdstuk 8: Vlijt en volharding, over drukkers en uitgevers door Nils van Rooijen.

Samenvattend: een prachtig boek, harde omslag, fraaie illustraties en inhoudelijk voor ‘elk wat wils’. Het lijkt er op dat het uitverkocht is, maar tweedehands zal het vast nog wel te krijgen zijn.

Weeda, E, J. Schaminée en N. van Rooijen (red) (2016). Botanische meesterwerken. KNNV uitg. Zeist. € 22,95. ISBN 978- 90-5011-5605.

Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloesem redde

Naoke Abe is een Japanse journaliste die in Londen woont en getrouwd is met een Engelsman. Zij heeft een prachtig boek geschreven over een Engelse plantenverzamelaar in de ban van kersenbloesem en over de waarde van biodiversiteit.
In 2016 verscheen het boek Sakura in het Japans. Een biografie over hoe Collingwood Ingram sierkersen in het begin van de 20e eeuw verzamelde in Japan, opkweekte in Engeland en later weer terugstuurde naar Japan, omdat soorten verdwenen waren. In 2019 verscheen een Engelse bewerking: The Sakura Obsession. Deze uitgave werd een totaal ander boek. Er is veel uitleg over de Japanse cultuur en historie, naast het verhaal over Collingwood Ingram (1880-1981) en zijn zoektocht naar en verspreiding van sierkersen. In 2020 verscheen de Nederlandse vertaling.

Al meer dan duizend jaar is de periode van de kersenbloesem verankerd in de Japanse samenleving. Die periode wordt Sakoera genoemd. Dan trekt men erop uit om het bloesemfeest te vieren en de bloesems te bewonderen. Door de korte bloei staat de bloesem symbool voor geboorte, leven, dood en wedergeboorte. Het boek begint met een haiku uit de 12e eeuw over kersenbloesem: Laat mij sterven | Onder de bloesems | In de lente | Rond de dag | Van de volle maan

Reizen naar Japan
Ingram kwam uit een rijke familie. Hij hoefde nooit te werken. Hij was al vroeg geïnteresseerd in de natuur, vooral vogels. In 1902, op 21-jarige leeftijd, maakte hij een reis naar Japan. Hij werd gegrepen door de Japanse cultuur, het landschap, de mensen. De hoeveelheid en verscheidenheid aan sierkersen maakten indruk, zowel wild als gekweekte vormen.
Na de Eerste Wereldoorlog besloot hij zich verder te verdiepen in de kersen. Hij kocht een landgoed in Benenden, Sussex: The Grange. In 1926 keerde hij terug naar Japan. Na deze reis kreeg hij uit Japan vele verschillende griffels toegestuurd die hij entte op Prunus avium en in zijn tuin uitplantte. In 1926 was Japan al niet meer zoals hij het in 1902 had meegemaakt. Het land was veranderd, meer westers geworden ten koste van de Japanse cultuur en het landschap. Het viel hem op dat op sommige plaatsen vele kersen er slecht bij stonden of verdwenen waren. Tijdens een lezing die Ingram hield voor een vooraanstaand kersengenootschap in Tokio, waarschuwde hij al voor het verdwijnen van de diversiteit van de Prunussen.

Jaren dertig en WO-II
Vanaf de jaren dertig werd steeds meer alleen de Prunus ×yedoensis, de yoshinokers of Somei-yoshino, aangeplant. In aanloop naar de Tweede Wereldoorlog mocht er niets anders geplant worden. De eenheid van de bloesems stond symbool voor de eenheid van het Japanse volk en werd misbruikt als oorlogspropaganda. Ingram is nooit teruggekeerd naar Japan, maar bleef contacten onderhouden en heeft uiteindelijk, toen er vele soorten in Japan verdwenen waren, weer vele griffels van verschillende bomen kunnen terugsturen. Door Ingram werd de Prunus ook in Engeland steeds bekender en zijn vele parken, tuinen en straten beplant met Prunus. Stekken uit The Grange zijn over de hele wereld verspreid.

Achter in het boek staan per hoofdstuk noten met informatie over de bronnen die de schrijfster gebruikt heeft. Soms met websites voor nog meer informatie. Tevens is er een lijst met alle tuinen en parken wereldwijd waar de Sakura te bekijken is. Er is een lijst met kersenvariëteiten met Japanse namen en daarachter de wetenschappelijke namen, gevolgd door een lijst van belangrijke wilde kersen.

Alles is helder geschreven en makkelijk te lezen. Soms duizelde het mij van alle Japanse namen van de bomen, maar via Google kwam ik er toch uit. Dit boek is ook voor mensen die niets met planten hebben interessant vanwege alle achtergrondinformatie over Japan, Engeland en de beide Wereldoorlogen. Maar voor plantenliefhebbers is er nog veel meer. En voor dendrologen is het een must! (BG)

Naoko Abe (2020). Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloesem redde. Uitgever Thomas Rap. € 25. ISBN: 9789400405899.

Prunus serrulata ‘Fukurekuju’, een van de Japanse sierkersen
Foto: Ineke Vink

De onderwereld van de tuin. Van microbe tot mol

Weer zo’n boekje waarvan ik het jammer vond dat ik het uit had. Romke van de Kaa (geen onbekende binnen de NDV) heeft een heel prettige schrijfstijl. Kort en bondig, geestig en toch heel informatief. In 25 betrekkelijk kleine hoofdstukken bespreekt hij allerlei levende wezens die in de grond van onze tuin leven. Voor mij een ideaal boekje om één of twee hoofdstukken te lezen voor het slapen gaan.
Het boek staat vol met allerlei wetenswaardigheden. Zo leerde ik dat hij z’n boomvaren regelmatig ‘koppensnelt’, de top weer in de aarde zet die vervolgens vrolijk weer wortelt en doorgroeit (dat heeft natuurlijk niks met de onderwereld van de tuin te maken …). Hij geeft allerlei adviezen over hoe milieu- en diervriendelijk om te gaan met ‘plaagdieren’. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk over mieren een aantal tips: ‘De vraag zou niet moeten zijn: hoe maak ik mieren dood, maar: waarom moeten ze worden uitgeroeid? Natuurlijk kunnen mieren lastig zijn als ze in de suikerpot zitten. Het spreekt voor zich, dat niemand blij opkijkt wanneer hij een colonne mieren over de aanrecht ziet marcheren. Maar er zijn genoeg huismiddeltjes om aan de overlast een einde te maken. Met schoonmaakazijn of ammonia kun je mieren op afstand houden. Ook een streep trekken met schoolkrijt houdt mieren buiten. En het is niet moeilijk om te ontdekken waar mieren het huis binnenkomen omdat ze altijd een vaste route volgen. Een koperen munt bij de entree, of een watje met chloor, zorgt ervoor dat de mieren wegblijven… Maar wat voor schade doen mieren buitenshuis? Pissen ze in de brievenbus? Maken ze lawaai? Vallen ze kleuters aan? Wat doen mieren in hemelsnaam voor kwaad? Is het nu werkelijk zo’n ramp dat ze hoopjes zand naar boven werken tussen de terrastegels?’ (p 166/167). Een heel ontnuchterende, ludieke en voor mij confronterende schrijfstijl. Heerlijk. Ik heb me voorgenomen om nooit meer mieren met een lokdoosje of ander chemisch spul te lijf te gaan.

Nogmaals, het boek staat vol met allerlei interessante wetenswaardigheden, op een begrijpelijke en prettige manier verteld.
Zo vertelt hij aan het eind van het boek dat hij oorspronkelijk leerde dat de grond in de groentetuin twee spa diep moest worden gespit, tegenwoordig is dat uit den boze. De laatste alinea van zijn boek luidt: ‘Samenvattend komt het erop neer dat je de grond zo veel mogelijk met rust laat. Ik ben in Engeland ooit geschoold in de methode van double digging: de grond twee spit diep omzetten. Nu lopen de Britten met hun no digging voorop. Met spitten maak je de bodem alleen maar kapot. Waarom heeft het zo lang moeten duren voordat ik tot dat inzicht kwam? Of zouden de beste ideeën uit opportunisme worden geboren?’ (p. 196).
U begrijpt het al. Dit boekje is echt een aanrader voor elke ‘groenliefhebber’, van hobbyboer tot dendroloog en van moestuinier tot boomkweker. (KS)

Romke van de Kaa (2020). De onderwereld van de tuin. Van microbe tot mol. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. € 21,99. ISBN 9789045042084.