Categorie archieven: Arbor Vitae

Gerbert Klein Wassink onderscheiden met de bronzen S.G.A. Doorenbospenning

Tijdens de najaarsbijeenkomst op zaterdag 16 november 2024 in Opheusden werd door ondergetekende de bronzen Doorenbospenning uitgereikt aan Gerbert Klein Wassink. Wij kennen Gerbert als het NDV lid die bijna altijd aanwezig is in bijeenkomsten en daar een bijzondere rol vertolkt. Een lange man die zich in het midden of in de staart van de groep onderdompelt. En af en toe zijn grote kennis ventileert. Hij mengt zich op een humoristische manier in het gesprek. Gerbert heeft een gelaagdheid in zijn opmerkingen, het is anders dan ik verwacht als hij antwoord geeft. Hij associeert en denkt er wat bij. En dat maakt het zo verrassend. Soms moet ik wat langer nadenken voordat ik zijn antwoord begrijp.

Ik noem hem een autodidact. Zijn scholing heeft vooral bestaan uit het praktiseren van het vak door deel te nemen aan bijeenkomsten van de NDV, de boomteelt studieclubs in het Oosten van het land en die van de Belgische dendrologen. Als zaad verzamelaar van bijzonder sortiment en kweker van uitgangsmateriaal is hij een graag geziene gast in de Arboreta in Nederland en België. Geen discussie is hetzelfde in een kleine groep. Hij kan dat, hij heeft gezag, heeft een juiste en aardige manier van optreden, we zijn blij dat hij erbij is. Hij is slim en houdt alles in de gaten.

Tijdens een zomerbijeenkomst in Dortmund ging een groepje in het Rombergpark ‘s avonds op zoek naar Cyclocaria paliurus, de wielvleugelnoot. Toevallig was de beheerder nog aanwezig en samen werd de boom opgezocht. De beheerder vertelde over de zaden die lijken op een 2 euro munt, gelijkend op de zaden van de iep. Hij had helaas geen zaden om te tonen. Tijdens de discussie rekte Gerbert zijn lange lichaam en haalde het ene zaadje uit de boom en dat tot grote hilariteit. Hij heeft een goed oog voor details en is bescheiden, praktisch en altijd hulpvaardig.

Gerbert was ook de leverancier van de jubileumplanten van de NDV in 2014 Tetradium daniellii de bijenboom en 2024 Feijoa sellowiana de Braziliaanse guave. Elk aanwezig lid van de bijeenkomst kreeg een plant mee. Ik stop met de loftuitingen, Gerbert heeft de bronzen Doorenbospenning dik verdiend en ik spreek de wens uit, dat we nog lang van zijn aanwezigheid mogen genieten.

Harry de Coo, 16 november 2024

Op zoek naar de Treurbeuk met kroonent

In Arboretum Kalmthout doen we op dit moment een onderzoek naar Beuken met een kroonent. Ik liep er stage voor de bachelor landschaps-en tuinarchitectuur aan de Erasmushogeschool en werkte mee aan dit project tot eind mei.

Het onderzoek bestond uit drie delen en heeft als doel een nieuwe kroonent samen te stellen en te planten. De Treurbeuk aan de grote vijver lijdt jammer genoeg aan tonderzwam. Het eerste deel van het onderzoek bestond uit het vergelijken van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ en Fagus sylvatica ‘Pendula’. Daarna onderzochten we de kroonenttechniek. Tot slot bestudeerden we de spreiding van Beuken met kroonent in Vlaanderen en Nederland.

Kroon van Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in arboretum De Dreijen in Wageningen.
Foto: Pierre Theunissen

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’?
Eerst duikt de vraag op of het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of ‘Pendula’. Op deze vraag zijn veel reacties gekomen van experts en er is ook wat in de literatuur over terug te vinden.
De beschrijving van de moederplant ‘Bornyensis’ is goed gedocumenteerd. Het originele exemplaar werd in 1870 ontdekt in een tuin nabij een kerk in Borny, Frankrijk. Het gaat om een dicht bebladerde, smalle boom met zeer hangende takken die vaak de grond raken. Dönig vermeldt dat ‘Bornyensis’ mogelijk een zaailing is van ‘Remillyensis’ en dat beiden van het Tortuosa-type zijn. Yvonne van Andel (Arboretum Oudenbosch) geeft aan dat ‘Bornyensis’ door Simon Louis Frères werd benaamd en geeft de volgende omschrijving: ‘het is een groene Treurbeuk met doorgaande kop, strakker afhangende zijtakken die zich meestal aan één zijde bevinden. Zo’n exemplaar blijft smaller dan de cultivar ‘Pendula’, meerdere kroonenten is wel toegepast, dan gaat de boom er anders uitzien.’
Krüssmann beschrijft ‘Bornyensis’ als een brede boom en zegt hierover het volgende: ‘F. sylvatica ’Bornyensis’ heeft een rechtdoorgaande stam met regelmatig geplaatste zijtakken die in korte bogen overhangen en zo een groene fontein vormen. Van afstand is de boom breed zuilvormig’. Pierre Theunissen geeft aan dat dit zou betekenen dat een ‘Bornyensis’ zeker niet als kroonent gekweekt zou moeten worden. ‘Het karakter wordt door de vele opgaande takken verstoord en de boom wordt uiteindelijk daardoor veel te breed.’
Over ‘Pendula’ haalt treesandshrubsonline twee bronnen aan. Krüssmann geeft aan dat de boom in het begin traag groeit met horizontaal tot omhoog buigende hoofdtakken waarvan de zijtakken verticaal hangen. Jacobson geeft aan dat de boom groeit volgens twee categorieën. Ofwel in paddenstoelvorm (gedrongen en breed) ofwel fonteinvorm (met een smal en hoog silhouet). Krüssmann schrijft over Pendula: ‘De groei is langzaam in de jeugd. De hoofdzijtakken groeien soms horizontaal tot zelfs af en toe in bogen naar boven groeiend. De normale zijtakken of secundaire zijtakken hangen loodrecht naar beneden. Het wordt een boom met een onregelmatige kroon, veel breder dan ‘Bornyensis’. De kroonvorm wordt beschreven als treurend, breed en dicht. De herkomst van ‘Pendula’ is onbekend. De eerste vermelding van een Treurbeuk stamt uit 1794 in Schlosspark Dyck in Duitsland. De eerste keer dat een Treurbeuk in een boek wordt vermeld was in ‘Le Botaniste Cultivateur’uit 1811 van G. Dumont de Courset. De eerste vermelding in een kwekerscatalogus die is gevonden dateert van 1823 van boomkwekerij C. Loddiges & Sons uit Engeland.
Geconcludeerd kan worden dat het in Arboretum Kalmthout gaat om een Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ met meerdere kroonenten.

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ in Kalmthout.
Foto: Arboretum Kalmthout

Hoe maak je een kroonent?
De namen kroonent en greffe en couronne geven een beeldende beschrijving van de enttechniek. Meerdere enten worden hierbij op dezelfde hoogte op een onderstam geplaatst. De Engelse naam ‘bark grafting’ lijkt erop te wijzen dat de enten onder de bast worden geschoven.
Carlos Verhelst stelt twee duidelijke technieken voor om een kroonent te verkrijgen. De meest gebruikte techniek stelt dat je het enthout snijdt in de winter op een scheiding tussen twee groeischeuten. Hier staan veel ogen dicht op elkaar, wat zorgt voor een sterk vertakte uitloop. Daarna dompel je de enten onder in paraffine tot maart of april. In de lente bij open en zonnig weer kan je twee tot drie enten op kroonhoogte plaatsen. Dit dek je af met schildersplakband en koude entwas. De onderstammen staan hierbij in het open veld.
Een tweede optie is enten met ‘hot pipe callussing’. Hierbij plaats je een tweetal enten op de onderstam waarbij de wortels worden ingepakt tegen uitdrogen. De entzone wordt verwarmd waarbij na drie weken de plant kan worden weggenomen van de installatie. Hierna kan de plant worden opgepot tot het uitplanten in het voorjaar.

Waar staat een beuk met kroonent?
Om de verspreiding in kaart te brengen is een oproep rondgestuurd naar de groendiensten in Vlaanderen, boomverzorgers, landschapsorganisaties, dendrologische verenigingen, plantentuinen, erfgoedorganisaties en onderwijsinstellingen en via de nieuwsbrief van Arboretum Kalmthout en facebookgroepen. Reacties met mogelijke exemplaren van Treurbeuk met kroonent zijn daarna geïnventariseerd. Hier zijn de volgende gegevens in opgenomen: locatie, foto, ouderdom, omtrek op 150cm en vitaliteit. Op deze oproep kwamen tot grote vreugde veel reacties.
Een groot deel van het onderzoek situeert zich in Vlaanderen en Brussel. Een uitspraak doen over de verspreiding van de kroonent is moeilijk, aangezien sommige regio’s meer inventariseren dan andere. In totaal zijn er ongeveer zeventig mogelijke Treurbeuken met kroonent verzameld. Een twintigtal hiervan bevinden zich in Brussel. De meeste Treurbeuken komen voor in steden zoals Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel en in privétuinen van villa’s en burgerijhuizen. Er staan enkele mooie exemplaren op begraafplaatsen, de meest gekende in Korsele, en ook op ziekenhuisdomeinen zijn er terug te vinden. Enkele prachtexemplaren bevinden zich in de buurt van oude kwekerijen en arboreta zoals het Arboretum van Oudenbosch en de kwekerij die vroeger was gelinkt aan Arboretum Kalmthout.
Nu begint de spannende opdracht om een kroonent samen te stellen in Arboretum Kalmthout.

Gedichtje over de Treurbeuk
De watervalbeuk is smoorverliefd
op de vijver:
Als zijn twijgen eindelijk het water willen strelen
Besterft hij het van verlangen.
En levenslang moet hij toezien
Hoe zijn bloedeigen schaduw zich
in de armen vlijt
Van zijn geliefde. Een mens zou om minder treuren.

Bie Wouters

Marlien van der Linden, een allround vakvrouw in het groen

Ik ben Marlien van der Linden, 58 jaar en wonend in Boskoop en getrouwd met Nico Huisman. Mijn liefde voor het groen heb ik van mijn oma van moeders kant. Mijn moeder hield ook erg van groen en volgde een tuincursus voor particulieren op de tuinbouwschool in Boskoop, terwijl ik daar een opleiding volgde. Zo leerden we samen op. Mijn ouders werden dus door mij geïnspireerd tijdens mijn opleiding. Mijn vader is zelfs lid van de NDV geworden, terwijl hij een echte ‘houtman’ is, dus meer van de binnenkant van de boom weet.

Marlien achter de bloemen die ze gekregen heeft ter gelegenheid van haar afscheid bij Rijnbeek Vaste Planten.
Foto: Ineke van Teylingen

Een gedegen opleiding in depraktijk
Na de Middelbare Tuinbouwschool in Boskoop waar ik tuinaanleg en -onderhoud (A&O in vaktaal) had afgerond, kon ik geen werk vinden. Toen heb ik een jaar lang extra boomteelt gevolgd. Tegelijkertijd werkte ik bij Clemens en Rieneke van der Werf, vakkundige boomkwekers, ook in Boskoop en heb veel van ze geleerd. Het mes dat ik altijd in mijn zak draag, kreeg ik van hen. Het is een echt zetmes. Ze zeiden er wel bij; ‘Als je uit het vak gaat, moet je ‘m terug geven’. Dat zit er niet in, dus heb ik hem nog steeds. Daarna werkte ik bij kwekerij De Hoveling van Julie Ruys in Berkenwoude, een nichtje van Mien Ruys. In vakanties en op zaterdagen werkte ik al bij volgens zeggen ‘Het oudste tuincentrum van Nederland’, Tuincentrum Florida van Kees Bulk in Boskoop. Op het Proefstation voor de Boomkwekerij heb ik 10 jaar gewerkt als chef containerteelt en in nog wat andere functies. Vervolgens heb ik bij Koetsier Vaste Planten alle voorkomende werkzaamheden gedaan. Die baan was goed te combineren met mijn toen kleine kinderen. Via Koetsier, in die tijd leverancier van planten in grote pot, ben ik bij Esveld gaan werken op hun tuincentrum.

Overzicht van de siertuin van Marlien.
Foto: Marlien van der Linden

Kennis delen
Sinds drie jaar ben ik nu ‘plantenjuf’ aan de Ontwerp Academie, een particuliere opleiding voor tuinontwerpen en plantenkennis. Ik geef les aan carrièreswitchers en bijscholers, volwassen onderwijs dus. De lesstof heb ik, onder begeleiding van eigenaar Dolf Houtman, zo samengesteld dat naast het leren van planten ook meer praktische zaken voor het voetlicht worden gebracht. Als juf vind ik kennis delen natuurlijk heel erg belangrijk. Als mensen plezier hebben in hun tuin, gaan dingen vaak wél goed. Het is erg belangrijk om vakbekwame mensen op te leiden. Ik heb ook een tijdje gewerkt bij kwekerij Rijnbeek Vaste Planten. Binnenkort ga ik terug naar PlantenTuin Esveld en blijf nog jaarrond twee klassen lesgeven.

Vaste plantenborder.
Foto: Marlien van der Linden

Planten verzamelen
In onze, voor Nederlandse begrippen, royale siertuin (2000 m2) staan vier collecties: Amsonia, Brunnera, Calycanthus en Indigofera. Wij zijn aangesloten bij de NPC (Nederlandse Planten Collecties). We hadden nog een vijfde collectie, Persicaria amplexicaulis. Maar er blijven steeds nieuwe cultivars op de markt komen. We zijn erg tevreden met de grootte van onze tuin maar Persicaria ging wel een heel groot stuk in beslag nemen. Daarom is deze collectie van 60 taxa verhuisd naar Trompenburg Tuinen & Arboretum. Daar kon groene curator Jaap Smit wel een collectie gebruiken. Op de vochtige veengrond zal de collectie bij de ingang van de tuin mooi floreren. En hoe we aan de andere collecties zijn gekomen? Zoiets ontstaat gewoon. Je hebt een paar Brunnera cultivars in de tuin staan, komt allerlei andere tegen en voordat je het weet heb je een verzameling van bijna 40 verschillende. Daaronder bevindt zich ook Brunnera orientalis, een onbekende soort uit het gebied rondom Libanon. Die hebben we ooit gekregen van een Engelse verzamelaarster. Dat is een andere, erg leuke bijkomstigheid in het groene vak, het ontmoeten van andere plantenliefhebbers. Het klikt eigenlijk altijd. Zo zijn we toevallig de YouTube filmer Jim Putnam tegengekomen in de bekende Amerikaanse tuin, het JC Raulston Arboretum in Raleigh (North Carolina). Als voorbereiding op onze reis hadden we een filmpje van hem bekeken, opgenomen in dit arboretum. En dan loopt hij daar zomaar…. natuurlijk hebben we een praatje gemaakt. Dat zijn prachtige momenten.
Alles in mijn leven ademt groen. Ik bof met mijn man Nico die vol passie boomkweker is. Wij praten altijd over planten en in de weekenden bezoeken we kwekerijen of tuinen. In de vakantie idem met als aanvulling wandelen in de natuur om planten in het wild te bekijken. De kinderen krijgen wel eens genoeg van altijd dat gepraat over groen.

Border in de zijtuin.
Foto: Marlien van der Linden

Naamsveranderingen
Waar ik weleens moeite mee heb in ons vak? Met de huidige ontwikkeling van de naamgeving. Dat baart mij wel zorgen. Ooit hebben mensen met elkaar afgesproken dat we voor dezelfde plant dezelfde naam gebruiken, wereldwijd. Dat is een prachtig systeem. Alleen in de medische wereld is dit ook zo, maar verder niet, denk maar aan afwijkende (inhouds)maten. Het is dus iets waar we zuinig op moeten zijn want zo kunnen we met iedereen communiceren en hebben we het over exact dezelfde plant. Nu is er een tendens gaande dat bijvoorbeeld de website Plants of the World Online eerder veranderingen doorvoert dan de Naamlijst Houtige Gewassen en Vaste Planten. Gevolg is dat op tuincentra in Engeland, dit land neemt deze wijzigingen al over, Schizophragma nu Hydrangea heet, Hebe veranderd is in Veronica enz. Wat moet een Nederlandse kweker die in Engeland levert op zijn etiket zetten? Het wordt helemaal lastig als diezelfde kweker ook naar Duitsland verkoopt dat meestal nog achter Nederland aanloopt. Daar heet Asplenium scolopendrium nog steeds Phyllitis. En dan heb ik het nog niet eens over of het wel of niet nodig is om namen te wijzigen. Wij mensen willen planten classificeren om overzicht te hebben maar de natuur laat zich niet door de mens regeren. Daarom: blijf eensgezind in de naamgeving, het zijn alleen maar afspraken die we onderling maken.

Maar verder voel ik me als een vis in het water. Ik vind alles mooi, alhoewel vaste planten echt mijn ding is. Mijn leven in het groen geeft me veel voldoening. Je kunt de wereld mooier maken en dat kun je niet van ieder beroep zeggen!