Categorie archieven: Arbor Vitae

Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’; een boom uit de vergetelheid gehaald

Het Ridderlaanplantsoen te Den Haag, na 1945 aangelegd door directeur Plantsoenen­dienst S.G.A. Doorenbos, herbergt vele verrassingen, die nu en dan extra aandacht verdienen.

Deze keer gaat het over de Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’, de ‘Gouden Esdoorn’, ongetwijfeld door deze beroemde dendroloog aangeplant.
Als men deze Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ probeert op te zoeken in gidsen, catalogi of op internet komt er weinig informatie tevoorschijn. Hij komt dan ook heel weinig voor. Toch bezorgt hij ons ieder jaar weer lentevreugde: weken voor alle andere Esdoorns loopt de boom helder geel uit, zijn belangrijkste kenmerk. In de loop van het jaar verkleurt het blad naar groen.

Ridderlaanplantsoen Den Haag.
Foto: Joost Gieskes

Herkomst
De oorsprong van deze boom, ligt in het plaatsje Corstorphine nabij Edinburgh in Schotland, vandaar de naam. Volgens overlevering zou in 1429 een monnik een jonge boom van deze soort hebben meegebracht uit het oosten, maar aan dat verhaal wordt getwijfeld.
Vast staat dat de boom in 1600 is aangeplant op het eind van een laan naar een kasteel, dat nu trouwens niet meer bestaat. De boom is in 1998 bij een hevige storm omgewaaid.
Het spannende verhaal gaat dat in 1679 Lord Forrestor onder deze boom werd vermoord door zijn nicht Christian Nimmo, die daarvoor ter dood werd gebracht. Haar geest schijnt nog steeds rond de plek van de boom te spoken als de ‘White Lady’. Engelsen en Schotten zijn verzot op verhalen over geesten en spoken. Dat heeft zijn charme en heeft de boom lokaal veel bekendheid gegeven!
Enkele jaren na de storm van 1998 werd een A. pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ aangeplant in de botanische tuin van Edinburgh. Of dit een ent is van de oorspronkelijke boom wordt niet vermeld.

A. pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ in de botanische tuin van Edinburgh
Foto:  cc-by-sa/2.0 – © M J Richardson – geograph.org.uk/p/3449468

Kenmerken
Er is weinig bekend over deze cultivar. Gezien de zeldzaamheid en geringe beschikbaarheid is dat ook begrijpelijk. Naast de gele kleur van het blad is de vorm van het drielobbige blad kenmerkend. De A. pseudoplatanus ‘Worley’ met zijn opvallend gele blad is een goed te verkrijgen alternatief voor ‘Corstorphinense.

Herfstblad.
Foto: Joost Gieskes

Enkele opmerkelijke exemplaren in Nederland

Hortus botanicus Leiden
Deze boom is circa 100 jaar geleden aangeplant in de Hortus Botanicus van Leiden. De collectiebeheerder Roderick Bouman weet te vertellen dat de oorspronkelijke naam voor de boom luidde: Acer pseudoplatanus ‘Flavomarginatum’. In feite is die naam een synoniem. Die naam is, heel opvallend, uit vrijwel elke beschrijving of catalogus verdwenen. Het is daarom goed om deze naam hier toch nog eens te vermelden.

In de negentiger jaren, bij een bezoek in de vroege lente aan de hortus, was me deze boom al opgevallen door zijn gele blad. Ik zag de gelijkenis met de boom in het Ridderlaanplantsoen, waardoor ik de juiste benaming kon achterhalen.

Hortus Botanicus Leiden.
Foto: Hans Clauzing

Ridderlaanplantsoen Den Haag
Deze boom is vrijwel zeker geplant tussen 1946 en 1950 door S.G.A. Doorenbos, evenals de Crataegus dsungarica op de foto die dicht bij de ‘Gouden Esdoorn’ op de voorgrond staat.

Arboretum Belmonte
Deze boom is afkomstig uit de gemeentelijke plantsoenen Den Haag, vrijwel zeker in 1951 aan Belmonte geschonken door Doorenbos. Door de plaats tussen groepen bomen heeft de boom deze opgaande habitus gekregen. Waarschijnlijk kon dat niet anders, maar het is wel betreurenswaardig. Een mogelijke oorzaak was onbekendheid van deze bijzondere boom. Maar gelukkig krijgt de boom nu de aandacht die hij verdient.

Foto: Arboretum Belmonte

Tot slot
Dit artikel heeft geen hoog wetenschappelijk niveau, maar dat is ook geenszins de bedoeling. Op aanschouwelijke wijze en met een stukje geschiedenis wordt deze boom onder de aandacht gebracht. En wie weet komen er nieuwe ontdekkingen door deze publicatie.

Documentatie
In de meer recente literatuur is over deze bijzondere ‘Gouden Esdoorn’ erg weinig te vinden. Toch loont het om enkele boeken te vermelden. Door Ronald Houtman werd vriendelijk een lijst van boeken doorgegeven, aangevuld met waardevolle informatie van dr. P.C. de Jong.

Bean, W.J., 1970. Trees & Shrubs. Vol. I, p. 227
van Gelderen D.M., P.C. de Jong, H.J. Oterdoom, 1999. Maples of the World. p. 316
Krüssman, 1976. Handbuch der Laubgehölze. Vol I, p. 97
Hendriks, W.J., 1949. Onze loofhoutgewassen. p. 151
van Gelderen C.J. en D.M., 1999. Maples for Gardens. p. 223.
van de Laar, H.J. en P.C. de Jong, 1995. Naamlijst houtige gewassen. 5e druk, Boskoop
Trees and Shrubs Online: Bij Acer pseudoplatanus staat een redelijk uitgebreide beschrijving (https://www.treesandshrubsonline.org/articles/acer/acer-pseudoplatanus/#8867)

Beekbergerwoud, een bos op een historische plek

Op de najaarsbijeenkomst van 2024 kwam het laatste Nederlandse oerbos uitgebreid ter sprake, in de lezing van Ellen ter Stege, ecoloog bij Natuur­monumenten. Zij werkt op de Veluwe en de omliggende gebieden, waaronder het Beekbergerwoud. Dit gebied is historisch belangrijk omdat hier tot 1870 het meer dan 1000 jaar oude oerbos Beekbergerwoud stond, bekend om zijn botanische rijkdom. In 1869 werd het bos verkocht en gekapt om plaats te maken voor landbouw, maar dit bleek door de natte grond achteraf weinig succesvol. Natuurmonumenten heeft zich volop ingezet om dit gebied terug te vormen tot een bos wat dit oorspronkelijke oerbos kan benaderen.

Aankondiging van de verkoop van het oerbos

In de 19e eeuw werd het Beekbergerwoud door vooraanstaande botanici nog geroemd om haar botanische rijkdom en unieke hydrologische eigenschappen. De bodem was nat door alle grondwater dat vanuit de Veluwe uiteindelijk richting IJssel vloeide. Het gebied rond het Beekbergerwoud was een gebied van markengronden en de bevolking was heel arm. De boertjes woonden er in schamele plaggenhutten. De daarentegen rijke diversiteit aan planten in het gebied is halverwege de19e eeuw o.a. beschreven door J.Wttewaall in het Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie. De belangrijkste boomsoorten in dit natte bos van voor 1869 waren Elzen en op drogere plekken Eiken.

Door een wet die de verkoop van markengronden halverwege de 19e eeuw mogelijk maakte, kwam het gebied op de markt en werd door een goedbedoelende investeerder, ene Van Sprekens uit Velp, aangekocht om er landbouwgronden in dit arme gebied te realiseren. Die ontginning betekende dat het laatste oerbos verloren ging. Zo werd het oorspronkelijke ecosysteem vernietigd door egalisatie, aanleg van een weg, allerlei afwateringssloten en uiteindelijk door de kap van de bomen in het gebied. Door bemesting van de latere landbouwgronden is toen ook de basis voor de oorspronkelijke natuurkwaliteit van het gebied aangetast. Het enige wat wel bleef, was aanvoer van kwelwater in het gebied. Gelukkig zijn veel historische data bewaard gebleven in de archieven, waardoor een gedegen herstelproject van het bos tot de mogelijkheden behoorde. En dit bood Natuurmonumenten een unieke kans om dit gebied te herstellen in een staat die de ontwikkeling van een oerbos kan benaderen. Uiteraard is de stedelijke ontwikkeling in de regio sinds 1871 hierin wel een beperking. Het gedeelte dat Natuurmonumenten in de loop van de jaren heeft kunnen verwerven, mede door de schenking van een perceel met het buitenhuis door nazaten van Van Sprekens, omvat ongeveer de helft van het oorspronkelijke gebied en ligt grotendeels ten westen van de A50. Van het gedeelte van het Beekbergerwoud dat ten oosten van de A50 ligt, is slechts een heel klein gedeelte verworven.

Het Beekbergerwoud op een kaart uit 1866

De herstelwerkzaamheden van het grootste gedeelte (dus ten westen van de A50) zijn in twee fases uitgevoerd. De eerste fase vond in 2006 plaats in het zuidelijke gedeelte en beoogde het bevorderen van bosontwikkeling. Langs de oorspronkelijke sloten stonden al Elzen, maar door het frezen van gedeeltes van het grasland ontstond overal massaal Elzenbos. Door de sterk verrijkte bodem groeide alle vegetatie echter buitengewoon en bizar snel. Hier werd later in 2012 op bijgestuurd. In 2012 lag het accent daarom op het herstel van het hydrologisch functioneren van de oude slenken. Die werden hersteld en de door de landbouw met fosfaat verrijkte toplaag werd verwijderd om de voedselrijkdom te verminderen zonder de onderliggende leemlagen al te veel aan te tasten. Dat gebeurde ook in het in 2006 aangepakte gedeelte. Hiertoe werd twintig kilometer sloten gedempt, waardoor het kwel- en regenwater afkomstig van de hoger gelegen gebieden weer vrijelijk kon stromen richting lager gelegen gronden en uiteindelijk richting IJssel (essentieel voor natuurlijke vegetatie). Hierdoor kon zich een soortenrijk bos ontwikkelen met het behoud van open graslanden en randzones.

Beeld van het Beekbergerwoud in 2010
Foto: Koosg, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Dat het Beekbergerwoud nooit precies zal kunnen worden zoals het vroeger was, is evident. Het herstel is echter een belangrijke stap in het behoud van potentiële en unieke natuurlijke waarden van het gebied en een belangrijk wapenfeit voor Natuurmonumenten. In het herstelplan lag de nadruk op de realisatie van het oorspronkelijke structuurrijke en soortenrijke bos met een open randzone. Daarnaast is gebruik gemaakt van autochtone bomen en struiken, afkomstig uit de regio om de biodiversiteit te vergroten. Het Beekbergerwoud is nu deels hersteld en biedt ruimte voor zowel bos als graslanden.

Het gebied tijdens de herinrichtingswerkzaamheden in 2012
Foto: Apdency, CC0, via Wikimedia Commons

Voor het Beekbergerwoud is gekozen om grote plantvakken van ongeveer 0,2 hectare per stuk aan te leggen, waarin telkens één boom- of struiksoort werd geplant. Hoewel er een beplantingsplan was opgesteld, moest dit in de praktijk worden aangepast vanwege variaties in kweekresultaten en natte omstandigheden in delen van het gebied. Hierdoor zijn sommige vakken niet ingeplant of met alternatieve soorten beplant. De focus lag op het herstellen van oorspronkelijke bostypen, zoals Elzenbroekbos en Vogelkers-Essenbos, aangevuld met soorten die passen bij de huidige milieuomstandigheden. In totaal zijn meer dan 30.000 bomen en struiken opgekweekt en geplant, deels uit zaden en deels door stekken. Hierbij traden uitdagingen op door bijvoorbeeld wateroverlast en concurrentie van spontaan opgekomen Elzen. Daarnaast werden maatregelen genomen om variatie in het terrein en de vegetatie te bevorderen, zoals het creëren van hoogteverschillen en open plekken.

Het project is dus een combinatie van aanplant en spontane bosontwikkeling. De natuurlijke dynamiek wordt nu gevolgd zonder verdere ingrepen. Hoewel veel aanplant succesvol is, zijn niet alle soorten goed gevestigd, zoals de Es vanwege essentaksterfte. Lessen uit het project omvatten het belang van variatie in aanpak (zoals het wel of niet afgraven van de voedselrijke bodem) en het belang van het volgen van lange-termijn ontwikkelingen. Er wordt verder nog onderzocht hoe typische bosplanten zoals Knikkend nagelkruid, met succes heringevoerd, beter kunnen worden ondersteund. Het project biedt waardevolle inzichten in bosherstel en zal nog vele jaren worden gevolgd om de effectiviteit van verschillende strategieën te beoordelen.

Op dit moment is er een 2,5 km lange route uitgezet deels over vlonderpaden in het meest westelijke gedeelte van het gebied. Wie daar regelmatig loopt, kan er de ontwikkeling van het bos prachtig observeren en daarmee ook de ontwikkeling van een bos tot wat een oerbos enigzins kan benaderen. Al heeft niemand daar 1000 jaar de tijd voor.

De vlonderbrug.
Foto: Apdency, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Een dendrologische reis door Japan

Gert Fortgens sprak op de najaarsbijeenkomst van 2024 over zijn bezoek aan Japan. Het was een levendig verslag van zijn recente reis van twee weken met de Internationale Dendrologische Vereniging langs allerlei mooie plekken, natuurlijk veelal natuurgebieden, op het hoofdeiland Honshu in Japan.

Pinus thunbergii, vormsnoei Den
Foto: Suzanne van Wezen en Gert Fortgens

De geografie van Japan strekt zich uit over 2000 km van noord naar zuid en van een koud naar subtropisch klimaat. Voor de oostkust ligt een trog in de oceaan waar de Pacifische plaat onder de Filipijnse plaat schuift op zo’n zes á zevenduizend meter diepte. Dat maakt dat het land ligt in de ‘Ring of Fire’ en gevoelig is voor aardbevingen, tsunami’s, vulkaanuitbarstingen en andere natuurrampen. Iets waar de vele toeristen van het land dan ook nadrukkelijk voor worden gewaarschuwd. Noord-zuid kent zo zijn tegenstellingen, maar die gelden ook voor oost-west. Want de oostelijke kant langs de Grote oceaan (Pacific) is veel warmer dan de koude, westelijke kust van het grote eiland.

Alnus trabeculosa
Foto: Suzanne van Wezel en Gert Fortgens

De flora in Japan was uiteraard het hoofdthema van de reis en maakte grote indruk op iedereen in het vakkundige gezelschap van voornamelijk botanici. Vooral de verscheidenheid aan planten in de verschillende landschappen zoals de bergen, vulkanen en meren, is opvallend. Maar ook het straatbeeld is bijzonder. Nagenoeg elke straatboom in Japan wordt in model gesnoeid. Smal piramidaal komt het meeste voor, maar op plekken waar daar geen ruimte voor is, vind je afgeknotte modellen (bijvoorbeeld onder de veelvoorkomende bovengronds lopende elektriciteitsleidingen). Vormsnoei van bomen en heesters is ook in parken en tuinen zeer gebruikelijk in Japan. In de klassieke Japanse tuinen is de natuur steevast de leidraad voor het ontwerp. De in vorm gesnoeide bomen en struiken bootsen de heuvels en bergen na uit het omringende, door vulkanisme gevormde landschap.

Alnus pendula bij Suirrenuma Pond
Foto: Suzanne van Wezel en Gert Fortgens

Op satellietbeelden is de opbouw van het landschap terug te zien. De evolutie van landschappen, verschillen in hoogteligging en de impact van historische ijstijden en de verschuiving van de continenten op de verspreiding van plantensoorten werd besproken. De vlakkere delen van het land zijn grotendeels in gebruik als landbouwgrond (rijstvelden) maar vooral ook voor bebouwing met dorpen en steden. De bergen en heuvels zijn grotendeels bebost met natuurlijk bos en met productiebossen (vooral bestaande uit Cryptomeria japonica). De natuurlijke bossen zijn zeer soortenrijk aan bomen en struiken. Bij deze dendrologisch getinte reis lag het accent natuurlijk vooral op het herkennen en terugvinden van het bekende en minder (of niet-) bekende deel van de houtige flora. Daarnaast werd de rijkheid in de ondergroei, bestaande uit kruiden, bol- en knolgewassen en vaste planten, van de bossen niet vergeten. Het is werkelijk een genot dit alles te kunnen aanschouwen en vooral ook een feest van herkenning! Want een behoorlijk deel van de hier van nature voorkomende planten- en boomsoorten kennen wij als sierplanten in onze tuinen en parken. De revue passeerden hier ondermeer Cercidiphyllum japonicum, Acer japonicum, Hydrangea petiolaris, Betula ermanii, Pachysandra terminalis, Clethra barbinervis, Pinus parviflora, Magnolia stellata en Stewartia pseudocamellia. Ook bij ons minder vaak geziene of onbekende bomen en struiksoorten werden getoond. Quercus mongolica subsp. crispa zie je in Nederland niet vaak, maar is een veelvoorkomende boomsoort in de bossen op Honshu. Dat geldt ook voor Fagus crenata. Een andere Beukensoort in Japan is Fagus japonica, maar deze is beperkter in haar areaal dan de Fagus crenata. Zeer weinig bekend en slechts zelden aanwezig in collecties in West-Europa zijn Alnus pendula en Alnus trabeculosa. Deze laatste is een tot 10 m hoge boom met een gladde, grijze bast. De soort komt voor in centraal China en dus op Honshu, maar is in Japan een zeldzame en bedreigde soort (P. C. de Jong schrijft over deze soort in Dendroflora 53, 2017).

Ook Betula globispica is een zeldzame boom. De boom komt zelfs in cultuur nauwelijks voor (zie: treesandshrubsonline.org).

Vruchtkatjes van Betula globispica
Foto: Suzanne van Wezen en Gert Fortgens

Het gebruik van de openbare ruimte kwam ook aan bod, zoals de slim ontworpen fietspaden en blindengeleide paden, die zich door het stedelijk gebied slingeren. En de open ruimtes en parkjes die óók een functie hebben, namelijk om in geval van een aardbeving veilig in onderdak onder de blote hemel te voorzien. Wat verder opviel is dat hoewel steden in Japan schoon zijn, openbare vuilnisbakken ontbreken. De mensen nemen vaak hun afval mee. Ook bijzonder zijn de prachtige met bloemen gedecoreerde afvoerputten en trottoirtegels in de stad. Japanners zijn sterk visueel ingesteld en dat zie je weer terug in de verkeersborden en andere uitingen met symbolen, die vaak veel logischer zijn dan de onze.

De bergen in Japan zijn in het najaar een geliefde plek om de enorme rijke schakering aan herfstkleuren te gaan bekijken. Maar niet alle jaren valt dit op hetzelfde moment in de maand oktober. Zo was er bij deze reis in oktober 2024 nog niet veel van het kleurenspektakel te zien. Naar het bleek, begon het dit jaar pas gaandeweg in november. Maar toen was de reis al afgerond! Toch konden er wat foto’s worden getoond van prachtige boshellingen in herfstkleur die waren gemaakt in 2008. De lezing werd afgerond met enkele zeer oude, en nog steeds zeer fraaie exemplaren van een Ginkgo biloba (geschatte leeftijd 1100 jaar), Aesculus turbinata (geschatte leeftijd 1000 jaar) en een Sciadopitys verticillata (leeftijd van 400 jaar).

En “wat zou je dan toch graag ook teruggaan in het voorjaar… …want heel veel kruiden, vaste planten, bloeiende struiken en zo, waar je in het najaar dus de resten van ziet… die zou je dan toch ook in het voorjaar willen zien.”

Herfstkleuren te zien tijdens de reis in 2008
Foto: Suzanne van Wezel en Gert Fortgens