Alle berichten van Barbara Gravendeel

Darwin in de stad

Onze wereld verstedelijkt. Het stadsmilieu is extreem en leidt tot aanpassingen van wilde soorten. Over de snelheid van evolutie van stadsplanten weten we nog weinig. Meer kennis over hoe snel en waarom sommige stadsplanten verschijnen en andere verdwijnen is nodig om onze steden leefbaar te houden.

Steden zijn kunstmatige leefomgevingen vol beton en andere uitdagingen voor planten. Door de hoge concentratie aan straling absorberende oppervlaktes wordt het er ’s zomers warmer en ’s winters kouder dan in natuurgebieden. De vele balkons, boomspiegels, parken en tuintjes hebben een hoge concentratie aan exoten maar zijn niet met elkaar verbonden. Deze speciale combinatie van abiotische en biotische omgevingsfactoren leidt tot snelle aanpassingen van planten.

Zaadheteromorfie
Sommige stadsplanten kunnen de grootte, vorm en het gewicht van hun zaden aanpassen. Dit noemen we zaadheteromorfie.1 Van paar­denbloem (Taraxacum officinale) is het nootje in de buitenrand van het bloemhoofdje zwaarder dan in het midden. Zware nootjes vallen vlak bij de moederplant op de grond terwijl lichte nootjes verder weg waaien. De hypothese is dat in wijken met weinig openbaar groen relatief meer zware nootjes geproduceerd worden. De kans op kieming in het kleine stukje groen waar de moederplant staat, bijvoorbeeld een voeg tussen twee stoeptegels, neemt daarmee toe. Als deze voeg midden in een volledig bestraatte wijk ligt, is investeren in verder weg waaiende lichte zaden zinloos. Er is echter veel com­petitie tussen kiemende zaden in kleine voegen. Deze strategie gaat in wijken met veel openbaar groen dan ook waarschijnlijk niet op: daar wordt juist meer in lichtere nootjes geïnvesteerd. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert niet alleen per locatie maar ook door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen toenemende verstedelijking en zaadgewicht.

Afweerstoffen
In drukke steden stemt witte klaver (Trifolium repens) het gehalte aan cyanide in de plant af op de afstand tot het centrum. Hoe verder van het centrum, hoe giftiger het blad voor vraatzuchtige aaltjes, rupsen en schimmels. In het centrum is de temperatuur op straat ’s winters het laagst: het drukke verkeer houdt de stad daar sneeuwvrij. In de rustigere buitenwijken blijft een pak sneeuw langer liggen. De sneeuwlaag werkt isolerend: de klaverplantjes eronder hebben minder last van vorstschade en daardoor meer van het giftige cyanide in hun blad en minder last van herbivoren.2
Eikenmos (Evernia prunastri) bevat usninezuur. Lichtgrijze exemplaren van dit korstmos bevatten weinig usninezuur, donkergroene vormen veel meer. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen het voorkomen van beide kleurvormen en lokale concentraties zwaveldioxide en stikstof.

Eikenmos op zomereik (Quercus robur)
Foto: Rianne van Deelen

Apomixis
Apomixis kan ook bijdragen aan het succes van stadsplanten. Sommige struiken in stedelijke milieus, zoals Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius), kunnen vruchten produceren zonder dat daar een vaderplant voor nodig is. Een voor het stadsmilieu gunstige combinatie van genetische eigenschappen kan zo generaties lang gehandhaafd blijven en tot een snelle opmars leiden.

R- en K-strategie
Steden hebben verschillende micro-habitats. Drukke straten zijn voorbeelden van sterk verstoorde micro-habitats. We vinden er veel soorten met een zogenaamde r-strategie: planten die snel groeien en relatief grote hoeveelheden kleine zaden produceren die makkelijk kiemen. Hemelboom (Ailanthus altissima) heeft een r-strategie. Op oude stadsmuren daarentegen is er relatief weinig verstoring. Hier vinden we K-strategen. Deze planten groeien langzaam en produceren relatief kleine hoeveelheden grote zaden. Vlinderstruik (Buddleja davidii) is een voorbeeld van een K-strateeg.3

Zaailing van Ailanthus altissima
Foto: Baudewijn Odé

Exoten
Onder stadsplanten vinden we veel nieuwkomers die soms blijvertjes worden. Hartbladige els (Alnus cordata), trompetboom (Catalpa bignonioides), vijgenboom (Ficus carica), pluimes (Fraxinus ornus) en buxuskamperfoelie (Lonicera nitida) kunnen zich uitbreiden in onze steden door de wereldwijde opwarming. Verspreiding van de vruchten gebeurt door andere exoten in de stad zoals halsbandparkiet (Psittacula krameri).4 De verwachting is dat deze exotische plantensoorten, net als Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), uiteindelijk in het lokale voedselweb worden opgenomen.5 Het wachten is op exotische specialisten zoals trompetboommeeldauw (Erysiphe catalpae).

De peulvormige doosvruchten van Catalpa bignonioides
Foto: H. Zell

Soortvorming
Bovenbeschreven evolutionaire aanpassingen in zaadheteromorfie, chemische afweer, voortplanting, ecologische strategie en symbiose voltrekken zich met een snelheid waar Charles Darwin niet van had durven dromen.6 Zaadheteromorfie kan bijvoorbeeld al binnen tien generaties significant veranderen. Stadsplanten raken daardoor snel op stedelijke milieus ingespeeld. Sommige stadsplantensoorten planten zich voort via steeds zwaardere zaden, anderen via apomixis of met behulp van stadsvogels. Hun zaden verspreiden zich daardoor meer lokaal. Dit leidt tot een toename van reproductieve isolatie tussen populaties. Op den duur kan dit, net als bij de ‘stadsmerel’ (Turdus urbanicus), tot de vorming van nieuwe stadsplantensoorten leiden.7

Literatuur
1 P.O. Cheptou, O. Carrue, S. Rouifed & A. Cantarel (2008). Rapid evolution of seed dispersal in an urban environment in the weed Crepis sancta. Proceedings of the National Academy of Sciences 105(10): 3796-3799.
2 K.A. Thompson, M. Renaudin, M.T.J. Johnson (2016). Urbanization drives the evolution of parallel clines in plant populations. Proceedings of the Royal Society B series 283 (1845): 1471-2954.
3 R. Salguero-Gomez, O.W. Jones, E. Jongejans, S.P. Blomberg, D.J. Hodgson, C. Mbeau-Ache, P.A. Zuideman, H. de Kroon, Y.M. Buckley (2006). Fast-slow continuum and reproductive strategies structure plant life-history variation worldwide. Proceedings of the National Academy of Sciences 113(1): 230-235.
4 P. Clergeau, A. Vergnes (2011). Bird feeders may sustain feral Rose-ringed parakeets Psittacula krameri in temperate Europe. Wildlife Biology 17: 248-252.
5 M.Schilthuizen, L.P.S. Pimenta, Y. Lammers, P.J. Steenbergen, M. Flohil, N.G.P. Beveridge, P.T. van Duijn, M.M. Meulblok, N. Sosef, R. van de Ven, R. Werring, K.K. Beentjes, K. Meijer, R.A. Vos, K. Vrieling, B. Gravendeel, Y. Choi, R. Verpoorte, C. Smit, L.W. Beukeboom (2016). Incorporation of an invasive plant into a native insect herbivore food web. PEERJ 4: e1954.
6 B. Gravendeel, K. Vijverberg (2020). Evolutie van planten sneller dan gedacht. Planten 11: 21-24.
7 M. Schilthuizen (2017). Darwin in de stad. Evolutie in de urban jungle. Atlas Contact.

Hout leren kennen, benutten en waarderen

Wat kun je met hout doen, anders dan gebruiken voor brandstof? Eigenlijk moet de vraag zijn, wat kun je niet van hout maken? Bovendien worden er nog steeds nieuwe houttoepassingen uitgevonden.

De grondstof hout
Hout laat zich heel gemakkelijk bewerken. Je hoeft helemaal geen vakman of vakvrouw te zijn. Maar foutieve houttoepassingen geven aan hout een slechte naam. De ideale houtsoort toepassen in een foutieve constructie geeft een slecht resultaat, evenals het gebruik van een foutieve houtsoort in een goede constructie. Al deze foutieve toepassingen geven aan hout een slechte reputatie, waardoor hout dikwijls ten onrechte vervangen wordt door andere bouwstoffen. We kunnen hout enkel maar waarderen als het goed is toegepast en daar is houtkennis voor nodig.
Eigenlijk moeten we veel meer hout gebruiken, uiteraard met respect voor de natuur. Bomen slaan koolstofdioxide op in het hout dat zij produceren. Als we hout duurzaam toepassen, dan blijft dit broeikasgas bewaard. Bij het natuurlijk vergaan of verbranden van hout wordt koolstofdioxide teruggegeven aan de natuur. Dus hoe duurzamer de toepassingen, hoe langer het broeikasgas opgeslagen blijft, hoe beter voor ons milieu. Houtkennis ligt aan de basis van duurzaam gebruik.

Houtkennis is de basis
Een boom kan op verschillende manieren verzaagd worden. En dit heeft zijn invloed op de tekening van het hout. Het is belangrijk te weten dat bij het verzagen van de boom in planken de buitenplanken een andere tekening hebben dan de middelste plank van de boom. De plank op de foto links (p.37) geeft wat wij met een vakterm een dosse tekening noemen. De plank op de rechterfoto (p.37) noemen we kwartier omdat deze een kwartierse tekening geeft. Het verlopen van de tekening van dosse naar kwartier, gaat van buitenste plank naar middelste plank. Dat noemen we valskwartier.
De tekening van het hout is niet alleen belangrijk bij de esthetiek van het werkstuk, het heeft daar ook een technische invloed op. Zo heeft hout verschillende eigenschappen met technische invloeden op het werkstuk. Een goed en bekend voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘werken’ van hout, waarbij hout uitzet als het vocht opneemt en krimpt als het vocht afgeeft. Er zijn meer dan 60.000 verschillende houtsoorten en iedere houtsoort heeft zijn eigen karakteristieken. Zelfs de groeiomstandigheden bepalen mede de eigenschappen. Daarom moet de houtbewerker over voldoende houtkennis per houtsoort beschikken zodat het duurzaam toegepast kan worden.

Een eiken plank kwartierse tekening
Een eiken plank, dosse tekening

Onbegrensde houttoepassingen
Bekende en veel gebruikte houttoepassing zijn de toepassingen binnenshuis, zoals meubels, parket, deuren, enzovoorts. Ook buitenshuis wordt hout toegepast, onder andere in kozijnen, buitenschrijnwerk en bij de gevelbekleding. We kunnen een compleet houten woning bouwen en hout aanwenden in constructiewerk – zowel binnen als buiten – zoals we dat kennen bij bruggen.
Houttoepassingen in het water kennen we bijvoorbeeld als schepen en sluizen. Maar ook onder water wordt hout gebruikt voor waterbouwkundige werken. Beeldhouwwerk of draaiwerk zijn bekende vormen van hout in de sier- en kunstwerken. De mogelijkheden om hout in deze sector toe te passen zijn onbegrensd.
Voor productontwikkelingen (mallen of matrijzen) is hout een belangrijke grondstof. Hout verwerkt tot fineer geeft tal van toepassingen, waarbij we zuinig omgaan met de grondstof. Of een toepassing als afgeleid product, zoals meubel- of spaanplaten, MDF of multiplex.
Een muziekwereld zonder hout bestaat niet. Voor schoeisel, klompen, en in de kleding gebruiken we hout. Maar ook als verpakkingsmateriaal of voor onze hobby.

Een houten kubuscamera

Toekomstige houttoepassingen
Hout toepassen in de batterijwereld biedt tal van nieuwe mogelijkheden. Amerikaanse onderzoekers publiceerden een werk, waarin zij een batterij hebben ontwikkeld met hout. De kleine nieuwe batterij bestaat uit een strookje hout met een coating van tin en blijkt grote potentie te hebben. Verwacht wordt dat deze nieuwe techniek het best geschikt zal zijn voor grootschalige energieopslag van hernieuwbare energie door de relatief lage kosten van de gebruikte materialen.
Houtschuim biedt nieuwe toepassingen als natuurlijke isolatievorm. We kunnen hout sterker maken dan staal. We kunnen van hout glas maken. En hout biedt tal van mogelijkheden voor de 3D-printer. Niet zo vreemd, want hout is sterk en uitstekend te bewerken. Hout voor 3D-printing is leverbaar in verschillende kleuren en wordt vaak ingezet om huishoudelijke producten als bestek, sieraden, speelgoed en handgrepen te fabriceren.

Tot slot
Deze opsomming geeft geen volledig overzicht waarvoor we hout kunnen gebruiken. Wat kunnen we niet van hout maken?
De natuur bevat een zeer grote diversiteit aan houtsoorten. Elke houtsoort heeft zo zijn eigen eigenschappen, wat de toepassingsmogelijkheden ruim uitbreidt. We moeten ons huidige marktaanbod van houtsoorten aanpassen aan deze grote diversiteit. Hierdoor kunnen we de bedreigde houtsoorten redden van het uitsterven. Het bos op een duurzame manier behouden, geeft een onuitputtelijke bron van hout. Duurzaam geproduceerde houtproducten kunnen, mits correct onderhouden, eeuwig meegaan. Nadien kunnen we het perfect recycleren.
Met andere woorden: wij lenen hout van de natuur en geven het na gebruik terug aan de natuur.

* Ludo Van Bladel is Erkend Houtexpert en voorzitter van de HCTO Houtstudie Centrum, België.

Logo HCTO Antwerpen

Ronald Houtman, sortimentsdeskundige bij uitstek

Ik ben Ronald Houtman, 52 jaar, getrouwd met Petra en vader van twee zoons, Mark en Bart. Geboren op een kwekerij (De Bonte Hoek) in Glimmen (Gr.), mijn vader werkte daar. Na twee jaar zijn we verhuisd naar Boskoop, waar mijn vader vandaan komt (mijn moeder komt uit Reeuwijk). In het dagelijks leven ben ik sortimentsadviseur, schrijf ik artikelen over planten en hou ik me bezig met kwekersrechten en patenten, waaronder plantbeschrijvingen. Dat varieert van kamerorchidee (Phalaenopsis) tot coniferen, ‘s zomers zijn dat meestal vaste planten. Daarnaast ben ik secretaris van de keuringscommissie van de KVBC en doe ik een dag in de week selectiewerk in de veredeling bij Boot en Dart Boomkwekerijen.

Ronald Houtman
Foto: Ineke van Teylingen

Autodidact en zelfstandig
Ik heb in Boskoop de drie-jarige A-opleiding gevolgd op de RMTuS, een boomkwekersopleiding inclusief middenstandsdiploma voor zelfstandig boomkweker. Verder ben ik autodidact. Van mijn vader heb ik de liefde voor planten en natuur meegekregen. Hij was bevriend met Harry van de Laar, ze werkten beiden op het Proefstation voor de Boomkwekerij. Toen ik 14 jaar was zei ik tegen Harry: ‘Ik wil worden wat u bent.’ Hij gaf me de raad: ‘Je kunt veel beter een beetje weten van veel planten dan heel veel van een paar planten’ en merkte op dat je door veel te lezen heel veel kunt leren. Opmerkelijk dat ik bij de eerste kwekerij waar ik als jongetje werkte al zag dat alle Hamamelis door elkaar zaten en vond dat daar iets aan moest worden gedaan.
In augustus 1985 ben ik, na twee jaar stage, in vaste dienst gekomen bij Rinus Zwijnenburg. Een kwekerij met een uitzonderlijk sortiment, ik koester nog steeds de voorraadlijst uit die tijd. Bij hem maakte ik kennis met Roy Lancaster, die mij wel inspireerde maar van Harry en Rinus heb ik ongelooflijk veel geleerd. Ik heb gelukkig een (bijna) fotografisch geheugen en kan gemakkelijk plantennamen onthouden. Toen de kwekerij naar Texel was verhuisd ben ik in 1991 als kwekerijmedewerker volle grond en pakloods bij Fa. Esveld gaan werken. Daar heb ik ook veel planten leren kennen. In die tijd was het gebruikelijk dat particuliere klanten met grotere orders hun bestellingen afhaalden bij de loods. Op een bepaald moment legde een klant zijn bestelling in de kofferbak van zijn auto. Dick van Gelderen kwam aanlopen en dacht even te helpen door de klep dicht te gooien. Alleen… de klant hing nog half in de kofferbak en kreeg de klep in zijn nek. Dick sprak toen de legendarische woorden: ‘Kijk ik even niet, doet die man zijn hoofd ertussen.’
In 1985 had ik me aangemeld als lid van de KVBC. In 1994 heb ik het secretariaat van de keuringscommissie van Harry van de Laar overgenomen. Omdat ik toch liever zelfstandig wilde zijn begon ik op 1 januari 1998 mijn eigen bedrijf. Twee bestuursleden van de KVBC hebben er voor gezorgd dat ik het eerste halfjaar van werk werd voorzien met opdrachten voor het veredelen en selecteren van planten en het corrigeren van catalogi op plantennamen, teksten en prijzen. Al enkele jaren daarvoor was ik gestart met het schrijven van artikelen.

Ruimte om te schrijven en fotograferen
Na jarenlang een kantoor gehuurd te hebben zijn we vorig jaar verhuisd naar een huis met kantoorruimte. Een ideale plek voor een grote bibliotheek en voldoende ruimte om te werken en mensen te ontvangen. Ik kan er in alle rust artikelen schrijven, correspondentie verzorgen, lezingen voorbereiden, keuringsgegevens van verschillende soorten keuringen verwerken, rapporten opstellen en schrijven voor Dendroflora.
Op je 14e-15e jaar bedenk je niet wat je gaat doen maar ik ben erg blij met hoe het allemaal gelopen is. Ik had het geluk een niche markt te ontdekken, het kwekersrecht was in opkomst. Ik heb midden jaren negentig het proefschrift over kwekersrecht van Boskoper Paul van der Kooij goed bestudeerd en veel geleerd. Bij Rinus Zijnenburg had ik Piet Oudolf leren kennen, hij was vennoot bij Future Plants, een bedrijf uit de bollenstreek dat nieuwe vaste planten introduceert en beschermt. Ik werd daar geïntroduceerd en kreeg de opdracht om mijn eerste plantbeschrijving voor een Amerikaans plantpatent te maken voor Perovskia atriplicifolia ‘Little Spire’. Nu maak ik 200-250 beschrijvingen per jaar.
Het werk komt zoals het gaat, er komen kansen en uitdagingen waarop ik ja of nee kan zeggen. Soms levert een klus veel op, er zijn ook projecten geweest waar ik weinig of niets aan verdiende.
Met Sjaak de Jong ben ik eigenaar van Plants and Pictures, een extra bedrijvigheid. Foto’s maken was altijd al mijn hobby maar nu heb ik er ook mijn werk van gemaakt.

Jamesia americana
Foto: Ronald Houtman

Onverwachte en veranderende wereld
Het leukste van mijn vak vind ik de onverwachte ontmoetingen, zowel met mensen als met planten. Vooral als je planten in het wild ziet die je alleen van de kwekerij kent zoals Jamesia americana, Mahonia repens en Viburnum rufidulum die in Amerika in de berm staan. Maar ook Myrica gale (gagel) in Nederland in het wild zien is prachtig.
Ik probeer onafhankelijk te zijn. Het vak is op het gebied van de handel harder geworden. De bedrijven die zich bezig houden met kwekersrechten vinden alleen hun eigen planten het best. Het is jammer dat Plant Publicity Holland (PPH) niet meer bestaat, die stelde zich onafhankelijk op en deed goede promotieacties voor de gehele boomkwekerijsector. Door het wegvallen van PPH is er een enorme versnippering in promotie ontstaan. Gelukkig zijn er succesvolle initiatieven om gezamenlijk het sortiment te promoten, Perennial Power voor het promoten van vaste planten is hier een mooi voorbeeld van. Ook voor rozen wordt iets dergelijks opgezet (Roses for Gardens).
Mijn reizen in onder andere Amerika, de Britse eilanden en Scandinavië hebben grote indruk gemaakt. En ook de opwinding om in een ander land te zijn met andere culturen, geluiden, geuren en kleuren, ik vind het fascinerend.
Mijn (luxe)probleem is dat ik alles mooi vind, zowel gecultiveerd als natuurlijke vegetatie. Ik heb wel een zwak voor Salix, Betula, Olearia, Viburnum en ‘Engelse’ planten. Tot zo’n tien jaar geleden waren die planten in ons klimaat niet voldoende winterhard en waren ze bestemd voor export naar Engeland en Ierland of Frankrijk en Italië. Door de klimaatverandering kunnen ze ook hier worden toegepast en geeft dat minder problemen.

Viburnum plicatum ‘Rowallane’; de originele plant in Rowallane Gardens, Noord-Ierland.
Foto: Ronald Houtman

Kennis doorgeven
Ik vind dat je iedereen die geïnteresseerd is in planten goed moet ondersteunen. Kennis en ervaring doorgeven is heel belangrijk. Ik spreek uit ervaring want ik heb het zelf meegemaakt. Wim van Nierop is voor mij een belangrijke kruiwagen geweest, zeker in de tijd dat ik me ontwikkelde en later toen ik met mijn ‘bonte planten boek’ bezig was. Ik ben door de specialisten ‘opgevoed’ en gevormd. Ik heb het geluk dat ik in een dorp woon met veel gelijkgestemden op plantengebied.
Toen ik van de tuinbouwschool kwam heb ik getwijfeld of ik de Hogere Tuinbouwschool zou gaan doen. Ik heb geen titels bij mijn naam, dat mis ik soms wel maar ik doe mijn werk met veel plezier. Het is heel veelzijdig.