Alle berichten van Pieter Schalk

Tamme kastanje (Castanea spec.) voor vruchten, hout en bijproducten

Onlangs is er een interessant en mooi uitgevoerd boek over de Tamme kastanje verschenen: Tamme kastanje (Castanea spec.) voor vruchten, hout en bijproducten geschreven door Anne Oosterbaan. Het boek geeft op een makkelijk leesbare en overzichtelijke wijze informatie over tal van aspecten die met de Tamme kastanje te maken hebben. In 2018 publiceerde hij op vergelijkbare wijze zijn boek over de Gewone walnoot (Okkernoot) Juglans regia.

Er wordt kort aandacht besteed aan de verspreiding van soorten Castanea in de wereld, maar vooral over de vruchten, het hout en de overige producten wordt wetenswaardige informatie geschreven. Recepten en voedingswaarde komen aan bod. Van oudsher is bekend dat het eten van Tamme kastanjes gezond is. Het vruchtvlees is bijzonder voedzaam, bevat geen vetten maar wel veel vitamine-C. De eigenschappen van het hout worden beschreven, bijvoorbeeld dat er vier keer zoveel tannine (looizuur) in zit als in eikenhout. Daarom is het zo duurzaam (duurzaamheidsklasse II) en worden er o.a. palen, ‘Franse’ hekjes en castagnetten van gemaakt. Een minder goede eigenschap van het hout zijn de ringscheuren die vaak ontstaan op de overgang van brede naar smalle jaarringen.

Als overige producten levert de Tamme kastanje ook bloemen voor bijenhoning en worden het blad, de bolsters en de schors gebruikt in de cosmetische en medicinale industrie. Op de wortels leven schimmelsoorten zoals Boletus aestivalis (een soort eekhoorntjesbrood) die in Frankrijk kennelijk in trek zijn.

Er worden vier in Nederland geselecteerde (kleine) bosopstanden genoemd waar zaden worden geoogst. De Tamme kastanje houdt van luchtige, voedzame, leemrijke zandgrond en lössgronden waar bomen wel 25 meter hoogte kunnen bereiken in 50 jaar.

Er worden in ons land meerdere (Franse) rassen gekweekt, alle met hun typische eigenschappen wat betreft mannelijke of vrouwelijke bloei en uitlooptijdstip. Het boek bevat een overzicht van de bloei van die mannelijke en vrouwelijke bloemen van diverse cultivars. Hiermee kan een goede keuze worden gemaakt voor nieuwe aanplant want de Tamme kastanje is zelf-steriel.
Vanwege het gevaar van late voorjaarsnachtvorst is het belangrijk voor een goede productie van kastanjes om late bloeiers te planten. Ook is het van belang dat ze weinig gevoelig zijn voor ziekten. De veroorzaker van kastanjekanker, de schimmel Cryphonectria parasitica, verspreidde zich vanaf 1938 vanuit Italië en in 1995 is hij in Nederland aangetroffen. Deze schimmel heeft vele bomen aangetast en in Roemenië zijn de boomgaarden doodgegaan. Er zijn meer schimmelsoorten zoals de inktziekte (Phythophthora cinnamomi) die ernstige schade aan Tamme kastanjes kan aanrichten via de bodem. Aantastingen zijn er natuurlijk ook, bijvoorbeeld van galwespen, snuitkevers en de larven van meikevers.

De vermeerdering, rassen, teelt en oogst komen ook aan bod. De vegetatieve vermeerdering kan op verschillende manieren worden uitgevoerd zoals d.m.v. stekken, afleggen en diverse methoden van enten. Er zijn redelijk wat Europese rassen maar er wordt slechts één Nederlands ras genoemd en dat is ‘Vincent van Gogh’. Die dwergachtige boom heeft kleine kastanjes. Er worden, met name in Frankrijk, kruisingen gemaakt tussen de Europese Castanea sativa en de in Japan voorkomende Castanea crenata. De cultivars hebben zo hun voor- en nadelen wat betreft gezondheid, rijpheid, smaak en grootte. In China komt C. mollissima voor en in Amerika C. dentata. De Chinese soort wordt vooral gekruist met het doel resistentie in te bouwen tegen de eerdergenoemde kastanjekanker.

In de laatste hoofdstukken worden de mogelijkheden beschreven voor de productie van kastanjes en van hout van de Tamme kastanje in Nederland.
Het lijkt de moeite waard meer Tamme kastanjes aan te planten in ons land. Dit kan in de vorm van een boom op het erf, in grotere beplantingen of in bossen.

Anne Oosterbaan
Tamme kastanje (Castanea spec.)
Bestellen via
www.boekenbestellen.nl
ISBN: 9789464436099
Prijs: € 30,00
112 pagina’s.

Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker

Toen ik de aankondiging zag van het boek Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker was mijn interesse gewekt. Zeker door de bekende foto van de plantenzoeker op de omslag. Vast een zeer interessant boek over Frans N. Meijer (1875-1918) één van de Nederlandse plantenzoekers! Geboren als Amsterdams jochie met de naam Frans Meijer kon hij op de Hortus Botanicus gaan werken bij hoogleraar plantkunde Hugo de Vries. Die zag wel wat in hem, en met diens aanbeveling trok Meijer in 1901 de wereld in. Voor het Amerikaanse Ministerie van Landbouw (USDA) maakte hij als ‘Frank Meyer’ reizen in China en andere delen van Azië. Hij verzamelde zo’n 2500 planten die in het Westen nog niet bekend waren, waaronder veel voedingsgewassen zoals varianten van soja, Chinese groenten en fruitbomen. Maar wij kennen hem vooral van Juniperus squamata ‘Meyeri’ en Syringa meyeri.

Toen ik het boek bij de boekhandel had opgehaald, ben ik meteen begonnen te lezen. Na twee bladzijden dacht ik in een niet al te best jongensboek uit de jaren 1920-1930 te zijn beland (waarvan ik nog een hele rij in de boekenkast heb staan) dat op een vreemde manier was gecombineerd met één van de vele Verkade-albums uit diezelfde tijd. Maar dan zonder plaatjes. Want bij alles wat een beetje met planten of dieren had te maken volgde een uitleg over het hoé en waarom. En na een tijdje doorlezen, ging dat toch wel vervelen. Daarom ook maar eens de tekst op de achterkant van het boek gelezen. Wat bleek: het oorspronkelijke boek met deze titel was geschreven door tuinarchitect en schrijfster Tine Cool (1887-1944) en verscheen tijdens de oorlog in 1942. Deze heruitgave uit augustus 2022 is historisch bijgewerkt door achterneef Thomas Cool. En na het lezen van zijn beschrijving over het ontstaan en wijze van bewerking van het boek in 2022 werd het boek een stuk interessanter. Niet om het merendeel van de inhoud maar meer om alles daar omheen, zoals de tijdgeest en de genoemde personen. Zoals de bewerker zelf schrijft: ‘De spaarzame recensies uit 1942 waren helaas weinig bemoedigend. Een opmerking was dat het boek een spanningsboog ontbeerde en dat de beoogde lezers -jongen en meisjes- niet zaten te wachten op de langere botanische uiteenzettingen’. (ha, dacht ik, toen in 1942 ook al niet!). Maar, schrijft de bewerker verderop, ‘of het daadwerkelijk een jeugdboek is of meer cultuurhistorisch interessant over tijden van weleer, zal moeten blijken’.
Interessanter werd het voor mij wel toen bleek dat de schrijfster allerlei toentertijd bekende personen uit de wereld van de dendrologie en tuinontwerpen verwerkt had in haar boek. Soms met een bijrol, soms in de vorm van een citaat uit een boek of een lezing. Zelfs werd tegen de jeugdige hoofdpersoon in het boek gezegd: ‘En jij wilt een plantenzoeker worden? Hier heb je een jaarboekje (sec!) van de Nederlandse Dendrologische Vereniging, er staat wat in dat je zal interesseren.’ Dat ‘wat’ bleek een artikel uit het jaarboek 1926 van de toen tweejarige NDV. Het was geschreven door Dr. J Valckenier Suringar, vooraanstaand NDV-lid en hoogleraar dendrologie in Wageningen, met als titel: ‘David Douglas, de plantenverzamelaar in het verre Westen ten tijde der indianen- en buffelheerschappij’. Elders in het boek komen bekende NDV’ers van het eerste uur Leonard Springer en S.G.A. Doorenbos voor. En ook nog zijn er rolletjes voor of vermeldingen van allerlei planthunters, botanici, tuinachitecten, kwekers en hortulanussen. Achterin deze bewerkte editie uit 2022 is een opsomming met korte biografie opgenomen van al deze historische personen, een overzicht gebruikte literatuur 2022, een index personen en een index van planten en enkele van hun locaties. Kortom, het boek zélf uit 1942 is op zich niet bijster, maar de toevoegingen uit 2022 maken het, voor wie daarin is geïnteresseerd, toch een leuk geheel. En ja, er is nog best een en ander te lezen over Frans Meijer/Frank Meyer. De schrijfster citeert diverse keren uit het werk uit 1919 van Frederike J. van Uildriks ‘De Reiziger Plantkundige Frans. N. Meijer en zijn werk.

Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker. Bewerking van: Frank, de plantenzoeker, Tine Cool, 1942.
Bewerking: Thomas Cool, 2022, prijs: € 16.95,
ISBN 9789403661513.
ePub: prijs: € 4.95,
ISBN 9789403672489

Ivo van Capel, een droom­baan in de Botanische Tuinen Utrecht

Ik ben Ivo van Capel, in 1971 geboren in Noorden en wonend in Nieuwkoop. Ik ben letterlijk opgegroeid te midden van planten: mijn vader had zijn hele leven een eigen rozenkwekerij, waar ik in de schoolvakanties graag meewerkte. Mijn opa was mossteker (Spagnum) en rietsnijder. Het groen heeft me altijd aangetrokken. Na de mavo ging ik naar de middelbare tuinbouwschool in Aalsmeer waar ik veel leerde over het kweken van bloemen en het omgaan met planten. In het begin van mijn loopbaan heb ik meer in de commerciële tuinbouw gewerkt, namelijk bij stekbedrijven en rozenveredelingsbedrijven. Hobbymatig ben ik me meer en meer in de diversiteit van de tuinplanten en bomen gaan interesseren. Ik solliciteerde op een vacature in de tropische plantenkas van Artis. Achteraf ben ik heel gelukkig dat ik daar niet werd aangenomen. Een maand later heb ik namelijk gesolliciteerd bij de Botanische Tuinen Utrecht en werd ik aangenomen door Wiert Nieuman. In 2001 ben ik daar begonnen en ik ben nu hoofdtuinman van de Ontdektuin, de Bamboebostuin en de Noord-Amerikaanse bostuin. Het is een zeer gevarieerde baan waarin ik vooral buiten bezig ben. Ik zeg weleens gekscherend: ‘Van bomen zaaien tot bomen omzagen.’ In de Botanische Tuinen Utrecht, een onderdeel van universiteit Utrecht, faculteit biologie, zijn de laatste jaren veel positieve ontwikkelingen gaande, mede door een nieuwe, jonge directie met nieuwe inzichten, ook op commercieel gebied.

Ivo van Capel, hoofdtuinman van diverse onderdelen van de Botanische Tuinen, Utrecht.
Foto: Esther Kraak

Groene kennis opdoen …
De liefde voor het groen is bij mij gaandeweg gegroeid. Ik heb na de middelbare tuinbouwschool een jaar in Amerika gewerkt op een potplantenkwekerij en had in die periode de mogelijkheid veel nationale parken te bezoeken. Tijdens mijn jaar in de V.S vond ik het heel bijzonder dat ze daar een weg hebben gemaakt waarbij je “door” een boom (de Kustsequoia, Sequoia sempervirens) kan rijden. Ook de rest van dat park (Redwood National Park) met haar imposante woudreuzen, heeft grote indruk op mij gemaakt. Ook heb ik een jaar in Nieuw-Zeeland mogen werken. Zo heb ik mijn kennis kunnen vergroten en de planten in hun natuurlijke habitat kunnen aanschouwen. De liefde kon niet meer stuk.

Bij de NDV heb ik de B- en C-cursus gedaan en ben ik met excursies meegegaan. Mijn interesse gaat vooral uit naar houtige gewassen en vaste planten.
Op mijn werk in Utrecht heeft Gerard van Buiten, de huidige hortulanus, mij nóg enthousiaster gemaakt voor het groen. Ik kom veel in contact met kwekers van botanische soorten en leer veel van mensen als Chris van der Wurff, Mark Bulk, Hennie Kolster en Peter Vanlaerhoven, als ook van onze contacten in België en Scandinavië. Ik heb een fascinatie voor alle planten ontwikkeld en geniet in het bijzonder van de bladvormen, stammen en schorsen van bomen en jaarrond van hun bloei, bladkleur en vruchten.

Fort Hoofddijk op de Botanische Tuin
Foto: Ivo van Capel

…… en in praktijk brengen
Ik werk fulltime in de Botanische Tuinen en ben er helemaal op mijn plek. Het is mijn passie en ik krijg veel vrijheid om nieuwe ideeën te ontwikkelen en te ontwerpen. Het team waar ik deel van uitmaak, pakt diverse projecten in de tuin op, om het voor de bezoekers zo aantrekkelijk mogelijk te houden. Andere tuinen bezoeken en excursies meemaken zijn belangrijk om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Toen ik in Utrecht begon, had ik geen idee wat me te wachten stond maar het heeft mijn verwachtingen overtroffen. Je gaat steeds meer ontdekken wat de tuin doet en oplevert.
Zo ben ik ooit aangesproken door iemand die zojuist genezen was van leukemie. Terwijl hij bij ons in de tuin was, vertelde hij dat in een van zijn medicijnen een werkzame stof zat van een plant die bij ons in de medicinale tuin groeit, Catharantus roseus. Hij wilde een stekje van de plant, ik heb hem een plant meegegeven.
Er komt veel publiek in de Botanische Tuinen. Ik vind het leuk en ook wel mijn plicht om mijn kennis, ervaring en enthousiasme te delen en geef antwoorden als er vragen worden gesteld over wat men ziet. Ik geef soms ook rondleidingen en voordrachten, bijvoorbeeld voor de Vrienden van de Botanische Tuinen. Vanaf de jaren negentig is er een stijgende lijn in het aantal bezoekers. Als medewerkers krijgen wij dagelijks van de bezoekers te horen hoe mooi en interessant men het vindt. Gewoon omdat we als team plezier in onze “hobby” hebben. Niks bijzonders, maar wel heel leuk om te horen en het went nooit. Bij de Botanische Tuinen hebben wij een internationaal netwerk voor het ruilen van zaden. Bomen en heesters zaaien we het liefst van zaden uit de natuurlijke habitat. Soms kan het heel snel gaan: in vier jaar tijd van een zaadje tot een bloeiende Magnolia cylindrica.
In de tuin zijn we de laatste vijf jaar erg bezig met een goed én gezond bodemleven. Al het blad op het hele universiteitsterrein wordt jaarlijks omgezet in bladaarde, dat weer wordt toegevoegd aan de grond in de tuin. Deze bladaarde is een zeer waardevolle verrijking voor alles wat groeit en bloeit. En op deze manier zijn we circulair bezig.
Terugkijkend op mijn groene leven tot nu toe was ik liever eerder de botanische wereld ingerold, want ik voel me er helemaal in thuis.

De Ontdektuin.
Foto: Ivo van Capel