Martin Tijdgat: ‘Van Nothofagus naar Nothofagus

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Martin Tijdgat, 62 jaar, geboren in Rotterdam. Sinds 2002 groenbeheerder in de gemeente Wijdemeren. Daarnaast houd ik me bezig met het toepassen van de Wet Natuurbescherming (voorheen boswet en flora- en faunawet) en het beantwoorden van cultuurtechnische vragen van projectleiders en makers van bestemmingsplannen. Voor 2002 heb ik gewerkt bij de provincie Zuid-Holland en bij diverse gemeenten in Noord- en Zuid-Holland, onder andere in de milieu- en reinigingswereld.

Martin Tijdgat bij de Nothofagus van het gemeentehuis van Wijdemeren
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Mijn dendrologische scholing kreeg ik vanaf 1976 op de Rijks Hogere School voor Tuinbouw- en Landschapsinrichting in Boskoop van onder andere de heren Vahl en Hans Janssen. Zij hebben me geïnspireerd en van alles bijgebracht, van bollen en knollen tot wilde planten en bomen. In de loop der jaren zo’n 3500 verschillende soorten. Daarnaast ben ik sinds 1980 door zelfstudie ecologisch geschoold in het IVN en ben nog steeds Natuurgids. Tot 1995 heb ik veel aan vrijwillig natuur- en landschapsbeheer gedaan en meegewerkt aan een cursusboek over dit onderwerp.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Ik kom niet uit een groene familie maar in mijn jeugd gingen we vaak naar het recreatielandgoed Bijdorp, aan de Bergse Plas in Rotterdam. In het natte veen wemelde het van de veenmollen, zo werd mijn interesse voor de natuur groter. Daarnaast zat ik als jongetje vaak in Diergaarde Blijdorp. De diversiteit aan bomen en planten was er geweldig. Rijdend over rijks- en provinciale wegen verbaasde ik me over de eenvormigheid van wegbeplantingen; zo saai en beperkt. Dat moest toch anders kunnen. Zodoende kwam ik in Boskoop terecht. Ik heb veel inspirerende personen ontmoet, zoals Ronnie Nijboer, Marjan van Elsland, Wout Kromhout, Jaap Smit, Klaas Verboom, Hans Heybroek. Het zijn er te veel om allemaal op te noemen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Ik ben geraakt door alles met geur! Dat is in de kwekerswereld zo’n onderschat verkoopargument. Geur heeft direct inwerking op oude delen van ons brein, geuren worden in ons geheugen geweldig goed vastgelegd. Wat heeft het voor zin om rozen toe te passen die niet geuren? Wat is er leuker dan wandelend een Betula lenta te ruiken? Mijn stadstuintje vul ik met geur, naast voor mij onbekende bomen en struiken die ik test om later in de gemeente te gebruiken. Daarnaast ben ik gebiologeerd door Ulmus. Toen ik in Wijdemeren begon kon ik er maar een vijftig vinden. Rond 2007 ontstond in mijn hoofd het duizend-iepen-plan. We zijn goed op weg, er staan er al meer dan achthonderd.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Het hele jaar draait om de cyclus rond bomen; ’s zomers laten we een boomveiligheidscontrole uitvoeren voor 1/3 van de 8800 bomen. Hieruit volgt een onderhouds- en kapplan met kap van circa 2% van de onderzochte bomen, de laatste jaren wat extra vanwege aangetaste essen. Daarna praten we met de bewoners over een nieuwe inrichting. ‘Probleem’ is dat we zure natte grond hebben tussen de stuwwal en de Vecht. Dan wordt het vaak een puzzel wat je als vervanger neerzet. De nieuwe bomen planten we in het eerste kwartaal, verzorgen ze twee jaar goed zodat ze aanslaan en goed doorgroeien. Van 2003 tot 2019 zijn we van ca. 250 naar 525 soorten bomen gegaan, waaronder negentig soorten iepen. Vorig jaar hebben we met assistentie van Jaap Smit de collectie Populus met negen soorten uitgebreid. En zicht gekregen op nog zo’n 10-20 aantrekkelijke populieren voor in de openbare ruimte. Ik zoek al jaren Carya soorten, dat lijkt dit jaar te lukken.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Nooit gedacht dat het zoeken, merken van bomen op kwekerijen en planten in de openbare ruimte zo leuk zou zijn dat ik alleen al daarom bij een lokale overheid wil werken. Het contact met publiek en politiek levert me vaak energie op.
Er komt helaas weinig terecht van de ambitie om een eigen arboretum aan te planten. Mogelijk dat ik een legaat kan doen aan een bestaand arboretum. Ik zou graag in het openbaar groen meer gevoelige soorten willen gebruiken, zoals Nothofagus en Eucalyptus, mediterrane of subtropische geurstruiken en bamboe. Daar zijn de geesten nog niet rijp voor, al bewijzen tal van particulieren met tropische tuinen dat het wel kan.

De nieuwe inrichting van het centrum Nederhorst den Berg met Prunus sargentii ‘Rancho’, Ulmus ‘Morton Glossy’, Platanus ×hispanica en Prunus ‘Spire’
Foto: Martin Tijdgat

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
In mijn beleving ben ik niet echt een dendroloog maar een genieter van bomen. Zo heb ik vijf keer met groepen mogen rondzwerven in het oerbos Bialowieza in Polen. Graag ga ik nog een keer naar de nu bijna boomloze highlands in Schotland, een gebied dat vroeger oerbos was. Er zijn nog 36 mini-stukjes over van dit Caledonian Forest. Ik doneer aan de organisatie Trees for Life die bezig is met herbebossing en verbinding van die stukjes unieke natuur.
Het is leuk om artikelen te maken voor het blad Boomzorg. Het meeste plezier heb ik beleefd aan een artikel over mijn top-10 van toekomstbomen voor de openbare weg zoals Arbutus en koudeverdragende Eucalyptus. Voor mijn lokale natuurvereniging schreef ik daar een vervolg op: ‘Nieuwe klimaatbomen’.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Dat ik elk jaar kamp met meer werk aan bomen dan dat er aan financiën ter beschikking staan. Dat dit op termijn hogere lasten, kwaliteitsverlies en meer uitval tot gevolg heeft dringt niet goed door. Dat gaat soms ten koste van mijn eigen inzet en gezondheid. Schrijnend zie je de gestage achteruitgang aan veel te jonge bomen, we mesten ze nooit. Daarnaast heb ik door politieke processen volkomen gezonde bomen moeten rooien of ernstig verminken vanwege schaduwhinder of duivenpoep. Tegenwoordig is er meer druk door de particuliere wens voor zonnepanelen ‘tegenover’ het belang van bomen in de openbare ruimte. Veel hangt dan af van de betrokkenheid van de wethouder of het collegeprogramma.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Het is te gek dat ik naar aanleiding van mijn foto’s van Araucaria’s in Woodstock Gardens in Ierland een e-mail kreeg van een Chileense professor die mijn foto’s wilde gebruiken voor een boek over Chileense bomen over de hele wereld. Daar komt bij dat er in mijn voortuin een Nothofagus antarctica staat en één in de binnentuin van het gemeentehuis in Loosdrecht. Dagelijks rijd ik dus van Nothofagus naar Nothofagus. Dat verhaal wilde hij graag hebben met foto’s van beide bomen. Als dank is er in de bergen van het grensgebied van Chili en Argentinië een boom geplant. Ik kreeg een oorkonde en een Google-pin, zodat ik er ooit (met een helikopter) zou kunnen gaan kijken!
Een moment in de toekomst: Simen Brunia meldde mij eind 2018 dat er in Drenthe bij een particulier een dwergiep (Ulmus minor ‘Jacqueline Hillier’) staat van circa zestig jaar oud die men weg wil hebben omdat de boom te groot wordt. Deze zeldzame boom is 3,5m breed en ruim 4m hoog. De familie heeft de boom aan ons ter beschikking gesteld. Samen met Pius Floris Boomverzorging zijn we de boom aan het voorbereiden om volgend jaar november te verhuizen naar Loosdrecht als pronkstuk en afronding van de renovatie van een postzegelparkje.

Een gevarieerde boomweide met ongeveer acht verschillende boomsoorten en leeftijden. Op de voorgrond Populus nigra ‘Brandaris’.
Foto: Martin Tijdgat

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ja, dat is het leuke aan natuurgidsen, kwekerijen bezoeken, stagiaires begeleiden en het houden van bewonersavonden. Dat is ook waarom ik het iepenarboretum wil realiseren en liefst een paar mooie boomroutes wil maken om te lopen of fietsen. Ik heb de keus uit ruim 500 soorten.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen?
Nee, niet hetzelfde. Nu heb ik er te lang over gedaan om uit te vinden dat ik dit werken met bomen zo leuk vind. Ik had wellicht eerder met of in de boomkwekerij willen werken als ik niet in hartje Rotterdam was opgevoed en tussen 1980 en 1995 teveel vrijwilligerswerk heb gedaan omdat ik, vanwege de crisis in de jaren tachtig, in Zuid-Holland geen echte baan kon vinden.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Wilbert Hetterscheid vertelde over het Bomenmuseum in Doorn (AV-4 2019). Ik snap die passie. Ik zou het Bomenmuseum graag helpen om ook een daar passende collectie iepen op te bouwen. Met minimaal dertig verschillende, waaronder alle botanische kruisingsouders van de moderne hybriden. Die mogen daar niet ontbreken!
Een ander plan is de aanleg van een openbaar postzegelpark met vooral bamboes. Zodra ik een geschikte plek zie ga ik er aan werken.
Ook ben ik aan het nadenken over een ander soort fruitgaard in de openbare ruimte. Ik zie diverse kansen, maar het kost veel tijd om het te realiseren. In Loosdrecht moeten we rekenen met de invloed van de das. Maar wat is er mooier dan een fruitgaard met een achtste bewoonde dassenburcht?

Eucalyptus

Mijn grote passie is de flora van Australië. Eucalyptus maakt daar een belangrijk onderdeel van uit en ik heb in de loop van de tijd dan ook een aardig aantal eucalyptussen verzameld. Het geslacht is inheems in Australië, waar het de dominante boomsoort is. Het tropische noorden, de woestijnen in het centrum, de mediterrane zuidkust: overal kun je ze vinden. Er zijn meer dan 850 soorten bekend, variërend van twee meter hoge struikjes tot bomen van meer dan 100 meter. Ze hebben alle gemeen dat het blad de kenmerkende mentholgeur verspreidt als het gekneusd wordt. Dit geldt overigens voor alle geslachten uit de familie van de Myrtaceae waartoe Eucalyptus behoort.
Een andere eigenaardigheid van eucalyptussen is dat het jeugdblad vaak anders is dan het volwassen blad. We hadden ooit een Eucalyptus nitens in ons arboretum staan waar bezoekers verward naar stonden te kijken: het onderste deel van de boom zag er heel anders uit dan het bovenste deel. Was de boom geënt of zo? Nee, de boom was pas op latere leeftijd met het volwassen blad begonnen dat anders van kleur en vorm was, vandaar het verschil in uiterlijk. Ik heb helaas geen foto van de situatie gemaakt en een jaar later is de boom omgewaaid. Waarschijnlijk kwam hij uit een te kleine pot met als resultaat een slecht wortelsysteem.

E. pauciflora ssp. debeuzevillei met het sikkelvormige blad
Foto: Liesbeth Uijtewaal-de Vries

Winterhard
Het merendeel van de eucalyptussen is helaas niet geschikt voor ons klimaat en zal vorstvrij overwinterd moeten worden. Indien men die optie heeft zijn er echter eindeloos veel mogelijkheden.
Een eucalyptus die nog wel eens als tuinplant wordt aangeboden is E. gunnii. Een prachtige boom die snel groeit maar, helaas, in het algemeen het loodje legt als het kouder wordt dan ongeveer -10°C. Uit Frankrijk komt echter een selectie van deze soort die wel goed winterhard is: E. gunnii ‘Azura’. Deze heeft in ons arboretum (Merrigum, in Midden-Limburg) de koude serie winters rond 2013 zonder enige schade overleefd.
Andere soorten die het proberen waard zijn en die bij ons de koudste winters ook zonder kleerscheuren zijn doorgekomen, zijn E. gregsoniana en twee E. pauciflora ondersoorten: ssp. debeuzevillei en ssp. niphophila. E. camphora var. humeana kan niet goed tegen de strenge kou maar loopt als het in het voorjaar warmer wordt als een dolle weer uit vanuit de grond en vormt dan snel nieuwe stammen. Na milde winters is er geen schade en groeit de boom vrolijk tot enorme proporties. E. perriniana, E. archeri, E. parvifolia en E. stellulata staan al een aantal jaren in de tuin maar hebben nog geen echt koude winters doorgemaakt.
De E. pauciflora ondersoorten vormen allemaal prachtige bomen met witte afbladderende stammen en langwerpig sikkelvormig grijsgroen blad. E. gregsoniana blijft kleiner en heeft groener blad maar wel rode takjes wat een mooi contrast geeft, vooral als de boom bloeit. E. gunnii ‘Azura’ is vooral erg mooi als hij continu gesnoeid wordt. Het volwassen blad is namelijk ‘gewoon’ groen en de bast is bruin – wel mooi afbladderend – maar het jeugdblad is klein, rond en blauwgrijs: ideaal als snijgroen.
Wellicht ten overvloede: de winterhardheid hangt sterk af van de grondsoort en de mate van beschutting. Op zandgrond op een beschutte plaats zullen de bomen meer kou kunnen hebben dan volop in de (oosten)wind op de kleigrond.

Het rood-wit-groene contrast van E. gregsoniana
Foto: Liesbeth Uijtewaal-de Vries

Bloei
De bloemkleur bij eucalyptussen kan heel variabel zijn: paars, rood, roze, geel, wit en alle schakeringen daartussenin. De winterharde soorten bloeien echter allemaal wit. Niet heel opvallend, maar van dichtbij zijn de bloemen kleine kunstwerkjes. De bloeitijd is in Nederland nogal variabel; soms in het najaar, soms ’s winters en soms in het voorjaar. Ik heb bij onze bomen nog geen regelmaat kunnen ontdekken. De bloemen verschijnen aan de dunne takjes in de oksels van de bladeren maar bij sommige soorten ook aan de stam. Ze zijn bij ons zeer aantrekkelijk voor hommels en bijen aangezien ze veel nectar bevatten. In Australië komen er voornamelijk nectar etende vogels en buideldieren op af die daarmee voor de bestuiving zorgen.
Net als bij de meeste Myrtaceae bestaat de bloem voornamelijk uit meeldraden. Eucalyptusbloemen zijn extra bijzonder omdat de kroon- en kelkbladen vergroeid zijn tot een soort kapje dat eraf valt als de meeldraden zich ontvouwen. De bloem is als het ware goed bedekt door dat kapje en daar komt ook de naam Eucalyptus vandaan: eu=goed, kalyptos=bedekt.

Eucalyptus rhodantha, het ‘kapje’ beschermt de bloem
Foto: Liesbeth Uijtewaal-de Vries

Snoei
Zoals hierboven is aangestipt: de meeste eucalyptussen kunnen goed tegen snoei. Ze lopen, net als na een bosbrand, weer snel uit vanuit slapende knoppen onder de bast of vanuit de zgn. lignotuber, een verdikking van de stam vlak boven de grond.
Eucalyptussen groeien de eerste jaren erg snel en aangezien ze ook nog eens sterk van andere bomen weg groeien willen ze nog wel eens scheef gaan staan. Een stevige paal kan de boel in de hand houden. Mocht het toch helemaal uit de hand zijn gelopen dan kan de boom vlak boven de grond worden afgezaagd waarna de uitlopers beter begeleid kunnen worden. Een waarschuwing: men zegt dat die nieuwe scheuten wat minder windvast zijn dan de oorspronkelijke stam, zelf hebben we daar nog geen ervaring mee.
E. gunnii ‘Azura’ kan zoals gezegd steeds worden teruggesnoeid om het mooie jeugdblad te behouden. Houd er rekening mee dat de boom dan niet zal gaan bloeien. Snoei zeker twee keer per jaar om te voorkomen dat de boom één dikke tak gaat vormen die weer de lucht in gaat.

Vermeerdering
Eucalyptussen zijn niet tot nauwelijks te stekken. E. gunnii ‘Azura’ wordt uit stek vermeerderd om de winterharde eigenschappen te behouden, maar hoe men dat doet? Dat is een goed bewaard geheim.
Zaaien gaat in het algemeen gemakkelijk. Niet-winterharde soorten kiemen meestal binnen een week bij kamertemperatuur, oppervlakkig gezaaid in vochtige zaaigrond. De winterharde soorten hebben een koude-behandeling nodig. Zaai ze in het najaar in een pot met zaaigrond, eventueel vermengd met zand en beschermd tegen slakken, en laat de pot in de winter buiten staan. Zorg ervoor dat het zaaisel niet uitdroogt maar het mag ook niet kletsnat zijn omdat de zaden dan verstikken. De pot zes weken in de koelkast laten staan of in elk geval totdat er zaden gekiemd zijn is ook een optie. Pot zaailingen op zodra ze goed te hanteren zijn. Ze kunnen al twee jaar na het zaaien bloeien.

Eucalyptus gunnii ‘Azura’ na de halfjaarlijkse snoei
Foto: Liesbeth Uijtewaal-de Vries

Kwekerijen/tuinen die zich specialiseren in (winterharde) eucalyptussen:
Kwekerij ‘De Groene Prins’, Kwikkels 3, 8341 SK Steenwijkerwold, www.degroeneprins.nl
Kwekerij ‘Koala’, De Pol 13, 8337 KS De Pol, www.eucalyptuskwekerijkoala.nl
Merrigum, Dries 22, 6086 AW Neer, www.merrigum.com

Literatuur
Dean Nicolle (2016). Smaller Eucalypts for Planting in Australia, Lane Print & Post, Adelaide.
John Wrigley & Murray Fagg (2010). Eucalypts a Celebration, Allen & Unwin, Crows Nest.

John Bergmans, tuinarchitect en plantenkenner

Mijn eerste kennismaking met de in 1980 overleden dendroloog en tuinontwerper John Bergmans was in 2014 in de Botanische Tuin Kerkrade. Daar mocht ik ervaren dat John Bergmans met zijn ontwerp een extra dimensie kan toevoegen aan een botanische tuin. Overigens zijn ook de ontwerpen van Arboretum Kalmthout en Arboretum Hemelrijk in Essen van de hand van deze rasechte NDV’er (53 jaar lid).
Bijna veertig jaar na zijn overlijden is er een boek over hem verschenen dat zijn waarde voor het vakgebied openbaar maakt. Een prachtig boek dat een inkijk geeft in de ontwikkeling van de tuinkunst gedurende het leven van Bergmans en zijn indrukwekkende bijdrage hieraan. De schrijvers Marianne van Lidt de Jeude en Johanna Karssen-Schüürmann hebben in dit boek uit zijn oeuvre een aantal tuinen en groenvoorzieningen beschreven en ook zijn boeken en talrijke publicaties genoemd. De tuinen en groenvoorzieningen (137) worden stuk voor stuk behandeld, met de ontwerptekeningen, soms foto’s en enkele kenmerken. De meeste ontwerpen zijn gemaakt voor opdrachtgevers in Limburg, waaronder de Staatsmijnen. Er zijn enkele hoofdstukken gewijd aan zijn leven, de tuinontwerpen in de Mijnstreek, de stijl van ontwerpen en de publicaties.

Doorkijkje in de Botanische Tuin Kerkrade
Foto: Harry de Coo

Bergmans begon met het ontwerpen van tuinen in het interbellum. Hij had een grote plantenkennis in een tijd dat de dendrologie in opkomst was en de kennis van het plantensortiment groeide. Door de vele nieuwe planten was er behoefte aan duidelijkheid in naamgeving. Daar heeft hij zijn steentje aan bijgedragen door de publicatie Vaste planten en rotsheesters (1924). Naast het verstrekken van plantinformatie wees hij op eenduidige en juiste naamgeving, en daar was dringend behoefte aan.
Net als Mien Ruys onderscheidde hij zich van zijn tijdgenoten door zijn uitstekende plantenkennis en was deze kennis cruciaal in zijn ontwerpen en zorgde hiermee voor weelderig groen. In de Botanische Tuin in Kerkrade is zijn stijl deels nog goed zichtbaar; een door hagen en bomen van de wereld afgescheiden intieme tuin met langs de paden strategisch gesitueerde plantengroepen afgewisseld met gras. Hij zorgde ook voor verrassende doorkijkjes waardoor de plantencollecties van verschillende zichtpunten te zien zijn en nam in de beplantingsplannen ook de Limburgse flora op voor educatief gebruik.
Het boek is met veel zorg samengesteld en een aanrader voor de tuinliefhebber en een ieder die zich verdiept in de tuinarchitectuur.

Marianne van Lidt de Jeude en Johanna Karssen-Schüürmann (2019). John Bergmans 1892 -1980, tuinarchitect en plantenkenner. Stichting BONAS & Uitgeverij Verloren, Hilversum. €39. ISBN 978 90 8704 750 4.