Aart Jan Pannebakker, boomkweker/handelaar in een hecht familiebedrijf

Ik ben Aart Jan Pannebakker, geboren in 1943 in Hazerswoude in een gezin met 10 kinderen. In 1972 getrouwd met Anke en vader van drie kinderen waarvan er twee, dochter Caroline en zoon Thijs (de vijfde generatie!), in het bedrijf werkzaam zijn. Vanaf 1988 wonen wij in mijn ouderlijk huis aan de Voorweg. Ik ben nog actief als reiziger/handelaar en doe met plezier klusjes op de kwekerij zoals pootplan maken, voorraad opnemen, binden en maten tekenen. Dit voorjaar hoop ik voor de 54e keer naar mijn klanten in Engeland te gaan.

Aart Jan Pannebakker naast de 55 jaar oude Wisteria sinensis ‘Prolific’
Foto: Ineke van Teylingen

Opleiding en inspiratie
Na de mulo in Leiden ging ik naar de Rijks Middelbare Tuinbouwschool (RMTS) in Boskoop. Er waren goede leraren, Piet de Vogel – praktijkles, Arie de Graaf – plantkunde, Piet van Dijk – plantenziekten. Harry van de Laar was geweldig goed in sortimentskennis. Ik heb er veel geleerd. In mijn praktijkjaar liep ik stage bij Fa. W. van der Poel en Zn in Hazerswoude. In de zomer bij C.H. Gregory & Sons, een rozenkwekerij in Nottingham. Na mijn diensttijd werkte ik vijf maanden bij Knap Hill Nurseries in Woking.
Het boomkweken zit in de familie. In 1876 ging mijn overgrootvader kweken in de Biezen in Boskoop. In 1880 erfden hij en zijn vrouw een boerenbedrijf met 6 ha land aan de Voorweg. Dat bedrijf werd in 1895 boomkwekerij. Mijn opa begon rond 1900 met het reizen naar Engeland. Bang voor de concurrentie werd dit door de handelaren in Boskoop afgeraden. Er waren al vier exporteurs, met een vijfde erbij zou er voor hen niet genoeg over blijven! Mijn vader begon in 1929 met handel te zoeken in Engeland. In de herfst van 1965 kwam ik in de zaak werken en werd in januari 1966 op reis gestuurd naar Engeland. Je kreeg reisgeld en een catalogus mee. Je nam geen klanten van je vader over, maar je moest het bestaande netwerk zelf uitbreiden. Dat viel niet mee, overal waar ik aanbelde was al een handelaar geweest waar men jaren zaken mee deed dus ik had geen schijn van kans. Erg deprimerend, maar bij thuiskomst zei mij vader: ‘Ben je goed ontvangen, ga het dan maar weer proberen. En bijhouden waar je geweest bent.’ Uiteindelijk heeft de aanhouder wel gewonnen. De export breidde zich steeds meer uit. Nu worden ook Zwitserland, Duitsland en Finland bezocht. Door verkoop en opdeling van de zaak bleef er uiteindelijk twee hectare kwekerij over. Ik vermoed wel dat we nadelige gevolgen zullen ondervinden van de brexit en het coronavirus.
De liefde voor dendrologie moest wel groeien ondanks het feit dat ik deel uitmaak van een geslacht van vijf generaties boomkwekers. Een grotere kennis van het houtige sortiment is in de loop van de jaren steeds belangrijker geworden. Mijn inspiratie kwam vooral door een club boomkwekers waar ik al jaren mee naar Engeland (meestal), Ierland, Schotland of Wales ga. Geweldig wat daar aan sortiment te zien is.

Geliefde planten
Twee geslachten zijn voor mij belangrijk Cornus en Wisteria. In een partij C. alba ‘Gouchaultii’ ontdekte ik een afwijkende plant. Ik vroeg aan Chris Sanders, plantenkenner in Engeland, wat ik er mee zou doen. Ging er mee doorkweken en de variëteit is als C. alba ‘Cream Cracker’ in het sortiment opgenomen. Bij de sterrenkeuring kreeg hij twee sterren maar het is helaas geen bestseller geworden.
Mijn passie ligt bij Wisteria. Op verzoek van Wim Sanders had ik 12 variëteiten van Wisteria opgeplant, bestemd voor een show in Frankrijk en dan ook bloeiend. Helaas ging de show niet door. Op advies van Cor van Gelderen ging ik meer Wisteria cultivars kweken. Ik heb van elke soort een exemplaar gehouden en nu staan er 30 verschillende in de siertuin. Chris Sanders bracht me in contact met Chris Lane, de Wisteria expert in Engeland. Vorig jaar was ik uitgenodigd om bij de presentatie van zijn Wisteria-bijbel in Wisley Gardens aanwezig te zijn. De kweek van Wisteria is arbeidsintensief. Bijna al onze Wisteria’s staan op eigen wortel, verkregen door afleggers. Afleggen is een lastige klus, ze wortelen slecht. Enten op een andere wortel gaat vaak mis, een foute tak (onderstam) groeit sneller maar geeft geen bloem.

Wisteria sinensis ‘Multijuga’, in Rowallane Garden (Saintfield, Noord-Ierland)
Foto: Anke Pannebakker-de Boer

Leven met en van planten
Boomkweker/handelaar is een dubbel vak, je moet niet alleen een goede plant kunnen kweken maar ook de inkoop regelen voor zover je de planten niet op de kwekerij hebt staan. Een goede plant is waardevol. Ik ben op veel kwekerijen gaan rondkijken om te zien waar een betrouwbaar sortiment wordt gekweekt. Acer vind ik een fascinerende kweek, er staan inmiddels 25 verschillende variëteiten. Vergeleken met Magnolia is de sierwaarde veel groter. We kweken ook een sortiment Betula, vooral vanwege de bast. Ik vind een witte bast fascinerend. Het is een interessante kweek, er is veel vraag naar en het is een dankbare plant om te kweken. In mijn hart ben ik boomkweker maar handel is nodig om het bedrijf (Pannebakker en Co. B.V.) te laten floreren.
Ik heb met veel plezier mijn werk gedaan in Engeland, veel gezien en fijne mensen ontmoet. Achteraf zeg ik dat ik niet iets anders had willen doen. Zelfstandigheid en vrijheid van handelen zijn veel waard. Natuurlijk is het runnen van een bedrijf risicovol en heb je weinig vakantie maar het heeft me veel voldoening gegeven. De veelzijdigheid in het vak is onbegrensd. Ik ben een tevreden mens.

Uitdagingen en mooie ervaringen
Het begin van de buitenlandse reizen viel niet mee. Er waren ‘grote’ handelaren die dikke orders boekten, daar moest ik mee leren omgaan. Het kostte doorzettingsvermogen om bij het volgende adres weer gemotiveerd binnen te stappen en te doen of alles in orde was. Collega Jan Verwey zei: ‘Joh, Aart Jan. Het kost je eerst een paar nieuwe zolen voordat je een handeltje bij elkaar gesprokkeld hebt.’
Een paar bevriende Hazerswoudenaren zijn missionaris geworden in Afrika. Ik heb er twee opgezocht. De ene werkte in Oeganda, de andere in Ghana. In Oeganda bezocht ik met hem (hij is nu 94) de botanische tuin van Entebbe. Dan kom je toch in een totaal andere plantenwereld. De wierookboom, Boswellia sacra uit de familie Burseraceae, sprak me enorm aan. Van de hars wordt wierook gemaakt. De Engelse invloed op de tuinen is nog goed te merken. Ook in Ghana heb ik tuinen bezocht.
Mijn kennis en ervaring deel ik op het bedrijf met mijn kinderen en het personeel. Ik doe het wel rustiger aan, maar de inkoop van mijn eigen klanten doe ik nog zelf. Op de weg zijn en kwekerijen bekijken, kwaliteit beoordelen, gesprekken met goede kwekers. Ik ga nog graag zelf op de fiets tuin op tuin af om mijn orders compleet te krijgen.

De voet van de stam van de wierookboom
Foto: Ineke van Teylingen

Bijzondere afsluiting
20 jaar geleden hebben mijn broer Jos en ik plannen gemaakt om een boekje over Hazerswoude in oorlogstijd te schrijven. Een oom van ons zat ondergedoken, is opgepakt bij de razzia in januari 1945 en nooit meer terug gekomen. Dat prikkelde onze nieuwsgierigheid. We hebben heel veel opgestoken bij het onderzoek voor het boekje dat in 2018 verscheen met de titel Hazerswoude 1940-1945 Voorweg, Inundatie, Razzia. In archieven hebben we gezocht naar namen en foto’s om daarmee aan de slag te gaan. In het eerste deel gaat het over de bewoners van de Voorweg en de 13 huizen die gesloopt moesten worden omdat ze in het schootsveld van de Duitsers lagen. Het tweede deel gaat over de polders rondom Hazerswoude die onder water werden gezet uit angst voor een geallieerde aanval. Het derde deel bestaat uit herinneringen aan de razzia. Veel jongens en mannen zijn in schuilplaatsen als tuinloodsen, kassen, kapbakken en dichtgroeiende planten ontkomen. We hebben met meer dan 60 dorpsgenoten gesproken om een zo betrouwbaar mogelijk verhaal te kunnen schrijven. We zijn blij met het resultaat, juist nu in het jaar waarin we ‘75 jaar vrijheid’ mogen vieren.

Tetrapanax papyrifer, rijstpapierplant

Op de omslag van de tweede Arbor Vitae uit 2020 is een afbeelding van de rijstpapierplant met nog vrij bescheiden groot blad. Tot volle wasdom gekomen is het een zeer opvallende plant in de tuin, die het al gauw niet bij slechts één stengel laat.

De soort komt van nature voor in Taiwan en werd door Hooker in 1852 beschreven als Aralia papyrifera. Hij was niet zo zeker van zijn zaak want hij plaatste achter Aralia een vraagteken. Hij had zich heel veel moeite getroost om materiaal van de soort in handen te krijgen. Het bleek nogal gevaarlijk om planten te laten verzamelen op de natuurlijke groeiplaatsen, een moerassig gebied in het noorden van Taiwan. De bevolking daar was niet gesteld op westerlingen. Ook overleefden de planten enkele malen het lange transport niet. Maar uiteindelijk kreeg hij levend materiaal in handen en ook een door een Chinees vervaardigde kleurentekening. In 1859 plaatste K. Koch de soort in het aparte geslacht Tetrapanax. Omdat dit geslacht mannelijk is werd het Tetrapanax papyrifer. Niet iedereen was daar gelukkig mee. Miquel plaatste in 1861 de soort in het geslacht Fatsia en als Fatsia papyrifera is de plant ook nog bekend geweest.

Klein als ze uitlopen, maar groot als ze zijn uitgegroeid
Foto: Koos Slob

De soort werd vanuit Taiwan in het zuiden van China geïntroduceerd en is daar bekend als de traditionele medicijn ‘tong cao’. Het wordt onder andere gebruikt bij problemen met de urinewegen. Maar de plant is vooral bekend vanwege het uit het merg vervaardigde rijstpapier. Uit meer planten wordt rijstpapier vervaardigd, maar Tetrapanax levert het enige echte rijstpapier.
Als sierplant valt hij op met zijn lang gesteelde enorme grote, vijflobbige bladeren die 50-75 cm of zelfs 100 cm breed kunnen zijn. De bladeren zijn groen met een viltig laagje aan de onderkant. Nieuwe scheuten zijn bruin en eveneens viltig. De plant kan tot 3,5 m hoog worden al blijft ze in ons land meestal lager. De planten zijn bladverliezend. In strenge winters kunnen de bovengrondse delen bevriezen, maar vanaf de basis kunnen ze in het voorjaar weer snel nieuwe stengels vormen. Vrij laat in het seizoen verschijnen de grote bloempluimen. De vruchten zijn zwarte bessen. De plant kan in de volle zon, maar lichte schaduw lijkt toch het beste.

Tetrapanax papyrifer met de kenmerkende vijflobbige bladeren
Foto: Wout Kromhout

Op het internet wordt vrijwel uitsluitend de cultivar T. papyrifer ‘Rex’ aangeboden met diep ingesneden blad. Deze selectie zou meer kou kunnen verdragen dan de soort. In de handel is ook een selectie onder de naam T. papyrifer ‘Steroidal Giant’.
De plant is berucht om de vele ondergrondse stengeluitlopers en wordt in sommige gebieden als invasief beschouwd. Een voordeel ten opzichte van bamboe is dat de uitlopers vrij oppervlakkig zijn en eenvoudig te verwijderen.

Chionanthus virginicus en C. retusus, interessante tegenvoeters

Het geslacht Chionanthus is met zijn 80 soorten rijk vertegenwoordigd in tropische en subtropische gebieden van Afrika, met name Madagaskar, Australië en Azië. Chionanthus virginicus en C. retusus zijn de enige die in ons klimaat winterhard zijn. De naam Chionanthus stamt uit het Grieks en betekent sneeuwbloem. Al spreekt de toepasselijke Nederlandse benaming sneeuwvlokjesboom tot de verbeelding, echt bekend zijn ze nog niet.

Het geslacht Chionanthus behoort tot de Oleaceae en vertoont overeenkomsten met Fraxinus in de bloeiwijzen van de bloemessen en in de overstaande bladstand. De bladeren zijn enkelvoudig en de vruchten zijn op olijven gelijkende donkerpurperen, eenzadige bessen. De meeste soorten zijn wintergroen en de bladverliezende worden wel eens in het aparte geslacht Linociera geplaatst. Morfologisch zijn er echter geen duidelijke verschillen. Mocht het er ooit van komen dan heeft dat consequenties voor de benaming van de twee soorten.

Het opvallendste verschil tussen deze soorten is de bloei. De bloeiwijze van C. retusus is net als bij de bloemessen eindstandig uit gemengde knoppen. Bij een rijke bloei is de gehele periferie van de boom bedekt met een witte wolk van sneeuwvlokjes. In Bean omschreven als a dome of soft, flecy snow. Zo’n uitbundige bloei zie je in ons land echter vrij zelden. C. virginicus bloeit na half mei tegelijk met het in blad komen uit bladloze okselknoppen. De lintvormige kroonbladen kunnen tot 2,5 cm lang zijn. Het effect is groot maar het jonge groene blad van de eindknoppen zorgt voor een ander effect vergeleken met de bloei van C. retusus. De bloemen zijn wel duidelijk minder ijl dan die van C. retusus.

Chionanthus virginicus
Foto: Piet de Jong

De twee soorten zijn geografische tegenhangers. C. virginicus, de naam suggereert het al, hoort van nature thuis in Noord-Amerika. Het areaal is in het oosten van de Verenigde Staten van Pennsylvanië tot in Florida en westwaarts tot in Texas en Oklahoma. Linnaeus beschreef de soort in Species Plantarum in 1753 als Chionanthus virginica. De plant was in 1736 al in Engeland geïntroduceerd. Linnaeus beschreef diverse planten met in de soortnaam verwijzing naar een Amerikaanse staat. De staat Virginia werd genoemd naar Elisabeth I die als bijnaam de ‘Virgin Queen’ kreeg.
C. retusus heeft een groot areaal in Noord- en West-China en verder in Japan, Korea en Taiwan. De bomen kunnen in gemengd bos tot 20 m hoog worden en hebben een afschilferende bast. In ons land zijn het forse struiken die mogelijk 8-10 m hoog kunnen worden. De uitbundige bloei in mei-juni resulteert in ons klimaat zelden in een goede vruchtdracht. Mogelijk vraagt dat meerdere planten bijeen.

Ook C. virginicus kan uitgroeien tot een 8-9 m hoge struik, maar doorgaans wordt de struik niet hoger dan 3-4 m. Dit maakt dat ze goed kan worden toegepast in flinke particuliere tuinen. De bast wordt op latere leeftijd ruwer, maar schilfert niet af zoals die van C. retusus. Een verschil met laatstgenoemde is ook het glimmende blad dat in de herfst botergeel kan verkleuren. De bloemen van beide soorten geuren sterk. Vanouds werd de bast van de wortels gebruikt in de geneeskunst voor wonden en huidkwetsuren. Thans nog gebruikt in de alternatieve geneeskust tegen onder andere lever- en alvleesklierkwalen.

Chionanthus retusus, bloeiend als een zachte sneeuwwolk

Foto: Piet de Jong