Abies pinsapo

Deze serie over bedreigde boomsoorten wordt afgesloten met de Spaanse zilverspar. Het aantal bedreigde soorten neemt helaas nog altijd toe. Verschillende oorzaken zijn in de vorige artikelen langs gekomen. Het ziet er naar uit dat klimaatsverandering in de nabije toekomst ook een belangrijke oorzaak wordt. Met de serie artikelen is hopelijk de problematiek meer inzichtelijk gemaakt.

Logo van de IUCN Rode Lijst
Logo van de IUCN Rode Lijst
Foto: Internet

Spaanse habitat
Het natuurlijke verspreidingsgebied van Abies pinsapo, de Spaanse zilverspar, is beperkt tot het uiterste zuiden van het Iberisch Schiereiland en het noorden van Marokko. Het is de nationale boom van Andalusië waar hij voorkomt in drie gescheiden gebieden, namelijk in de Sierra de Grazalema in de provincie Cádiz, de Sierra de las Nieves en de Sierra Bermeja in de provincie Málaga. De bomen groeien daar op een hoogte van 800-1800 m en kunnen 25 m hoog worden. Op lagere hoogten komen ze vooral voor in gemengd bos met Eik en Esdoorn, op grotere hoogten al of niet gemengd met andere naaldboomsoorten. De grootste bedreiging is brand, maar ook zeer droge jaren zijn schadelijk door grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. De warmere zomers vanaf 1990 hebben geleid tot boomsterfte in de groeiplaatsen op lagere hoogte. Verder hebben erosie en toerisme een negatieve invloed.

De bloei van Abies pinsapo ‘Glauca’
Foto: Ineke Vink

Tussen 1984 en 1989 werden de drie groeiplaatsen opgenomen in het netwerk van beschermde gebieden in Andalusië. Er is sinds zeven jaar een speciaal actieprogramma om de soort te conserveren. Dit houdt onder andere in het voorkomen van bosbranden, bescherming van kleine bomen tegen vraat door dieren, fytosanitaire behandelingen en herbebossing. De botanische tuinen in Andalusië zijn belast met ex situ conservation. In deze provincie is ook een speciale zaadbank. Spaanse en Europese richtlijnen zijn ook van toepassing op het conserveren. In de iucn Red List is de soort opgenomen als bedreigd.

Populaties buiten Spanje
In Marokko zijn twee populaties van Abies pinsapo die beschouwd worden als de variëteit marocana en soms zelf als een een aparte soort A. marocana. De grootste populatie is een lang lint tussen Sfiha Tell en Kharbouch. Een kleine populatie is er op de berg Tazaot, die soms als aparte variëteit tazaotana wordt beschouwd. De problemen zijn feitelijk dezelfde als in Spanje al vormt daarenboven de cannabiscultuur een extra bedreiging. Ook de in vergelijking met Spanje kleinere populaties maken de bedreiging zelfs ernstiger.
Recent is vastgesteld dat de populaties van de soort in Spanje en Marokko al heel lang van elkaar gescheiden zijn en dat er dus geen gen-flow is geweest. Een verschil is dat de Marokkaanse zilversparren minder berijpte naalden hebben en iets langere kegels. Kenmerkend voor de Spaanse variant zijn de witblauw berijpte met radiaal afstaande en zeer puntige naalden. Pas in 1837 werden in Frankrijk de eerste zaden ingevoerd. Dat gebeurde door de Zwitserse botanicus, ontdekkingsreiziger en wiskundige Pierre Edmond Bossier (1810-1885), die ook de soort beschreef. In Zweden arriveerde het eerste zaad in 1839 en in Duitsland in 1857. Al snel werden er twee selecties gemaakt namelijk ‘Aurea’ met gele jonge naalden en ‘Glauca’ met sterker berijpte naalden. Deze laatste verkreeg van de Royal Horticultural Society aan Award of Garden Merit (agm). Er zijn intussen meer cultivars, maar deze oudjes lijken toch nog de belangrijkste.

De A. pinsapo ‘Glauca’ is – niet alleen volgens de rhs – en sieraad in de tuin
Foto: Ineke Vink

Floriade 2022 toont de groene stad van de toekomst

Als afsluiting van de rubriek Arboreta Uitgelicht deze keer een bijzonder verhaal over het nieuw te ontwikkelen arboretum voor de Floriade van 2022, in Almere. Op het terrein van de Floriade wijken camping, jachthaven en horeca en maken zij plaats voor het groene stad arboretum: een integrale ontwikkeling van een woonwijk en een arboretum. Een gesprek met Jaap Smit, een van de betrokken groenuitvoerders voor de gemeente Almere.

In het midden staat Fagus sylvatica ‘Anniek’
Foto: Harry de Coo

Wat willen jullie laten zien in de groene
stad van de toekomst?

De groene stad wil laten zien hoe ‘groen’ kan bijdragen aan de stad van de toekomst als een prettige omgeving voor mens en dier. Groen beïnvloedt de leefomgeving door CO2 vast te leggen, fijnstof af te vangen, hittestress af te vlakken en biodiversiteit te vergroten. Daarnaast biedt de beplanting vergelijkingsmogelijkheden tussen de verschillende boomsoorten, struiken en vaste planten. Die kunnen daar voorlopig doorgroeien. Het idee is dat het arboretum er geplant wordt voor minimaal vijftig jaar. Hier en daar staan bomen dicht op elkaar, zodat tijdens de Floriade een groen beeld ontstaat. Samen met boomkwekers is gekozen voor bomen en heesters die op deze zware zavelgrond kunnen groeien. Bijna alles slaat, mede dankzij flink water geven, goed aan, maar toch is het een experiment waar we van leren.

Hoe is het terrein ingericht?
Het terrein van 60 hectare is volgens het idee van landschapsarchitect Winy Maas ingedeeld in een raster van 192 merendeels rechthoekige kavels. In een strook van 4 meter aan de buitenkant van alle kavels – de zogenaamde arboretumstrook – zijn vanaf november 2017 bomen, heesters en vaste planten geplant. Dat levert een arboretum op van acht hectare met planten die op alfabet zijn gerangschikt. Al lopende kom je de verschillende boomsoorten tegen, bij de A zijn natuurlijk Acer en Alnus ruim vertegenwoordigd. Er zijn veel bomen beginnend met een A, weinig met een B en weer veel met een C. Daar houden we rekening mee met het planten van de totaal 2500 bomen. De bomen zijn op afstand en soms nauw geplant om in 2022 de beplanting een volwassen aanzien te geven. Een beperkt aantal bomen zal later wellicht verhuizen naar elders in Almere, maar het gros vormt straks onderdeel van de groene stadswijk.

Welke rol spelen de boomkwekers bij de Floriade?
Anders dan bij andere Floriades zijn heel veel boomkwekers direct bij de Floriade betrokken Meer dan honderd kwekers, groot en klein, stelden bomen ter beschikking. Het is een prachtig podium voor de boomkwekerij om door een arboretum te laten zien wat Nederland heeft te bieden.

Regelmatig worden kwekers uitgenodigd om de aanleg te bekijken en (on)gevraagd advies te geven aan het groenteam, dat naast Jaap Smit bestaat uit landschapsarchitect Niek Roozen en hoofdontwerper Christiaan Pfeiffer. Er staan diverse nieuwe selecties zoals Acer platanoides ‘Mauritz Upright’, een strak zuilvormige Esdoorn en een Fagus sylvatica ‘Anniek’ een zuilvormige Beuk. Het komende plantseizoen gaan de laatste bomen, heesters en de meeste vaste planten de grond in. Belangrijk, zodat de beplanting er in 2022 fantastisch uitziet.

Er was eerst een parkbos, geplant na het droogvallen van de polder. Zijn daarvan elementen hergebruikt?
Het koesteren van bestaande bomen is belangrijk en vraagt om creatieve oplossingen. Het parkbos is deels gekapt en deels behouden en wordt nu het functiebos genoemd. Aan de rand van het bos zijn de verschillende boomsoorten zichtbaar: Prunus avium, Acer pseudoplatanus en Carpinus betulus. De bomen in de rand zijn ingepakt met jute of rieten matten om zonnebrand te voorkomen.

Langs de zoom van het functiebos zijn de Vlieren en andere struiken behouden. Bij de aanleg van wegen en bruggen stonden bomen soms in de weg. Daar hebben we oplossingen voor moeten zoeken. Bij een groep Populieren zijn draglineschotten over de wortels geplaatst zodat auto’s er ongestoord over heen kunnen rijden. De grond wordt niet verdicht en de vitaliteit van de bomen
wordt niet aangetast. Ook de plaatsing van een brug is aangepast om een groep Alnus glutinosa langs het Weerwater te sparen. De 40-jarige bomen van het functiebos zorgen voor een volwassen aankleding van terrein In het midden staat Fagus sylvatica ‘Anniek’ en daar zijn we blij mee.

Josinapark
Foto: Harry de Coo

Hoe willen jullie de continuïteit van het arboretum na de Floriade garanderen?
Als je een huis koopt in de wijk Hortus weet je dat je in een bomenrijke omgeving gaat wonen. Een bomenrijke buurt heeft vele voordelen en groen geeft meer marktwaarde voor je huis. Het wordt een autoluwe woonwijk met een straatbreedte van zes meter en enkele centrale parkeervoorzieningen. In het kavelpaspoort bij het koopcontract staat welke bomen er staan, wat de kroonprojectie
is en wat in stand moet worden gehouden. Mensen weten dus waarvoor ze tekenen en kiezen daar uiteindelijk voor. De bedoeling is dat bewoners bij de inrichting van hun tuin geïnspireerd worden door de planten die in de arboretumstrook staan. Dat betekent dat als er bomen staan met de A we hopen dat heesters en de vaste planten met een A worden geplant. Dus in de voortuin met de Alnus past Ampelopsis wel maar Lonicera niet.

Wat zijn de educatieve plannen?
We ontwikkelen een app die gebruik maakt van GPS-coördinaten van de bomen. Bij elke boom krijg je informatie over de kenmerken en de waarde voor het milieu en biodiversiteit. Zo komen er verschillende routes onder andere met bomen die veel fijnstof afvangen, bomen die veel CO2 opnemen en bijenvriendelijke bomen. En misschien maken we een eigen Betuweroute langs de bomen die vanuit de Betuwe zijn geleverd en op de Floriade goed groeien. En natuurlijk willen we uitdragen dat mooi groen een meerwaarde heeft in de stad. Bezoekers moeten dat goed op hun netvlies krijgen. Ook de jeugd krijgt een apart educatief programma. Het getoonde sortiment bomen is uitgebreid en laat bezoekers zien wat er allemaal kan in dit klimaat en op de zavelachtige kleigrond. Er is een tendens in Nederland om een standaardsortiment te kweken. Dat is jammer, veranderende klimaatomstandigheden vragen om aanvullingen hierop. Dat vraagt om experimenteren en vervolgens laten zien aan de vakgenoten. Dat kan op de Floriade in het arboretum. Wij willen een discussie over het sortiment hier laten plaatsvinden. Onze wens is om de boomkwekers te confronteren met de veranderende vraag die er is bij onder andere gemeentes en daar kan dit arboretum een rol in spelen.

Carpinus japonica
Foto: Harry de Coo

Wat betekent de Floriade voor de NDV en de KVBC?
De Floriade is een platform voor veel organisaties om kennis uit te wisselen en te netwerken. Het is een ideale plek voor excursies en cursussen voor beide verenigingen tijdens de
Floriade. Ook zijn er kwekers die hun nieuwe introducties planten: Alex Schoemaker uit Boskoop plant duizenden van zijn nieuwste selecties, Boomkwekerij Elst-van Bergen uit Wernhout laat zijn eigen Caryopteris en Escallonia zien.

Na de Floriade blijft het een uniek arboretum want waar staan zoveel bomen, heesters en vaste planten op alfabet? Voor zijn plantenkennis is Jaap zijn docent uit Frederiksoord
Theo Janson nog veel dank verschuldigd. Hij vindt het prachtig dat er een boom met zijn naam op de Floriade is geplant: Aesculus ×carnea ‘Theo Janson’, afkomstig van kweker Koos Pieters. Theo sprak van Acer tot Zelkova, inmiddels is het ‘van Abies tot Ziziphus’. Jaap is trots dat Ziziphus jujuba op de Floriade is te zien.

Esther Jansma, op zoek naar boomgeheimen

Ik ben Esther Jansma, in 1958 geboren in Amsterdam. Mijn werkzame leven bestaat uit twee delen, de wetenschap en de literatuur. Ik ben sinds 1991 verbonden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de rce, en sinds 1993 directeur van de stichting ring, het Nederlandse Centrum voor Dendrochronologie. Van 2007 tot 2017 was ik bijzonder hoogleraar dendrochronologie en paleo-ecologie aan de Universiteit van Utrecht. Dendrochronologie is een ander woord voor boomtijdkunde, het is de wetenschap die zich bezighoudt met het dateren van oud hout met behulp van de jaarringen in dat hout. Zo kan nauwkeurig de ouderdom worden bepaald van oude bosresten, archeologische vindplaatsen en oude nog bestaande gebouwen en voorwerpen zoals meubels en muziekinstrumenten. Momenteel ligt het zwaartepunt van mijn onderzoek op de prehistorie, de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen. Daarnaast ben ik dichter en schrijver en ontving ik meerdere literaire prijzen.

Esther Jansma
Foto: Ineke van Teylingen

Van archeologie naar dendrochronologie
Als student archeologie ging ik zes weken op stage in Zwitserland om houtskool uit Spitsbergen te bestuderen. Wat kun je vinden in de houtanatomie? Toen ze mij daar rondreden langs opgravingen waar dendrochronogisch onderzoek gebeurde, kreeg ik het gevoel: dat wil ik ook. Ik kon het regelen dat ik drie weken in Keulen op een dendrochronologisch laboratorium mocht werken. Later, in Amerika, heb ik veel veldwerk kunnen doen. Mijn verblijf daar had ook een statistische insteek: omdat er in die periode nog bijna geen referentiekaders waren om de vondsten te kunnen dateren, heb ik zelf relevante software ontwikkeld. Ik vind het als archeoloog heerlijk om exacte gegevens boven water te krijgen. In 1995 ben ik cum laude op mijn onderzoek gepromoveerd.

De liefde en de inspiratie heb ik van mijn vader, hij was beeldhouwer en werkte ook met hout. Op een dag kwam hij van het Waterlooplein thuis met een antiek kindermutsje. Hij wilde weten hoe oud het was. Die ouderdomsvraag heb ik met me meegenomen. Ik heb natuurlijk ook veel inspiratie opgedaan in Zwitserland en in Amerika in het Laboratorium voor Jaarringonderzoek van de Universiteit van Arizona.

Hout geeft het verleden prijs
Eiken zijn mijn lievelingsbomen, en dan met name die Eiken die zo dicht bij het water groeiden dat ze daar veel last van hadden. Ik vind ze moedig, je ziet de pathologie in het groeipatroon. Het raakt me dat ze in hun groeipatronen hun geheimen qua standplaats en ouderdom prijsgeven. Zo lees je hun geschiedenis. Je ziet in welke perioden ze het bijna niet overleefden. Binnen een centimeter kun je al zoveel zien. Ik ben vooral dol op kienhout dat bewaard is gebleven in vroegere veenlagen. Dit hout is heel belangrijk voor landschapsreconstructie, en dan vooral voor de reconstructie van overstromingen uit de tijd voordat we in Nederland zo’n duizend jaar geleden dijken begonnen aan te leggen. Met behulp van kienhout uit de buurt van Abcoude heb ik al in 1985 een Romeins fort bij Velsen kunnen dateren. Dat was een enorme doorbraak. Bij Stichting ring is tot in 2013 veel onderzoek gedaan voor rijks- of gemeentelijke overheden, musea, archeologische bedrijven, kunstenaars en particulieren. Inmiddels zijn er bedrijven die dit soort onderzoek doen. Bij de rce doe ik – behalve heel andere projecten – onderzoek en geef voorlichting. Wat we in het laboratorium precies doen? De eerste stap is het hout bijsnijden zodat je elke jaarring kunt zien. Soms maken we het patroon leesbaarder door krijtpoeder in de vaten te kloppen. Het opmeten van de ringbreedtes gebeurt of met een microscoop en een meettafel die met een computer is verbonden, of vanaf foto’s die worden ingeladen in de computer. De opgemeten jaarringpatronen vergelijken we in de computer met allerlei referentiekaders waarvan van elke jaarlijkse waarde bekend is welk kalenderjaar erbij hoort. Zo kunnen we ook het kalenderjaar van elke jaarring in het bestudeerde hout bepalen, en als het hout compleet is tot de boombast weten we dan ook in welk jaar en welk seizoen de boom doodging of werd omgehakt.

Alweer jaren geleden werd ik na de opgraving van een Romeins schip in Utrecht-De Meern op de rce projectleider van het verdere onderzoek. Voor de conservering moest het schip in de breedte doormidden worden gezaagd. De ringen van de enorme planken werden opgemeten langs de zaagsnede, zo konden we bepalen dat het rond 150 na Chr. werd gebouwd. Later kon ik dendrochronologisch bewijzen dat het schip in Vlaanderen langs de Schelde gebouwd was. Zo’n schip heeft geen kiel en is dus niet geschikt voor de zeevaart. Dus moet het via binnenwateren zijn weg naar Utrecht hebben gevonden. De kaarsrechte bodemplanken kwamen uit een enkele Eik die inclusief boomkruin 40 meter hoog moet zijn geweest. Waar vind je nu zulke bomen nog? Het gerestaureerde schip en alle prachtige vondsten uit de kajuit en kombuis zijn te zien in Castellum Hoge Woerd in Utrecht-De Meern.

Dit was een boom (kienhout) uit Weesp die daar ruim 2000 jaar geleden groeide. De centimeter maakt het mogelijk om te zien hoe langzaam de boom soms in de breedte groeide. Onderzoek is altijd gespitst op de breedte van de jaarringen.
Foto: Esther Jansma

Datering en geld
In de wereld van het roerend erfgoed (schilderijen, muziekinstrumenten) kan een datering zwaar meewegen bij het bepalen van de authenticiteit, en dat bepaalt dan weer de geldelijke waarde van het object. Het is me lang geleden wel eens overkomen dat ik ben benaderd met een dateringsvraag waar dat financiële aspect aan kleefde. Als je dan een resultaat hebt dat niet past bij de verwachting, kunnen er onplezierige reacties komen. Dat voelt niet fijn. Daarom doe ik dat soort onderzoek al heel lang niet meer.

Kennis geeft houvast
Tussen 2006 en 2012 heb ik een internationaal digitaal archief ontwikkeld met duizenden jaarringpatronen erin. Juist door al die gegevens te combineren, kun je nieuwe kennis opdoen over houthandel en economische relaties wáár kwam het hout in welke tijd vandaan – en ook over het vroegere landschap, bij ons in Nederland vooral vroegere overstromingen. Naast Eiken hebben we ook Essen en Iepen uit archeologische opgravingen en natuurlijke bodemafzettingen kunnen dateren. Beuken waren minder talrijk, die hebben we vooral teruggevonden als grafkisten uit de tijd zo’n duizend jaar geleden. Die Beuken groeiden trouwens niet hier maar bij de grens tussen België en noordoost Frankrijk. Wilgenhout werd niet als bouwhout gebruikt, maar voornamelijk voor het maken van vlechtwerk, dus hekken, visfuiken en dergelijke.

Mijn werk vind ik heel fijn en ik heb in al die jaren veel mooie plekken gezien, maar het is me niet komen aanwaaien. Lesgeven
vind ik heerlijk, je kunt mensen niet alleen vaardigheden leren maar ook helpen hun zelfvertrouwen te ontwikkelen. Het geeft mensen ook troost en houvast om op deze manier, met behulp van bomen, met de tijd bezig te zijn. De aarde bestaat al zo lang, wij hebben eigenlijk niets in te brengen, maar door iets te dateren heb je toch even het gevoel dat je het verstrijken van de tijd een beetje de baas bent.

Ik ben blij dat ik dit werk ben gaan doen, op deze manier kan ik met mijn hoofd én met mijn handen werken. Een van de meest interessante onderzoeken waar ik momenteel bij betrokken ben, vindt plaats onder leiding van Jos Bazelmans, hoofd van de afdeling Archeologie van de rce. Het richt zich op heel iele dennetjes die bij graafwerkzaamheden
op landgoed DenTreek/Henschoten zijn aangetroffen. Die bomen groeiden daar bijna 13.000 jaar geleden. Stel je eens voor. Dat was lang voor Stonehenge, lang voor de piramides, we hadden nog geen landbouw, geen vaste huizen. Zoiets ouds in je handen houden, hoe bijzonder is dat?!

Overzicht van de Romeinse rivierpraam ‘De Meern 1’, van achter naar voren. Tegen de scheidingswand tussen de kajuit en het kombuis is deels nog het onderstel van het bed te zien waar de schipper op sliep. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Overzicht van de Romeinse rivierpraam ‘De Meern 1’, van achter naar voren. Tegen de scheidingswand tussen de kajuit en het kombuis is deels nog het onderstel van het bed te zien waar de schipper op sliep. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed