Excursie Hilversum, 14 oktober 2023

De wandeling start op de Noorderbegraafplaats in Hilversum ontworpen door architect Willem Dudok. Harry de Coo heet ons welkom bij de prachtige Fagus sylvatica ‘Pendula’ die de ingang siert van de oudste begraafplaats (1929) van de omroepstad. Het park herbergt een grote verscheidenheid aan heesters, coniferen en loofbomen. We hebben een grote opkomst en daarom lopen we in twee groepen de begraafplaats over.

De centrale laan bestond in het verleden volledig uit Quercus coccinea ‘Splendens’, maar in de loop van de tijd zijn er daarvan veel uitgevallen. Er is grotendeels ingeboet met Q. palustris, met de lobben van de blaadjes meest netjes tegenover elkaar.  Q. coccinea, de Scharlaken eik, is rommeliger qua blad.

Fagus sylvatica ‘Pendula’ bij de ingang van de begraafplaats
Foto: Pierre Theunissen

Op het eerste deel van de begraafplaats staan tien verschillende Amberbomen. Een goede zuilvorm is Liquidambar styraciflua ‘Kirsten’, die volgens Jaap Smit, net als andere zuilvormige Amberboomselecties, helaas geen mooie herfstkleur heeft. Ook zien we een rijtje Nyssa sylvatica met blauwzwarte vruchten en variabel van vorm en een Magnolia ‘Galaxy’. Deze laatste is rond 1980 ontstaan uit een kruising tussen Magnolia liliiflora ‘Nigra’ en de boomvormige Magnolia sprengeri ‘Diva’.

In het volgende begraafgedeelte ligt een veld met o.a. Cornus nuttalii ‘Monarch’, C. controversa en Prunus ‘Collingwood Ingram’, bomen die vooral mooi zijn in het voorjaar. Ook staat er een Malus hupehensis (uit de Chinese provincie Hubei), een zeer gezonde sierappel, zonder schurft of meeldauw en daarom een mooie toekomstboom, vooral als we af willen van het spuiten met fungiciden. Ook lopen we door een laantje zuilvormige Quercus robur ‘Zeeland’. Deze cultivar is wat smaller en heeft minder uitgebogen takken dan de Q. robur ‘Fastigiata’.

Malus hupehensis ‘Hilversum’
Foto: Pierre Theunissen

Aan de achterzijde van de begraafplaats ontstaat bij de Betula maximowicziana discussie over de herkomst van de naamgever. Nader onderzoek leert dat de Berk is vernoemd naar de Russische dendroloog Carl Johann Maximowicz (1827-1891), die, in dienst van de Botanische Tuinen in Sint Petersburg, diverse expedities naar o.a. China, Korea, Japan, Amur en Tibet maakte. Een gerenommeerde planthunter die heel wat botanische vondsten op zijn naam heeft staan. We ontmoeten vervolgens een Eucommia ulmoides, de Gummiboom. Bij het uit elkaar trekken van het blad blijft dat met latex-achtige draden aan elkaar hangen, net als bij Cornus. Ook mooi is de Ilex ×koehneana, een grootbladige Hulst ontstaan uit een kruising tussen Ilex aquifolium en Ilex latifolia. Deze kan goed tot stamboom worden opgekweekt. Tot slot nog een Corylus colurna, waar wordt getwijfeld over de naam en gedacht wordt aan Corylus ×colurnoides.
Als we teruglopen naar de ingang zien we nog een Toona sinensis ‘Flamingo’, een bijzonderheid die roze uitloopt. De één vindt het mooi, de ander foeilelijk. Bij kneuzen van het blad ruik je een opvallende uiengeur. Toona is goed te onderscheiden van Ailanthus omdat ze geen kliertjes aan de voet van de deelblaadjes heeft en geen topblaadje.

Na de lunch wandelen we door de straten van Hilversum Noord. In de Van Strijlandstraat staan nog acht oude bovengeënte Ostrya virginiana. De onderstam met de gladde, grijze, gespierde stam van Carpinus betulus gaat boven de entplaats over in de ruwe bruine met schorsplaten afbladderende bast van de ent Ostrya. Aan het eind van de Stroelaan komen we een tweetal Ulmus minor ‘Variegata’ (Bonte gladde iep) tegen, die echter amper bont blad hebben. Ronnie Nijboer vertelt ons dat bontbladigheid bij Iepen maternaal overerft, ofwel de moeder geeft deze eigenschap door. Dit betekent dat zaad, geplukt van een bonte Iep, voor 100% bontbladig terugkomt. Maar dan wel in vele schakeringen, van amper bont, tot prachtig gemarmerd, tot bijna helemaal albino.
De route volgend komen we nog veel mooie, opvallende bomen tegen in parkjes en middenbermen voor we ons in de Berlagelaan verbazen over een brede groenstrook zonder bomen maar wel met bomen in de verharding langs de weg (Acer cappadocicum ‘Rubrum’). Bij de vijver staan nog Broussonetia (Papiermoerbei) zonder wortelopslag en diverse Catalpa soorten. Op de Noorderweg, met nieuw geplante bomen in de stoep twijfelen we of hier wel een goede straatboom geplant is, gezien de beperkte bovengrondse ruimte. Quercus cerris moet hier staan maar het is waarschijnlijk een rij onzuivere bomen.
Aan de spoorzijde staat nog een imposante oude Eik: Quercus × schochiana een hybride van Q. palustris × Q. cerris en vernoemd naar de hoftuinman Johann Schoch (1728-1793), ontwerper van het Wörlitzer Park bij Dessau, met tegenwoordig UNESCO werelderfgoedstatus. En dat brengt ons tot slot bij Aesculus ×woerlitzensis, een in de cultuur ontstane hybride met als mogelijke ouders enkele Amerikaanse soorten (A. flava, A. glabra, A. pavia en A. sylvatica), de laatste boom waaraan we aandacht schenken tijdens deze zeer interessante excursie
Zie verder ook de digitale bomenkaart van Hilversum: https://open-hilversum.hub.arcgis.com/datasets/bomen/explore?location=52.225452%2C5.172429%2C13.06

Quercus ×schochiana
Foto: Pierre Theunissen

De Omgekeerdeik in Almere

De Zomereik is een boom van het noordelijk halfrond. Maar er staan er, vreemd genoeg, ook in Zuid-Afrika. Dat heeft alles te maken met de VOC. In 1652 stichtte Jan van Riebeeck in Zuid-Afrika, op de route naar Indië, een verversingspost. Met zijn negentig kolonisten, waaronder acht vrouwen, legde hij tuinen aan om fruit en groente te verbouwen voor de bemanning van de VOC-schepen. Van Riebeeck zag dat de lokale bevolking onder andere leefde van wilde bessen en Rhoicissus capensis, bij ons bekend als de Gewone bosdruif. Hij besloot druiven te gaan verbouwen. Bij gebrek aan vers, zuiver drinkwater was wijn een goed alternatief op de schepen en het was ook nog eens goede handelswaar.
De wijnstokken kwamen aan in juli 1655. Met vallen en opstaan werd vier jaar later de eerste wijn gemaakt. De kwaliteit was echter beroerd en dat bleef zo tot de komst van Simon van der Stel op 12 oktober 1679. Hij nam zijn ‘op de Muiderbergen’ vergaarde kennis als wijnbouwer mee. Dat klinkt wonderlijk, wijnbouw in Muiderberg, nota bene in de kleine ijstijd. Maar er zijn bronnen die dat bevestigen.
De nieuw benoemde gouverneur ging elders wijngaarden aanleggen, onder andere in een vruchtbare vallei, waar hij onder zijn naam het plaatsje Stellenbosch sticht. Van der Stel wist dat rijping van wijn op eikenhouten vaten nodig is voor de kwaliteit en het behoud van de wijn. Hij haalde daarom eikels naar Zuid-Afrika. De eik groeide voorspoedig maar het hout bleek niet geschikt voor wijnvaten, te poreus.
Waarschijnlijk kreeg de kwaliteit van de wijn na 1685 een flinke impuls. Het was het jaar van de opheffing van het Edict van Nantes waardoor voortaan alle Hugenoten weer vogelvrij werden. Tweehonderd Franse protestanten vluchtten als gevolg daarvan naar Kaap de Goede Hoop, op een bevolking van zeshonderd Nederlanders. De meeste van deze Hugenoten kwamen uit het zuiden van Frankrijk. Onder hen waren wijnboeren.
Zoals we weten is Zuid-Afrika een echt wijnland geworden. En ook de Eik voelt zich er thuis en wordt gewaardeerd. Hij is op verschillende plaatsen aangeplant. En Stellenbosch heeft zelfs als bijnaam: ‘Eikestad’.

Zomereiken voor het oude hoofdgebouw van de Universiteit van Stellenbosch
HelenOnline, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

In 2021 werd in Almere, onder de naam ‘Omgekeerdeik’ in het Vroege Vogelbos een jonge Zomereik aangeplant, opgekweekt uit een eikel afkomstig uit Stellenbosch. Het is een project van Genootschap het Levende Huis, een lokaal vriendengroepje dat zich bezighoudt met de bijzondere bomen en hun verhalen in de nieuwe stad.
De boom is goed aangeslagen en verwacht wordt dat hij in de vette polderklei voorspoedig zal groeien. Nu nog jong maar hij draagt al eeuwenoude verhalen met zich mee. Over continenten en de VOC, over het gesleep met genen, de opkomst van de Zuid-Afrikaanse wijnbouw en die in Muiderberg. Een fraaie wereldreiziger om even bij stil te staan.

De Omgekeerdeik in november 2023.
Foto: Ben te Raa

Genootschap het Levende Huis heeft in 2022 de vierde editie van het boek ‘Bijzondere bomen, een kleine geschiedenis van Almere’ uitgebracht. In het boek worden ca. honderd bomen in hun context beschreven, waaronder de Omgekeerdeik. De inhoud van het boek is ook te vinden op www.boomverhalen.nl.

Najaarsbijeenkomst in Opheusden

Op zaterdag 18 november was er de leerzame najaarsbijeenkomst met 65 dendrofanaten in het gebouw van Agro De Arend in Opheusden. Traditioneel was dit de laatste jaarlijkse activiteit van de NDV.

Na een introductie door dagvoorzitter Harry de Coo, was het eerst de beurt aan Mirjam Lemmens. Mirjam is de collectiebeheerder van het Belmonte Arboretum en werkzaam voor de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen (NVBT) en het Nagoya Protocol (/ABS – Access & Benefit-Sharing). Zij gaf een toelichting op de tweede en vernieuwde versie van de standaardlijst van Nederlandse namen van cultuurplanten.

De aanleiding om in 2018 samen met medeauteur Marco Hoffman een standaardlijst te maken voor de Nederlandse namen ontstond uit de behoefte aan eenduidigheid in de Nederlandse naamgeving bij onder andere gemeenten, tuincentra en het groene onderwijs. Mirjam gaf een toelichting op het verschil in schrijfwijzen en de uiteindelijke keuze hierin. Als voorbeeld noemde ze Abies balsamea, de Balsem­zilverspar, en vervolgens de verschillende variaties in de schrijfwijze van de naam, zoals met of zonder hoofdletter, met koppelstreepje of aaneengesloten geschreven. Bij de spelling van de Nederlandse namen worden de taalregels gevolgd van het Genootschap Onze Taal, aangevuld met ‘het groene boekje’.
Ook de verschillende Nederlandse synoniemen voor één soort zijn op een rijtje gezet en daaruit is een voorkeursnaam gekozen. Acer davidii werd als voorbeeld genoemd. Davids esdoorn heeft de voorkeur met als alternatieve (‘synonieme’) namen: Chinese esdoorn, Streepjesbast-esdoorn en de Slangenhuid-esdoorn. Voor het zoeken naar de Nederlandse namen zijn bestaande bronnen gebruikt. Denk daarbij onder andere aan de handleiding Nederlandse dendrologie van Dr. B.K. Boom en Heukels’ Flora van Nederland van Dr. H. (Leni) Duistermaat. Voor de eerste versie zijn de Naamlijst van Houtige Gewassen en de Naamlijst van Vaste Planten als basis gebruikt, uitgebracht door de Naktuinbouw. Dit zijn lijsten met de officiële namen uit het handelssortiment van boomkwekerijgewassen in Europa en grotendeels in de Verenigde Staten. In de eerste versie waren de NDV, Naktuinbouw, de Nederlandse Vereniging voor Botanische Tuinen, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Floron en Royal Anthos de partners. In het voorjaar 2024 verschijnt de tweede en vernieuwde lijst met, naast aanvullingen op de eerder genoemde Naamlijsten en verwerking van enkele correcties, daarin ook nieuwe gewasgroepen opgenomen: de bolgewassen, rassenlijst groentegewassen, rassenlijst landbouwgewassen, perkplanten, kamerplanten, snijproducten, tropische planten en tropisch fruit. Bij de tweede versie zijn KAVB en Floricode nieuw aangesloten partners.
Door verslaglegger van deze dag, die als archivaris de notulen van de NDV heeft doorgespit, werd nog gemeld dat het 100 jaar heeft geduurd, nadat Doorenbos tijdens een bestuursvergadering al had opgemerkt dat er een lijst van Nederlandse namen moest komen.

De tweede lezing werd verzorgd door Gerda van Uffelen, voormalig collectiebeheerder Hortus Leiden. In haar introductie over de palmen ging zij eerst in op de familie waartoe de palmen behoren, Arecaceae of Palmae en niet Palmaceae. Vervolgens over de misvatting van sommige met palm aangeduide planten die geen palm zijn, zoals de Boomvaren, de Varenpalm en de Bananenpalm.

Palmen komen van nature voor in de tropen en subtropen en omvatten 180 geslachten met 2500 soorten, waarvan de meeste in Azië en de Pacific. Het zijn eenzaadlobbige bloemplanten. Ze zijn verwant aan de grassen en gemberachtigen.

Canarische dadelpalm (Phoenix canariensis) in Hortus Leiden.
Foto: Gerda van Uffelen

De vormen van de diverse palmen varieert. Ze kunnen namelijk boomachtig of struikachtig zijn en geen stam hebben of lianen vormen. Bij palmen verdwijnt de kiemwortel en worden adventiefwortels gevormd. Vegetatieve groei gebeurt door de vorming van nieuwe segmenten, wat tot een lengtegroei van de stam leidt. Verder werden beelden getoond van de gevouwen bladeren, welke geveerd of handvormig kunnen zijn, hun bewapening tegen dieren, op stengels, blad of stam, de kleine, driedelige bloemen, de vruchten, steenvrucht of bes en de zaden die meestal door dieren worden verspreid. De Kokosnoot is daarvan de meest bekende, die vanwege zijn drijvend vermogen via water wordt verspreid. Maar in alles zijn dit de kampioenen onder de planten, de hoogste eenzaadlobbige, de langste bladeren, de grootste bloeiwijze, het grootste zaad, de langste stengel en het oudste kiemkrachtige zaad. De presentatie werd afgesloten met informatie over het gebruik van eetbare palmproducten en palmsoorten die het in de Hortus en in ons klimaat redelijk uithouden.
Een prachtig verhaal dat ons prikkelt om nog eens met de NDV een palmenkwekerij te bezoeken.

Het middagprogramma bestond uit de traditionele takkenquiz die door Hans Janssen en Gerbert Klein Wassink werd verzorgd. Een 40-tal takken passeerde de enthousiaste deelnemers, waarbij in totaal 80 punten gescoord konden worden. Na telling van de punten waren er drie deelnemers met een bijna gelijke score, te weten Ronnie Nijboer, Willie Spierings en Wiecher Huisman. Na een spannende barrage ging Wiecher Huisman er met de Pierre Theunissen Wissel Trofee vandoor.

Voor een uitgebreid overzicht van het behandelde verwijs ik naar de PowerPoint presentaties die op de website van de NDV zijn geplaatst.