Horizontale bomen

Wellicht heeft u wel eens een psychologische test mogen doen. Voor mij is het al tamelijk lang geleden, maar iemand uit de kennissenkring die ‘er verstand van had’ adviseerde mij om bij de geijkte tekenopdracht van een boom vooral veel takken en wortels te tekenen. Verhouding één-op-één, en flink diep beworteld. Dat zou goed zijn voor je score op het punt ‘oog voor detail’ en voor een evenwichtig, standvastig karakter met diepgang (of zo iets). Nu, jaren later, weet ik uit de praktijk dat bomen héél anders wortelen dan op mijn tekening van destijds.

Meestal zie je niet zo veel van de wortels maar door verschillende oorzaken schijnt er af en toe wat licht (ook letterlijk) op wat er zich ondergronds afspeelt. Na een zomerstorm wil het wel eens gebeuren dat een boom op zijn kant komt te liggen en krijg je een blik op de onderkant van de wortelkluit. Opvallend plat kan die zijn. Bijvoorbeeld door hoog grondwater kunnen de wortels niet ver naar beneden groeien en zal er een brede, platte kluit tevoorschijn komen. Na de zomerstorm van een paar jaar geleden viel mij op dat vooral bomen naast verharding het moesten ontgelden. Voetpad, fietspad en rijweg bleken voor de beworteling toch een barrière te zijn met tot gevolg een slechte verankering. Harde wind uit de verkeerde richting blaast de boom (die er al tientallen jaren kan staan) dan uiteindelijk toch om.

Fagus sylvatica ‘Miltonensis’ omgezakt

Slechte beworteling
Zelfs hier op Trompenburg is het diverse malen voorgekomen dat bomen langs het pad zijn omgewaaid of langzaam zijn omgezakt. Ofschoon het hier gaat om gewone grindpaden zonder diepe fundering is de combinatie met een hoge grondwaterstand toch problematisch gebleken. Vrij recent is een beuk (geplant 1963) in drie jaar tijd omgezakt. Aanvankelijk zie je de grond naast de boom een beetje opbollen, later valt op dat de stam steeds verder schuin komt te staan en op een gegeven moment valt de hele boom om. Bij de bomen op Trompenburg tot nu toe steeds van het pad af: de wortels onder het pad hadden niet meer genoeg hechting om weerstand te bieden aan de trekkracht van de kroon.
Bij de beuk die laatst is omgegaan, is goed te zien dat de dikke wortels aan de stamvoet flink aan het verrotten waren. Wat is hier gebeurd ga je dan denken. Ik denk een combinatie van dingen. Ten eerste, de boom is geplant in 1963 op een plek waar nog geen pad lag. Jaren na de aanplant is er een pad langs aangelegd. Dit pad is enkele keren opgehoogd om aansluiting te houden bij de brug die daar ligt. Weer jaren later is er midden in het pad een (smalle) sleuf gegraven voor de aanleg van een waterleidingbuis voor de beregeningsinstallatie. De bodem ter plekke van de boom is in de ruim vijftig jaar dat de boom er staat ook langzaam ingezakt, mede door het gewicht van de boom zelf. Kortom, de boom is nogal gepest op die plek en had geen vermogen om ophogen en wegzakken op te vangen doordat de wortels onder het pad uiteindelijk het loodje hebben gelegd. Langetermijneffecten dus door groei van de boom in combinatie met ophogen en graafwerk in de wortelzone. Omdat een deel van de wortelkluit nog in de grond zit is de beuk na het omzakken voor een deel nog in blad gebleven. Die takken met gezond blad hebben we bij de grote snoeibeurt laten zitten. De komende jaren kijken we wat de effecten zijn op de groei van deze horizontale beuk. Blijft hij in leven en, zo ja, vormt zich een nieuwe stam haaks op de oude stam? Een verrassend gezicht deze horizontale beuk en een leuk verhaal tijdens rondleidingen.

Een deel van de wortelkluit zit nog in de grond

Vergroeiing vleugelnootbosje
Omvallen hoeft niet altijd aan een slechte beworteling te liggen. Van een vleugelnoot hier in de tuin zijn de twee schijnbaar vergroeide stammen op een gegeven moment uiteen gescheurd en is elke stam een andere kant op omgevallen. Al jaren liggen ze hier nu horizontaal in het bos en dat is beslist interessant om te zien. Vooral als je goed kijkt naar de plaats waar de twee stammen tegen elkaar hebben gestaan. In de oksel van de stammen (toen ze nog overeind stonden) zijn wortels gevormd (op meer dan twee meter boven de grond!) die een heerlijke groeiplaats vonden in de molm en verzamelde regenwater in die oksel. Deze wortels hebben met hun diktegroei misschien wel bijgedragen aan het uiteenvallen van de twee stammen. De wortelkluit in de grond is door het uiteenscheuren nauwelijks beschadigd. De twee stammen groeien, ofschoon horizontaal, gewoon door. Op de stammen zijn zijtakken als pijlen omhooggeschoten. Het resultaat is een vleugelnootbosje met een oerwoudachtig uiterlijk en ook hier is er een leuk verhaal bij te vertellen.

Wat de psycholoog destijds gedacht heeft van mijn tekening weet ik niet. Wellicht was de boom te ideaal getekend en had hij/zij door dat ik instructies had ontvangen. ‘Uitslag: Té gemakkelijk beïnvloedbaar type met weinig diepgang. Minpunt’. Wie zal het zeggen?

Pterocarya fraxinifolia uiteengezakt met wortels in oksel

Inheemse bomen en struiken in Nederland

Nederland is niet rijk aan inheemse houtige soorten. Met alle bomen, struiken en dwergstruiken zonder de bramen, tellen we circa honderd soorten. In de afgelopen 25 jaar hebben we1, 2 een aanzienlijk deel van Nederland in kaart gebracht. Dit zijn de autochtone bomen en struiken die na de laatste IJstijd vanaf circa 13.000 jaar geleden, op eigen kracht hier zijn gekomen. Ze kunnen ook aangeplant zijn, maar dan vanuit autochtone populaties.

Onlangs is het databestand als aparte kaartlaag opgenomen in de digitale Atlas van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Amersfoort): Atlas van het landschappelijk groen erfgoed van Nederland. Hierin staan per provincie bossen, houtwallen en heggen die vóór ca. 1850 bestonden en waar nog steeds autochtone bomen en struiken voorkomen. Het zijn de houtige gewassen die altijd spontaan voorkwamen en niet of nauwelijks in de handel waren, zoals Malus sylvestris, Rosa tomentosa of soorten die door eeuwenlang traditioneel beheer de tijd overleefden. Zo konden populaties van Quercus petraea, Fagus sylvatica en Carpinus betulus de eeuwen overleven in bossen met uitkapbeheer, hakhout of middenbos. Genetici stelden de migratieherkomst vast van de eiken na de laatste IJstijd vanuit Spanje (zoals de eiken op de Veluwe) en Italië (eiken in de Achterhoek). Deze ‘Atlas’ is voor iedereen toegankelijk op het internet of onze website. Inzoomen kan per provincie op detaillocaties en tabellen met de soorten en hybriden, het historische beheer en historisch-geografische landschapskenmerken.

Bloeiende Rosa tomentosa, bosrand Onderste Bos (Zuid-Limburg)

In voorbestaan bedreigde soorten
Gebleken is dat in minder dan drie procent van de landschapselementen autochtone bomen en struiken voorkomen, en dat de helft van de soorten wordt bedreigd in hun voortbestaan. Van soorten zoals Pyrus pyraster, Malus sylvestris, Crataegus ×subsphaerica, Rosa elliptica, Rosa caesia, Tilia platyphyllos (subsp. cordifolia en subsp. platyphyllos), Tilia cordata, Ulmus glabra, Ulmus laevis, Viburnum lantana en Cornus mas zijn de populaties bijzonder klein. Maar ook autochtone populaties van Fagus sylvatica, Populus nigra, Taxus baccata, Quercus petraea en Salix fragilis zijn onverwacht gering. Zeer waarschijnlijk zijn autochtone Pinus sylvestris en Crataegus rhipidophylla inmiddels uitgestorven, of althans niet meer gevonden. Deze uitkomsten waren voor het ministerie van LNV alle reden om te besluiten tot een (levende) autochtone genenbank.3 Inmiddels bevat de genenbank zo’n 65 soorten, waarvan autochtoon genenmateriaal uit diverse herkomsten van het land. De collectie is groeiende. De genenbank is vrij toegankelijk en voorzien van informatieborden. De autochtone genenbank is niet alleen bedoeld voor behoud ervan, maar ook om stekken en zaden te winnen voor nieuwe aanplant in natuurgebieden. De genenbank wordt gecontroleerd door het Centrum voor Genetische Bronnen in Nederland, dat ook betrokken is bij de autochtone Rassenlijst voor Bomen en de certificatie ervan.4 Genoemd mag ook worden het Nationale Lindenarboretum (onder beheer van Jan van den Brandhof) waarin autochtone lindeherkomsten staan. De toegenomen kennis en de genenbank kunnen als belangrijke stappen voor het behoud en beheer gelden. Toch blijft behoud van inheemse bomen en struiken in situ belangrijk voor de biodiversiteit en als bron van kennis. Wat weg is komt nooit meer terug.

Crataegus ×macrocarpa langs de Dinkel (Twente)

Landschapselementen
Ondanks de grote achteruitgang is er nog veel moois en belangwekkends te beleven in de Nederlandse bossen, houtwallen, struwelen en heggen. Ook zijn er landschapselementen van internationale betekenis.5 Zoals de grote diversiteit van onze duinstruwelen en de heggen in het rivierengebied. In de soortenrijke kalkhoudende duinen, zoals die van Voorne, bij Scheveningen en Castricum, zien we Hippophae rhamnoides, Rhamnus cathartica, Euonymus europaeus, Crataegus monogyna en diverse rozensoorten: Rosa canina, R. tomentella, R. squarrosa, R. corymbifera, R. caesia, R. dumalis, R. rubiginosa, R. micrantha, R. agrestis, R. elliptica, R. tomentosa en R. sherardii. Terwijl het hardhoutooibos in ons land nagenoeg is verdwenen, komen in het Maasheggengebied nog vrijwel alle houtige soorten voor die er thuis horen, waaronder Acer campestre, Carpinus betulus, Rhamnus cathartica, Fraxinus excelsior, Ulmus laevis, Ulmus minor, Crataegus monogyna, Crataegus laevigata en diverse wilde rozensoorten. In nattere sferen, zoals de Biesbosch, zien we Salix alba, Salix fragilis, Salix purpurea en Populus nigra. Rijk aan autochtone bomen en struiken zijn de beekdalen met meanderende beeklopen. Het zijn de refugia van Tilia cordata, Ulmus laevis, Ulmus glabra, Crataegus laevigata, Crataegus ×macrocarpa, Crataegus ×subsphaerica, Taxus baccata, Malus sylvestris en allerlei rozensoorten.

Malus sylvestris Lieverense Bos (Drenthe)

De grootste oppervlakte aan oude bosrelicten zien we op de Veluwe, waar naar verhouding grote populaties voorkomen van Quercus robur, Q. petraea, Q. ×rosacea, Fagus sylvatica en algemenere soorten als Ilex aquifolium, Rhamnus frangula en Sorbus aucuparia. Ook andere stuwwallen en stuifzandgebieden in Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant zijn vergelijkbaar als genenbron. Onverwacht zijn de houtwalcomplexen zoals de Noordelijke Friese Wouden, de houtwallen van Steenwijkerwold, het Drentse Aagebied en het dal van de Mosbeek in Twente. Voor de grote soortenrijkdom moeten we naar Zuid-Limburg met de holle wegen en graften en bossen die tot de best bewaarde voorbeelden in Nederland kunnen gelden: het Savelsbos, Vijlenerbos en Bunderbos. Het Savelsbos, het enige echte lindebos met zowel Tilia cordata als Tilia platyphylla, is het meest natuurlijke bos in ons land voor wat betreft de boom-, struik- en kruidlaag. Behalve de lindesoorten en hun zeer zeldzame natuurlijke hybride (T. ×europaea), staan hier ook grotere populaties van Fraxinus excelsior, Acer campestre, Carpinus betulus, Betula pendula, Ulmus minor en zeldzaamheden als Cornus mas, Ulmus laevis en Crataegus ×macrocarpa.

Voorbeeld uit de Atlas van het landschappelijk groen erfgoed van Nederland (Drenthe)

Kennis van soorten, ondersoorten, hybriden en variëteiten van inheemse soorten is een eerste stap voor behoud en beheer ervan. Binnen de NDV is veel kennis aanwezig. Toch verrast het dat in een standaardwerk als de Dendrologie van de Lage Landen zeker circa vijftig taxa ontbreken van inheemse bomen en struiken. Echt goed determineren van onze eigen bomen en struiken wordt dan lastig. Aan te bevelen is om in een volgende druk ook de in ons cultuurlandschap in voorkomende inheemse taxa op te nemen. Meer aandacht en ook het plezier in het natuur-, en cultuurerfgoed van de bomen en struiken in eigen land is van harte aan te bevelen.

Bert Maes runt sedert 1992 het Ecologisch Adviesbureau Maes te Utrecht.

Noten
1. Ecologisch Adviesbureau Maes te Utrecht.
2. Tot 2005 met BRONNEN, daarna met het Ecologisch Adviesbureau Van Loon.
3. In 2006. De genenbank bevindt zich in de Flevopolder, Roggebotzand. De beheerder is Staatsbosbeheer.
4. De certificatie is praktisch onder verantwoordelijkheid van de NAK-Tuinbouw.
5. Voor de taxonomie zie Maes e.a., Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen, 3e druk 2013, uitgave Boom, Amsterdam.

Literatuur
Bakker, Piet, Bert Maes en Hans Kruijer, 2011. ‘De Wilde rozen van Nederland’, in: Gorteria 35.
Maes, Bert (red.), 2013, 3e druk, Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam.
Maes, Bert, 2016. Atlas van het landschap groen erfgoed van Nederland. Amersfoort.

Chris van der Wurff, vol enthousiasme terug naar de oorsprong van een plant

Chris omringd door Celtis koraiensis
Chris omringd door Celtis koraiensis
Foto: Ineke van Teylingen

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Chris van der Wurff, geboren in 1962 op deze plek in Heeze in een gezin met vier kinderen. Een nakomertje, mijn jongste zus is veertien jaar ouder. Mijn werkzame leven in de boomkwekerij begon toen ik 16 was. In de loop der jaren heb ik me gespecialiseerd in het kweken van bijzondere planten.

Wat voor opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Na de lagere tuinbouwschool ging ik naar de boomteeltvakschool in Vught, 2 dagen theorie en 3 dagen praktijk. Op mijn 17e was ik klaar. Daarna begon ik pas echt te leren. Een jaar later begon ik voor mezelf. Ik heb nog een handlichting moeten aanvragen om zelfstandig boomkweker te mogen zijn.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan?
Het zit letterlijk in mijn bloed, al vanaf 1600 is dit een familie van boomkwekers. Mijn oudere broer had het bedrijf overgenomen en ik zou iets anders gaan doen. De keuze voor boomkweker werd thuis niet gestimuleerd, maar ik bleek toch erfelijk belast met de sapstromen van de familie.

Wie hebben je geïnspireerd?
Het licht is aangestoken door Henk Keepers, leraar plantenkennis op de vakschool in Vught. In de schooltuin moesten we planten leren. Op mijn 16e had ik al een discussie met hem of die ene plant nou een Acer capillipes was of een Acer davidii. Later kwam ik Gidie van Vught tegen. We bleken dezelfde interesses te hebben, werden vrienden en nog steeds houden we elkaar scherp op plantengebied. Wim Rutten en Harry van de Hatert hebben me geweldig geïnspireerd. Jammer dat ik ze niets meer kan vragen, Harry was voor mij een ‘bomenopa’. Met Harry en Gidie trok ik vaak het veld en het bos in om bijvoorbeeld bosbouwproeven te bekijken.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Ik begon met het kweken van zaailingen, mijn vader hielp me daarbij. De eerste vijftien jaar als boomkweker heb ik laanbomen gekweekt, maar gaandeweg ging ik me door zaaien, stekken of enten specialiseren in planten die een ander niet kweekte. Rond 1990 had ik al een groot sortiment zeldzame planten en heb ik een voorlichtingsbedrijf ingehuurd als klankbord om een omslag te kunnen maken. Een omschakeling moet je snel doen! Je moet een onderwerp hebben om mensen te trekken. Ik heb me beperkt tot de houtige gewassen. Door middel van zaaien ben ik terug gegaan naar de oorsprong van een plant. De biodiversiteit van zaaien is belangrijk. De Naamlijst van Houtige Gewassen met 15.000 namen is mijn naslagwerk, ik kan ‘m geen dag missen. Inmiddels staan op de kwekerij veel planten die soms zelfs niet in de lijst voorkomen.
Op veel kwekerijen wordt een product gemaakt dat niet overeenkomt met de werkelijke groeiwijze van een plant. Ik ben afgestapt van gemanipuleerde bomen. Ik laat planten groeien zoals ze van nature zijn. Ik voeg mij naar de werkelijkheid. Dat is wat mijn klantenkring zoekt: hoe is die boom over 25 jaar?

Hoe kijk je hierop terug?
Omdat ik zulke zeldzame planten heb, is er bijna niemand meer om over zo’n bijzonder sortiment te kunnen ‘bomen’. Je loopt tegen de grens aan van wat we weten. Ik ben daar zelf iets aan gaan doen. Bij sommige onderwerpen zit je op een bepaald moment zo diep, dat jij moet kunnen zeggen wat de volgende stappen zijn.

Voor welke planten heb je een speciale passie?
Op de kwekerij (5 ha) staan de Nederlandse Plantencollecties van Morus en Amelanchier. Het is leuk om planten te verzamelen maar het beste om iets te bewaren, is het weg te geven. Het is beter dat planten op meerdere plekken staan, de mensen moeten ze leren kennen. Ik houd van het speciale sortiment. Ontstaan door terug te gaan van cultuur naar natuur. Hoe is een plant op z’n mooist.

Wat vind je het vervelendste in je vak?
Nachtvorst, wateroverlast en hagel. We hadden begin mei 9 graden vorst, veel zaden en bloemen zijn bevroren. Vorig voorjaar overstroomde de Aa door de regenval. Het deel van de kwekerij in het beekdal stond lange tijd anderhalve meter onder water. Daarna vielen hagelstenen als tennisballen uit de lucht. Ik ben een positief mens, maar dit is wel erg veel schade in een jaar tijd.

Heb je een anekdote te vertellen?
Er zijn altijd planten die je wel zou willen bemachtigen maar hoe kom je er aan? Ik kreeg eens van Peter Vanlaerhoven een onbekende plant, na achttien jaar stond ie eindelijk in bloei. Ik blij, het bleek een Cyclocarya te zijn maar ik had in feite nog niks. Je moet er minstens twee hebben voor de bestuiving. Na 20 jaar is ie acht meter hoog maar ik kan er nog steeds niets mee. Ik wil echte planten kweken door ze te zaaien, maar goed zaad komt er niet in.

Cyclocarya paliurus
Cyclocarya paliurus
Foto: Chris van der Wurff

Wat zijn leuke dingen die je hebt meegemaakt?
Ik ben een buitenmens, ik ben het hele jaar in mijn ‘bos’. Mijn buurvrouw maakte een keer de opmerking: ‘Jij bent net een hond, jij bent altijd buiten in het veld.’ Ik heb eens wat verre familie uitgenodigd om een dag mee het veld in te gaan om te laten zien waar ik mee bezig ben. Aan het eind van de dag vroeg ik: ‘Wat vond je de leukste plant van de dag?’ Het antwoord : ’Die witte bloemen in het riet aan de slootkant.’ Na 35 jaar kweken en verzamelen stond ik in mijn hemd. Je kunt de gekste dingen uit de wereld hierheen slepen en het dan verliezen van een haagwinde.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ik weet nu uit ervaring wat een plant kan en wat je ermee kunt doen. Ik pluis alles uit: herkomst, natuurlijke groei, droge of vochtige grond. Toepassing is het belangrijkste. Om dat uit te vinden moet je heel alert zijn.
Veel mensen komen hier met een tuinprobleem. En daar moet een plant of boom bij gezocht worden. Ik vind dat heerlijk om te doen, puzzelen met planten. Lelijke planten bestaan niet. Als je je materiaal goed kent dan weet je de eigenschappen en kun je voor iedere plek een boom leveren. Maar, niks groter bedrog dan een tuin. Doe je vijf jaar niets dan is het een grote wildernis geworden.
Boomverzorgers komen hier kennis opdoen, die hebben honger naar sortiment. Ik geef les aan boomverzorgers in opleiding en sjouw hier ook met ze rond, zij hebben de toekomst en zijn erg geïnteresseerd. Ik vertel ze het verhaal van de cirkel en laat de planten zien zoals ze in werkelijkheid groeien.

Ik houd van het speciale sortiment. Ontstaan door terug te gaan van cultuur naar natuur. Hoe is een plant op z’n mooist.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Jaarlijks ga ik op stap met een club plantenfreaken. Twaalf ego’s die op alle plantengebieden veel kennis hebben. In Engeland staat het summum van alles waar we mee bezig zijn. Voor mij zijn de Lost Gardens of Heligan in Cornwall en het Westonbirt Arboretum het hoogtepunt. Daar zie je de oude werkelijkheid.
We zitten in een afgebakend gebied. Een klein gedeelte van de planten in botanische tuinen en kwekerijen is in mijn ogen niet soortecht. Door het overschrijven van fouten komen dendrologen of wetenschappers vaak tot andere omschrijvingen. Zelf probeer ik altijd terug te gaan naar de eerste beschrijvingen, maar alles is ter discussie en niets is stabiel. Ik zoek in oude literatuur om weer nieuwe dingen te vinden. Ik neem niet meer zomaar iets aan, het moet eerst bewezen worden. Ik wil terug naar punt 0.

Platycarya strobilacea
Platycarya strobilacea
Foto: Chris van der Wurff