In een villawijk in Hilversum ligt de botanische tuin Pinetum Blijdenstein verscholen, een juweeltje binnen de arboreta in Nederland. Zoals de naam al zegt richt het pinetum zich primair op de expositie en bescherming van coniferen en andere naaktzadigen (Gymnospermen), zoals cycaspalmen en Ephedra. De tuin is in beheer van de Stichting Pinetum Blijdenstein, een non-profit organisatie. Behalve een tuingedeelte zijn er kassen met tropische soorten. In dit levende museum van groene coniferen vinden we eveneens een aanzienlijke collectie van kleurrijke Rhododendron.
Geschiedenis
Pinetum Blijdenstein werd omstreeks 1880 gesticht door Benjamin Willem Blijdenstein (1839-1914), een bankier uit Twente, die door bezoeken aan de Royal Botanic Gardens Kew in Londen een grote belangstelling voor planten en bomen had gekregen. De beheerderswoning, die nog steeds in gebruik is, werd in 1903 ontworpen door Johan Wilhelm Hanrath. Het stuk grond waar nu het pinetum staat, diende oorspronkelijk als fruitbomentuin waar Blijdenstein exotische vruchtenbomen verzamelde. Om de tuin te beschermen tegen jeugd uit de buurt liet Blijdenstein een 115 meter lange spouwmuur bouwen. In 2008 werd ook de muur een gemeentelijk monument.
In 1909 liet Blijdenstein een pinetum van 1,2 ha ontwerpen door tuinarchitect H. Copijn uit Groenekan in Engelse landschapstijl. Hier kon hij, mede door zijn welgesteldheid en contacten met Kew, een bijzondere coniferencollectie laten aanplanten. Na zijn overlijden schonken zijn kinderen het Pinetum in 1929 aan de Universiteit van Amsterdam. Zo kwam het in beheer van de Amsterdamse Hortus Botanicus. In de jaren na 1990 werd duidelijk dat zowel de Amsterdamse Hortus Botanicus als de gemeente Hilversum af wilden van hun verplichtingen. In 2000 werd de tuin overgedragen aan de zelfstandige Stichting Pinetum Blijdenstein.
Collectie
Zwaartepunt van de collectie zijn de naaktzadigen, zaadplanten waarbij het zaad zich ‘naakt’ ontwikkelt in tegenstelling tot bij de bloemplanten (bedektzadigen) waarbij het embryo zich binnenin een vruchtbeginsel vormt. De naaktzadigen domineerden samen met andere primitieve groepen zoals de mossen, varens en paardenstaarten de aarde in het Mesozoïcum (250-65 miljoen jaar geleden). We kunnen dus zeggen dat de bezoeker van het pinetum een inkijkje krijgt van het leven op aarde ten tijde van de dinosauriërs.
Bij de coniferen ontwikkelt het zaad zich in vrouwelijke kegels of kegelbessen (Taxus). De bestuiving is bij coniferen altijd afhankelijk van de wind waarbij grote hoeveelheden stuifmeel van de mannelijke kegels naar de vrouwelijke kegels geblazen worden. Coniferen zijn meest houtige bomen of struiken. Bekende voorbeelden zijn de ceders, cipressen, dennen, jeneverbessen, lariksen, slangendennen (Araucariaceae), sparren en taxussen. De meeste coniferen zijn wintergroen, waarbij de bladeren (naalden) een aantal jaren aan de bomen blijven zitten. Uitzonderingen hierop zijn de Larix, de Pseudolarix, de Metasequoia en de Taxodium.
Van de ongeveer zeshonderd natuurlijke soorten coniferen wereldwijd groeien er ongeveer driehonderd in het pinetum. Daarmee behoort de coniferencollectie tot een van de meest complete verzamelingen ter wereld. Enkele daarvan, zoals de reuzenlevensboom (Thuja plicata) en de mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), staan er al sinds de aanleg van de tuin. De collectie behoort tot de Nationale Plantencollectie en omvat enkele sterk bedreigde soorten, zoals de zilversparren Abies beshanzuensis, A. nebrodensis en A. numidica.
Buiten de doorgaans houtige coniferen heeft het pinetum ook belangrijke collecties van kruidachtige naaktzadigen, zoals Ephedra (circa twintig soorten) en Cycadeeën (circa vijftig soorten). Voor deze zijn twee moderne tropische kassen beschikbaar en zij worden ook als een deel van de nationale collectie beheerd, tezamen met de rododendrons (circa 150 soorten). Naast deze natuurlijke soorten zijn er ook vele coniferen-cultivars in het pinetum waarvan er sommige in het pinetum zelf ontwikkeld zijn zoals Abies amabilis ‘Spreading Star’. Vanwege hun afwijkende vormen en/of kleur zijn de cultivars vaak beeldbepalend in de tuin.
Visie/beheer
Het beheer van de collectie is er in de eerste plaats op gericht om een goede representatie te geven van de variatie binnen de naaktzadigen wereldwijd, met een nadruk op de natuurlijke en vooral ook de bedreigde soorten. Voor het behoud van de hoogwaardige wetenschappelijk kwaliteit van de collectie is het zorgvuldig beheer van een uitgebreide bestaande database met informatie over alle individuen in het pinetum onmisbaar. Daarnaast bestaat de wens om het arboretum verder te ontwikkelen in de richting van een evolutionaire tuin. Beide wensen vereisen een duurzaam beheer van het pinetum, zowel financieel als maatschappelijk.
Een goede representatie betekent in de praktijk dat er naar gestreefd wordt om:
1) een vertegenwoordiger van ieder genus naaktzadigen in de collectie te kunnen laten zien. Voor sommige genera (Welwitschia, Gnetum) valt dit streven bepaald niet mee, ondanks de aanwezigheid van een tropische kas voor de niet-winterharde soorten, zoals vele Podocarpaceae. Binnen ieder genus probeert het pinetum daarbij ook nog eens de meeste soorten te kunnen laten zien, oftewel 2) meer dan de helft van het aantal soorten in een genus, en liefst ook nog eens 3) op zijn minst een mannelijke én een vrouwelijk exemplaar bij de tweehuizige soorten. Van een relatief groot genus (zoals Abies) zijn er dus meer individuen te verwachten dan van een klein genus (zoals Cedrus). Tenslotte hebben 5) bedreigde soorten de voorkeur, zoals de Wollemi pine (Wollemia nobilis) en de Vietnamese gouden cipres (Cupressus vietnamensis). Cultivars zijn niet representatief voor de variatie binnen de wilde naaktzadigen. Om alle wilde planten en bomen in de tuin goed tot hun recht te laten komen, in een toch relatief kleine tuin (1,2 ha), en om de originele landschappelijke aanleg te behouden, worden 6) de oorspronkelijk aanwezige cultivars geleidelijk vervangen door natuurlijke soorten.
Toekomst
In de toekomst wil het pinetum ook haar unieke beleving van een uitstapje naar de oertijd versterken. Een deel van de tuin is nu reeds als Mesozoïsche tuin ingericht. Hier is ruimte voor andere ‘primitieve’ planten buiten de naaktzadigen zoals paardenstaarten, wolfsklauwen, varens en mossen. In de zomer worden bovendien vorstgevoelige Cycadeeën en boomvarens uit de Oranjerie-kas naar dit deel van de tuin gebracht om het Mesozoïsche beeld te versterken. De link met het verleden wordt verder verduidelijkt met behulp van informatieve borden in de tuin en via wandplaten en een collectie fossielen in het bezoekerscentrum. Voor de vrienden van de tuin staan er in Blijdenstein Nieuws regelmatig artikelen over de evolutie en biogeografie van planten. Omdat de naaktzadigen hun oorsprong hebben in Pangea, het oercontinent voor het uiteendrijven hiervan, vormen de verbreiding, de eigenschappen en de verscheidenheid van de huidige naaktzadigen een prachtige illustratieve uitdraai van de evolutie. Dit verhaal wil het pinetum in de toekomst nog meer over het voetlicht brengen.
Een arboretum kan niet bestaan zonder voldoende maatschappelijk en economisch draagvlak. De organisatie van exposities, lezingen, concerten en andere evenementen, liefst met een directe band met de tuin, blijft een kerntaak van het bestuur. Vrienden van het pinetum ontvangen regelmatig nieuwsbrieven en tweejaarlijks Blijdenstein Nieuws. Voor organisaties en Vrienden van het Pinetum bestaat de mogelijkheid het bezoekerscentrum af te huren voor een feestje of vergadering; het pinetum is ook een trouwlocatie (www.pinetum.nl).
Met de inzet van tientallen vrijwilligers, inclusief het voltallige bestuur, en de financiële steun van de gemeente Hilversum en diverse maatschappelijke organisaties en bedrijven ziet de toekomst van het pinetum er rooskleurig uit. Kom gauw eens kijken!
* Jan Wolf is bestuurslid van de Stichting Pinetum Blijdenstein.