Categorie archieven: Sortiment

Euonymus cornutus met een hardnekkig nomenclatorisch probleem

Op de omslag van de laatste Arbor Vitae uit 2021 staat een foto van een Kardinaalsmuts met, zoals de naam aangeeft, vruchten waarvan de vleugels als hoorntjes gekromd zijn. Bij de planten in cultuur zijn het er vijf, maar volgens de originele beschrijving kunnen het er ook vier zijn. Ook bekende dendrologen hebben met dit laatste geworsteld.

Euonymus cornutus heeft een groot areaal in West- en Centraal-China en zuidelijker nog in aangrenzend India, Myanmar en Sikkim. Het zijn 2-3 m hoge struiken in gemengde bossen op hoogtes in de bergen tussen 2200 en 4300 m. De soort heeft zeer smalle bamboe-achtige bladeren die tot 15 cm lang kunnen zijn en hooguit 1,5 cm breed. De bloeiwijzen tellen drie knoppen. De vijf bloemblaadjes zijn roodachtig tot purperkleurig. De vruchten zijn groen of iets roodachtig, met geopend een rode binnenkant. De soort is bladverliezend, maar op warmere groeiplaatsen ook gedeeltelijk wintergroen.

De vruchten van Euonymus cornutus. De rode binnenkant schijnt door het groene heen.
Foto: Piet de Jong

Naamsverwarring
In 1893 werd E. cornutus door de Engelse botanicus William Hemsley beschreven aan de hand van door August Henry in Hupeh verzameld herbarium. In de beschrijving vermeldt Hemsley dat de vruchten 4-5 vleugelig zijn. De introductie wordt toegeschreven aan Ernest Wilson en George Forrest, maar van eerstgenoemde wordt geen enkele Euonymus vermeld in Plantae Wilsonianae. Op basis van herbariummateriaal dat Forrest verzamelde in Yunnan beschrijft Harold Frederick Comber in 1934 Euonymus quinquecornutus met als karakteristiek kenmerk vijfvleugelige vruchten. Feitelijk ging het toen al direct mis want de naam ‘quinquecornutus’ was een jaar eerder gebruikt door Geoffrey Evans voor een andere soort. Dat was weliswaar een nomen nudum,* omdat er geen beschrijving bij was, maar sloot hergebruik uit. Ralph Anthony Blakelock maakte er in 1948 de combinatie E. cornutus var. quinquecornutus van. Dit is dus ook een ongeldige naam, maar wel eentje met een hardnekkig leven. Zowel Flora of China (2008), de bibliografie van Jin Shuang Ma (2001) als de World Flora online vermelden de naam als synoniem van E. cornutus, maar de naam duikt in de handel steeds weer op.

Euonymus cornutus var. quinquecornutus
Foto: Ronald Houtman

Waar is de viervleugelige?
Het bleef vooral voor verzamelaars een kwellende vraag afgaande op de originele beschrijving van Hemsley: hoe kom ik aan planten van de soort met viervleugelige vruchten? In cultuur kom je die namelijk nergens tegen. Zelf had ik in het Hillier Arboretum een eureka-moment toen ik dacht daar E. cornutus aan te treffen met viervleugelige vruchten. In mijn enthousiasme ontging het me dat de vruchtjes lichtrood waren, terwijl ze bij de echte E. cornutus groen zijn. Thuis gekomen werd ik al snel ontnuchterd na contact met Henny Kolster. Het bleek te gaan om E. clivicolus. Deze soort heeft eveneens vrij smal blad, maar dat is meer elliptisch. Een verschil met E. cornutus is de iets ingerolde rand van de bladeren. Het areaal van E. clivicolus valt grotendeels samen met dat van E. cornutus. De noordgrens is in Centraal-China. Zuidelijk komt de soort nog voor in Bhutan, Nepal en Myanmar.
Ik was niet de enige die door E. clivicolus op het verkeerde been werd gezet. Voor het schrijven van een voorwoord voor het Euonymus boek van Henny Kolster en ondergetekende werd de bekende Engels plantenman Roy Lancaster gevraagd. Hij meldde mij vol trots dat hij de echte viervleugelige E. cornutus in zijn tuin had. Op de foto die hij stuurde, bleek dat het duidelijk om E. clivicolus ging. Het bleek zo ontnuchterend voor hem dat hij mij bij een ontmoeting enkele jaren later er direct mee confronteerde.
Tot slot nog eens goed naar mijn planten in vrucht gekeken. Zij hadden bijna steeds vruchten met vijf vleugels, maar er waren er ook enkele met vier, zoals Hemsley het ook ooit zag. Het onderscheiden van een variëteit quinquecornutus was mede daarom nooit nodig geweest.

* Een nonem nudum is een term uit de taxonomie die staat voor een soortnaam zonder adequate beschrijving en illustratie

Choisya ternata voelt zich steeds meer thuis

De foto op de omslag van Arbor Vitae 2 in 2021 toont de Mexicaanse oranjebloesem in volle pracht. De zachtere winters zijn mede de aanleiding van de toegenomen populariteit. Booms Nederlandse Dendrologie (13e druk) van 2000 geeft aan dat Choisya ternata als enige vermelde soort op dat tijdstip nog zeer zelden in cultuur was aan te treffen, mede door de aantekening ‘vorstgevoelig’. Een groeiend aantal selecties onderstreept dat Choisya thans een vaste plaats in het sortiment heeft verworven.

Choisya ternata in de winter
Foto: Ineke Vink

Het geslacht Choisya telt zes soorten waarvan er vier uitsluitend in Mexico voorkomen. Een daarvan is C. ternata. C. dumosa overschrijdt de noordgrens in New-Mexico en Texas en C. arizonica heeft een klein areaal in de Amerikaanse staat Arizona. De overige drie zijn niet winterhard en dus nergens in cultuur. Het geslacht Choisya werd in 1823 door Kunth beschreven met de soort ternata. De soort heeft een groot areaal in Mexico van het noordoosten tot in het zuidwesten. Het is een wintergroene struik met aanvankelijk grijsgroen behaarde twijgen. De bladstand is tegenoverstaand. De leerachtige drietallige blaadjes zijn glanzend groen. Ze zijn omgekeerd eirond met een stompe top en wigvormige voet. De onderzijde is lichter en op de nerven licht behaard. De geurende witte bloemen staan in groepjes van 3-6 in eindstandige pluimen. De bloeitijd is in april-mei, maar kan met nabloei tot in september duren. De vruchten zijn 5-hokkige doosvruchten. De Nederlandse naam Mexicaanse oranjebloesem is een verwijzing naar het geslacht Citrus. Beide behoren tot de familie van de Rutaceae. Echt winterhard is de struik niet, ook niet in het iets mildere Engelse klimaat. Bean vermeldt in Trees and Shrubs, Hardy in the British Isles dat de struik redelijk door een aantal strenge winters kwam, maar dat ook zonder strenge koude na nieuwjaar er toch schade kan optreden. De winterse omstandigheden zijn thans zeker beter maar een beschutte standplaats blijft raadzaam. Een gunstige eigenschap is dat de planten goed droogte verdragen.

De geurende, witte bloemen van Choisya ternata
Foto: Ineke Vink

Welsprekende merknamen
Met de naam Sundance verscheen in de jaren tachtig een geelbladige selectie op de markt, maar ondanks de populariteit van deze import betreft SUNDANCE een merknaam. De cultivarnaam is C. ternata ‘Lich’. Maar dit probleem is exemplarisch voor het overige sortiment waarin merknamen sterk domineren.

De selectie C. ternata ‘Pincore09’ heeft als merknaam APPLEBLOSSOM. De overeenkomst met appelbloesem is opvallend met de rode knoppen en de lichtroze bloemen. C. ternata ‘Londaz’ WHITE DAZZLER is een zeer langdurig rijkbloeiende selectie en mogelijk de meest winterharde selectie. C. ternata ‘Limo’ GOLDFINGERS heeft wat de merknaam suggereert. Het smalle blad suggereert invloed van C. arizonica. Om die reden is ze ook in de handel onder de naam C. × witteana GOLDFINGERS. Hiermee zijn nog niet alle selecties van C. ternata met hun welsprekende merknamen vermeld, maar hun aantal onderstreept wel de groeiende populariteit.

C. ‘Aztec Pearl’ en C. ‘Aztec Gold’ zijn geselecteerd uit kruisingen van C. ternata met C. arizonica. Het zijn rijkbloeiende selecties met smalle lancetvormige blaadjes, maar niet erg winterhard.

De Naamlijst van Houtige Gewassen vermeldt ook C. dumosa, maar deze soort is waarschijnlijk niet in cultuur. De vermelding heeft mogelijk als reden dat C. arizonica er als var. arizonica onder gerangschikt is.

Quercus robur ‘Alnarp Weeping’ (Pendula Group)

Noem een boomsoort en er is wel een treurvorm van. Zo ook bij de Zomereik. Er wordt in de (alweer wat oudere) literatuur over geschreven dat vormen met takken in diverse mate van hangend voorkomen (ook in het wild) bij de Zomereik. Dat was de reden om er een aparte status aan te geven in de vorm van var. pendula (ook wel f. pendula) wat uiteindelijk weer resulteerde in de cultivarnaam ‘Pendula’.

Quercus robur ‘Alnarp Weeping’ op strook Excelsior in Trompenburg Tuinen Foto: Gert Fortgens

Omdat de verschillen tussen de diverse Zomereiken met hangende takken behoorlijk groot kan zijn, is de cultivarnaam ‘Pendula’ niet geschikt: het zegt niets over welke Treureik je het hebt. Daarom heeft de International Oak Society (IOS) op haar website met namen van Eiken (http://www.oaknames.org/) bij Quercus robur een groepsnaam ingevoerd voor Eiken met een zekere mate van hangende takken (treur-eiken): de Pendula Group (groepsnamen gaan in het Engels vandaar Group). Alleen enkele hele oude namen kunnen ‘Pendula’ in de naam behouden maar dat zijn er niet veel (en of ze nog als boom ergens bestaan?): Quercus robur ‘Dauvessei Pendula’ C. de Vos (1867), Quercus robur ‘Pendula Heterophylla’ Lav. (1877), Quercus robur ‘Pendula Libani’ H. Jäger (1889), Quercus robur ‘Pendula Nova’ Hort. ex G. Nicholson (1896), Quercus robur ‘Pendula Salicifolia’ Dippel (1892).

Voor de Quercus robur Pendula Group is gebruik gemaakt van de publicatie van de naam in Arboretum et fruticetum brittanicum, 3:1732 (1838) van Loudon, al was de naam destijds genoteerd als ‘Q. pedunculata pendula; Q. pendula’ in Loddiges Catalogue, 1836.

Nu zag ik op de site van de IOS toch maar één keer een Quercus robur (Pendula Group) en wel met de naam ‘Alnarp’ met daarbij vermeld unpublished. Dat betekent zoveel dat de naam ergens is gezien maar dat er geen beschrijving van voorhanden is. Nu ken ik de plant nogal goed (zelf gekregen en benaamd) dus leek het me een goed moment om te zorgen dat een beschrijving wordt gepubliceerd. Daarvoor is Arbor Vitae een geschikt medium. Ook om aan te geven dat de plant bij ons op Trompenburg en bij diverse kwekerijen in binnen- en buitenland al weer heel wat jaren ‘Alnarp Weeping’ heet.

Quercus robur ‘Pendula’ in Hemelrijk, België
Foto: Gert Fortgens

Een Zweedse basis
De eerste vermeldingen in dendrologische werken van Eiken met hangende takken komen uit 1733 in Engeland. En uit de catalogus van kwekerij Loddiges uit 1836 weten we dat er toen Treureiken werden vermeerderd en verkocht. In Nederland heb ik in een catalogus uit 1947 een Quercus robur var. pendula gevonden maar of er in de periode daarvoor en rond 1900 al Treureiken in Nederland te koop waren, kan ik niet zeggen. Daarvoor moet ik meer catalogi raadplegen. De grootste Treureik die ik ken staat op het privé-domein Hemelrijk, Essen (België), en gezien de afmetingen ervan zal hij zeker al rond 1900 zijn geplant. In de stad Porto in Portugal troffen wij op een pleintje meerdere exemplaren aan van Treureiken, weliswaar niet van rond 1900 maar toch zeker al lange tijd geleden geplant. En natuurlijk is bij velen de Treureik op Trompenburg in het prieel bekend. Maar die dateert pas uit de jaren 1950 en zoals het verhaal van Dick van Hoey Smith wil stamt deze van een Treureik in Hamburg. Dick memoreerde wel eens dat hij zeker 1000 eikels van deze Treureik had gezaaid maar dat er geen één zaailing die eigenschap had geërfd. Groot was ook mijn verbazing toen ik in 1994 de Zweedse dendroloog Rune Bengtson, destijds werkzaam op de Swedish University of Agricultural Sciences, SLU te Alnarp, bezocht. Hij toonde mij zaailingen afkomstig van eikels van een Treureik op de campus. De circa 5 jaar oude zaailingen groeiden alle kanten op maar niet omhoog! Het verhaal achter de oude Treureik op de campus was dat er ooit begin 1900 iemand deze boom in het bos had gevonden en hem spontaan had afgeleverd bij de universiteit. De boom zelf staat in het gazon voor het hoofdgebouw en heeft een duidelijk overhangende kroon. Mijn dag kon niet stuk toen ik van Rune een mooie zaailing mocht uitzoeken en meenemen naar Nederland. Boomkwekerij Bömer, Zundert, heeft toen geënt van deze zaailing, aanvankelijk met de naam Alnarp maar omdat het beter is niet alleen een plaatsnaam te gebruiken als naam is ook de eigenschap Weeping toegevoegd. En zo is deze Treureik de wereld in gegaan.

Quercus robur ‘Pendula’ in Porto, Portugal (2001)
Foto: Gert Fortgens

Wij hebben in 2005 een exemplaar geplant op de strook Excelsior, laag geënt en nooit opgebonden aan een stok. Hierdoor is het lange tijd een bolrond struikmodel gebleven maar nu begint hij langzamerhand een kroon op een stam te vormen. Een kroon vol met binnenin zigzaggende en kruisende takken en aan de buitenzijde lange, overhangende takken. Wat model betreft vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Tortuosa-beuken. Al jaren draagt hij rijk eikels en ook van die komt een deel van de zaailingen terug met takken die alle kanten opgroeien behalve omhoog. Een aantal van die zaailingen is als groep geplant op de klei in Ridderkerk en ze groeien enorm. Ik ben benieuwd hoe dat er over enkele decennia uitziet!

De bij velen bekende Treureik in het prieel in Trompenburg
Foto: Gert Fortgens