Categorie archieven: Arbor Vitae

Prettig wonen tussen bomen door maatwerk

Logo van het burgerinitiatief in Zoetermeer

De gemeenteraad van Zoetermeer ontving in 2015 het burgerinitiatief ‘Groene stad, prettig wonen tussen bomen’. De indieners vinden een groene stad van groot belang, maar ervaren ook overlast van bomen op het gebied van schaduw, beperking van lichtinval en belemmering van uitzicht. Ze stellen dat het huidige bomenbeleid van de gemeente Zoetermeer onvoldoende handvatten biedt voor verbetering.

Om een kapvergunning te krijgen voor het kappen van een boom, is overmatige schaduwoverlast één van de criteria. Maar wat gemist wordt, zijn heldere en objectieve criteria om dit te bepalen. De gemeente erkent dat bij de grootschalige uitbreiding van Zoetermeer in de jaren zeventig en tachtig op veel plekken (te) grote bomen zijn aangeplant op plekken met beperkte groeiruimte, zowel ondergronds als bovengronds. De raad nam de handschoen op en benoemde in 2016 een adviescommissie die objectieve criteria moest ontwikkelen. Drie deskundigen namen deze taak op zich:

  • boomdeskundige Jaap Smit (van Cobra Advies) kan beoordelen hoe de gezondheidstoestand, de beheertoestand en de toekomstverwachting is van de betreffende overlastboom;
  • gebiedsadviseur sociaal (Heleen Steens-Stam van de gemeente Alphen aan den Rijn) kan beoordelen welk effect de overlast heeft op de leefbaarheid van de omwonenden;
  • landschapsarchitect Henk Schuitemaker (van bureau VLUGP) kan beoordelen welke rol de betreffende overlastboom heeft in het landschap, de groenstructuur en de stedebouwkundige structuur van de stad.

Iedere deskundige vertegenwoordigt als het ware een of meer belangen die bepalen of ingrijpen nodig is. Wat ook meespeelt, is of de goede boom op de goede plek staat. Als er onevenredig veel beheer nodig is om een boom in toom te houden, is dat een reden om de boom te vervangen door een andere soort die wel passend is voor de plek; dat noemen we duurzaam beheer.

Werkwijze
‘Bomen zijn emotie’, is een veelgehoorde kreet. Daarom moet er een heldere en afgewogen argumentatie zijn om wel of niet in te grijpen bij overlast door bomen. Dit is meer dan het afvinken van een lijstje ‘objectieve’ toetsingscriteria. De situaties zijn vaak complex, met meerdere belangen naast elkaar of zelfs elkaar tegensprekende belangen. Dat vraagt om een afgewogen oordeel. Om dat goed te doen, hanteerde de commissie een werkwijze die de goedkeuring wegdraagt van zowel de indieners van het burgerinitiatief als van de gemeente. De commissie komt één keer in de maand bijeen en per bijeenkomst worden 3 tot 4 cases besproken:
De eerste stap: de commissie bekijkt de situatie ter plekke. In deze tijd van streetview is de verleiding groot om achter je computer te blijven zitten, maar dat is niet genoeg om een situatie goed te beoordelen. Dit locatiebezoek vindt plaats zonder dat de verzoeker daarbij aanwezig is, zodat de commissie niet beïnvloed wordt. De betreffende boom (of bomen) wordt beoordeeld op de diverse belangen en vaak is meteen duidelijk wat het probleem is en hoe ernstig de situatie is.
De tweede stap: na de locatiebezoeken krijgen de verzoekers een uitnodiging om hun verzoek toe te lichten. Wat is precies het probleem, welke oplossing heeft de verzoeker als voorkeur, hoe denken de buren er over, hoe is de woonsituatie en hoe lang woont de verzoeker al op het adres? Het scheelt nogal of de bewoner kon inschatten hoe groot de boom zou worden toen hij of zij er kwam wonen. Tot slot krijgt de verzoeker informatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden en een toelichting op de vervolgprocedure. Veel verzoekers zijn blij dat ze de kans krijgen om hun verhaal te doen en voelen zich gehoord, ook al krijgen ze soms geen gelijk.
De derde stap: met alle informatie voorhanden bespreekt de commissie de casus. De commissie heeft geleerd dat een goede en ‘waterdichte’ beargumentering ondersteund moet worden met objectieve beoordelingsinstrumenten. Schaduwoverlast bijvoorbeeld, wordt bepaald met schaduwdiagrammen, waarbij op vier representatieve momenten per dag op drie momenten in het jaar gecontroleerd kan worden welk deel van de woning of tuin beschaduwd wordt door de boom. Op dit moment is ook een methode in ontwikkeling die de mate van belemmering van zicht en lichtinval bepaalt.

Is hier sprake van schaduwoverlast of niet?
Foto: Henk Schuitemaker

Maatwerk staat voorop
Inmiddels ligt er een startnotitie over de verankering van de werkwijze en belangenafweging van de adviescommissie bomen in het bomenbeleid van de gemeente. Iedereen weet dat elke situatie om maatwerk vraagt waarbij de verschillende belangen goed afgewogen en beargumenteerd moeten worden. De beoordelingsinstrumenten zijn slechts een hulpmiddel en geen doel op zich. Een goed beargumenteerde afweging blijkt ook in de verdere afhandeling van de klacht een goede basis te zijn voor communicatie met de belanghebbenden.

De commissie bekijkt de situatie ter plekke
Foto: Henk Schuitemaker

*Met dank aan Jaap Smit en Heleen Steens-Stam.

Mijn favoriete boom: Sassafras albidum

De Sassafras is thuis in Noord-Amerika en komt globaal voor van het zuiden van Maine en Ontario, naar het westen tot Iowa en naar het zuiden tot centraal Florida en het oosten van Texas. En er staan twee Sassafras albidum in mijn tuin in De Punt.

Waarom is de Sassafras albidum mijn favoriet?
Behalve dat de Sassafras een boom is met een mooie bladvorm en een prachtig gegroefde stam, is hij ook heel ‘veelzijdig’ en spreekt tot de verbeelding door het gebruik van nagenoeg alle delen zoals de takken, bladeren, bast, hout, wortels, vruchten en bloemen. Je kunt er een boek over schrijven, maar ik zal mij beperken tot een paar voorbeelden. De Sassafras is belangrijk voor de economische, medische en culturele geschiedenis van Noord-Amerika en ook van Europa. De Sassafras was al voor de kolonisatie een belangrijke boom voor de inheemse bevolking in het zuidoosten van de U.S.A., vooral op culinair en medicinaal terrein. In de beginjaren van de kolonisatie in de 16e en 17e eeuw kwamen de Europeanen in contact met de inheemse bevolking en leerden de Sassafras met al zijn ‘eigenschappen’ kennen. De inheemse bevolking gebruikte de Sassafras o.a. voor voeding, wondbehandeling, bestrijding van hoge koorts en andere kwalen. Van de bast werden verfstoffen gemaakt.
Alle delen van de boom zijn aromatisch en pittig van smaak. Een pas gezaagd stukje hout geurt heerlijk en de Louisiana Creoolse keuken gebruikt nog steeds voor de zogenaamde Gumbo de ‘gumbo filé’, een pittig kruid dat gemaakt wordt van gedroogde en gemalen Sassafrasbladeren.

Blad van de Sassafras albidum in Arboretum Arcadië (Gasselte)
Foto: Wiecher Huisman

Hele bossen vanuit zaad
Op een IDS tour in 1996 in North Carolina/Virginia zagen wij (Herman Oterdoom en ik) niet een paar Sassafras, maar hele bossen. Spectaculair om te zien en ook hoe daar de ‘suckers’ hun gang kunnen gaan zonder dat de mens ingrijpt. In Nederland bij Almen aan het Twentekanaal staat een opstand van Sassafras albidum, voortgekomen uit één boom. Piet Vos, Herman en ik zijn er jaren geleden nog eens geweest. Deze opstand heeft een hele geschiedenis gerelateerd aan het (verbreden van het) Twentekanaal en is zeer de moeite waard om te gaan bekijken.
Na de IDS tour hebben wij eind 1996 een zak Sassafraszaad van John Palmer (tourleader van vele IDS reizen in de U.S.A.) gekregen. Wij hadden er wel 100 van kunnen kweken, maar het bleef bij drie, die over bleven nadat de wilde konijnen (het was nog voor de grote konijnenziekte) ondanks de afdekking met gaas van de zaaibakken, de jonge sprietjes afgraasden. We hebben echter volgehouden. Na verloop van tijd kwam er weer wat groen op en uiteindelijk hadden we drie planten. We hebben ze lang in potten verzorgd en uiteindelijk toen ze groot genoeg waren, twee bij elkaar in de tuin geplant en één aan een naburig landgoed cadeau gedaan.
Na 21 jaar zijn de twee inmiddels bomen van formaat en elk jaar is er het plezier van de bloei, het nieuwe blad en de herfstkleur. Elk jaar heb ik ook een paar ‘suckers’, die ik wel moet afknippen. Dit jaar heb ik één laten staan waaruit alleen de top is geknipt om te kijken of deze, zoals in de literatuur staat, daardoor inderdaad wortels gaat maken.

De twee Sassafras albidum in De Punt
Foto: Wiecher Huisman

Een Acer palmatum die in de buurt stond en die vorig jaar al wat kaal in de kruin werd, legde dit jaar het loodje door twee stormen. Het beeld van de Sassafras werd ineens geheel anders. De concurrentie was weg. In volle glorie stond hij prachtig te zijn. ‘Elk nadeel heb z’n voordeel,’ zei Cruijff, m.a.w. elke boom die, al of niet onverwacht, weg is, biedt ook perspectief voor iets nieuws. Wiecher Huisman, mijn tuinadviseur van het eerste uur, heeft een paar te laaghangende takken aan de onderkant weggehaald en het is een plaatje qua vorm, maar ook wat dit jaar de herfstkleur betreft. De afgelopen jaren waren beide Sassafras hoofdzakelijk geel in de herfst, nu lieten ze zich op hun best zien met in hoofdzaak oranje. Een beloning voor het weghalen van de ‘concurrent’?
Eindconclusie: ik ben na 21 jaar nog steeds verliefd op de Sassafras albidum!

Stam van de Sassafras albidum in De Punt
Foto: Wiecher Huisman

Arboreta uitgelicht: Pinetum Blijdenstein

In een villawijk in Hilversum ligt de botanische tuin Pinetum Blijdenstein verscholen, een juweeltje binnen de arboreta in Nederland. Zoals de naam al zegt richt het pinetum zich primair op de expositie en bescherming van coniferen en andere naaktzadigen (Gymnospermen), zoals cycaspalmen en Ephedra. De tuin is in beheer van de Stichting Pinetum Blijdenstein, een non-profit organisatie. Behalve een tuingedeelte zijn er kassen met tropische soorten. In dit levende museum van groene coniferen vinden we eveneens een aanzienlijke collectie van kleurrijke Rhododendron.

Geschiedenis
Pinetum Blijdenstein werd omstreeks 1880 gesticht door Benjamin Willem Blijdenstein (1839-1914), een bankier uit Twente, die door bezoeken aan de Royal Botanic Gardens Kew in Londen een grote belangstelling voor planten en bomen had gekregen. De beheerderswoning, die nog steeds in gebruik is, werd in 1903 ontworpen door Johan Wilhelm Hanrath. Het stuk grond waar nu het pinetum staat, diende oorspronkelijk als fruitbomentuin waar Blijdenstein exotische vruchtenbomen verzamelde. Om de tuin te beschermen tegen jeugd uit de buurt liet Blijdenstein een 115 meter lange spouwmuur bouwen. In 2008 werd ook de muur een gemeentelijk monument.
In 1909 liet Blijdenstein een pinetum van 1,2 ha ontwerpen door tuinarchitect H. Copijn uit Groenekan in Engelse landschapstijl. Hier kon hij, mede door zijn welgesteldheid en contacten met Kew, een bijzondere coniferencollectie laten aanplanten. Na zijn overlijden schonken zijn kinderen het Pinetum in 1929 aan de Universiteit van Amsterdam. Zo kwam het in beheer van de Amsterdamse Hortus Botanicus. In de jaren na 1990 werd duidelijk dat zowel de Amsterdamse Hortus Botanicus als de gemeente Hilversum af wilden van hun verplichtingen. In 2000 werd de tuin overgedragen aan de zelfstandige Stichting Pinetum Blijdenstein.

Het pinetum in de jaren zestig van de vorige eeuw
Foto: Archief Blijdenstein

Collectie
Zwaartepunt van de collectie zijn de naaktzadigen, zaadplanten waarbij het zaad zich ‘naakt’ ontwikkelt in tegenstelling tot bij de bloemplanten (bedektzadigen) waarbij het embryo zich binnenin een vruchtbeginsel vormt. De naaktzadigen domineerden samen met andere primitieve groepen zoals de mossen, varens en paardenstaarten de aarde in het Mesozoïcum (250-65 miljoen jaar geleden). We kunnen dus zeggen dat de bezoeker van het pinetum een inkijkje krijgt van het leven op aarde ten tijde van de dinosauriërs.
Bij de coniferen ontwikkelt het zaad zich in vrouwelijke kegels of kegelbessen (Taxus). De bestuiving is bij coniferen altijd afhankelijk van de wind waarbij grote hoeveelheden stuifmeel van de mannelijke kegels naar de vrouwelijke kegels geblazen worden. Coniferen zijn meest houtige bomen of struiken. Bekende voorbeelden zijn de ceders, cipressen, dennen, jeneverbessen, lariksen, slangendennen (Araucariaceae), sparren en taxussen. De meeste coniferen zijn wintergroen, waarbij de bladeren (naalden) een aantal jaren aan de bomen blijven zitten. Uitzonderingen hierop zijn de Larix, de Pseudolarix, de Metasequoia en de Taxodium.
Van de ongeveer zeshonderd natuurlijke soorten coniferen wereldwijd groeien er ongeveer driehonderd in het pinetum. Daarmee behoort de coniferencollectie tot een van de meest complete verzamelingen ter wereld. Enkele daarvan, zoals de reuzenlevensboom (Thuja plicata) en de mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), staan er al sinds de aanleg van de tuin. De collectie behoort tot de Nationale Plantencollectie en omvat enkele sterk bedreigde soorten, zoals de zilversparren Abies beshanzuensis, A. nebrodensis en A. numidica.
Buiten de doorgaans houtige coniferen heeft het pinetum ook belangrijke collecties van kruidachtige naaktzadigen, zoals Ephedra (circa twintig soorten) en Cycadeeën (circa vijftig soorten). Voor deze zijn twee moderne tropische kassen beschikbaar en zij worden ook als een deel van de nationale collectie beheerd, tezamen met de rododendrons (circa 150 soorten). Naast deze natuurlijke soorten zijn er ook vele coniferen-cultivars in het pinetum waarvan er sommige in het pinetum zelf ontwikkeld zijn zoals Abies amabilis ‘Spreading Star’. Vanwege hun afwijkende vormen en/of kleur zijn de cultivars vaak beeldbepalend in de tuin.

De tuinmanswoning, nog altijd in gebruik
Foto: Hans van Roon

Visie/beheer
Het beheer van de collectie is er in de eerste plaats op gericht om een goede representatie te geven van de variatie binnen de naaktzadigen wereldwijd, met een nadruk op de natuurlijke en vooral ook de bedreigde soorten. Voor het behoud van de hoogwaardige wetenschappelijk kwaliteit van de collectie is het zorgvuldig beheer van een uitgebreide bestaande database met informatie over alle individuen in het pinetum onmisbaar. Daarnaast bestaat de wens om het arboretum verder te ontwikkelen in de richting van een evolutionaire tuin. Beide wensen vereisen een duurzaam beheer van het pinetum, zowel financieel als maatschappelijk.
Een goede representatie betekent in de praktijk dat er naar gestreefd wordt om:
1) een vertegenwoordiger van ieder genus naaktzadigen in de collectie te kunnen laten zien. Voor sommige genera (Welwitschia, Gnetum) valt dit streven bepaald niet mee, ondanks de aanwezigheid van een tropische kas voor de niet-winterharde soorten, zoals vele Podocarpaceae. Binnen ieder genus probeert het pinetum daarbij ook nog eens de meeste soorten te kunnen laten zien, oftewel 2) meer dan de helft van het aantal soorten in een genus, en liefst ook nog eens 3) op zijn minst een mannelijke én een vrouwelijk exemplaar bij de tweehuizige soorten. Van een relatief groot genus (zoals Abies) zijn er dus meer individuen te verwachten dan van een klein genus (zoals Cedrus). Tenslotte hebben 5) bedreigde soorten de voorkeur, zoals de Wollemi pine (Wollemia nobilis) en de Vietnamese gouden cipres (Cupressus vietnamensis). Cultivars zijn niet representatief voor de variatie binnen de wilde naaktzadigen. Om alle wilde planten en bomen in de tuin goed tot hun recht te laten komen, in een toch relatief kleine tuin (1,2 ha), en om de originele landschappelijke aanleg te behouden, worden 6) de oorspronkelijk aanwezige cultivars geleidelijk vervangen door natuurlijke soorten.

Sequoiadendron giganteum in de sneeuw
Foto: Hans van Roon

Toekomst
In de toekomst wil het pinetum ook haar unieke beleving van een uitstapje naar de oertijd versterken. Een deel van de tuin is nu reeds als Mesozoïsche tuin ingericht. Hier is ruimte voor andere ‘primitieve’ planten buiten de naaktzadigen zoals paardenstaarten, wolfsklauwen, varens en mossen. In de zomer worden bovendien vorstgevoelige Cycadeeën en boomvarens uit de Oranjerie-kas naar dit deel van de tuin gebracht om het Mesozoïsche beeld te versterken. De link met het verleden wordt verder verduidelijkt met behulp van informatieve borden in de tuin en via wandplaten en een collectie fossielen in het bezoekerscentrum. Voor de vrienden van de tuin staan er in Blijdenstein Nieuws regelmatig artikelen over de evolutie en biogeografie van planten. Omdat de naaktzadigen hun oorsprong hebben in Pangea, het oercontinent voor het uiteendrijven hiervan, vormen de verbreiding, de eigenschappen en de verscheidenheid van de huidige naaktzadigen een prachtige illustratieve uitdraai van de evolutie. Dit verhaal wil het pinetum in de toekomst nog meer over het voetlicht brengen.
Een arboretum kan niet bestaan zonder voldoende maatschappelijk en economisch draagvlak. De organisatie van exposities, lezingen, concerten en andere evenementen, liefst met een directe band met de tuin, blijft een kerntaak van het bestuur. Vrienden van het pinetum ontvangen regelmatig nieuwsbrieven en tweejaarlijks Blijdenstein Nieuws. Voor organisaties en Vrienden van het Pinetum bestaat de mogelijkheid het bezoekerscentrum af te huren voor een feestje of vergadering; het pinetum is ook een trouwlocatie (www.pinetum.nl).
Met de inzet van tientallen vrijwilligers, inclusief het voltallige bestuur, en de financiële steun van de gemeente Hilversum en diverse maatschappelijke organisaties en bedrijven ziet de toekomst van het pinetum er rooskleurig uit. Kom gauw eens kijken!

* Jan Wolf is bestuurslid van de Stichting Pinetum Blijdenstein.

Pinus pumila ‘Globe’
Foto: Hans van Roon