Categorie archieven: Arbor Vitae

Siegfried Zuhr, collectiehouder uit ergernis over naamsverwarring

Om de naamsverwarring te ontknopen en ‘het vak’ de gelegenheid te bieden om de juiste plant met de juiste naam te verkopen, riep Siegfried Zuhr deze collectie in het leven. Voorwaar een mooi gebaar. Nu zijn Vitis, Ampelopsis en Parthenocissus duidelijk uit elkaar te houden en soortecht aan te bieden of te bestellen. Siegfried heeft de soorten gescheiden, beschreven en opgeplant zodat iedereen bij hem terecht kan om zijn collectie te toetsen aan de juist benaamde planten.

Determinatie van de drie geslachten is goed mogelijk maar blijft lastig. Als hoofdregel kan worden gewerkt met de volgende kenmerken: Vitis heeft een gestreepte schors, zonder lenticellen, bruin merg, de bloemen in pluimen met aan de top vergroeide kroonbladen. Ampelopsis heeft ranken zonder zuignapjes en wit merg. Parthenocissus heeft ranken met zuignapjes en groenachtig merg. Met deze kenmerken kunnen de geslachten in ieder geval uit elkaar worden gehouden. Meer studie is nodig als het om de soorten en cultivars gaat. Daar is de ervaring van de collectiehouder van doorslaggevende betekenis geweest. Het is Siegfried gelukt om de juiste namen bij de juiste planten te krijgen zodat er nu geen misverstanden en ergernissen hoeven te bestaan over de juiste naamgeving.

Wie is Siegfried Zuhr

Collectiehouder Siegfried Zuhr Foto: familie Zuhr
Collectiehouder Siegfried Zuhr
Foto: familie Zuhr

Siegfried Zuhr werd in 1934 in Berlijn geboren en genoot daar zijn opleiding tot boomkweker in een leerbedrijf, met een dag per week theorie en de andere dagen praktijk bij Baumschule Kokulinsky waar vooral fruitbomen en rozen gekweekt werden. Als Gehilfe (knecht) werkte hij in de boomkwekerij van Gerhard Kronberg, wiens vader de directeur van de Forschungsanstalt in Berlin-Dahlem was. Dit was in de nabijheid van de Botanischer Garten Berlin-Dahlem, waar hij in die tijd vaak vertoefde. Na zijn opleidingstijd en met een diploma op zak vertrok Siegfried uit Berlijn en werkte hij bij verschillende kwekerijen in de streek van Bonn en Keulen.
In 1954 maakte hij op de motorfiets een tocht door België en Nederland. Hij besloot om in Nederland (vooral in de boomkwekerij in Boskoop) zijn geluk te beproeven en vond een baan bij Jan Spek in de rozen, waar hij ook zijn vrouw ontmoette. Samen hebben ze drie jaar gewerkt in de Engelse dependance van Jan Spek Rozen in de buurt van Nottingham. Met oculeren was daar een goede boterham te verdienen. Hij kocht later grond in het Zuidwijk (Boskoop) waar hij, als coniferenliefhebber, begon met de kweek van onder andere Juniperus sabina ‘Tamariscifolia’. Uiteraard richtte hij zijn verkoop op Duitsland en niet zonder succes. Later kwam daar de teelt van Parthenocissus en Ampelopsis bij en bleek hem dat deze geslachten in Boskoop totaal in de war zaten. Na veel gepuzzel heeft hij de knoop ontward en de NPC van Ampelopsis en Parthenocissus opgezet.

Parthenocissus quinquefolia Foto: Wout Kromhout

Cultivars en prijsverschillen
Onderzoek op het Proefstation voor de Boomkwekerij leverde op dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen de vermeerderingsmethoden van diverse cultivars. Parthenocissus tricuspidata ‘Veitch Boskoop’ en P. tr. ‘Veitchii Robusta’ kunnen door winterstek worden vermeerderd terwijl de cultivars ‘Veitchii’ en ‘Green Spring’ alleen door enten kunnen worden gekweekt. Hierdoor is er een duidelijk prijsverschil tussen de cultivars, wat vaak moeilijk uit te leggen is aan kopers en gebruikers. Deze vier cultivars vormen de ruggengraad van het sortiment. Een aantal cultivars wordt in mindere mate nog voor de handel gekweekt, maar voor het overgrote deel zijn de soorten en diverse cultivars alleen te vinden in de NPC-collectie en in botanische tuinen. De morfologische verschillen zijn vaak zo klein dat er slechts weinig gebruikers zijn die dit doorslaggevend vinden voor specifiek gebruik.
Een vrij nieuwe cultivar is een wit-bontbladige cultivar met de naam Parthenocissus tricuspidata ‘Veitch Masquerade’. Ontegenzeggelijk is Parthenocissus een van de mooiste klimplanten wat betreft herfstkleuren. Een dichtbegroeide wand of muur met deze klimplant in volle herfstkleur is werkelijk geweldig. Van geel tot vlammend rood valt hij vaak reeds van verre op. Helaas doet Ampelopsis dit in veel mindere mate en worden de bladeren hiervan slechts geel voor ze vallen.

De vruchten van Ampelopsis glandulosa
Foto: Wout Kromhout

Ampelopsis telt veertien taxa, waarvan er slechts enkele regelmatig gebruikt worden. Diverse cultivars hebben alleen dendrologische waarde. Tot de veel gebruikte Ampelopsis behoren: A. arborea en A. aconitifolia met hun in het oog lopende bladvormen. Ampelopsis glandulosa var. maximowiczii (met groot blad en turquoise bessen) evenals A. glandulosa var. elegans met rood, wit en groen gevarieerde bladeren en mooie bessen. Deze laatste wordt hoofdzakelijk als kamerplant in pot gekweekt en is niet winterhard, dus ongeschikt voor de tuin. Ook is af en toe vraag naar A. megalophylla, die met zijn enorm grote, geveerde bladeren tot 60 cm uit de toon valt en niet op Ampelopsis lijkt. Van Parthenocissus zijn in de collectie aanmerkelijk meer vertegenwoordigers aanwezig, 28 stuks. Ook een paar soorten Vitis, die vroeger tot Parthenocissus gerekend werden, zijn in de collectie opgenomen evenals een Ampelocissus uit Nepal.

Meer lezen en zien?
Samen met Harry van de Laar schreef Siegfried een baanbrekend artikel over beide geslachten. In 1992 is dit gepubliceerd in vele vakbladen in Nederland, Duitsland en Zwitserland. Alleen in 1981 is er een keuringsrapport van Parthenocissus tricuspidata met de toen bekende cultivars verschenen in Dendroflora 18. Een grotere keuring waarbij ook Ampelopsis is opgenomen, zou de bekendheid van verschillende mooie maar onbekende cultivars zeker ten goede komen. Een uitgebreide beschrijving van zowel Parthenocissus als Ampelopsis met alle soorten en cultivars staat in het boekje van de Nederlandse Planten Collecties van Hanneke van Dijk en Wim Snoeier (2001, ISBN: 90 257 3290 9).
De NPC-collectie van Ampelopsis en Parthenocissus is te zien bij Boomkwekerij Tom van Dijk, B. ten Heuvelhofweg 36, 2391 MB Hazerswoude.

Abraham Rammeloo, geëngageerde schatbewaarder in Arboretum Kalmthout

Abraham Rammeloo
Foto: Jesse Willems

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Abraham Rammeloo, 42 jaar, opgegroeid in Humbeek in de groene rand rond Brussel en al bijna achttien jaar directeur van Arboretum Kalmthout. De liefde voor groen heb ik van huis uit meegekregen, mijn ouders zijn bioloog en plantkundige. Mijn vader was eerst onderzoeker en later directeur bij Plantentuin Meise.

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Op de middelbare school heb ik het vwo gedaan, inclusief Latijn en wetenschappen. In 1993 ging naar de universiteit in Wageningen voor een studie landschapsarchitectuur. Het was een brede opleiding inclusief sortimentskennis en plantentaxonomie, veel keuzevakken over beplanting op kleine schaal en omgevingspsychologie. Dat houdt in: wat moet je doen om mensen ergens in je tuin te krijgen. Na vier jaar studeerde ik af. Ik heb meegewerkt aan een project van de Landscape Foundation in Costa Rica, dat heeft me geholpen een baan te vinden. Ik kon als landschapsarchitect bij het botanische themapark Hortus in Haren (Gr.) aan het werk.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
In mijn jeugd voelde ik me al erg aangetrokken tot de natuur en planten in het algemeen. Mijn ouders wezen me steeds de goede richting. Op aandringen van mijn vader ging ik in Nederland studeren en werken. De bomen werden in Wageningen belangrijk met de arboreta Belmonte en De Dreijen in de buurt. In Kalmthout is de liefde voor bomen alleen maar versterkt.
Als 24-jarig broekie solliciteerde ik naar mijn huidige functie. Na een lange sollicitatieprocedure werd ik aangenomen, het bestuur durfde het risico aan. Jelena De Belder heeft mij enorm geïnspireerd. Zij heeft mij altijd gesteund en haar kennis overgedragen. Het botste af en toe maar ik liet me niet afschrikken. Met mijn standpunt ‘ik ben verantwoordelijk voor Kalmthout en jij voor Hemelrijk’* was ze het volmondig eens. Van Philippe de Spoelberch heb ik ook veel geleerd. Hij kwam regelmatig hier om inspiratie op te doen voor zijn Arboretum Wespelaar. Door het netwerk van deze twee mensen heb ik heel veel andere mensen leren kennen.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Tijdens mijn verblijf in Haren ging ik voor een studie naar Japan. Twee jaar later kwam de vacature van Arboretum Kalmthout op mijn pad en kon ik hier aan de slag. Er moest worden georganiseerd na een stilstand van vier jaar. Het was een periode van telefoon en fax, maar nog zonder internet en amper vrijwilligers. In Wageningen heb ik in diverse besturen van studentenverenigingen gezeten. Ik leerde er nieuwsgierig en kritisch te zijn en de kennis op het gebied van bezuinigen en materiaalbeheer kwam goed van pas.
Ik ben voorzitter van de Belgische Dendrologische Vereniging, voordien was ik al lid van het bestuur. Toen Philippe de Spoelberch als voorzitter wilde stoppen, vroeg hij mij die taak over te nemen. Ik zit ook in het bestuur van de International Dendrology Society en in de wetenschappelijke afdeling, the Science and Education committee, van dezelfde IDS. Ik word vaak gevraagd als jurylid bij plantenfestivals in onder andere Frankrijk. Dat is zeer boeiend en levert een enorm netwerk op. Iedereen is vriendelijk, open en bereid om te delen. Ik ben positief jaloers, ik gun een ander het eerste bloemetje of een andere blikvanger.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Het Hollandse commerciële denken kan ik hier goed gebruiken. Wij zijn langzaam gegroeid in de loop der jaren, van 28.000 bezoekers toen naar 40.000 nu, maar het heeft qua inzichten veel opgeleverd. Arboretum Kalmt­hout is een kwaliteitslabel. Dit leven heeft me meer geven dan ik ooit kon denken. Nooit verwacht dat al die ‘bomenmensen’ zo boeiend kunnen vertellen. Allemaal behept met hetzelfde virus maar de symptomen zijn bij iedereen anders. Er is veel menselijkheid. Ik ben super tevreden met wat ik heb. Ik heb al zoveel gekregen dat ik daar vrede mee heb als het zou eindigen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Noodgedwongen voor Hamamelis. Ik kende er drie toen ik begon en dat was het, terwijl de halve tuin volstond met soorten en cultivars. Al vrij snel werd ik gevraagd voor een telefonisch interview. Met een encyclopedie op mijn knieën heb ik de vragen beantwoord.
Favorieten krijg je omdat je er midden in zit: Lotus, Emmenopterys en coniferen. Over het algemeen worden coniferen enorm ondergewaardeerd. Er zijn in de tuin weer coniferen geplant om ’s winters meer groen te hebben en ik wil er minstens een per jaar bijplanten. Ik heb eens een pakket met tweehonderd verschillende Lotus uit China laten komen. Opgeplant in bakken met modder en die op de warmste en zonnigste plek gezet: op het dak van mijn garage. Vorig jaar stond de 50-jarige Emmenopterys henryi voor het laatst prachtig in bloei. Botanisch gezien is de unieke bloei van de Emmenopterys een geweldige opsteker voor het arboretum. Wanneer hij de volgende keer bloeit, weten we niet en dat maakt het spannend en boeiend.

Hamamelis ×intermedia ‘Antoine Kort’
Foto: Arboretum Kalmthout

Wat is het meest opmerkelijke wat je hebt meegemaakt?
De allereerste keer in California op weg naar de Sequoia sempervirens. Een hoop gekwetter in de bus maar ineens was iedereen muisstil toen we tussen de imposante bomen reden. De sereniteit van de omgeving, iedereen viel stil bij die oude bomen. Het geeft kippenvel om daar te mogen staan. Ik kon het niet laten, ik heb een klein bosje Sequoia bij de vijver van het arboretum aangeplant.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Afscheid nemen van mensen en bomen is het vervelendste wat er is. Als je jong ergens komt maak je ook veel mee. Zoals de trieste ervaring dat ik het personeel bij elkaar moest roepen om te zeggen dat Jelena was overleden. Of nu het afscheid nemen van de icoon van de tuin, de nestspar (Picea abies ‘Nidiformis’). Een blikvanger van ruim honderd jaar.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Ik let altijd goed op bij wat ik weg doe. Ik grijp alleen in bij planten als ze onverwacht ziek zijn. Mijn motto is bomen in hun jeugd begeleiden en dan hun gang laten gaan. Op een dag meldde de tuinchef dat de Rhododendron yakushimanum door andere rododendrons werd overwoekerd. ‘Zal ik ze weg doen?’ ‘Ja, doe maar’, antwoordde ik. Even later denk ik: wat doe ik nu, ik zeg al jaren dat we niks weg doen. Dus ik terug om onze tuiniers te stoppen, gelukkig waren ze nog niet gestart met het weghalen. Enkele jaren later kwam Albert De Raedt, dé specialist van de Gentse Azalea’s op bezoek. We hadden een paar warme weken achter de rug. De meeste Harde Gentse waren al uitgebloeid behalve dit groepje. Het gaat hier om de eerste ‘Van Houtte Flore Pleno’ met gevulde bloemen. Een cultivar waarvan men lang dacht dat hij was uitgestorven maar hier stonden ze in volle glorie. Door de late bloei, lang na de meeste andere, zijn zowel Albert als vele anderen er aan voorbij gelopen

Emmenopterys henryi in bloei, omringd door stelling voor bezoekers
Foto: Arboretum Kalmthout

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Dat spreekt voor zich, anders heeft het geen zin om te doen waar we mee bezig zijn. We leiden jonge studenten op. Om de herinnering aan Jelena levend te houden is het Fonds Jelena De Belder opgericht met als doel studenten en tuiniers te steunen bij stages, opleidingen en excursies. In 1952 is de IDS hier opgericht, om door reizen en wederzijdse ervaringen bij te leren en te delen in kennis en enthousiasme.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen? Of een andere keuze maken?
Ik denk er niet eens over na. Ik zou geen achttien meer willen zijn. Ik ben blij met wat me allemaal overkomen is en heb geen spijt van mijn keuzes. Bovendien heb ik altijd goed kunnen werken in de richting die ik uit wil, ondertussen hebben we een team van negentig vrijwilligers.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
In 1856 verhuisde Karel van Geert zijn kwekerij in het centrum van Antwerpen naar Kalmthout om te kweken en te testen wat er met een plant kan. Het moest een sieraad worden voor de gemeenschap. In 1952 werden Robert en Georges De Belder eigenaar van de tuin. De belangrijkste delen werden behouden, zeldzame planten vermeerderd of bijgeplant en nieuwe cultivars ontwikkeld. De tuin werd in de jaren zeventig opengesteld voor bezoekers. In de loop der jaren is Arboretum Kalmthout in oppervlakte vergroot van 8,5 hectare naar 12,5 nu. Meer dan 160 jaar wordt op deze plek de liefde voor planten uitgedragen. Een tuin van en voor mensen, dat is het unieke van Arboretum Kalmthout. Er staan tachtig kampioenbomen, heel veel zeldzame cultivars waar we zuinig op zijn. Ik vind het een voorrecht om met dit erfgoed te mogen omgaan. □

* Hemelrijk is het privé domein van de familie De Belder in Essen.

Populus tremuloides, in cultuur zeldzaam, maar talrijk in het thuisland Noord-Amerika

De populier op de omslag van in november 2017 verschenen Arbor Vitae sluit goed aan bij de dendrologendag van afgelopen 15 september die gewijd was aan het geslacht Populus. Het belang van P. tremuloides, de Amerikaanse ratelpopulier, in het in ons land gekweekte sortiment is klein. Maar wie het kleine niet eert …

Met uitzondering van het zuidoosten komt P. tremuloides in alle staten van Noord-Amerika voor. Zuidelijker reikt het areaal nog tot centraal Mexico. Ze is aan te treffen in koude en gematigde klimaten en van zeeniveau tot hoog in de gebergten. Vooral in de noordelijke helft van Noord-Amerika is ze zeer algemeen. Een bijzondere eigenschap is dat zaadproductie vaak ontbreekt en dat wortelopslag leidt tot grote groepen bomen van eenzelfde kloon. Deze klonen kunnen onderling duidelijk verschillen. Vooral in het westelijke verspreidingsgebied kunnen ze een fantastische herfstkleur vertonen, wat zelfs geleid heeft tot het onderscheiden van een var. aurea. De verschillen tussen de diverse klonen rechtvaardigen niet het eventueel onderscheiden van ondersoorten en variëteiten. De soort is in Noord-Amerika bekend onder een groot aantal namen, waaronder quaking aspen, trembling aspen, American aspen, trembling poplar en white poplar.

Populus tremuloides, op zo’n 2600 m hoogte bij Twin Lakes (Californië).
Foto: Ineke Vink

Kenmerken Populus tremuloides
Het kunnen bomen worden tot 25 m hoog met aanvankelijk een witte gladde stam met zwarte vlekken en knoesten. Op latere leeftijd wordt de stam vanaf de basis donkerder met diepe groeven. Het blad varieert van hartvormig tot bijna rond en heeft een fijngezaagde rand. De top is kort toegespitst. Het blad van de in ons land inheemse ratelpopulier P. tremula is kleiner en heeft een gegolfde bladrand. Ook deze soort kent wortelopslag. Een nauwe verwantschap lijkt aannemelijk en wordt ook ondersteund door enkele studies van de fylogenie. Uit recente studies blijkt dat de Euraziatische soorten van de sectie Populus, P. alba, P. davidiana en P. tremula, onderling nauwer verwant zijn dan met de Amerikaanse soorten van de sectie, onder andere P. tremuloides en P. grandidentata. P. tremuloides lijkt verder het resultaat van kruisingen in een ver verleden met voorouders van P. davidiana en P. tremula die toen in Noord-Amerika waren.
Vooral na bosbranden of andere oorzaken van kaalslag kan de soort in korte tijd terreinen vullen. Maar ze kunnen ook weer snel verdwijnen. Doordat de bomen allemaal via hun wortels met elkaar verbonden zijn kan een infectie zich snel uitbreiden. Diverse ziekten en plagen kunnen de bomen aantasten, zoals boorders, meeldauw, roestkanker en taksterfte. Maar met hun fraaie gele herfstkleur zorgen de vaak zeer grote groepen voor een schitterend herfstbeeld.
De soort bastaardeert met de inheemse P. grandidentata en verder met de ingevoerde Europese soorten P. alba en P. tremula. Met de laatstgenoemde gebeurt het vooral met de populaire P. tremula ‘Erecta’.

Populus tremuloides: wortelopslag leidt tot grote groepen van eenzelfde kloon (Twin Lakes)
Foto: Ineke Vink