Categorie archieven: Arbor Vitae

Fraxinus americana

In de reeks ernstig bedreigde soorten aandacht voor de Amerikaanse essen. Hoewel Fraxinus americana in dit verband de belangrijkste soort is, is het ernstig gesteld met alle essen in het oosten van Noord Amerika. In 2017 werden ze op de IUCN Rode Lijst geplaatst als critically endangered, ernstig bedreigd. De oorzaak is een uit China afkomstige boktor. Ook in Rusland vond al een uitbraak plaats.

Logo van de IUCN Rode Lijst
Foto: Internet

In de VS kreeg deze boktor Agrilus planipennis, de naam Emerald ash borer. Hij werd voor het eerst aangetroffen aan het eind van de negentiger jaren van de twintigste eeuw in de staat Michigan. Hij greep zeer snel om zich heen in de loofbossen van het noordoosten van de VS die rijk zijn aan essensoorten met als hoofdsoort Fraxinus americana. Alleen al in de staat Ohio werd het aantal essen geschat op 3,8 miljard bomen. In de tien volgende jaren (2000-2010) verwoestte de boktor 90% van de essen. De boomkwekers in Ohio hadden een enorme strop want vijf miljoen essen waren van de ene op de andere dag onverkoopbaar. De boktor zelf vreet van de bladeren en richt niet veel schade aan, maar het zijn de larven die door de bast binnendringen in het hout. In een rekenmodel is de snelheid van uitbreiding weer te geven. Als in een bos met gezonde bomen infectie plaatsvindt, kan in twee jaar 5% van de bomen worden aangetast, weer twee jaar later is dat al 50% en na nog eens twee jaar is dat 98%. In totaal dus in zes jaar tijd. Niet alle bomen gaan dood en er is volop onderzoek om overlevers op te sporen en te volgen, ook voor veredelingsonderzoek. Voorlopig heeft echter de schade door de boktor het beeld van de bosgebieden in het noordoosten van de VS dramatisch veranderd.

Chinese oorsprong
De boktor is afkomstig uit Noord-China, het thuisland van onder andere F. chinensis en F. mandshurica. Ook daar ziet men aantasting, maar de sterfte is beperkt. De boktor blijkt buiten Noord-China ook in Japan, Taiwan en Korea aanwezig te zijn. Onderzoek richt zich vooral op mogelijke resistentie van de twee soorten. Belangrijker is op dit moment onderzoek naar mogelijke parasieten van de boktor en dat lijkt perspectieven te hebben. Onderzoekers vonden dat onder andere de parasitaire wesp Spathius galinae de eieren van de boktor infecteert, wat tot 50% reductie kan leiden. Ook in de VS vond onderzoek met deze sluipwesp plaats. Intussen is gebleken dat ook in de VS door 24 soorten inheemse sluipwespen de eieren worden geparasiteerd, maar vergeleken met S. galinae is het resultaat gering.

Fraxinus americana
Foto: Ronald Houtman

Volgt Europa Amerika?
In juni 2003 vond men de eerste boktorren in de straten van Moskou. Met een snelheid van ruim 40 km per jaar heeft het insect zich verder verspreid in alle richtingen. In 2012 is de grens met Wit-Rusland overschreden en in 2013 werd de grens met Oekraïne bereikt. Europa zit nu met een dubbel probleem want een andere Chinese parasiet, de schimmel Chalara fraxinae, zorgt al voor massale essensterfte. De vrees is dat in bosgebieden waar beide plagen voorkomen de schade nog sterker is. De door essentaksterfte al verzwakte bomen kunnen door de boktor snel de genadeklap krijgen. Een gelukkige bijkomstigheid is dat in Europa de parasitaire wesp Spathius polonicus ook zeer effectief de eieren van boktor kan infecteren tot wel 50%. Met de ervaringen in Rusland is wel gebleken dat de Europese essensoorten niet resistent zijn tegen aantasting door de boktor. Het lijkt wel zeker dat binnen een aantal jaren de boktor ook de Nederlandse grens zal overschrijden. Europese onderzoekers zijn al begonnen met onderzoek.

Fraxinus americana ‘Rosehill’
Foto: Gert Fortgens

Literatuur
Kathleen S. Knight et al. (2014). ‘Monitoring Ash (Fraxinus spp.) Decline and Emerald Ash Borer (Agrilus planipennis) Symptoms in Infested Areas’ (https://www.fs.fed.us/nrs/pubs/gtr/gtr_nrs139.pdf).
Therese M. Poland and Deborah G. McCullough (2006). ‘Emerald Ash Borer: Invasion of the Urban Forest and the Threat to North America’s Ash Resource’ (https://www.nrs.fs.fed.us/pubs/jrnl/2006/nc_2006_Poland_003.pdf).
Marina J. Orlova-Bienkowskaja en Andrzej O. Bieńkowski (2018). ‘Modeling long-distance dispersal of emerald ash borer in European Russia and prognosis of spread of this pest to neighboring countries within next 5 years’ (https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/ece3.4437).

Arboretum Bokrijk

Het Domein Bokrijk in Genk is voornamelijk gekend van zijn Openluchtmuseum, maar het huisvest ook al zeer lang een zeer indrukwekkend en uniek arboretum. De nadruk ligt momenteel op de beleving van de bezoeker, waar de omvangrijke plantencollectie op een esthetische manier wordt gecombineerd tot een prachtige siertuin.

Geschiedenis
Nog voor het arboretum werd aangelegd, had het Domein Bokrijk al een rijke geschiedenis op het vlak van dendrologische collecties. Bij de bouw van het kasteel begin 1900 werd door de toenmalige eigenaars gekozen om een Engels park aan te leggen, waarvan sommige oude parkbomen in het arboretum nu nog getuige zijn. De aanleg van het arboretum zelf, naar een initiatief van gouverneur Verwilghen en toenmalig directeur Gaston Geerts, gebeurde in samenwerking met het Centrum voor Bosbiologie (het huidige Provinciaal Natuurcentrum). Zij waren in de jaren vijftig bezig met een testproject rondom de bruikbaarheid van exotische boomsoorten op de arme zandgronden van de Kempen. De eerste aanplantingen dateren van de periode 1956-1960 en gebeurden op een systematische manier. Soorten werden gegroepeerd per familie en op lijnen aangeplant. Initieel werden de planten enkel onderhouden voor hun genetisch potentieel.
Eind jaren zeventig kwam het besef dat een dergelijke collectie ook een maatschappelijke meerwaarde moest kunnen uitoefenen, gebaseerd op de visie van het Arnold Arboretum in Boston. Omwille van het toeristische karakter van het domein werd de recreatieve functie steeds van groter belang. Hierdoor werd de systematische collectie geleidelijk aan omgevormd tot een meer landschappelijk aantrekkelijk geheel. Eind jaren tachtig begon het voorbereidend werk aan de aanliggende bostuin naast het arboretum, met de eerste effectieve aanplantingen in 1992. Dit was oorspronkelijk een bosperceel van grove den waarin collectieplanten werden aangeplant. Via deze weg probeerde men aan te tonen dat op deze arme zandgronden vele plantensoorten konden gedijen, geïntegreerd in de bestaande begroeiing. Zonder er een gestileerde tuin van te maken, werd een botanische collectie uitgebouwd onder de bestaande boomlaag. In de loop der jaren zijn de lager gelegen delen getroffen door stormschade, waardoor we een groot aantal grove dennen uit de boomlaag zijn verloren.

Overzicht arboretum Domein Bokrijk
Foto: Sven Bronckaers

Collectie
Vanuit de Vereniging voor Botanische Tuinen en Arboreta (VBTA) werd verwacht dat een botanische tuin zich specialiseerde in één specifieke referentiecollectie. In Bokrijk werd uiteindelijk de keuze gemaakt voor drie referentiecollecties. De eerste keuze was een collectie van Ilex (actueel 800 taxa), aangezien de soort Ilex aquifolium goed gedijt op de Kempense zandgrond. Daarnaast bleek dat nergens in Europa een dergelijke referentiecollectie bestond. Omdat België het eerste land was waar een botanische collectie van bamboe werd uitgebouwd (sinds 1805 in Bergen), werd dit de tweede keuze (actueel 250 taxa). De laatste keuze viel op het geslacht Magnolia (actueel 400 taxa), omwille van de mooie grote bloemen. Zo kon er tezelfdertijd op het recreatieve aspect van het arboretum ingezet worden. Lokaal bestond er al een collectie van Magnolia, wat aangaf dat deze ook goed zou kunnen gedijen in Bokrijk. Veel van de soorten die werden aangeplant waren afkomstig van zaad van de Internationale Magnolia Vereniging en van wijlen Wim Rutten uit Leende. In Bokrijk zijn er veel verschillende selecties uitgeprobeerd, waaronder ook verschillende afkomstig van William Smith uit de Louis Ginter Botanical Garden. Een van zijn selecties (Magnolia yuyuanensis × sieboldii) heeft in Bokrijk de naam ‘Buksenwhite’ gekregen. Dit is een wintergroene soort, iets waarvan we binnen de collectie een grote en unieke verzameling hebben.

Magnolia ‘Buksenwhite’ in Domein Bokrijk
Foto: Jef Van Meulder

Vanuit de oorspronkelijke aanplantingen is een prachtige collectie oudere coniferen overgebleven, vooral soorten van Chamaecyparis. Deze waren eind jaren zestig – begin jaren zeventig heel populair als tuinplant. Daarnaast werden er door de jaren heen grote collecties aangelegd van Rhododendron (meer dan 1000 taxa), Quercus (meer dan 200 taxa) en werd de laatste jaren de varencollectie (meer dan 200 taxa) ook aanzienlijk uitgebreid. Binnen deze laatste collectie stimuleren we voornamelijk groepen van varens, aangeplant in grote oppervlaktes. Hiermee proberen we een meer natuurlijk karakter na te streven, in vergelijking met allemaal individuele planten naast elkaar.

Oude varencollectie: Gymnocarpium dryopteris (links) en Asplenium scolopendrium (rechts)
Foto: Sven Bronckaers

Visie en beheer
Het beheer is vooral gericht op het creëren van een esthetisch interessante tuin. Hier staat het arboretum bij de doorsnee bezoeker op dit moment ook om bekend. Mensen komen vooral naar het arboretum om de rust op te zoeken. Vanuit de groendienst inspireren we door een verscheidenheid aan soorten in verschillende configuraties te testen. We proberen hierbij het hele jaar rond een interessant aanbod te hebben met winter- en voorjaarsbloeiers en bijzondere herfstkleuren. We gebruiken geen herbiciden meer waardoor we experimenteren met verschillende bodembedekkers en verschillende soorten varens – dit vergemakkelijkt het onderhoud.

Toekomst
We willen vooral onze collectie breed zichtbaar maken voor de bezoekers. Dit gebeurt nu veel te weinig en bijkomende informatie in de vorm van infoborden en plannen (aangepast aan het seizoen) moeten de collectie dichter bij de bezoeker brengen. Aanplantingen van interessante soorten die zichtbaar zijn vanaf de omliggende wandel- en fietspaden moeten de mensen uitnodigen om het arboretum meer te bezoeken.
Het blijft voor ons van belang dat we het aanbod blijven uitbreiden, blijven experimenteren en inspireren. Dit vanuit een horticultureel standpunt, waar we voor verschillende periodes in het jaar steeds op zoek blijven naar interessante soorten (winterkleuren, winterbloeiers). Daarnaast kan de collectie ook van wetenschappelijk belang zijn en dragen we graag bij aan onderzoek in welke vorm dan ook. Dit kan specifiek onderzoek naar één soort zijn of een bijdrage aan het behouden van genetische biodiversiteit in ex situ collecties.
Het hele jaar rond werkt onze ploeg er hard aan om ons arboretum zo mooi en interessant mogelijk in te richten, met voor elke bezoeker wat wils. Hopelijk mogen we u binnenkort verwelkomen!

* Hans Nickmans is collectiebeheerder van Arboretum Bokrijk

Allium lusitanicum, een gemiste naamswijziging van A. senescensmontanum

Maar liefst twintig jaar geleden publiceerden Friesen en Herrmann het artikel ‘Taxonomy, chorology and evolution of Allium lusitanicum – the European “Allium senescens”’. Laatstgenoemde stond bekend als A. senescens subsp. montanum. Al die jaren leidde het niet tot naamsaanpassingen in het handelssortiment. Helaas werd de naamswijziging ook gemist bij het schrijven van mijn artikel over Vasteplant Allium’s in Dendroflora 53 (2017).

Allium lusitanicum ‘Lisa Blue’
Foto: Piet de Jong

In hun onderzoek vergeleken Friesen en Herrmann Europese en Aziatische soorten uit de sectie Rhiziridium, een sectie uit het geslacht Allium, waarvan de soorten een wortelstok hebben. De DNA-analyse wees uit dat de Europese soorten duidelijk een aparte fylogenetische groep vormden. Een belangrijke conclusie was dat wat als Allium senescens subsp. montanum beschouwd werd duidelijk een aparte soort was. De soort voortaan A. montanum te noemen lag voor de hand, maar zo simpel lag het niet. Deze naam werd in 1794 door Fr. Schmidt aan de soort gegeven. Degene die de soort echter eerder had beschreven bleek Lamarck te zijn. Deze beschreef de soort in 1783 met de naam A. lusitanicum.

Deze naamswijziging werd niet alleen door mij gemist, maar ook door de Amerikaanse specialist Mark McDonough bij het benamen van selecties uit deze soort. Zelf kwam ik er achter na een bezoek aan de Hortus Botanicus in Leiden. Daar zag ik afgelopen september een bloeiende Allium met het etiket A. lusitanicum, die sprekend leek op wat ik kende als A. senescens subsp. montanum. Het checken van de naam A. lusitanicum op internet gaf snel uitsluiting en een gevoel van schaamte.

In het vervolg is het dus Allium lusitanicum ‘August Confection’, A. lusitanicum ‘Blue Eddy’. A. lusitanicum ‘Lisa Blue’, A. lusitanicum ‘Lisa Green’ en mogelijk nog wel meer, want van enkele Amerikaanse selecties is de herkomst niet duidelijk.

Literatuur
Friesen, N. & N. Herrmann (1998). ‘Taxonomy, chorology and evolution of Allium lusitanicum – the European “Allium senescens”’, Linzer biol. Beitrage, 30, 2, p. 815-820.
Jong, P.C. de (2017). Allium – Vasteplant uien op weg naar een vaste plaats in het sortiment. Dendroflora 53, p. 22-31.