Categorie archieven: Arbor Vitae

De wonderlijke Beukenlaan van Walcheren*

De Beukenlaan van de buitenplaats Berkenbosch bij Oostkapelle op Walcheren is ter plaatse bij iedereen bekend. Het is dan ook een wonderlijk fenomeen, een laanbeplanting van dikke, grillige en laag vertakte beukenbomen. Niet iedereen zal zich echter realiseren dat het hier gaat om een oeroude beukenhaag die sinds ten minste een halve eeuw niet meer is geschoren. Bijzondere landschapselementen worden eigenlijk pas echt spannend als er een tijd lang niet meer naar gekeken wordt.

De pittoreske Beukenlaan van Berkenbosch met aan weerszijden de uitgegroeide oude beukenstammen
Foto: Bert Maes

Berkenbosch biedt trouwens wel meer curiositeiten. Door zijn hogere ligging in de binnenduinrand is de buitenplaats ontsnapt aan de overstroming van Walcheren tijdens de oorlogsinundatie, het onder water zetten van het gebied, van 1944. De groene oase ligt aan de duinrand en net wat hoger dan de rest van het schiereiland. De parkbossen van Berkenbosch en de doorsnijdende lanen staan vol met oude zomereiken van zo’n 200 jaar oud, blijkens de jaarringen. Veel van die eiken hebben een grillige of scheve stamvorm vanwege de stevige zeewinden die Zeeland kunnen teisteren.

Volgens overlevering staat er ook een oude, rijk vertakte Taxus die als de inspiratiebron voor de Mondriaanbomen zou gelden. En inderdaad de boom lijkt er verdacht veel op, maar na wat meer nauwkeurige inspectie moesten we er toch op terugkomen: dit is niet de boom van de schilderijen van Mondriaan. Niettemin, we blijven de prachtige boom de Mondriaanboom noemen.

Iedere Beuk van de laan is een natuurkunstwerk. De oude vlechtarmen zijn goed herkenbaar.
Foto: Bert Maes

Blauwgroen, of toch…
Dan is er de zogenaamde Goudviskom met drie grote, monumentale Moerascipressen op de oever. En daar is iets merkwaardigs mee aan de hand. De drie bomen zijn alle drie net anders van kleur; een groene, een blauwgroene en een er tussenin. Deze variëteiten zijn in geen dendrologische sleutel te vinden, maar toch: een bomenboek uit 1949 meldt een opvallende blauwgroene Moerascipres en geeft er een eigen variëteitsnaam aan: Taxodium sempervirens cultivar ‘patens’. En jawel de boom was waargenomen op Berkenbosch! Of deze kleurvariant nog ergens anders is te zien is ons onbekend.

Buitenplaats met barokke aanleg
De huidige aanleg van Berkenbosch dateert uit het begin van de achttiende eeuw. Sinds die tijd is er wel het een en ander veranderd en aangevuld, maar de buitenplaats is nooit ‘verlandschappelijkt’ zoals dat op veel andere buitenplaatsen is gebeurd. Berkenbosch is daarom tegenwoordig nog een van de fraaiste voorbeelden van een buitenplaats met barokke aanleg in Nederland. Wel is eind achttiende eeuw aan de zeezijde, en in samenhang met de aanpalende buitenplaatsen, een beschutting tegen de wind (manteling) van eikenbos en -struweel aangelegd. Wellicht is toen ook de beukenlaan geplant.

Het is echter ook mogelijk dat de beukenlaan ouder is. De dubbele heg loopt aan de noordoostzijde van de buitenplaats parallel aan de duinen en de zee. Hij zal zijn bedoeld voor beschutting en privacy, en wellicht ook als afbakening van de buitenplaats.

Rond 1870 is het oude landhuis, dat bij de nog bestaande rechthoekige vijvers stond, afgebroken. Er is een nieuw landhuis op een andere plaats aangelegd met een parkachtige landschappelijke beplanting waarvan inmiddels weer diverse grote bomen te zien zijn. De oudere beplanting van vóór 1870 is merendeels behouden gebleven en sinds de Tweede Wereldoorlog enigszins verwaarloosd. Rigoureuze beheerplannen zijn wel gemaakt maar zijn, gelukkig, niet uitgevoerd. Waarmee een prachtig oud landgoed met de wonderlijke Beukenlaan bewaard is gebleven.

De Beukenlaan is dus in feite een uitgegroeide beukenheg. De stamdikte van de individuele bomen verraadt de hoge ouderdom en met de doorgeschoten stammen is het hegkarakter minder herkenbaar. De beukenheggen staan in aanleg aan weerszijden van de laan, maar zijn op enkele plaatsen verdwenen. Vermoedelijk rond 1930 of iets eerder is er een eikenrij toegevoegd aan de beukenhaag, deels tussen de Beuken, deels erachter. Het is een tweede tijdslaag van de laan geworden.

Deze oude Taxus kan zo doorgaan voor een Mondriaan(boom).
Foto: Hanna Hirsch

Vlechtheg
Op een enkel deel van de laan zijn enkele decennia geleden weer Beuken aangevuld, maar met historisch onbegrip als opgaande boompjes. Inmiddels worden door de eigenaar Staatsbosbeheer pogingen ondernomen om de ontbrekende hegdelen weer te herstellen en aan te vullen. Bij nadere beschouwing blijkt de heg grillige zijtakken te hebben die te verklaren zijn als ‘vlechtheg’. De beukentakken zijn naar links en rechts gebogen en gevlochten om een mooie dichte haag te verkrijgen. Het is een oeroude wijze van hegbeheer. Uit Vlaanderen kennen we een prachtige prent uit de zestiende eeuw waarop een gevlochten beukenhaag te zien is. In Nederland zijn er hier en daar nog wel bewaard gebleven. Beukenheggen staan vooral in gebieden met zandgronden, en daar zijn ze na 1950 op grote schaal verdwenen en vervangen door Haagliguster, Schijncipres, Levensboom (Thuja), Japanse berberis of Gewone laurierkers.
Het groene cultureel erfgoed krijgt gelukkig steeds meer aandacht en juist bij de oude buitenplaatsen en parken zijn vaak nog verborgen parels van oude beheerwijzen en oude cultivars te vinden.

* Dit artikel is een licht bewerkte versie van een eerdere publicatie in Bomennieuws, 42e jaargang, winter 2017, p. 26-27.

Kasteelpark De Haar: mallejannen brachten bomen van elders

Daar waar het park van kasteel De Haar bij Haarzuilens ter sprake komt gaat het vrijwel altijd ook over de grote van elders aangevoerde bomen die door aanplant vanaf 1895 nabij kasteel De Haar het groen snel een volgroeid aanzien moesten geven. In het vuistdikke boek Wat een weelde. Tien eeuwen kasteel De Haar wordt in een bijdrage over het park uitvoerig op dit gegeven ingegaan. In het navolgende worden een aantal (toenmalige) berichten aangehaald die meer ‘technische’ details naar voren brengen.

Vertrek vanuit Groenekan (oktober 1895)

Duur transport toont rijkdom eigenaar
Ook ten tijde van de aanleg klonk verbazing in de kranten door. ‘Het vervoer van volwassen boomen naar het huis Ter Haar bij Vleuten, is weer aan de gang’ meldde De Standaard van oktober 1897. Het is ‘den rijkdom van den eigenaar, die hem in staat stelde een lange breede oprijlaan met dubbele rijen vijftigjarige eiken en beuken te stichten op een plaats waar vóór een paar jaar de koeien nog graasden (…)’ Twee jaar eerder berichtte De Gooi- en Eemlander: ‘Veel bekijks heeft te Utrecht het dagelijksch transport van volwassen boomen, die door den boomkweeker Copijn van de Groenekan naar het huis Ter Haar te Vleuten worden vervoerd, om daar te dienen tot den aanleg van de lanen en het park die het statige slot zullen omringen. Dit transport geschiedt in drie expresselijk daarvoor vervaardigde wagens, in elken waarvan een boom ligt. Die wagens zijn zoo ingericht, dat de wortels, waaromheen nog een groote kluit aarde zit, in een grooten ruimen bak rusten en dus gedurende het vervoer niet beschadigd kunnen worden. De boomen nog geheel in hun bladerentooi, steken achter boven den wagen uit. De wagens, die, naar men zegt, per stuk duizend gulden hebben gekost, gaan dagelijks tweemaal heen en weer, zoodat elken dag zes boomen worden overgebracht. Wat de aanleg op deze wijze kosten zal, kan men ongeveer nagaan, als men weet dat alleen het vervoer van iederen boom op twintig gulden berekend wordt.’

Aankomst bij kasteel De Haar, met ‘wortels, waaromheen nog een groote kluit aarde zit, [die] in een grooten ruimen bak rusten’ (oktober 1895)

Een eeuwenoud bos?
Veel later, in 1952, ging de Oudheidkundige Vereniging Flehite op excursie naar kasteel De Haar. Vooraf kwam het Dagblad voor Amersfoort met een ‘voorbeschouwing’ die handelde over het ‘eeuwenoud’ bos van De Haar dat een dikke vijftig jaar daarvoor nog niet bestond. In het artikel wordt de heer J. Hoogendoorn uit Groenekan aangehaald. Hij was in de 80 en een van de laatst levenden die betrokken was geweest bij het transport naar en de aanplant bij De Haar: ‘Het was groots en ik heb nooit zoiets geweldigs meegemaakt en ik kan U ook wel vertellen dat ze het ons heus niet zo gauw meer na zullen doen, want het hele karwij kostte een bom duiten.’

Afkoppelen van de kar met de bak en de beugel (oktober 1895)

De architect Cuypers kreeg de opdracht tot herbouw van het kasteel en de baron zei tegen de ‘oude Copijn’: ‘En U hebt ervoor te zorgen, dat mijn kasteel binnen eenige jaren komt te liggen in een eeuwenoud bos.’ Vervolgens wordt beschreven hoe men tot een park met een zeker wasdom kwam: ‘Honderden bomen werden overgebracht, waaronder eiken van 100 jaar of ouder en beuken van omtrent zestig lentes.’ ‘Landgoed Voordaan bij Groenekan leverde een paar honderd bomen. Iedere boom werd zorgvuldig ontgraven. Dat duurde soms één, soms meerdere dagen. Dan werd hij met een speciale bok voorzichtig omgehaald en aan de wagen gebonden, dat duurde óók een hele tijd en dan kwamen er voor dag en dauw vier tot zes extra zware paarden en een grote staf van personeel om het hele geval naar De Haar te brengen. De rit duurde minstens vier uren en werd non-stop afgelegd. Bij het kasteel, middenin het weiland, werd de boom zorgvuldig geplant en dan ging de kar weer terug om een nieuwe last te halen.’ ‘Een zestal mallejannen werd speciaal hiervoor geconstrueerd.’ ‘De zes mallejannen waren onophoudelijk en wekenlang in bedrijf, terwijl bij ieder transport steeds twee karren tegelijk vertrokken. Op deze wijze verhuisde een bos, zonder dat één ongeluk gebeurde. Alleen vertoonden de wegen tussen Groenekan en De Haar hier en daar bedenkelijke kuilen en gaten, maar ook dat was helemaal niet erg, want … de baron betaalde.’

Het manoeuvreren van de boomkluit tot boven het plantgat (oktober 1895)

Ook geeft Hoogendoorn aan ‘dat het wel eens voorgekomen is, dat men volle vierentwintig uur onafgebroken met één boom in touw was’.
Landgoed Voordaan kon onvoldoende bomen leveren, dus bomen kwamen ook van elders, tot uit Naarden toe. ‘Om drie uur in de nacht werd dan uit Groenekan stapvoets naar Naarden vertrokken, daar werd de boom opgeladen en ging het meteen terug naar De Haar. Tegen het ochtendkrieken van de volgende dag stond dan de boom in zijn nieuwe omgeving. Tja, het waren soms wel heel zware dagen, vooral als het een hele dikke was, want de stammen waren soms anderhalve tot twee meter in doorsnee.’ ‘Weliswaar sneefde een enkel exemplaar, maar verreweg de meeste bleven behouden en groeiden lustig verder.’

Het laten zakken van de kluit en oprichten van de boom (oktober 1895)
Het verder oprichten van de boom door vereende mankracht trekkend aan een touw (oktober 1895)

Goede voeding
Maar het was niet alleen een kwestie van overbrengen en planten, want ‘deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan elken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ‘t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.’ Aldus het Algemeen Handelsblad uit 1895.

Toen de bus met Flehite leden in 1952 de statige oprijlaan in zwenkte geloofden de excursiedeelnemers ook nauwelijks ‘dat hier ruim vijftig jaar tevoren slechts weitjes en koetjes en slootjes te zien waren.’

Een laan met bomen van elders (de boerderijen e.d. moeten nog worden afgebroken, oktober 1895)

Invasiviteit en Europese regelgeving

Na een impressie van de ernstige wereldproblematiek met invasieve boomsoorten in Arbor Vitae 1 uit 2021 komt in deze bijdrage de gang van zaken in Europa aan de orde. Europese regelgeving is daarbij sterk bepalend, maar houdt tot nu toe onvoldoende rekening met grote regionale klimaatverschillen.

Ailanthus altissima, de belangrijkste boom op de Europese lijst van exoten.
Foto: Ineke Vink

Verwildering en overleving
Terwijl in ons land al lang geworsteld werd met Prunus serotina, de Amerikaanse vogelkers ofwel de bospest, herinner ik me nog goed mijn ervaring met de verwilderde Buddleja davidii. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was er in Londen zo vaak smog dat het verhaal de ronde deed dat eigenlijk alleen de Plataan het in Londen nog uithield. Groot was mijn verwondering toen ik in 1969 met de trein Liverpoolstreet Station binnenreed, waar ik op de pikzwarte muren Buddleja’s zag groeien. Hoe slaagden die erin om daar te overleven? Beide genoemde soorten zijn echte survivors die zich goed weten aan te passen aan de plaatselijke groeiomstandigheden. Een schril contrast met soorten die juist de optimale niches nodig hebben om überhaupt te kunnen overleven. Ook al verwildert Buddleja davidii ook in ons land op veel plaatsen, de heester staat op dit moment nog niet op de Europese lijst.

Wie geniet er niet van deze echte survivor, Buddleja davidii ‘Pink Delight’.
Foto: Ineke Vink

Risico-evaluatie invasieve soorten
De Europese verordening betreffende invasieve, uitheemse soorten (EU-exotenverordening 1143/201) is van kracht sinds 1 januari 2015. In deze verordening staan regels om de nadelige gevolgen van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit in de Europese Unie te voorkomen, tot een minimum te herleiden en te matigen. Of sprake is van een zorgwekkende toestand wordt bepaald na een risico-evaluatie die gebeurt volgens objectieve criteria. Die wetenschappelijke onderzoeken gebeuren doorgaans door de lidstaten, al kan ook de Europese Commissie er werk van maken. Met soorten die op de lijst staan, mag men onder andere geen handel drijven of kweken. In tuinen en openbaar groen mogen ze nog wel blijven staan. Verder geldt voor lidstaten de plicht om in de natuur aanwezige populaties op te sporen en te verwijderen. En als dat niet lukt om de populatie zodanig te beheren dat verspreiding en schade zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Regionaal of Europees probleem?
Van de drie heesters en bomen die op dit moment op de lijst staan is de Hemelboom, Ailanthus altissima, de belangrijkste. De twee overige zijn Acacia saligna en Lespedeza cuneata. In de komende jaren zal de lijst regelmatig worden uitgebreid. Als in twee lidstaten een soort een probleem vormt, kunnen ze dit bij de EU aanhangig maken en volgt een onderzoek. In België wordt bijvoorbeeld Buddleja davidii al als invasief beschouwd dus wie weet wat ons nog te wachten staat. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat dit het einde van deze populaire tuinheester zou betekenen. Planten komen eerst op een risicolijst. In die fase kunnen lidstaten het economisch belang te berde brengen.

Diverse Europese landen hebben lijsten met invasieve boomsoorten. De volgende vijf soorten worden algemeen als bedreigend voor de bosbouw gezien: vederesdoorn/" 6216 target="_blank">Acer negundo, Ailanthus altissima, Prunus serotina, Quercus rubra en Robinia pseudoacacia. Veel problemen met invasieve soorten zijn vrij regionaal en ieder land kan daar zelf maatregelen voor treffen. Zoals een importverbod. Het blijft problematisch als zo’n regionaal probleem door plaatsing op de Europese lijst wordt uitvergroot.

Is Quercus rubra een bedreiging voor de bosbouw?
Foto: Ineke Vink