Categorie archieven: Arbor Vitae

Calocedrus decurrens ‘Aureovariegata’ uit 1935 geveld door storm

Op 18 februari 2022 aan het eind van de middag kregen we bij Trompenburg in Rotterdam de volle laag van de storm Eunice. Het had de hele middag al flink hard gewaaid. Tegen kwart voor vijf woeien er in één enorme windvlaag uit het zuidwesten enkele bomen compleet om, andere bleven scheef staan, zware takken waaiden uit boomkronen en zelfs enkele flinke rododendrons gingen plat. Niet alleen bij ons dus want er kwamen
uit het hele land meldingen uit collega-tuinen dat de wind er behoorlijk had huisgehouden.

Omwaaien gebeurt van tijd tot tijd
We weten allemaal dat omwaaien niet uniek is. Eens in de zoveel tijd waaien er nu eenmaal bomen om. In Trompenburg heb ik dat in de afgelopen decennia meerdere malen meegemaakt. Wij wijten dat aan onze venige toplaag en de dunne bewortelbare laag grond door de hoge grondwaterstand. Wat ook een rol speelt is de leeftijd van de boom, hoe ouder en omvangrijker des te gemakkelijker hij een prooi wordt bij hele harde wind.
Deze keer was enkele weken tevoren ook al hele harde wind (een storm dus) én een hele regenrijke periode geweest. De bodem was doorweekt en de bomen hadden de weken tevoren al staan schudden. Ze stonden daardoor niet meer zo stevig verankerd. Op die 18e februari woeien er in Trompenburg dus weer eens een paar bomen om waaronder onze in 1935 geplante Calocedrus decurrens ‘Aureovariegata’. En dat nou juist díe omwoei vond (en vind) ik erg jammer. Vorig jaar heb ik nog staan genieten van de boom en foto’s gemaakt. De aanleiding daarvoor was een post op Instagram over een hele grote Calocedrus decurrens ‘Aureovariegata’ in Engeland. Mijn indruk was dat wij een grotere hadden! Dat ‘hadden’ is nu dus realiteit.

Calocedrus decurrens ‘Aureovariegata’ in september 2021
Foto: Gert Fortgens

Geurend potlood
De cultivar ‘Aureovariegata’ wordt naar het schijnt voor het eerst genoemd door Beissner in 1896 in zijn artikel ‘Neues und Interessantes auf dem Gebiete der Nadelholzkunde’. Dit artikel verscheen in Mitteilungen der Deutschen Dendrologischen Gesellschaft. Sindsdien is de cultivar opgenomen in het sortiment van coniferenkwekers en gelukkig nog steeds te koop. Wij hebben inmiddels weer een kleintje opgeplant staan.
Het opruimen van de boom was veel zaagwerk. En met dat zagen komt de heerlijke geur vrij van het hout. In het Nederlands heet hij de Wierookceder, maar ik associeer de geur met het hout van een vers geslepen potlood. Voor mijzelf noem ik hem daarom Potloodceder. Maar dat is eigenlijk de Nederlandse naam voor Juniperus virginiana. En dat hout vind ik dan weer helemaal niet naar potlood geuren. Beide houtsoorten, en vooral Calocedrus, worden overigens wel gebruikt voor potloden.

De Calocedrus decurrens ‘Variegata’ uit 1935, omgewaaid in 2022
Foto: Gert Fortgens

Eerdere stormslachtoffers
Een eerdere Calocedrus die stormslachtoffer bij ons werd was de cultivar ‘Pillar’. Een strak opgaande Conifeer die bij de kwekerij Konijn in begin jaren 1960 is gevonden in een zaaisel. Wij hebben hem in 1966 geplant maar bij een storm in 2012 is hij omver geblazen. Al eerder in 2007 was er, ook bij harde wind, een flink stuk uit de kroon gewaaid. Het bleek een lange opgaande tak die met een plakoksel vast zat aan de hoofdstam. Door de dichte opgaande vertakking was die plakoksel niet eerder opgevallen. Bij andere gevallen van stormschade in oude coniferen zie ik wel vaker dat dikke takken met een plakoksel uitbreken. In onze Thuja plicata uit 1870 is zo’n wond nog steeds goed zichtbaar. En een recente (ook van 18 februari) grote wond is ontstaan in de Cedrus deodara uit 1930. Op ongeveer 10 meter hoog is een van drie hoofdtakken (eigenlijk meer drie stammen) uitgebroken. Het was ons nog niet eerder opgevallen maar ze zaten op één hoogte voor een flink stuk tegen elkaar aan. Nu een van de drie is uitgebroken zie je heel goed (beter met een telelens of verrekijker) dat in de ruimte tussen de takken iets moet zijn gaan wortelen. Een draderige massa kleeft nog aan de overgebleven stam. Geen idee wat dat geweest kan zijn. Het is vrijwel zeker weggewaaid maar gevonden hebben we het niet. Even dacht ik toen ik het weefsel zag zitten op de stam dat de Ceder adventief wortels had gemaakt in de oksel. Dat zou pas een interessante vondst zijn geweest!

Styrax japonicus verdient meer toepassing

Op de omslag van de tweede Arbor Vitae uit 2022 prijkt een foto van Styrax japonicus. Behalve de fraaie geurende bloemen is deze heester interessant omdat de bloeiperiode in juni duidelijk valt na die van de uitbundige voorjaarsbloeiers. De lijst van selecties is indrukwekkend, maar niet altijd is sprake van een meerwaarde boven de gewone zaailingen van de soort.

Het geslacht Styrax, de Storaxboom, telt volgens Plants of the World online 125 soorten. Veruit de meeste soorten komen voor in tropische gebieden vooral in Zuidoost Azië en in Zuid- en Midden-Amerika. China telt 32 soorten. De Naamlijst van Houtige Gewassen suggereert met vijftien soorten dat het geslacht ook in ons land in cultuur ruim vertegenwoordigd is. Naast S. japonicus is het aanbod echter beperkt tot hooguit vijf tot zes soorten.
S. japonicus is een brede heester of kleine boom tot maximaal 10 m hoog. Het blad is langwerpig ovaal en lang toegespitst. De bloeiwijzen zijn hangende trosjes met 3 tot 8 licht geurende klokvormige witte bloemen. De 5 witte kroonbladen zijn aan de basis vergroeid. Ook de eivormige vruchten met blijvende rode kelk hebben sierwaarde. De soort is goed winterhard al kan late nachtvorst soms bladschade geven. Het natuurlijke areaal van S. japonicus omvat grote delen van China en verder Japan en Korea. De introductie in Engeland gebeurde in 1862 door Richard Oldham vanuit Japan. Uit China introduceerde de Franse missionaris Paul Farges in 1898 S. japonicus var. fargesii. Deze introductie heeft groter blad en grotere bloemen. Met een duidelijke harttak wordt het ook een hogere boom dan S. japonicus.

De bloemknoppen van Styrax japonica
Foto: Piet de Jong

Cultivars
De extra sierwaarde van de selecties betreft de groeiwijze – opgaand of treurend, de roze bloemkleur, de grotere bloemen of het donkergekleurde blad. Volstaan wordt hier met enkele voorbeelden. S. japonicus ‘June Snow’ heeft een zuilvormige opgaande groeiwijze. Ze werd geselecteerd door Chris van der Wurff en is in Europa kwekersrechtelijk beschermd. De bekendste selectie met donker blad is S. japonicus ‘Evening Light’. Een andere cultivar met donker blad is ‘Purple Haze’ die volgens ervaringen van Albert Leemreize goed bestand is tegen late nachtvorst. De eveneens donkerbladige S. japonicus ‘Wespelaar’ kan een fraaie herfstkleur krijgen. S. japonicus ‘Pink Chimes’ is een selectie met roze bloemen. Voorbeeld van een treurvorm is S. japonicus ‘Fragrant Fountain’.

Andere soorten
De beperkte betekenis van de soorten die verder in cultuur zijn, wordt onderstreept door het feit dat er geen benaamde selecties van zijn. Styrax obassia is de soort die naast S. japonicus het meest in cultuur is aan te treffen. De soort verschilt van S. japonicus in het grotere afgeronde blad en de grotere trosvormige donzig behaarde bloeiwijzen. Het areaal komt grotendeels overeen met dat van S. japonicus, maar is in China beperkt tot het oosten. Een soort uit Centraal China die sterk gelijkt op S. obassia is S. hemsleyana. Een verschil is het blad met een spitse top. In 2017 werd in Engeland door de Royal Horticultural Society een Award of Garden Merit verleend.

Vruchten van Styrax japonica
Foto: Piet de Jong

S. officinalis is de enige soort van het geslacht in het zuidoostelijke Middellandse Zee gebied en Klein Azië. Van deze soort wordt al heel lang uit de bast storax of storaxbalsem gewonnen. Ook de bast van Liquidambar orientalis levert deze hars. Een onderscheid is wel dat die van S. officinalis de echte storax wordt genoemd en die van L. orientalis de valse. De geur van storax is aangenaam zoet, balsemiek en licht kruidig. In de oudheid al werd de hars gebruikt als wierook, voor het balsemen van de doden en in parfums. S. officinalis is in ons klimaat matig winterhard en vraagt een warme, beschutte standplaats.
S. americanus is een snelgroeiende en echt boomvormende Storax uit het zuidoosten van de VS. Ze groeit vooral op moerasachtige standplaatsen. De bloei is rijk met kleine witte klokjes. Van de overige soorten die soms worden aangeboden zijn te noemen de Chinese soorten: S. confusus, S. dysanthus en S. wuyuanensis.

Jan van den Brandhof, een bevlogen plantenkenner

Mijn naam is Jan van den Brandhof. Ik ben in 1952 geboren in Renswoude. Getrouwd met Mieke, vader van twee zoons en opa van vier kleinkinderen. Mijn ouders hadden een boerderij. Het was een gemengd bedrijf en ik hielp als kind al mee met onder andere het jongvee voeren. Toen ik iets ouder was mocht ik zelf de koeien melken. Ik had toen al veel belangstelling voor kamerplanten en vaste planten. Ik stekte vooral kamerplanten en scheurde vaste planten. Na de MULO stond ik voor de keus: landbouw- of tuinbouwschool. Omdat mijn belangstelling meer uitging naar de plantenwereld, koos ik voor de laatste: het werd de middelbare tuinbouwschool in Frederiksoord, waar ir. Jurriaanse directeur was. Het klikte meteen met hem. Ik had een passie voor planten en liep iedere dag in de schooltuin om bomen en vaste planten én hun Nederlandse en wetenschappelijke namen te leren kennen. Jurriaanse stimuleerde mijn enthousiasme voor planten en maakte de opmerking: ‘Ik wil dat je een keer in de krant komt. Je bent zo bezig met planten en je wilt ze zo graag leren kennen.’ Dat is ook gebeurd, met foto en al.
Aan zijn verzoek om de planten in de tropische kas op naam te brengen heb ik met plezier gehoor gegeven. Ik heb heel wat namen van planten moeten veranderen omdat ze niet onder de juiste naam stonden. Al vele jaren heb ik heel goed contact met Harry de Coo, de secretaris van de NDV, en we organiseren regelmatig samen dingen voor de NDV. Harry, die de verwaarloosde schooltuin In Frederiksoord renoveert, pleegt er elke maandagochtend met vrijwilligers onderhoud.

Jan van den Brandhof met op de achtergrond Tetrapanax papyrifer ‘Rex’
Foto: Ineke van Teylingen

School, studie en werk gericht op plantenkennis
Bij kwekerij Van Bergenhenegouwen in Huis ter Heide, gespecialiseerd in vaste planten en rotsplanten en bij rozen- en laanboomkwekerij Faassen-Houba in Tegelen heb ik stage gelopen toen ik in Frederiksoord op school zat. Tijdens mijn diensttijd in Nunspeet deed ik een opleiding voor administrateur in Kampen. Veel jongens gingen er ’s avonds op uit om te drinken in de kroeg. Ik studeerde liever en heb toen een opleiding tuintechniek gedaan om tuinontwerpen te kunnen maken en om te leren welke planten je in tuinen goed met elkaar kunt combineren. Omdat ik in dienst studeerde, kreeg ik veel korting op de lesboeken en op andere boeken over planten. Ik herinner me goed dat ik toen twee delen van Dr. B.K. Boom kocht: de Flora van gekweekte Kruidachtige Gewassen en de Flora van Kamer- en Kasplanten. Na mijn diensttijd heb ik nog anderhalf jaar gewerkt bij Faassen-Houba.
In 1975 kwam ik bij de NAKB, de Nederlands Algemene Keuringsdienst voor Boomkwekerijgewassen. Later fuseerde de NAKB met de NAKS (Siergewassen). De naam bleef NAKB. In 2000 weer een fusie, nu met de NAKG (Groentegewassen) en werd Naktuinbouw de nieuwe naam. De NAKB was een grote leerschool voor mij. Ik deed heel veel aan zelfstudie vanwege mijn passie voor planten. Boomkwekers stelden heel vaak vragen over planten, hierdoor leerde ik zelf ook weer. Een belangrijke leermeester was voor mij Gijs Arends, die technisch leider van de NAKB was. Mijn werk bestond vooral uit het keuren van boomkwekerijgewassen zoals laan- en sierbomen, vruchtbomen, sierheesters en sierconiferen, vaste planten en waterplanten. Verder uit import- en exportinspecties en het afnemen van audits. Tot 2017 heb ik bij de Naktuinbouw gewerkt. Daarbij heb ik veel boomkwekers ontmoet en met hen duurzame relaties opgebouwd.
Van 1980 tot 2000 heb ik me wat minder kunnen verdiepen in de plantenwereld omdat mijn vrouw en ik in die 20 jaar mensen met sociale en emotionele problemen hebben opgevangen in de voormalige pastorie naast ons huis in Hemmen. We woonden toen in de pastorie. Dat vroeg heel veel tijd en energie.

Prunus ’Mieke’ PBR ROYAL FLAME
Foto: Jan van den Brandhof

Passie voor Tilia, Prunus en Malus
Door de excursies en bijeenkomsten van de NDV leerde ik veel van andere dendrologen zoals Wim Janssen (vader van Hans, destijds Hortulanus Botanische Tuinen in Wageningen), Frans Fontaine, destijds Hoofd plantsoenendienst in Eindhoven en Harry van de Laar, sortimentsdeskundige uit Boskoop. Ook van de Britse botanicus, schrijver en Tilia deskundige Prof. Donald Pigott. Ik heb zijn boek Lime-trees and Basswoods A Biological Monograph of the Genus Tilia bestudeerd. Vanwege mijn kennis over het geslacht Tilia ben ik in het verleden gevraagd om zitting te nemen in het bestuur van het Nationaal Lindearboretum in Winterswijk. Daar is de grootste Tilia collectie van Europa (een NPC locatie) te zien is. De naambordjes zijn dit jaar vernieuwd. De komende tijd wil ik alles nog eens goed nalopen op eventuele fouten. Zes Tilia’s heb ik een naam gegeven: T. americana ‘Suus’, T. cordata ‘Mieke’, T. ×europaea ‘Hemmen, T. platyphyllos ‘Santje’, T. tomentosa ‘Mat’ en T. tomentosa ‘Wouter’. ‘Suus’ en ‘Santje’ moeten nog in de Naamlijst worden verwerkt. Naast Tilia zijn Prunus, met zijn rijke bloei en herfstkleur, en Malus mijn favoriete geslachten maar ik ben ook dol op vaste planten. In mijn voortuin stond jaren geleden ineens een nieuwkomer, een Prunus en zuiver wit bloeiend. De moeder is Prunus ‘Pandora’ en de grootmoeder P. ×yedoensis. Ik heb hem Prunus ‘Mieke’ pbr royal flame genoemd.

Tilia cordata ’Mieke’
Foto: Jan van den Brandhof

Actief bezig blijven en kennis doorgeven
Sinds vier jaar ben ik met pensioen. Ik heb meer tijd voor vrijwilligerswerk. Ik ben al vele jaren voorzitter van de Boomteeltstudieclub Opheusden. Wij hebben circa 175 leden. Door de studieclub heb ik veel contacten in binnen- en buitenland gekregen. We gaan regelmatig op excursie: eendaagse excursies in het binnenland en meerdaagse excursies in het buitenland. Je leert altijd door bij je collega’s in de keuken te kijken. Helaas gooit de coronapandemie deze jaren roet in het eten.
Daarnaast ben ik secretaris van de NPC (Nederlandse Planten Collecties). Deze club van collectiehouders is vrij constant qua aantal leden. Af en toe stopt er een collectiehouder en zo nu en dan komt er eentje bij.
De kasteeltuin in Hemmen is een vrijwilligersproject waar ik al 27 jaar veel tijd in steek. Als secretaris/beheerder van de Stichting Kasteeltuin Hemmen stuur ik meer dan dertig vrijwilligers aan. Van maart tot november werken we er elke maandagochtend met tien tot vijftien mensen. Daar tussendoor ben ik er ook nog vaak aan het werk met een of meer vrijwilligers. In de plantvakken staan rond de 600 verschillende vaste planten. Regelmatig worden er vakken leeg gemaakt en opnieuw beplant. Sinds dit jaar hebben we nieuwe, aluminium naamplaatjes. Er staat voldoende informatie op: geslachtsnaam, soortnaam, cultivarnaam, familienaam, Nederlandse naam en de handelsnaam. De Nederlandse Planten Collecties Hibiscus syriacus, Hibiscus sinosyriacus en Veratrum hebben hier een plek gekregen. De tuin is van 1 mei tot en met 31 oktober dagelijks geopend en is vrij toegankelijk, ook voor rolstoelhouders. Regelmatig komen er tuinclubs, afdelingen van Groei en Bloei en andere groepen op excursie.
Tijdens mijn werkzame leven en door de verschillende soorten van vrijwilligerswerk had en heb ik de mogelijkheid om veel kennis over te dragen aan vakmensen en liefhebbers. Mijn contacten in de plantenwereld hebben me veel opgeleverd, het is fijn om zoveel gemotiveerde mensen te kennen. Ik geniet er elke dag van.