Categorie archieven: Arbor Vitae

De Euonymus carnosus ‘Red Wine’

De Euonymus carnosus ‘Red Wine’ staat nu ongeveer 15 jaar in onze tuin. Voor het eerst zag ik hem bij Willie Spierings en ik heb bij hem dit exemplaar gekocht. Op eigen wortel groeit hij uit tot een wijdvertakte heester. Willie Spierings heeft hem geënt op een hoogstam van Euonymus europaeus en daardoor kan je er onderdoor lopen. Dat is ook nodig, want ik heb hem geplant naast het toegangspad naar ons huis.

Euonymus carnosus ‘Red Wine’
Foto: Jules Klees

In het voorjaar loopt hij uit met leerachtige, glanzende bladeren van gemiddeld 10 tot 12 cm lang. Vanaf begin juli begint hij te bloeien met tot 20 mm grote, roomkleurige bloemen en hij is rond 15 juli op zijn mooist in bloei. Geen andere Euonymus kan dat evenaren. De bloei houdt zeker een maand aan en bij het verbloeien veranderen de meeldraden in vleeskleurige puntjes, vandaar zijn soortnaam carnosus (vleeskleurig). Ongeveer half september begint de rode kleur in het blad te komen. De vruchtdozen zijn dan al gemiddeld 15 mm groot en worden dan prachtig roze. Midden oktober is de herfstkleur op zijn mooist en het blad, maar ook de vruchtdozen, blijven tot ver in december aan de plant zitten. De roze vruchtdozen met oranje bessen en zwart mierenbrood gaan begin november open en zijn dan tot 20 mm uitgegroeid. De oranje bessen vallen minder op dan bij andere soorten. Het gevallen blad blijft tot ver in de winter wijnrood op de grond liggen en de vruchtdozen die op het pad vallen, verraden dat de postbode de tuin in komt door het knisperende geluid van het kapottrappen hiervan onder zijn schoenen.

De roomkleurige bloemen
Foto: Jules Klees

In 2013 hebben Piet de Jong en Henny Kolster een boekwerk uitgebracht geheel geweid aan het geslacht Euonymus. Hierin wordt beschreven dat Euonymus carnosus voorheen de naam Euonymus grandiflorus had en in 2005, door de rood verkleurende meeldraadpunten (vleeskleurig), naar Euonymus carnosus is vernoemd. Zelf vind ik grandiflorus veel toepasselijker en begrijpelijker, maar waarom zal je het ‘makkelijk’ maken als het ook ‘moeilijk’ kan. Ik heb de boom nog onder de naam Euonymus grandiflorus ‘Red Wine’ gekocht. Vier jaar geleden kocht ik er nog één voor de tuin van museum Hofland te Laren. Wim van Vliet, lid van onze vereniging, heeft ook drie maal bij Willie Spierings een Euonymus grandiflorus of E. carnosus gekocht. Allemaal zijn ze verschillend, maar geen van allen is zoals de eerste die ik heb gekocht. Eén exemplaar draagt rijk bes maar heeft korte bladeren, de andere twee hebben lange bladeren en dragen weinig of niet. Degene die ik in de museumtuin heb geplant, bloeit tot op heden nog niet, maar heeft wel lange bladeren en ze zijn minder hard dan die in onze tuin. Als ik de foto’s bekijk in het werk van Piet de Jong en Henny Kolster, dan komt mijn exemplaar het meest overeen met Euonymus carnosus ‘Trompenburg Lustre’. Kijk ik op Google dan komt geen foto overeen met mijn exemplaar die zo rijk bloeit en vruchten geeft. Typ ik Euonymus carnosus ‘Trompenburg Lustre’ in, dan krijg ik foto’s van de plant met korte bladeren van de site van Henny, in tegenstelling tot de foto in het boek van Piet en Henny. Typ je alleen Euonymus carnosus in dan krijg je een Engelse site met een rijkbloeiende bloem, maar geen rode meeldraadpunten. Misschien wel rood wordend bij verbloeien. Esveld noemt nog een Euonymus carnosus ‘Belmonte’, geen foto en geen bijzondere beschrijving. Maar typ je deze naam op Google in, dan zie je drie foto’s met verschillende lengtes van blad en weinig of geen vruchten. Wat is waarheid? Ik ben in ieder geval erg blij met mijn rijkbloeiende en besdragende ‘vlezige spindelboom’, zoals de Engelsen hem noemen.

De roze vruchtdozen
Foto: Jules Klees

Dipelta yunnanensis, een soort met een hardnekkig synoniem

Op de omslag van de tweede Arbor Vitae van 2023 staat een fraaie bloem met opvallende oranje keel. Het is één van de drie soorten van het geslacht Dipelta en de enige waarvan het areaal nog buiten China verbreid is. Van dit laatste wordt echter door Flora of China geen melding gemaakt. De andere twee soorten zijn D. elegans en D. floribunda.

Dipelta behoort tot de familie van Caprifoliaceae en is nauw verwant aan Kolkwitzia, Linnaea en Weigela. De naam Dipelta wijst op de discusachtige vleugeltjes aan de basis van de vruchten. Het betreft de uitgroei na, of al voor de bevruchting, van twee van de vier steunblaadjes aan de basis van het vruchtbeginsel. De vruchten lijken sterk op die van de Iep. Opvallend is de geografische verspreiding van de drie soorten in China. Ze komen allen voor in de noordwestelijke provincies Gansu, Shaanxi en Sichuan. Alleen het areaal van D. elegans is beperkt tot deze drie provincies. D. floribunda komt verder voor in vier provincies van Centraal China en D. yunnanensis in drie provincies in het zuidwesten van China. Het areaal van D. yunnanensis is zuidelijker nog verbreid tot in het noorden van Myanmar. De drie soorten verschillen het meest opvallend in de bloemen. Bij D. yunnanensis steekt het nauwe deel van de kroonbuis niet boven de kelkbladen uit. Bij D. floribunda is de uitstekende nauwe kroonbuis juist heel karakteristiek. Tijdens de bloei groeien de steunblaadjes onder het vruchtbeginsel bij D. floribunda al uit en bedekken de kelkbladen. Bij D. yunnanensis is dat niet het geval. De kelkbladen van D. elegans zijn tot 2/3 van de lengte vergroeid en de kroonbladen alleen aan de basis. Opvallend bij deze soort zijn de tot 40 mm grote vleugels van de vruchten die evenals bij D. yunnanensis pas na de bloei uitgroeien. Vergeleken met de andere soorten is D. elegans een kleine heester die tot 2 m hoog kan worden. De soort is bedreigd en waarschijnlijk nergens in cultuur, want op internet zijn er geen foto’s te vinden. D. floribunda wordt tot 6 m hoog en heeft geurende bloemen. De eerder als soort beschreven D. wenxianensis wordt thans als varieteit van D. floribunda beschouwd.

Dipelta yunnanensis
Foto: Ronald Houtman

D. yunnanensis en D. ventricosa
In de Naamlijst van Houtige Gewassen vind je, evenals in Bean Trees and Shrubs en op veel websites, de soort D. ventricosa naast D. yunnanensis. Dendrologie van de Lage Landen vermeldt alleen D. ventricosa. D. yunnanensis werd in 1891 beschreven door Franchet op basis van een door Delavay in 1886 in Yunnan verzameld herbarium. De introductie vond plaats in 1910. De introductie van D. ventricosa vond in 1904 plaats door Wilson, met materiaal uit Sichuan. Hemsley beschreef de soort in 1908. Bean geeft van beide soorten een uitgebreide beschrijving, maar echte verschillen komen daar niet bij naar voren. Wel hebben de bloemen van D. ventricosa een sterkere roze kleur die in afbeeldingen op internet zelfs donkerrood kan zijn. In Flora of China is D. ventricosa een synoniem. Plants of the World Online heeft zelfs geen vermelding. De hardnekkigheid om D. ventricosa als aparte soort te beschouwen, heeft mogelijk te maken met de eerdere introductie door Wilson.

Dipelta floribunda
Foto: Ronald Houtman

Dipelta ingelijfd door Linnaea
In 2013 publiceerde Maarten J.M. Christenhusz in Phytotaxa (125 (1): 25–32) een opzienbarend artikel met de wat vage titel: ‘Twins are not alone: a recircumscription of Linnaea (Caprifoliaceae)’. Op basis van de reductie van de bloeiwijzen tot een tweetal bloemen, maar vooral door de monophyllie (gezamenlijke voorouders) bracht hij het geslacht Dipelta en verder o.a. Abelia (zonder sectie Zabelia) en Kolkwitzia onder in het geslacht Linnaea. Dit geslacht telde nu 13 soorten. Daarin is Dipelta floribunda nu Linnaea dipelta, D. elegans L. elegans, D. yunnanensis L. yunnanensis en Kolkwitzia amabilis L. amabilis. De auteur merkte op dat het wel schrikken zou zijn voor de tuinbouw en inderdaad: op internet zie je nog weinig navolging. Ook de Naamlijst van Houtige Gewassen houdt zich koest.

Het grote bladerboek

Weer een bomenboek, maar nu geschreven vanuit een niet vaak gehanteerde invalshoek: de bladeren. Het boek laat in vijftig verhalen de bladeren van boomsoorten de revue passeren met als doel om op een andere manier tegen bladeren en bomen aan te kijken. Naast een beschrijving van de kenmerken van de bladeren is er aandacht voor het determineren, de gebruiksmogelijkheden als bouwmateriaal, de medicinale werking en het gebruik als voedsel. Ook verdedigingsmechanismen van bomen en de bevruchting door insecten en ook boomprimaten worden besproken.

Voorbeelden van bomen die worden beschreven zijn de Sassafras, Dioon edule (de Mexicaanse palmvaren) en Ravenala madagascariensis (de Reizigersboom). Van de bladeren van de Sassafras is olie te winnen, een smaakstof die inmiddels vanwege gebleken giftigheid wordt afgeraden. Sap van de boom werkt abortief en ook sassafrasthee wordt niet meer gedronken. Dioon edule, is inheems aan de oostkust van Mexico. De zaadknoppen worden gegeten en de bladeren gebruikt als dakbedekking. De varen wordt, net als de meest andere palmvarens, bedreigd door illegale handel en inperking van het oorspronkelijke leefgebied. Ravenala madagascariensis is een wonderlijke plant en afkomstig van Madagaskar zoals de naam al aangeeft. De grote bladeren liggen in één vlak, vormen een grote waaier en zijn oostwest gericht, de reden waarom de boom Reizigersboom wordt genoemd. De bloemen worden bestoven door lemuren (halfaapjes) en vleermuizen die op het nectar in bloemen afkomen. Ook de Reizigersboom wordt in zijn bestaan bedreigd, maar hier is het uitsterven van de halfaapjes de oorzaak.

Een aanzienlijk deel van de wilde boomsoorten die genoemd worden, waarbij ook een kwart van de boomvarens, dreigt door het kleiner worden en de afnemende kwaliteit van hun habitat, uit te sterven. Deze verontrustende constatering wordt regelmatig genoemd bij de behandeling van de vijftig boomsoorten.

Het grote bladerboek is een boeiend, leerzaam en gemakkelijk te lezen boek.

Crowley, D. en Justice, D. (2022).
Het grote bladerboek.
Uitgeverij J.M. Meulenhoff,
Amsterdam.
ISBN 9789029096560.
Prijs: € 24,99