Categorie archieven: Arbor Vitae

Bomenlanen. Over de onlosmakelijke relatie tussen bomen en wegen

In dit nieuwe bomenboek, in maart 2022 uitgekomen, wordt er in het voorwoord op gewezen dat vaak wordt gezegd dat de bomen te dicht op de weg staan en dus te dicht op het langsrazende verkeer. Planning van bomenkap is dan vaak het gevolg, zonder aandacht te schenken aan de vele waarden die bomen vertegenwoordigen. De dertien hoofdstukken, die los van elkaar te lezen zijn, zijn geschreven door experts, wetenschappers en beleidsmakers die zich dagelijks met bomenlanen bezighouden. De onderwerpen kunnen bijdragen aan de dialoog tussen verschillende belanghebbenden. Inzet is de bescherming van bomenlanen. Niet star, maar met kennis, inzicht en creativiteit. Van groot belang in deze tijd van klimatologische verandering. De hoofdstukken beschrijven onder andere bomenlanen in Nederland en in het buitenland, de relatie met verkeer en biodiversiteit, de waarde van de lanen als groen landschappelijk erfgoed en bomenlanen in stedelijk gebied. Ook wordt in een aantal hoofdstukken ingegaan op het ontwerpen, verjongen en inrichten van de berm.

De aanleiding voor het samenstellen van dit boek komt voort uit de toenemende maatschappelijke discussies van de laatste jaren over de kap van grote aantallen bomen langs N-wegen. Men beschouwt de N-wegen als onveilig, maar op basis van jaarlijkse cijfers over verkeersongevallen blijkt echter dat bomen langs N-wegen niet de belangrijkste oorzaak zijn van veel ongelukken.

In de 20e eeuw is door verbreding en uitbreiding van wegen, de vernietigende werking van twee wereldoorlogen, het verlies van bomen door de Ruilverkavelingswet, bosbranden en iepenziekte het areaal oude(re) bomen behoorlijk ingekrompen. In het licht van de wereldwijde klimaatcrisis leren we steeds meer over de bijdragen die bomenlanen genereren op het gebied van ecologie en microklimaat. Maar ook vanuit de cultuurhistorie hebben bomen waarde. Er moet een herwaardering komen van de status van bomen en een nieuwe kijk op omgevings­bewust ontwerpen.
Uit onderzoek blijkt dat een berm van twee meter en breder, bij een niet te drukke weg, al een positief effect kan geven aan het insectenleven en de biodiversiteit. Echter als een berm wordt gebruikt als parkeerplaats kan dit de bodem verdichten en kunnen de boomwortels niet meer in de grond doordringen met alle gevolgen van dien. Een brede berm (ca vijf meter) heeft ruimte voor struiken, kruiden, bloemen en vruchten die een variatie aan insecten en vogels aantrekken, terwijl kleine zoogdieren de struiken als rust- en slaapplaats kunnen gebruiken.
Risicospreiding bij nieuwe aanplant van bomen is noodzakelijk. Soortenvariatie wordt aangeraden zodat bij ziekte(s) niet alle bomen gerooid hoeven te worden. Aanplant van verschillende boomsoorten trekt meer verschillende flora en fauna aan en voor de boomgroei bevorderende bomenschimmels. Elke bomenlaan vormt een biotoop. In een Eikenlaan leven andere soorten dan in een Lindenlaan. Bermbeheer moet meer aandacht krijgen. Bij afgraven worden de voedingsstoffen van de bomen weggenomen. Afgraven en een vervangend kruidenmengsel aanbrengen is een foute werkwijze. Organisch materiaal in de bodem is van essentieel belang voor bomen.
Het boek is zeer leesbaar, informatief en rijk geïllustreerd met afbeeldingen van oude tekeningen en schitterende foto’s van bomenlanen. De verwijzing naar de geraadpleegde literatuur is indrukwekkend.

Bomenlanen is een uitgave van TU Delft en de Bomenstichting. ISBN 978-94-6384-314-0, prijs 29.50 excl. verzendkosten. Voor meer informatie
https://www.bk.tudelft.nl/ of
https://www.bomenstichting.nl/.

Gert Fortgens, 30 jaar werkzaam in Trompenburg

Mijn naam is Gert Fortgens, in 1956 geboren in Haarlem vlakbij de Haarlemmerhout. Dat is het oudste groene Rijksmonument van Nederland, zo’n 60 ha groot. Ik heb daar veel in het bos gespeeld. Maar ook in de Amsterdamse Waterleidingduinen was ik vaak te vinden. In mijn mavo-tijd was ik dol op beestjes en wilde ik verder in de biologie. Kennissen van mijn ouders lieten een folder zien van de tuinbouwschool in Boskoop en ik heb daar toen een introductiedag meegemaakt.
Op mijn 17e ging ik naar die RMTS (middelbaar onderwijs) in Boskoop en ik kon via een voorbereidend jaar door naar de RHSTL (hoger onderwijs). Ik twijfelde nog even tussen de lerarenopleiding biologie of toch maar de RHSTL. Het werd het laatste met als vakken ontwerpen, techniek en beheer. Beheer had met sortiment te maken, dat stond me wel aan. Voor mijn examen moest ik een beheersplan maken voor het Baarnse Bos, de overtuin van Paleis Soestdijk, met daarin verwerkt het ontwerp en de geschiedenis van het bos, de tuinkunst en het aangeplante sortiment. De tuinbaas leidde me rond en wees me met name op de schitterende berceaus.

Gert Fortgens in de Hostalaan.
Foto: Ineke van Teylingen

Werken, leren en innoveren
Na mijn examen heb ik een tijdje gewerkt bij recreatieschap Brielse Maas. Hierna kreeg ik een baan bij het Proefstation in Boskoop en heb ik negen jaar op de afdeling sortiment met Harry van de Laar mogen werken. In die tijd is de eerste Naamlijst van houtige gewassen een feit geworden, samengesteld door Harry. Toen in Wageningen het sortimentsonderzoek aan vaste planten stopte, werd dat in Boskoop opgepakt. Ik heb toen vaste planten onderzocht, maar ook Clematis montana, Deutzia, Fothergilla, Ligustrum en Philadelphus. Gewone heesters, maar door er intensief mee bezig te zijn, heb ik ook die leren waarderen. Vooral het Ligustrum onderzoek was voor mij een eyeopener. Hierna werd de Naamlijst voor vaste planten opgepakt, door Harry en mij samengesteld. Ik kon mee met een studiereis van de Vereniging Vaste Plantenkwekers naar tuinen en kwekerijen in Engeland.

Hostalaan met Azalea mollis ‘Satan’, Boshyacinten en Rhododendrons. Foto: Gert Fortgens

Dick van Hoey Smith, beheerder van Arboretum Trompenburg, was in die periode 70 jaar geworden en vond het tijd om rustiger aan te doen. Hij vond dat ik zijn plek op Trompenburg moest innemen. Na familieberaad, Trompenburg was toen nog particulier bezit, kwam ik in 1992 in dienst. Dick was een echte bomenman, hij keek altijd omhoog en had weinig op met vaste planten. Wat mij opviel toen ik er begon was dat er bijna geen ondergroei was aangeplant. ’s Winters waren de plantvakken zwart, ik vond dat daar verandering in moest komen. In 1992-1993 was ik bestuurslid bij de Hostavereniging. Men wilde graag een plek om een referentiecollectie van Hosta’s aan te planten. In Trompenburg was er genoeg ruimte en werd de ‘lange laan’ omgedoopt in ‘Hostalaan’. Er zijn meer dan 700 Hosta’s geschonken door verschillende kwekers. De Hostacollectie is nu een onderdeel van de NPC (Nederlandse Planten Collecties).
Toen het Proefstation fuseerde met Lisse en uit Boskoop wegging, stonden er in de proeftuin onder andere nog collecties van Deutzia, Hibiscus, Ligustrum en Philadelphus en andere planten die Harry uit Japan en China had meegebracht. Met de bedoeling om meer kleur in de tuin te krijgen, zijn die planten naar Trompenburg verhuisd. Intussen waren de Overtuin en het Excelsiorgedeelte erbij gekomen. Ik heb toen een ontwerp gemaakt zodat de planten ruimte hadden om te groeien.

Inspirerende bomen- en plantenkenners
Ik heb het geluk gehad dat ik met Harry van de Laar heb samengewerkt, hij was een innemend én inspirerend persoon. Maar ook van Roy Lancaster en NDV mannen als Piet van der Bom, Ilsink sr., Frans Fontaine, Pierre Lombarts en Dick Pols heb ik veel geleerd.
In Trompenburg staat ook de Quercus collectie (NPC). Dick van Hoey Smith kon boeiend over Eiken vertellen, je leerde daar veel van.
Vaste planten horen ook bij mijn favorieten. Het is leuk om ze op je reizen in het wild tegen te komen. Ik hou van het groene leven en sta altijd aan. Ik ervaar het als geluk als ik op het goede moment op de juiste plek in een tuin ben en daar dan iets bijzonders zie.
In de plantenwereld heb ik heel veel leuke mensen ontmoet en is het leuk om te krijgen en te geven. Er zijn zo veel mensen die veel weten en bepaalde specifieke kennis willen delen. Ik zelf geef hier graag rondleidingen om over de planten te vertellen. En waarom dezelfde planten in diverse werelddelen voorkomen. Lezingen voor de NDV voorbereiden is voor mezelf ook heel leerzaam. Veel boeken op tafel om zoveel mogelijk te kunnen vertellen. Ik waardeer het dat de vakwereld zo betrokken is bij het arboretum. We hebben veel waardering gekregen, mede omdat we gekozen hebben voor een tuin. We hebben nooit de cultivars eruit gegooid. Verandering van het sortiment is van belang, het publiek waardeert ook de nieuwe aanwinsten. Ook uit de hoek van de vasteplantenkwekers is er veel support. We zijn gezamenlijk, vakmensen en tuin, bezig de planten te laten zien.

Lunaria rediviva, Overblijvende Judaspenning, tussen en onder Rhododendron en bomen.
Foto: Gert Fortgens

Groene genen
Het verbaasde me altijd wel dat ik zo dol was op groen. Van huis uit kreeg ik daar niet zoveel van mee, mijn vader was zilversmid. Tot ik op een dag een doos boeken kreeg van mijn oom. De doos was van mijn grootvader van moeders kant uit Haarlem die ik nooit heb gekend. Hij is in 1944 overleden. Hij bleek een bloemenzaak gehad te hebben en deed tuinaanleg. In de doos zaten plantenboeken uit 1925, 1930 enz. en schetsen met ontwerpen van tuinen! Mijn eigen opa, en dat ik dat nooit goed beseft heb. Het gaat zoals het gaat. Als mijn ouders niet toevallig die folder van Boskoop hadden gezien, had ik hier niet gezeten.

Ligustrum tschonoskii ‘Little Thomas’ op het keuringsveld van het Proefstation Boskoop. Foto: Gert Fortgens

Kronkelzuileiken of Zuilkronkeleiken

Je hebt wel eens dat er kort na elkaar óf vrijwel tegelijkertijd van die dingen gebeuren dat je denkt: is dit toeval? Zoiets heb ik recentelijk gehad. Ik had een ontmoeting met een opmerkelijke Zuileik. Toevalligerwijs kwamen er kort daarna vragen binnen van diverse personen, zowel mondeling, per e-mail als per Whatsapp. De vraag betrof telkens een andere Zuileik. Nu is het bij velen van ons bekend dat er heel wat verschillende Zuileiken in omloop zijn. Van de Zomereik (Quercus robur) zijn er ooit redelijk wat selecties met opgaande takstand benaamd. Soms tref je zo’n exemplaar aan ergens in een botanische tuin of park. In de lijst met cultivars van de Zomereik op de website Oaknames (http://www.oaknames.org/) zijn er sowieso al een twintigtal * namen van oude Zomereikenselecties die beginnen met Fastigiata. Er zijn er daarnaast nieuwe bijgekomen met een opgaand model maar dan met een naam in een moderne taal. Voor al deze Zuileiken is een groepsnaam in het leven geroepen: de Fastigiata Group (Group liefst in het Engels). Zo is de mooie smalle Zuileik die in Nederland veel wordt toegepast begonnen onder de naam Q. robur ‘Fastigiata’ Type Koster. In de Naamlijst van Houtige Gewassen heeft Harry van de Laar destijds voorgesteld hier de naam Q. robur ‘Fastigiate Koster’ van te maken. Let op: met fastigiate eindigend op een E en Koster als deel van de cultivarnaam. Zo was de naam acceptabel volgens de regels die bestaan voor het geven van cultivarnamen. Maar naast dit mooie type met strak opgaande takken zie je regelmatig ook eiken met opgaande kronkeltakken. (foto 1) Het model op latere leeftijd doet vermoeden dat ze zijn begonnen als slanke bomen maar met de jaren is de kroon uitgezakt (vergelijkbaar met bijvoorbeeld de zuilvorm van de Haagbeuk). Wat zijn dat dan? Soms ook staat er in een wegbeplanting een hele rij Zomereiken waarbij een enkeling een meer opgaande takstand heeft. (foto 2). Ook wel zijn er soms verschillende types naast elkaar aangeplant. Ik ga er van uit dat dat een verwisseling bij levering of bij inboet van de bomen is geweest (foto 3). Maar hoe heten ze?

Foto 1. Quercus robur, Kronkelzuileik.
Foto: Gert Fortgens

Foto 2. Quercus robur, Kronkelzuileik.
Foto: Gerard Wever
Foto 3: Zuileik en Kronkelzuileik.
Foto: Gert Fortgens

Waar komen toch al die verschillende Zuileiken vandaan en waarom is het zo moeilijk ze te identificeren? Een hele oude Zuileik staat in Duitsland bij het dorp Harreshausen. Naar verluidt is deze boom al zo’n vierhonderd jaar oud en hij wordt daar in Duitsland gezien als de stamboom van de thans gekweekte Zuileiken (hetzij geënt of uit zaad). Hoe zeker dat is, valt moeilijk te zeggen want er schijnen ook van nature in zuidwest Frankrijk Zomereiken met een opgaande takstand voor te komen. Daar zal dan ooit óók wel van zijn vermeerderd. Bij vermeerdering uit zaad is het niet alleen mogelijk dat de zaailingen nogal variëren in de mate van opgaandheid, ook variatie in bladvorm (en bladkleur) kan hier ontstaan. Vandaar dat er al meer dan honderd jaar geleden het hierboven genoemde twintigtal namen beginnend met Fastigiata voor Zomereikenselecties bestond. De meeste van deze selecties zullen in de loop der jaren verdwenen zijn uit de cultuur. Van een paar plaatsen weet ik dat er bomen staan met de namen ‘Fastigiata Cupressoides’, ‘Fastigiata Oxyacanthifolia’ (foto 4) en ‘Fastigiata Tortuosa’. Hopelijk zijn dit geënte nakomelingen van de oude selecties. En wie weet, ergens in een vergeten hoekje van een park of arboretum ergens in Europa, zou er misschien nog wel een geënte nakomeling van die anderen, liefst voorzien van een naambordje, kunnen staan. Het is aannemelijk dat men destijds ook is gaan zaaien voor de vermeerdering, met als gevolg een enorme variatie aan groei- en bladvormen. Daar zijn door kwekers dan weer de mooiste typen uit geselecteerd die al gauw de naam van het bedrijf meekreeg. Zo is ‘Fastigiate Koster’ (foto 5) bij kwekerij Koster in Boskoop geselecteerd en ook kwekerij Lombarts in Zundert had een eigen type (foto 6 Type Lombarts) die afweek van de Zuileik van Koster door een wat slingerende tak.

Foto 4: Quercus robur ‘Fastigiata
Oxyacanthifolia’ uit Kew Gardens.
Foto: Gert Fortgens
Foto 5: Quercus robur ‘Fastigiate Koster’.
Foto 6: Quercus robur ‘Fastigiata’
Foto: Gert Fortgens

Het was dus lastig de vragen die mij werden gesteld over die Zuileiken te beantwoorden met een juiste cultivarnaam. Maar dat het opmerkelijke bomen zijn, is wel duidelijk!