Categorie archieven: Dendrovaria

Vergelijking van lijsten met boomsoorten voor biodiversiteit

Elke kweker, landschapsarchitect, tuinontwerper of stedelijk groenbeheerder kent het fenomeen: de sortimentslijst. Stel dat je een lijst wilt opstellen met daarop alleen die bomen die goed zijn voor de biodiversiteit in Nederlandse gemeenten. Je noemt die lijst ‘de groene lijst’. Dat schept natuurlijk de nodige verwachtingen. In hoeverre is dat waar te maken?

In de derde Arbor vitae van 2024 staat een artikel over het Register ecologische bomen van de gemeente Leiden1. Het betreft een lijst met meer dan 1600 boomsoorten gerangschikt naar ecologische waarde voor de biodiversiteit. Op pagina 18 en 19 schrijft Gert Fortgens een recensie over dat register. Voor dit artikel kies ik een aanvullende invalshoek: een vergelijking van dat register met de lijsten van de stichting Natuur & Milieu, alsook met de informatie uit de in 2024 gelanceerde digitale Bomentabel2. Deze vergelijking levert opmerkelijke verschillen op. Voer voor discussie dus.

Zomereik: niemand betwijfelt opname van deze boomsoort op de groene lijst.
Foto: Eduard Groen

Groene en zwarte lijst van Natuur & Milieu
In december 2023 publiceerde de stichting Natuur & Milieu een groene en een zwarte lijst met boomsoorten3. Soorten die niet op deze twee lijsten voorkomen, vormen een niet ingevulde restcategorie, een grijze lijst.
Op de groene lijst staan behalve alle soorten die behoren tot de geslachten Malus en Ulmus, ook 96 soorten uit andere geslachten. In totaal ruim meer dan 100 boomsoorten. Op de zwarte lijst staan 33 boomsoorten, zoals de door de Europese Unie verboden Hemelboom (Ailanthus altissima).
Het publiceren van deze lijsten ging met de nodige publiciteit gepaard. Het doel hierbij van Natuur & Milieu is duidelijk: gemeenten moeten in de openbare ruimte bij voorkeur boomsoorten aanplanten van de groene lijst en ophouden met het aanplanten van boomsoorten op de zwarte lijst. Dat is nogal een claim. Is deze claim terecht?

Opmerkelijke verschillen
Vergeleken met het Leids Register ecologische bomen is ten eerste opmerkelijk dat van de 96 soorten in de groene lijst 16 boomsoorten in de gemeente Leiden niet aangeplant mogen worden (zie tabel 1). Ten tweede mogen in Leiden bepaalde soorten en cultivars van het geslacht Ulmus niet aangeplant worden (zie tabel 2). Ten derde valt op dat van de 33 boomsoorten op de zwarte lijst van Natuur & Milieu drie soorten staan die in de openbare ruimte van Leiden juist om reden van hun ecologische waarde bij voorkeur wél aangeplant mogen worden (zie tabel 3). Hoe is dit alles te verklaren?

Tabel 1 Een selectie van 16 boomsoorten uit de groene lijst van Natuur & Milieu, waarvan de biodiversiteitswaarde discutabel is
Toelichting: maten voor nectarbron of stuifmeelbron zijn zeer hoog, hoog, matig, gering en geen. De maat voor voedselbron voor vogels of kleine zoogdieren is wel of geen. Ecologische compatibiliteit wordt uitgedrukt in hoog, gemiddeld, laag, zeer laag of niet. In het Register ecologische bomen (REB) van de gemeente Leiden worden onder-scheiden: negatief (-1), geen waarde (0), zeer gering (0,5), gering (1), matig ()2, hoog (3) en zeer hoog (4). Die pun-tentoedeling wordt door de gemeente gebruikt om te berekenen of de biodiversiteit er in een gebied op vooruit- of achteruitgaat

 

Tabel 2 Selectie van drie soorten/hybriden uit het geslacht Ulmaceae, waarvan een hoge biodiversiteitswaarde in NL discutabel is

 

Tabel 3 Selectie uit de ‘zwarte lijst’ van Natuur & Milieu, waarvan een lage biodiversiteitswaarde in NL discutabel is

Hoe komt een soort op de groene lijst?
Een boomsoort op de groene lijst moet uiteraard goed zijn voor de biodiversiteit in Nederlandse gemeenten. De stichting Natuur & Milieu is daarvoor hoofdzakelijk4 te rade gegaan bij de in 2018 gepubliceerde 100-boomsoortentabel van Wageningen University & Research (WUR)5.
Die lijst bevat boomsoorten die een positieve bijdrage leveren aan klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit in de stad. Voor de bijdrage die bomen leveren aan biodiversiteit in Nederland zijn in de soortentabel drie criteria benoemd: (1) nectarbron voor insecten, (2) stuifmeelbron voor insecten en (3) voedselbron voor vogels en kleine zoogdieren, zoals bessen, zaden en noten. Een hoge score op één of meer van deze drie criteria is bepalend geweest voor het opnemen van de desbetreffende boomsoort in de groene lijst.

Digitale Bomentabel
De 100-soortentabel van WUR is in 2024 uitgebreid tot 359 boomsoorten. Het is een digitale bomentabel waarop kan worden gefilterd voor het kiezen van de best passende boomsoort op een bepaalde plek in de stad. Deze tabel heeft bovenop de drie eerdergenoemde criteria nog een criterium als maat voor biodiversiteit: ecologische compatibiliteit. Daarbij wordt ervanuit gegaan dat hoe dichter een boomsoort van nature in de buurt van Nederland voorkomt, hoe groter de kans is dat de lokale Nederlandse insectenpopulatie gebruik kan maken van deze soort.

Vier voorbeelden uit de groene lijst
Hoe heeft dit concreet uitgepakt? Uiteraard staan de welbekende inheemse boomsoorten op de groene lijst. Ik mis eigenlijk alleen de Euonymus europaeus (Wilde kardinaalsmuts), waarbij ter verontschuldiging kan worden aangevoerd dat je deze soort niet vaak in boomvorm tegenkomt.

In de groene lijst staan evenwel ook zestien boomsoorten waarvan betwijfelt kan worden of deze er terecht op staan (zie tabel 1). In het Register ecologische bomen (kolom REB in tabel 1) wordt aan deze boomsoorten een ecologische waarde nul toegekend of zelfs een negatieve waarde (schadelijk voor de biodiversiteit). Ter illustratie bespreek ik hieronder vier voorbeelden uit tabel 1 (nrs 1, 5, 12 en 14).
De eerste boomsoort in de groene lijst is Acer buergerianum (Drietandesdoorn). Uit de tabel is op te maken dat de hoge waarde als nectarbron blijkbaar van doorslaggevende betekenis is om deze boomsoort op te nemen in de groene lijst.
Een andere soort op de groene lijst is Alnus xspaethii. Voor deze soort is blijkbaar de hoge waarde als stuifmeelbron van doorslaggevende betekenis geweest voor opname.
Voor Quercus palustris (Moeraseik) heeft blijkbaar de positieve waarde als voedselbron voor vogels en kleine zoogdieren de doorslag gegeven om deze op te nemen.
Om Pyrus calleryana (Callerypeer) op te nemen op de groene lijst is de veronderstelde hoge tot zeer hoge waarde als nectar- en als stuifmeelbron bepalend geweest. De gemeente Leiden heeft de aanplant van deze soort juist absoluut verboden. Dit in verband met een verondersteld risico als invasieve exoot.

De geslachten Malus en Ulmus
Alle bomen uit de geslachten Malus en Ulmus hebben volgens Natuur & Milieu een zodanig hoge waarde voor de biodiversiteit dat zij op de groene lijst staan. In het Register van Leiden hebben een aantal soorten binnen het geslacht Ulmus evenwel een waardering nul of lager gekregen. Dat betreft soorten zoals Ulmus americana (Amerikaanse iep), U. japonica (Japanse iep) en U. pumila (Siberische iep), alsook soorthybriden zoals de Ulmus ‘Rebona en de Ulmus ‘Regal’. In totaal staan in het Leidse register 14 Ulmus-soorten en 62 Ulmus-soorthybriden en/of cultuurvarianten, waarvan er respectievelijk 5 en 19 zijn verboden.
In tabel 3 licht ik er drie soorten uit, die ook in de digitale Bomentabel voorkomen.
Mijn conclusie is dat het opnemen van alle soorten, cultuurvarianten en hybriden die tot het geslacht Ulmus behoren niet per definitie goed is voor de biodiversiteit. Dat geldt voor de drie in tabel 3 genoemde, alsook voor een aantal andere die nog niet in de Bomentabel zijn opgenomen.

De zwarte lijst
Op de zwarte lijst van Natuur & Milieu staan in ieder geval drie boomsoorten die discussie oproepen.
De Canadapopulier (Populus xcanadensis), het Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii) en de Witte abeel (Populus alba) zouden volgens de stichting Natuur & Milieu schadelijk zijn voor de biodiversiteit, terwijl deze boomsoorten in de gemeente Leiden juist staan aangeschreven als aanwinst voor de biodiversiteit. De boomsoorten staan op de zwarte lijst omdat zij een risico zouden vormen vanwege hun potentieel invasieve karakter in bepaalde gebieden in Nederland6. Misschien terecht, maar enige nuancering is dan wel op z’n plaats. De Witte abeel bijvoorbeeld, een soort die na de laatste ijstijd ons land al bijna op eigen kracht heeft bereikt7 en die sinds eeuwen is ingeburgerd, oogt vreemd op een zwarte lijst. Als deze boomsoort zich vanuit z’n natuurlijke verspreidingsgebied spontaan in onze contreien zou vestigen, wie zijn wij dan om dat te verhinderen.

Geografische context: de juiste plek
Kennis van de eigenschappen van boomsoorten is belangrijk, maar minstens zo belangrijk is kennis van de plek waar een boom kan groeien. De fysisch-geografische context voor bomengroei in bijvoorbeeld het noordwesten van Nederland is van een ander karakter dan die in het zuidoosten. En een hitte-eiland in het versteende centrum stelt andere functionele eisen dan een park aan de rand van de stad. In die zin is een groene lijst of een zwarte lijst voor Nederlandse gemeenten alleen met de nodige interpretatie en wijsheid te gebruiken. Regelgevende kaders, zoals het in de Omgevingsverordening verankerde Register ecologische bomen van de gemeente Leiden, zouden door andere gemeenten dan ook niet klakkeloos gekopieerd moeten worden. Het is zelfs de vraag of zo’n plaatselijk register wel genoeg rekening houdt met de verschillende groeiomstandigheden voor bomen die in een stad aanwezig zijn.

Het laatste woord
Over de biodiversiteitswaarden van de diverse boomsoorten in Nederland zal daarom het laatste woord ook niet zijn gezegd. Hoewel deskundigen van naam aan de totstandkoming van de verschillende in dit artikel besproken lijsten hebben meegewerkt, zijn de verschillen te opmerkelijk. Het zou goed zijn als diezelfde deskundigen elkaars lijsten becommentariëren. En ook dat andere deskundigen, waaronder leden van de NDV, de moeite nemen om zich erover uit te spreken. Ik sluit mij aan bij de woorden van Gert Fortgens om met name een bijdrage te leveren aan de verdere uitbreiding en onderbouwing van de weergegeven informatie in de digitale Bomentabel. De opstellers van het Register ecologische bomen en van de groene en zwarte lijst kunnen daarmee vervolgens ook weer hun voordeel doen.

Canadapopulier: op de zwarte lijst van Natuur & Milieu.
Foto: Eduard Groen

Noten
1 Jonker, R. en W. Moerland (2024), Het Leids Register ecologische bomen; welke bomen ondersteunen de biodiversiteit. Arbor vitae 3-34, blz. 24 – 26.
2 De data in de digitale Bomentabel zijn verzameld door Wageningen Research (eindredactie J.A. Hiemstra). https://bomentabel.nl
3 Natuur & Milieu (2023), Bomen voor biodiversiteit. Onderzoek naar bomen in Nederlandse gemeenten. https://natuurenmilieu.nl/app/uploads/Bomenonderzoek-Nederlandse-gemeenten-Natuur-Milieu.pdf
4 In het rapport staat dat hiervoor ook de website van de Bomenstichting is geraadpleegd. Uit het rapport blijkt verder niet op welke wijze dat is gebeurd.
5 Hiemstra, J.A. (2018), Groen in de stad: soortentabel. Wageningen University & Research. https://edepot.wur.nl/460540. De publicatie met de tabel is ook als poster uitgebracht.
6 De zwarte lijst is door Natuur & Milieu bepaald aan de hand van zes in het rapport ‘Bomen voor diversiteit’ genoemde bronnen, zoals de Unielijst en rapporten van de NVWA, Floron en Naturalis. Zie verder blz. 8 van dat rapport.
17 Zie o.a. https://forest.jrc.ec.europa. eu/media/atlas/Populus_alba.pdf” target=”_blank”>https://www.euforgen.org en https://forest.jrc.ec.europa.eu/media/atlas/Populus_alba.pdf

Het Leids Register ecologische bomen; welke bomen ondersteunen de biodiversiteit?

Bomen zijn belangrijke dragers van biodiversiteit in het stedelijk gebied. In een breed ecologisch advies aan het Leidse college van burgemeester en wethouders in 2019 wordt een bomenbestand met een grote ecologische waarde gepromoot. Met een grotere variatie aan inheemse boomsoorten kan de gemeente haar stadsnatuur versterken. Als richtlijn is een register met informatie over de ecologische waardering van diverse bomen opgesteld, zodat ontwerpers en beheerders daarmee rekening kunnen houden in de soortkeuze bij nieuwe bomen. De regels voor aanplant zijn vastgelegd in de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving van de Gemeente Leiden.

Totstandkoming
Het register ecologische bomen, vastgesteld in 2021, is in 2024 uitgebreid tot ruim 1.668 soorten en cultivars vanuit het sortiment van Boomkwekerij van den Berk. Collega-ecologen van de gemeente Den Haag onderzochten de ecologische compatibiliteit van bomen en struiken1. Daarbij werd uitgegaan van de algemene stelregel dat soorten uit de eigen omgeving beter aansluiten bij lokale voedselwebben. Een goede aanzet, die een verdere vertaling op soortniveau verlangt: er valt veel te kiezen in bomenland, gelet op alle hybriden en cultivars. In de Leidse beoordeling, uitgevoerd door de auteurs van dit artikel, zijn alle individuele boomsoorten gewaardeerd op ecologische potentie en ingedeeld in zeven klassen, lopend van -1 tot 4. De waardering is gebaseerd op literatuur, eigen veldkennis en externe expertise.

Naast biodiversiteit zijn er natuurlijk nog legio andere afwegingen te doen bij de aanplant van bomen. We noemen standplaats, grondwaterstand en de specifieke rol in klimaatadaptatie. Leiden heeft een hoge ambitie voor wat betreft biodiversiteit en staat geen bomen toe met waardering -1 of 0 en verlangt een aanplant van gemiddeld tenminste waardering 2. Daartoe zijn 933 soorten en cultivars beschikbaar in het Register ecologische bomen. Daarin vinden we tot nu toe voldoende keuze om ook deze andere afwegingen goed te kunnen maken, bijvoorbeeld voor wat betreft verharding en in termen van noodzakelijk boomkroonvolume. Het Register ecologische bomen wordt ook al bij andere gemeenten gebruikt waarbij andere toleranties worden gehanteerd. Het doel van het register is dan ook niet boomsoorten of cultivars uit te sluiten, maar juist een keuze voor biodiversiteit te vergemakkelijken.

Dwergmineermotten op Zwarte els (ecologische waardering 4). Herbivore insecten hebben vaak een bepaalde mate van specialisme, waarbij de larven alleen eten wat ze kennen.
Foto: Wouter Moerland

Ecologische functies
Het aantal biologische interacties van een boom met zijn omgeving kan groot zijn. Voor de totstandkoming van het register zijn de volgende relaties meegewogen:

  1. Bomen worden gegeten door dieren en zijn gastheer voor parasitaire (micro-)schimmels. Een uitgebreid gezelschap aan begeleidende fauna, denk aan wantsen, mijten en vliegen, vinden we voornamelijk bij inheemse soorten bomen;
  2. Bloeiende bomen zijn een bron van energie voor bestuivende insecten. Zweefvliegen, bijen en vlinders bezoeken bomen voor nectar en stuifmeel;
  3. Boomsoorten ondergaan ondergronds interacties met andere bodemorganismen. Aannemelijk is dat inheemse boomsoorten beter aansluiten bij het ondergrondse voedselweb dan uitheemse soorten;
  4. Vruchten en zaden van bomen worden gegeten door vogels en zoogdieren. Het gaat om een functie die (logischerwijs) seizoensmatig optreedt;
  5. Bomen bieden vogels en ongewervelde dieren schuil- of voortplantingsgelegenheid, door bijvoorbeeld een compacte en stekelige groeiwijze (Meidoorn), of een ruwe bast (Zomereik).

Afwegingen
Voor de functies 1 tot 3 is er een nadrukkelijke ecologische meerwaarde bij inheemse soorten. Tegelijkertijd is binnen dit spectrum ook een rijk aanbod aan cultivars c.q. kruisingen waarvan de ecologische functie minder bekend is. De eetbaarheid kan drastisch veranderen bij gerichte selectie, waardoor vraat minder optreedt. Ook kunnen cultivars steriel zijn. Cultivars c.q. hybriden zijn afzonderlijk beoordeeld, waarbij gelet is op steriele vormen, dubbele bloemen zonder zaden en vruchten en bladeren met sterk aangepaste bladvorm of -dikte.

Verder bestaat het verschijnsel dat inheemse fauna uitheemse bomen consumeren. Op vele soorten exoten is vraat door inheemse herbivoren te vinden. Vaak gaat het om generalistische dieren die uitheemse maar nauwverwant aan inheemse bomen accepteren. In de regel is de ecologische rol van exotische soorten relatief beperkt ten opzichte van de inheemse zustersoorten. En naast de kwalitatieve functie (diversiteit aan soorten), is er ook nog een factor als kwantiteit (frequentie van gebruik) waarmee rekening is gehouden. Een Eikenblaasmijnmot is nooit talrijk op een Amerikaanse eik; het zijn incidenten.

Tot slot zijn we ons bij deze theoretische exercitie ervan bewust dat het om de ecologische potentie gaat, eerder dan dat altijd de bedachte meerwaarde geleverd wordt. De standplaats van een boom is essentieel en bepaalt of en in hoeverre de biologische interacties ontstaan.

Bloeiende Gele treurwilg (ecologische waardering 4) in de Leidsche Hout. De Gele treurwilg is een kruising van de inheemse Schietwilg en de Chinese treurwilg (Salix babylonica). Hij is in trek bij bestuivers en planteneters.
Foto: Wouter Moerland

Hoe werkt het?
De Leidse ecologen gaven dit sortiment een ecologische waardering die van -1 tot 4 loopt. In totaal ontstaan er zeven klassen.

Waardering -1
Invasieve exoten of soorten die daarnaar neigen. Deze bomen mogen niet worden aangeplant in Leiden. Voorbeelden zijn de Amerikaanse eik, Pyrus calleryana en de Hemelboom.

Waardering 0
Soorten van buiten Europa, die nooit een verspreidingsgebied binnen Europa hebben gekend of Europese soorten die zeer weinig ecologische relaties hebben en waar meer waardevolle alternatieven voor bestaan. Voorbeelden zijn Amerikaanse soorten Acer en Platanus. Deze soorten mogen alleen worden aangeplant als er geen alternatieven bestaan voor de specifieke groeiplaats.

Waardering 0,5
Arcto-Tertiary geoflora. Soorten en groepen die voor en tussen de ijstijden voorkwamen in Europa en waarvan verwacht kan worden dat zij ecologische relaties ontwikkelen naarmate het verdere herstel van de ijstijden vordert. Deze soorten mogen met mate, (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden zijn: Liquidambar, Cercidiphyllum en Magnolia.

Waardering 1
Cultivars en hybriden van Europese soorten. Dit zijn vaak steriele cultivars of soorten die hier minder toepasbaar zijn. Vaak zijn er meer ecologisch waardevolle alternatieven voorhanden. Deze soorten mogen met mate (max 50% van een compensatieplan) worden aangeplant, maar worden niet aanbevolen. Voorbeelden: Alnus glutinosa ‘Laciniata’ en Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’.

Waardering 2
Meer waardevolle cultivars (bv. door hun toepasbaarheid in het stedelijk milieu), archeofyten en enkele ecologische exoten. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Malus cultivars, amandel en de verschillende kleur, treur- en opgaande vormen van onze inheemse soorten.

Waardering 3
Soorten en cultivars ecologisch waardevol. Deze soorten mogen worden aangeplant en krijgen de voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn: Spaanse aak en de Fladderiep.

Waardering 4
Soorten met een zeer hoge ecologische meerwaarde. Dit vaak door een combinatie van functies: waardplant én schuilplek of stekels én bessen. Deze soorten hebben sterke voorkeur bij compensatieplannen. Voorbeelden zijn de half exotische Treurwilg, Zwarte els, Een- en Tweestijlige meidoorn.

Katsuraboom (ecologische waardering 0,5) met Goudvink in wijk Groot Douwel, Deventer-Colmschate. Cercidiphyllum kent nu een relatief klein natuurlijk verspreidingsgebied in Japan en China. Fossiel is deze familie ook bekend uit Europa en Noord-Amerika. Goudvinken en ook sijzen vinden de zaden van deze boom bijzonder smakelijk.
Foto: Gerrit Hendriksen, Deventer Natuur blog.

Praktisch zonder dogma’s
Dit instrument wordt toegepast om bomen bij (compensatie)plannen te toetsen op hun ecologische functie. Binnen de enorme variatie aan soorten, is er ook voldoende keuze voor bomen in verharding. Voorheen veelvuldig geplante, maar weinig ecologische modebomen als gleditsia’s en amberbomen, leggen we zo aan banden zonder dogmatisch te worden. Zo zetten we een effectieve stap om te werken aan het versterken van de stadsnatuur.

Het register is vastgesteld door het college van B&W in Leiden en kan worden ingezien: https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2024-8930/1/bijlage/exb-2024-8930.pdf

Referentie:
1. Van den Hoorn, M. W., & Vogelaar, E. D. (2020). Ecologische compatibiliteit van bomen en struiken: Concept geeft handvatten aan groenbeheerders bij het planten. Vakblad Groen, jaargang 76(11), 16–19. https://denhaag.notubiz.nl/document/11500225/1/RIS312041_Bijlage_bij_beantwoording

  1. Roelant Jonker is beleidsmedewerker ecologie en bomen gemeente Leiden
  2. Wouter Moerland is beleidsmedewerker stadsecoloog gemeente Leiden en ecoloog Natuurhistorisch Museum Rotterdam, afdeling Bureau Stadsnatuur

Gele reuzenbamboe (Phyllostachys vivax ‘Aureocaulis’) op de voet gevolgd

Eind april zag ik ineens, een meter of twee naast ons bamboebosje, een aantal dikke bamboescheuten uit de grond steken. Dat was uiteraard niet voor het eerst. Maar deze keer besloot ik de groei van één zo’n scheut eens te gaan volgen. Ik zocht een lange lat van zo’n 2,50 m, bracht daar een cm-verdeling op aan en plaatste die naast het bamboegroeipunt. Vervolgens ging ik elke twee of drie dagen en op het laatst elke dag de hoogte bepalen en hield ik de gegevens nauwkeurig bij. De eerste weken ging dat probleemloos, maar toen werd mijn meetlat te kort.

Groepje bamboescheuten met naast de ‘uitverkoren’ scheut de meetlat (zie zwarte pijl)
Foto: Ineke Vink

De oplossing: meetlat aan de bamboe bevestigen en bij elke meting omhoog schuiven tot naast de top. Daar was al gauw een trapleer bij nodig. Op een gegeven moment werd de meetlat + trapleer te kort! Wat te doen? Ik schroefde er twee dunne latten aan vast en had zo een meetlat van iets meer dan zeven m. Dat was weer voldoende voor een aantal dagen. Maar uiteindelijk kwam de laatste meting op 8 juni, met de top van de bamboe op 9.60 m. De groei bleef nog doorgaan, maar ik kon jammer genoeg niet meer meten.

Daarna was het tijd om met de verzamelde gegevens aan de gang te gaan. Ik maakte een lengtegroeicurve en een groeisnelheidscurve. Per slot van rekening was ik ooit als wetenschapper begonnen met het bestuderen van de groei van ratten en cavia’s. In de grafiek valt op dat de groeisnelheid niet constant is. In de eerste week is dat 19 cm, in de 2e week 74 cm, in de 3e 140, in de 4e 230 en in de 5e week zelfs 377 cm. De laatste 5 dagen in juni was de groei enorm: gemiddeld 51 cm per dag, met als absolute uitschieter: 69 cm.

Close-up van een groeipunt van een bamboescheut
Foto: Ineke Vink

Opvallend is dat de gemiddelde groeisnelheid per dag nogal fluctueert. Ik geloof niet dat dat aan de manier van meten lag, die was elke keer identiek. Mogelijk had dat met het weer te maken: regenachtige dagen werden afgewisseld met warme, zonnige dagen. Heel erg jammer dat ik op het moment van meten niet ook de weersomstandigheden heb genoteerd!

Een ander opvallend verschijnsel: een flink aantal bamboescheuten stopt halverwege (of nog eerder) met groeien en sterft af. In het begin waren er zo’n 15 dikke bamboescheuten. Uiteindelijk zijn er daarvan maar zes doorgegroeid. Dat is trouwens een fenomeen dat ik elk jaar zie in ons bamboebosje. Ik heb geen idee waardoor of waarom dat gebeurt.

Op het laatst werd het meten steeds moeilijker
Foto: Ineke Vink

Nog iets wat mij opviel: de eerste twee dikke stengels kwamen in 2020, daarna waren er in 2022 vier stengels die doorgroeiden en nu in 2024, weer 2 jaar later, zijn er zes volgroeide stengels. In de literatuur is sprake van ‘on’ en ‘off years’ wat groei betreft. In een ‘on-jaar’ vindt dan de snelle lengtegroei plaats, en in het ‘off-jaar’ zou dan vooral de bladgroei plaatsvinden en worden de geproduceerde suikers etc. opgeslagen in de wortels.

Via Google vond ik aanvankelijk weinig over de groei van bamboes. Wel vond ik een paar interessante ‘weetjes’ waarvan ik echter niet weet hoe betrouwbaar die zijn. Volgens het ‘Guiness book of records’ is het ‘wereldrecord bamboegroei’ 91 cm in 24 uur. Dat is dus 3,8 cm per uur! De hoogste bamboe gemeten is 50 m met een diameter van 30 cm (een Dendrocalamus giganteus). De dikste bamboestengel bij ons heeft een diameter van ruim 10 cm. Bamboes behoren tot de familie van de grassen (Poaceae). Het zijn monocotylen en ze vertonen dus geen secundaire diktegroei zoals loof- en naaldbomen. Er zijn ongeveer 1500 verschillende soorten bamboe.

Via ‘scholar.google.com’ vond ik wél relevante informatie over groei. De lengtegroei vindt voornamelijk overdag plaats. De sapstroom omhoog zorgt voor de aanvoer van voedings- en bouwstoffen (gevormd door de groene bladeren en takken in het vorige ‘off-jaar’), omhoog gestuwd door de worteldruk.