Categorie archieven: Dendrovaria

ARTIS: dieren en tuin

Artis is een van de oudste dierentuinen ter wereld. In deze dierentuin, opgericht op 1 mei 1838 door de heren Westerman, Werlemann en Wijsmuller, was het de bedoeling om ‘de kennis der Natuurlijke Historie te bevorderen’. Naast de verzorging van de dieren wordt er veel aandacht besteed aan het groen. Het park in zijn geheel staat centraal. Het is in de landschapsstijl ontworpen door Hendrik en Samuel van Lunteren.

Overzicht met enkele palmen
Foto: Ronald van Weeren

De officiële naam van Artis is ‘Stichting tot instandhouding van het Koninklijk Genootschap Natura Artis Magistra’. Er staan meer dan 200 soorten bomen waaronder een Quercus robur (Zomereik) uit 1752 en een Parrotia persica (Perzisch ijzerhout) van begin 1910.
Ook wordt er veel aandacht besteed aan de heesters, vaste planten en bollen. Alle werkzaamheden in de tuin worden uitgevoerd door negen hoveniers onder leiding van Jan de Jong. Hij begon in 1985 in Artis als tuinman en is nu teamleider van de tuinploeg. De hoveniers zijn in vaste dienst bij Artis. Eén van de collega’s maakt de beplantingsplannen en bepaalt de inrichting. Twee hoveniers werken in de jungle- en vlinderkas en richten terrariums in.

Dat is water geven, aanplanten en snoeiwerk in een vochtig en warm klimaat. Het park heeft veel oude bomen die goed in de gaten worden gehouden, maar ook bijzondere exemplaren als Betula medwediewii, Catalpa ovata ‘Slender Silhouette’, Eucommia ulmoides, Diospyros kaki, Fraxinus americana var. juglandifolia, Idesia polycarpa, Maclura pomifera, Melia asedarach, Pseudolarix amabilis, Salix triandra, Torreya californica en Wollemia nobilis. De overzichtslijst van het bomensortiment is te veelomvattend om in Arbor Vitae op te nemen. Via Plant Explorer is informatie over alle bomen te vinden (onder ‘naam’ staan alle bomen op alfabetische volgorde gerangschikt).

Het park is verdeeld in vier stukken, waar per gedeelte twee medewerkers alle onderhoud en aanleg van de beplanting doen. Het onderhoud van de bomen doet de Jong met een collega met een hoogwerker.

Anna Paulownaboom (Paulownia tomentosa)
Foto: Ronald van Weeren

Bij de hoofdingang, waar vroeger de kamelen liepen, is de ‘Afrikaanse Look’ enigszins veranderd. In het gebied lopen nu algazellen (sabelantilopen) en staan er sinds twee jaar twee Jubaea chilensis (Chileense honingpalmen). De verblijven worden aangepast aan wat de dieren nodig hebben. Samen met landschapsarchitecten is het gebied van de olifanten aangepast. Kijkend langs de rand van de beplanting geeft dat de indruk dat je door het bos kijkt naar de olifanten.

Chileense honingpalmen (Jubaea chilensis)
Foto: Ronald van Weeren

Artis beslaat een oppervlakte van 14 ha inclusief parkeerruimte. Sinds 2021 is het officieel een botanische tuin en educatie is een zeer belangrijke doelstelling. Zo is er ieder jaar vanaf mei een eetbare tuin waar 18.000 eetbare planten van 220 verschillende soorten te vinden zijn. Men vindt het belangrijk om de jeugd te laten beseffen dat planten zoals boerenkool of erwten in de grond groeien. Artis promoot het idee: ‘Hoe meer groen in de stad, hoe beter het is voor de natuur’. Men wil het publiek bewust maken van de waarde van bomen en mensen laten beseffen dat ze beter moeten omgaan met de natuur. Het bodemleven is heel belangrijk en ook dat wordt uitgelegd. In Micropia (Wetenschapsmuseum Amsterdam) vertelt Artis het verhaal over microben en wat er in de bodem gebeurt. Er komen veel scholen op bezoek. In de maanden mei en oktober helpen scholen met bollen planten en werken in de eetbare tuin. Zo wordt een basis gelegd voor meer kennis en waardering voor de natuur. Bij zo’n gelegenheid wordt er uitgebreid stilgestaan bij wat de natuur en de dieren ons te zeggen hebben. Alles bij elkaar leveren dit soort programma’s en de inrichting veel positieve reacties van het publiek op.
In coronatijd liep het aantal bezoekers flink terug. Gelukkig neemt het aantal bezoekers weer toe. Waar zie je anders leeuwen en allerlei andere dieren uit andere continenten? Artis steunt meerdere natuurbehoudsprojecten om natuur wereldwijd te beschermen. Bezoekers laten ervaren hoe belangrijk en divers de natuur is, dat is het doel van de medewerkers van Artis.

De flamingovijver
Foto: Ronald van Weeren

Pinetum Birkhoven bij Amersfoort

Toen ik in 1982 een bevlieging kreeg om te gaan hardlopen, kwam ik terecht bij een sportclub die in bos Birkhoven in Amersfoort de trainingen deed. Iemand vertelde naderhand dat we door het pinetum waren gelopen en ik begreep meteen dat dat het stuk moest zijn geweest met die heel bijzondere sfeer.

Overzicht bij het bankje op de heuvel
Foto: Wilma Verburg

Dat rennen was niets voor mij en het duurde tot 2004 voordat ik weer in Birkhoven kwam. Ik was ontdaan over de staat van onderhoud van het pinetum. In plaats van naaldbomen waren er vooral braamstruiken en hier en daar verbleekte naambordjes.
Voordat Utrechts Landschap in 2005 het bos Birkhoven van de gemeente Amersfoort zou gaan overnemen, verzorgde de nieuwe boswachter een rondleiding. Op mijn vraag wat er met het pinetum ging gebeuren, zei hij dat het zou worden meegenomen in het reguliere bosonderhoud; Utrechts Landschap is een natuurorganisatie en doet niets met een collectie uitheemse naaldbomen. Omdat ik nog wist hoe het er uitzag in 1982, wist ik ook hoe het weer kon worden. Mijn vraag aan de boswachter of wij het mochten opknappen, werd positief beantwoord. Samen met mijn partner Dick Bos ben ik daarmee begonnen en al snel sloten zich andere vrijwilligers aan. Het wandelend publiek was positief over deze opknapbeurt. Dat lieten ze ook aan Utrechts Landschap weten en heel langzaam veranderden daardoor de inzichten en kwam het pinetum wél bij hen op de kaart.
Maar de geschiedenis van het pinetum gaat veel verder terug dan 1982.

‘Birkhoven’ en de oudste gegevens omtrent beplanting
Het huidige bosgebied ligt op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug. Het maakte in de zeventiende eeuw deel uit van een omvangrijk gebied met woeste gronden. Het gebied bestond voor een deel uit stuivend zand. ‘Birkhoven’ was oorspronkelijk de naam van een boerderij langs de straatweg van Amersfoort naar Soest en verder. In de negentiende eeuw werd een landgoed aangelegd.

Aan de hand van latere kaarten kan het ontstaan van het huidige Birkhoven een beetje worden gereconstrueerd. De kaart uit 1855 toont voor het eerst dat het westelijk deel van Birkhoven geheel beplant is. In het bosgebied van Birkhoven is dan al enigszins een padenstructuur te zien. Dat wordt veel duidelijker op een kaart uit 1872. Dan zijn er duidelijk een aantal kavels ingeplant met naaldhout.
Zie voor de oudste kaarten het overzicht in: https://birkhoven.wordpress.com/geschiedenis/oude-kaarten-van-birkhoven/ en zie ook https://www.topotijdreis.nl/

Uitsnede uit de kaart van Utrecht van Nicolaus Visscher, ca.1677. De uitsnede toont Amersfoort en het gebied ten westen ervan. Het noorden is rechts onder. Het huidige Birkhoven is ter plekke van Reepmaker, waar toen al beplanting te zien was (hier vrijwel recht boven Amersfoort).

Jan Cock Blomhoff
Jan Cock Blomhoff (1779-1853) was ‘opperhoofd’ geweest in Decima, de Nederlandse handelsnederzetting in Japan. Na zijn terugkeer naar Nederland vestigde hij zich te Amersfoort en legde er landgoed Birkhoven aan. Dat liep van de spoorlijn Amersfoort-Utrecht tot aan de rivier de Eem. Het deel van het landgoed dat tegenwoordig nog Birkhoven is, droeg jarenlang de naam ‘Japansche Boschjes.’ Men vermoedt dat Cock Blomhoff zaden uit Japan kreeg, die hij gebruikte om dit deel aan te leggen. In 1844 bouwde hij het landhuis. Toen het landgoed in 1907 werd verkocht, verwierf de gemeente Amersfoort het bosgedeelte.

Cryptomeria japonia
Foto: Wilma Verburg

Birkhoven bij de gemeente Amersfoort
In de dertiger jaren van de vorige eeuw heeft de gemeente Amersfoort in het kader van de werkverschaffing in Birkhoven verschillende projecten uitgevoerd, waarvan het aanleggen van het pinetum er één was. De Heidemij adviseerde over de bomen; van elke soort werden er drie geplant. De indeling was gebaseerd op de continenten, wat nog steeds goed is te zien.
Bekend is dat er van de eerste aanplant redelijk veel is doodgegaan en dat er begin jaren 50 veel nieuw is bij geplant. Geld voor nieuwe aanplant en wat opknapwerk was er toen blijkbaar wel, maar tijd en geld voor onderhoud niet. Eind zeventiger jaren was het pinetum behoorlijk verwaarloosd. In 1982/1983 is er een grote renovatie geweest met ook weer veel nieuwe aanplant. Maar ook daarna bleek het onderhoud de zwakke schakel en werd het pinetum na enige jaren weer aan zijn lot overgelaten.

Tsuga sieboldii
Foto: Wilma Verburg

Utrechts Landschap
In 2005 droeg de gemeente het bosgebied Birkhoven over aan het Utrechts Landschap om zo de ecologische en recreatieve waarde van het gebied duurzaam te waarborgen. In het “Beheerplan Birkhoven – Bokkeduinen 2000-2010,” werden tal van concrete aanbevelingen voor het toekomstig beheer van het gebied gedaan. Hoewel één van de aanbevelingen luidde om het pinetum te herstellen, werd hier door Utrechts Landschap weinig prioriteit aan gegeven. Eerder genoemde ‘reddingsactie’ door vrijwilligers bracht daar in de loop van 2005 en 2006 verandering in.
In 2013 heeft er een kleine uitbreiding van het pinetum plaatsgevonden en zijn er bij twee ingangen informatiepanelen geplaatst.
In 2019 werd in de ‘Utrechts Landschap Gids’ in de tekst ‘Birkhoven, het bos met duizend sferen’ ruime aandacht besteed aan het pinetum. Ook op de webpagina over Birkhoven van Utrechts Landschap heeft het inmiddels een prominente positie.

Picea orientalis met rechts ervan Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

De collectie
Net ten noordoosten van het pinetum staan een aantal prachtige, grillige, Grove dennen (Pinus sylvestris), waarschijnlijk geplant in de 19e eeuw, en misschien nog wel eerder. Er is wel gesuggereerd dat dit de oudste grove dennen van de provincie Utrecht zijn. Bij een bezoek aan het pinetum is het de moeite waard om even naar ze te gaan kijken.
Opvallend in het pinetum zelf is natuurlijk de Mammoetboom, Sequioadendron giganteum, die door zijn naam en de verhalen tijdens rondleidingen altijd veel indruk maakt. Het is zeker niet de hoogste en dikste boom van het pinetum. Dat is een van de Douglassparren (Pseudotsuga menziesii), die het erg goed doen op de arme zandgrond. Er staan nog zeker drie grote exemplaren op het terrein. Ook de Thuja’s en Chamaecyparis doen het er geweldig. Vanaf de zuidkant is er een soort indrukwekkende muur ontstaan van die verschillende schubconiferen. Allen met hun eigen kleur en uitstraling. De twee groepen van Xanthocyparis nootkatensis wekken ook altijd weer verwondering.
In het Zuid-Europesee deel vallen drie Atlasceders (Cedrus atlantica) en twee Abies pinsapo op. Ook de Wierookceders (Calocedrus decurrens) staan nog steeds met z’n drieën bij elkaar en zijn de moeite om even bij stil te staan.
In het Japanse/Chinese deel vinden we nog een Kransspar (Sciadopitys verticillata) en een imposante Cryptomeria japonica die echt mooi van vorm is en vooral ook zijn mooie bast laat zien. De Japanse lariks (Larix kaempferi) steelt in het voorjaar én in het najaar de show met zijn subtiele kleuren. Op veel plaatsen is er natuurlijke ondergroei van bosbessen.
Met z’n anderhalve hectare is het een klein pinetum, maar het wordt al gauw te veel om de ruim 250 bomen (ca 80 soorten) allemaal op te noemen. Voor een wandelaar is het een genot om rond te dwalen en de dendroloog kan speuren naar bekende en onbekende soorten.

Kegels van Pinus parviflora
Foto: Wilma Verburg

Pinetum Birkhoven anno 2023
Utrechts Landschap ondersteunt nog steeds de enthousiaste vrijwilligersgroep, met verschillende mensen van het eerste uur. Die vrijwilligers onderhouden het pinetum en doen inmiddels ook in de rest van Birkhoven (en soms ver daarbuiten) onderhoudswerkzaamheden.
Dankzij contacten met pinetum Blijdenstein zijn er regelmatig nieuwe bomen bij gekomen en zo kon de collectie worden uitgebreid. Ook werden bomen uit het Von Gimborn arboretum, uit arboretum Oostereng en van andere plaatsen verkregen.
De publicatie van de Gids voor Nederlandse en Vlaamse Arboreta uitgegeven door Blauwdruk in 2022, waarin het pinetum een prachtige plaats heeft gekregen, is echt een stimulans om de plattegrond en de naambordjes in het pinetum weer eens grondig aan te pakken.

Het in het bos verborgen pinetum Birkhoven is na 90 jaar nog steeds een bezoek meer dan waard!

Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

Wetenschappelijke namen van planten; Deel 1: ‘Latijnse’ namen

In Arbor Vitae en tijdens lezingen en excursies wordt kwistig met plantennamen gestrooid. En ja, die ‘moeilijke’ naam doet ertoe, want de juiste naam voor de juiste plant betekent dat iedereen het over hetzelfde heeft. Dit in tegenstelling tot zogenoemde volksnamen die van streek tot streek en zelfs van familie tot familie kunnen variëren. Wat te denken van de Fuchsia met meer dan 10 verschillende volksnamen. Inheemse planten als de Vlier of Madeliefje kennen zelfs nog veel meer verschillende volksnamen.

De wetenschappelijke naamgeving van planten volgt altijd hetzelfde stramien. Deze binominale opzet is terug te voeren op Carl Linnæus, de Zweedse arts met een duidelijke Nederlandse connectie. De meesten zullen hem kennen onder de gelatiniseerde vorm van zijn naam: Carolus Linnaeus. Hij schreef zijn proefschrift, zoals in de 18e eeuw gebruikelijk, geheel in het Latijn. Op achtentwintigjarige leeftijd promoveerde hij in 1735 in de geneeskunde aan de Universiteit van Harderwijk.

Carl Linnæus (nadat hij in de adelstand was verheven mocht hij zich Carl von Linné noemen)
Afbeelding: Wikimedia Commons

Linnaeus is vooral bekend vanwege zijn fundamentele bijdragen aan de nomenclatuur; oftewel de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, maar ook mineralen. Nomenclatuur is geen wetenschap, maar enkel een set van regels die aangeeft welke naam wanneer voor een taxonomische groep gebruikt moet of mag worden. De meeste veranderingen in wetenschappelijke namen zijn het gevolg van veranderingen in taxonomie, zoals het toewijzen van een soort aan een ander geslacht of het splitsen daarvan. Als blijkt dat er meerdere namen in gebruik zijn voor wat (eventueel later) één taxonomische groep blijkt te zijn, dan wordt in het algemeen de prioriteitsregel toegepast. Die houdt in dat de eerst gepubliceerde naam als de geldige naam wordt geaccepteerd.

Species Plantarum (De Soorten der Planten) uit 1753 geldt als het begin van de wetenschappelijke naamgeving van planten. Alle wetenschappelijke namen van planten, maar ook dieren, schimmels en bacteriën waar een (L.) achterstaat zijn voor het eerst door Linnæus benaamd en beschreven volgens de door hem opgestelde standaard. Deze tweeledige opbouw bestaat uit een geslachtsnaam met hoofdletter (Hedera) gevolgd door een soortaanduiding (helix). De wetenschappelijke naam voor Klimop is daarmee een combinatie van hedéra (Latijn voor Klimop) en helix (Oudgrieks voor ‘spiraal’). Ondanks dat velen spreken van de ‘Latijnse naam’ van een plant gaan veel van de namen terug op Oudgrieks. Dergelijke aan het Oudgrieks ontleende geslacht- en soortnamen zijn bijna altijd gelatiniseerd.

Voorblad van Species Plantarum
Afbeelding: Wikimedia Commons

Binnen de wetenschappelijke namen zijn er enkele categorieën te onderscheiden. Een deel van de wetenschappelijke namen is ontleend aan een begrip of naam uit de oudheid. Soms betreft dat letterlijk de klassieke aanduiding. Voorbeelden daarvan zijn Alnus (Els), Olea (Olijf én olie), Ulmus (Iep), Platanus (Plataan), Quercus (Eik), Ficus (Vijg), Laurus (Laurier) of Sorbus (Lijsterbes), die allen direct aan het Latijn zijn ontleend.

Soms volgt de Nederlandse naam uit de aanduiding in het Latijn, zoals bij Populier, Plataan, Olm en Ceder. Vaker echter is de Nederlandse naam, zoals je zou verwachten, ontleend aan het Germaans. Dat verklaart ook het vaak grote verschil tussen een wetenschappelijke naam met een basis in het Latijn en een Nederlandse naam. Tilia is de naam die de Romeinen gebruikten voor de Linde. De Germaanse naam Linde is afgeleid van lind(i) dat zacht of soepel betekent.

Andere namen zijn aan het klassiek Oudgrieks ontleend en gelatiniseerd, zoals Hysoppus (hysoppos) of Cedrus (kedros). De oude Grieken noemden de Eik dryas. Dit is nu de wetenschappelijke naam van een alpine plantensoort uit de rozenfamilie. Klassieke namen en begrippen worden wel vaker door elkaar gebruikten. Zo is melon Oudgrieks voor Appel. De Appel wordt in het Latijn pomus genoemd. De geslachtsnaam Malus is echter afgeleid van malum, Latijn voor boomvrucht. Andere voorbeelden van verschuivingen in aanduiding zijn prunus (Latijn voor Pruim), cerasus (Kers) en amygdalum (Amandel). De geslachtsnaam Prunus verwijst naar de Pruim en in de soortnamen klinken de oude namen voor die betreffende soort door.

De geboorte van Adonis met Myrrha als moeder.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Daarnaast is ook inspiratie gehaald uit de Metamorphosen van Ovidius waarin diverse personen werden getransformeerd in planten en dieren. In deze categorie vallen geslachtsnamen als Daphne. De geslachtsnaam Daphne duidt echter een andere plant dan de Laurier waarin deze bosnimf werd veranderd om aan de avances van Apollo te ontkomen. Andere voorbeelden zijn Hyacinthus, Narcissus en Adonis, drie jonge mannen die na hun dood in een plant transformeerden en hun naam leenden aan plantengeslachten. Myrrha transformeerde in een Mirreboom, die de wetenschappelijke naam Commiphora myrrha kreeg. Commiphora is een samentrekking van de Oudgriekse woorden kommi en phoros met de betekenis ‘voorzien van gom’. Ook directe vernoeming naar een figuur uit de klassieke oudheid komt voor. Denk aan het plantengeslacht Hebe, vernoemd naar de godin van de Jeugd, of Juglans (letterlijk: ‘de eikel van Jupiter’).

Apollo en Daphne.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Het aantal plantennamen in klassieke talen was beperkt dus de meeste wetenschappelijke namen kennen een andere oorsprong. Vaak vertelt de naam iets over het uiterlijk van de plant of het gebruik ervan. Dit is zeker het geval bij de oudere wetenschappelijke namen. Later komen afleidingen van een volksnaam, persoon of streek. Daarover meer in de volgende delen van deze reeks.