Eind vorig jaar kwam het boek Ontdek Winterkenmerken van bomen, struiken, bamboes, houtige klimplanten en houtige kruipplanten van de auteur Dirk Slagter uit. Het is een veel uitgebreider vervolg op zijn Winterflora bomen en struiken dat in 2012 uitkwam. Dirk Slagter verbaasde zich er indertijd over dat ook in de winter bomen en struiken kunnen worden herkend en heeft er een levenswerk van gemaakt om de winterkenmerken van zoveel mogelijk bomen en struiken waar te nemen, te leren kennen, te fotograferen en te beschrijven. Met dit boek wil hij met veel foto’s en met weinig, eenvoudige tekst de winterherkenning van de houtige gewassen in ons land op ervaren natuurliefhebbers en geïnteresseerde beginners overbrengen. Hij heeft zich beperkt tot de algemene en minder algemene soorten en enkele bijzondere opvallende bomen zoals Araucaria araucana en Eucalyptus gunnii. Het boek telt 528 pagina’s, weegt 1,3 kg, is handzaam en is geschikt om ook buiten bij determinatie te gebruiken. De mooie, duidelijke foto’s zijn hierbij een goed hulpmiddel. De wetenschappelijke namen zijn volgens de Naamlijst Houtige Gewassen (2016) en de Nederlandse namen volgen de Nederlandse namen van cultuurplanten, standaardlijst 2020.
De soorten zijn ingedeeld in tien hoofdgroepen, die met een kleurblokje op de zijkant van iedere pagina worden weergegeven. De hoofdgroepen zijn kegels, bomen, struiken, bamboes, houtige klimplanten, houtige kruipplanten, bolboompjes, treurboompjes, leiboompjes en heggen. Dit is een andere indeling dan gebruikelijk. Zo komen de coniferen niet als groep voor, maar zijn ze achtereenvolgens te vinden bij de kegels, bomen, struiken en heggen. Iedere hoofdgroep begint met een keuzelijst waarin subgroepen dan wel soorten worden uitgesplitst. Bijvoorbeeld bij de hoofdgroep Bomen leidt dit tot de groep ‘Algemene soorten bomen’ en ‘Minder algemene soorten bomen’. Met behulp van foto’s en korte tekst wordt verder gesplitst tot er kleine groepjes soorten overblijven waarbij weer met duidelijke foto’s de soort en soms de cultivar bepaald kan worden.
De keuzelijst bij ‘Gewone boomvormen’ heeft de volgende 17 groepen: bloemen, bessen of appeltjes, levende bladeren, dorre bladeren, kronkeltakken, schubvormige blaadjes, bijzondere structuren, takken met doorns, eindtakken bijzondere kleur, richels langs takken, zilverkatjes, naalden, stam, schors, knoppen en geen knoppen. Deze groepen zijn weer in talrijke subgroepjes ingedeeld.
Om het voor een groter publiek toegankelijk te laten zijn, is geprobeerd de kenmerken met eenvoudige taal te beschrijven en worden een aantal gangbare morfologische termen helaas niet gebruikt. Bij de subgroep bijzondere structuren wordt de aanduiding worstvormig en bij het volgende groepje slierten gebruikt. Ik vind het jammer en niet verstandig dat hier niet de gangbare term katjes gekozen is, waarbij de slierten dan de bloeiende katjes blijken te zijn. Verderop in het boek blijkt het moeilijk consequent te blijven. Bij struiken met kronkeltakken wordt bij mooie duidelijke foto’s van Corylus avellana ‘Contorta’ bij de beschrijving (p.167) zoals het hoort de aanduiding bloeiende mannelijke katjes gebruikt. Nog verder in het boek op p. 177 worden de katjes bij Corylus avellana weer worstvormige structuren en slierten genoemd.
Bij de wetenschappelijke namen is het gebruik van het x-teken voor de soortaanduiding bij hybriden niet toegepast. Ik kan dat wel billijken als poging om het eenvoudiger te houden. Bij de Egelantier vind ik Rosa rubiginosa, zoals de Naamlijst aangeeft veel duidelijker en zelfs beter dan de ingewikkelde naam Rosa sectie Rubiginosae. Bij de knopstand wordt de term twee aan twee gebruikt waar tegenoverstaand of kruisgewijs gangbaar is. KTO, knoppen tegenoverstaand, is een gangbare term bij leerlingen die bij plantenkennis winterkenmerken leren. Een aantal keren kwam ik ‘twee aan twee tegenover elkaar’ tegen, waarbij beide termen samen gebruikt worden mogelijk om het kenmerk te versterken. Echter letterlijk staat er morfologisch gezien dan kransstandig met vier bladeren.
Sommige geslachten zoals Ulmus, Tilia en Alnus worden uitgebreid behandeld. Rhododendron komt er karig vanaf met alleen de geslachtsnaam bij een foto, waarschijnlijk, van de algemeen voorkomende Rhododendron ‘Catawbiense Boursault’. Ik mis R. ponticum, de vroegbloeiende R. ‘Praecox’ en de Mollis en Japanse Azalea’s. Bij Prunus worden de voorjaarsbloeiers ook genoemd wat het boek nog levendiger maakt, maar die eigenlijk na het einde van de meteorologische winter bloeien.
Ik denk dat door te splitsen in de vele groepjes het een goed boek is om te determineren. Je hebt de kans om een soort op veel manieren te vinden. De tekst zoals ‘andere kenmerken vind je op p. 28, 49, 58, 65, 81 en 263’ komt veel in het hele boek voor. Het is hierdoor een echt bladerboek. Je kunt de draad kwijtraken. Maar ook dwalend door het boek gaan is aangenaam, want je komt altijd weer wat boeiends tegen. In het boek worden ook nog een aantal veel voorkomende gallen afgebeeld.
De index is erg uitbreid doordat het een dubbele functie heeft. Van de soorten worden de wetenschappelijke, de Nederlandse naam en ook van beide de synoniemen vermeld. In de tekst staan alleen maar de voorkeursnamen, die in de index dik gedrukt zijn. Het boek telt ongeveer 370 soorten.
Het is een goed boek voor de beginnende plantenliefhebber en ook voor de gevorderde kenner is het een aangenaam boek door de vele uitstekende foto’s, die grotendeels erg mooi op een witte achtergrond staan afgedrukt.
Dirk Slagter (2023). Ontdek Winterkenmerken van bomen, struiken, bamboes, houtige klimplanten en houtige kruipplanten. Uitgeverij Picture Publishers, Woudrichem
Prijs: € 32,50