Categorie archieven: Boekbesprekingen

De universele rechten van de plant

Tja, ik heb het boek uit en blijf een beetje verward achter. Ik was nog in de ban van twee heel positieve boeken van Rutger Bregman (De meeste mensen deugen en Gratis geld voor iedereen) toen ik aan dit boek van de Italiaanse professor Stafano Mancuso begon. Daarin wordt ‘de mens’ nogal negatief afgeschilderd, althans in mijn ogen. Ik bedoel hoe ‘we’ bezig zijn de aarde flink te beschadigen en daarmee onszelf. En tegelijkertijd een warm pleidooi voor de groene plant in het algemeen: de basis van al het dierlijke bestaan. De groene plant die als enig levende wezen uit zonlicht en kooldioxide koolhydraten en zuurstof maakt. En al het dierlijke leven op aarde is daarvan afhankelijk.

De universele rechten van de plant

Wat ik leuk vind aan het boek is het thema dat het in de evolutie niet zozeer gaat om ‘het recht van de sterkste, of de fitste’, maar dat het gaat om effectieve samenwerking. Hij haalt dan Kropotkin uit 1902 aan die ‘… uit voorbeelden uit de geschiedenis van de natuur stelde dat juist samenwerking, dus wederzijdse hulp, en niet concurrentiestrijd de bepalende factor voor het succes van de soort was’ (p. 116). En dan komt hij met aantal interessante voorbeelden. Bijvoorbeeld de theorie dat sommige fundamentele celorganellen, zoals de chloroplast (waar de fotosynthese van planten plaatsvindt) en de mitochondria (waar de ademhaling plaatsvindt) het resultaat zijn van heel oude symbioses. Maar ook korstmossen passen goed in dit plaatje: een organisme dat bestaat uit een alg (die zorgt voor de fotosynthese) en een schimmel (die zorgt voor water en zouten). Nog andere succesvolle symbioses zijn planten met stikstofbacteriën in hun wortelknolletjes. De bacteriën zijn in staat stikstof uit de lucht te binden en de plant krijgt zo de broodnodige stikstof via de stikstofzouten binnen, en de bacteriën krijgen de suikers van de plant. Nog een voorbeeld: de succesvolle samenwerking tussen allerlei bomen en schimmels is de grond, de zogenaamde mycorhizza.

En zo reflecterend ben ik toch blij het boekje gelezen te hebben. En lijkt het me goed te eindigen met de allerlaatste regels van het boek: ‘Samenwerking is de kracht waardoor het leven gedijt, en de Natie van de Planten erkent samenwerking als voornaamste instrument van vooruitgang van gemeenschappen’ (p. 124). En dan ben ik weer een beetje terug bij Rutger Bregman die dat idee voor de mensheid zeker zou onderschrijven …

Stefano Mancuso (2020). De universele rechten van de plant. Uitg. Cossee, Amsterdam. € 17,50.

Botanische Meesterwerken

Kort geleden kreeg ik van vrienden dit fraaie boek. Het is geschreven ter gelegenheid van het 170-jarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging in 2016. Het is, zoals de achterflap vermeldt, een eerbetoon aan de botanie in het algemeen en aan de kleurrijke en waardevolle boekenverzameling van de KNBV (ondergebracht bij Naturalis in Leiden). Bekende Nederlandse botanici laten topstukken uit deze collectie de revue passeren. Het gaat om zeldzame 16e-eeuwse kruidboeken, lokale flora’s, reisverslagen uit exotische oorden en andere botanische werken. Alle hoofdstukken zijn fraai geïllustreerd. Aan de hand van deze werken beschrijven de auteurs (negen in totaal, elf hoofdstukken) uiteenlopende aspecten van onze botanische literatuur en
geschiedenis.

Botanische Meesterwerken

Niet alle hoofdstukken waren even boeiend om te lezen. Twee hoofdstukken sprongen er uit wat mij betreft. Hoofdstuk 7: Wat zegt een naam?, over naamgeving en identiteit door Rense Haveman, en Hoofdstuk 8: Vlijt en volharding, over drukkers en uitgevers door Nils van Rooijen.

Samenvattend: een prachtig boek, harde omslag, fraaie illustraties en inhoudelijk voor ‘elk wat wils’. Het lijkt er op dat het uitverkocht is, maar tweedehands zal het vast nog wel te krijgen zijn.

Weeda, E, J. Schaminée en N. van Rooijen (red) (2016). Botanische meesterwerken. KNNV uitg. Zeist. € 22,95. ISBN 978- 90-5011-5605.

Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloesem redde

Naoke Abe is een Japanse journaliste die in Londen woont en getrouwd is met een Engelsman. Zij heeft een prachtig boek geschreven over een Engelse plantenverzamelaar in de ban van kersenbloesem en over de waarde van biodiversiteit.
In 2016 verscheen het boek Sakura in het Japans. Een biografie over hoe Collingwood Ingram sierkersen in het begin van de 20e eeuw verzamelde in Japan, opkweekte in Engeland en later weer terugstuurde naar Japan, omdat soorten verdwenen waren. In 2019 verscheen een Engelse bewerking: The Sakura Obsession. Deze uitgave werd een totaal ander boek. Er is veel uitleg over de Japanse cultuur en historie, naast het verhaal over Collingwood Ingram (1880-1981) en zijn zoektocht naar en verspreiding van sierkersen. In 2020 verscheen de Nederlandse vertaling.

Al meer dan duizend jaar is de periode van de kersenbloesem verankerd in de Japanse samenleving. Die periode wordt Sakoera genoemd. Dan trekt men erop uit om het bloesemfeest te vieren en de bloesems te bewonderen. Door de korte bloei staat de bloesem symbool voor geboorte, leven, dood en wedergeboorte. Het boek begint met een haiku uit de 12e eeuw over kersenbloesem: Laat mij sterven | Onder de bloesems | In de lente | Rond de dag | Van de volle maan

Reizen naar Japan
Ingram kwam uit een rijke familie. Hij hoefde nooit te werken. Hij was al vroeg geïnteresseerd in de natuur, vooral vogels. In 1902, op 21-jarige leeftijd, maakte hij een reis naar Japan. Hij werd gegrepen door de Japanse cultuur, het landschap, de mensen. De hoeveelheid en verscheidenheid aan sierkersen maakten indruk, zowel wild als gekweekte vormen.
Na de Eerste Wereldoorlog besloot hij zich verder te verdiepen in de kersen. Hij kocht een landgoed in Benenden, Sussex: The Grange. In 1926 keerde hij terug naar Japan. Na deze reis kreeg hij uit Japan vele verschillende griffels toegestuurd die hij entte op Prunus avium en in zijn tuin uitplantte. In 1926 was Japan al niet meer zoals hij het in 1902 had meegemaakt. Het land was veranderd, meer westers geworden ten koste van de Japanse cultuur en het landschap. Het viel hem op dat op sommige plaatsen vele kersen er slecht bij stonden of verdwenen waren. Tijdens een lezing die Ingram hield voor een vooraanstaand kersengenootschap in Tokio, waarschuwde hij al voor het verdwijnen van de diversiteit van de Prunussen.

Jaren dertig en WO-II
Vanaf de jaren dertig werd steeds meer alleen de Prunus ×yedoensis, de yoshinokers of Somei-yoshino, aangeplant. In aanloop naar de Tweede Wereldoorlog mocht er niets anders geplant worden. De eenheid van de bloesems stond symbool voor de eenheid van het Japanse volk en werd misbruikt als oorlogspropaganda. Ingram is nooit teruggekeerd naar Japan, maar bleef contacten onderhouden en heeft uiteindelijk, toen er vele soorten in Japan verdwenen waren, weer vele griffels van verschillende bomen kunnen terugsturen. Door Ingram werd de Prunus ook in Engeland steeds bekender en zijn vele parken, tuinen en straten beplant met Prunus. Stekken uit The Grange zijn over de hele wereld verspreid.

Achter in het boek staan per hoofdstuk noten met informatie over de bronnen die de schrijfster gebruikt heeft. Soms met websites voor nog meer informatie. Tevens is er een lijst met alle tuinen en parken wereldwijd waar de Sakura te bekijken is. Er is een lijst met kersenvariëteiten met Japanse namen en daarachter de wetenschappelijke namen, gevolgd door een lijst van belangrijke wilde kersen.

Alles is helder geschreven en makkelijk te lezen. Soms duizelde het mij van alle Japanse namen van de bomen, maar via Google kwam ik er toch uit. Dit boek is ook voor mensen die niets met planten hebben interessant vanwege alle achtergrondinformatie over Japan, Engeland en de beide Wereldoorlogen. Maar voor plantenliefhebbers is er nog veel meer. En voor dendrologen is het een must! (BG)

Naoko Abe (2020). Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloesem redde. Uitgever Thomas Rap. € 25. ISBN: 9789400405899.

Prunus serrulata ‘Fukurekuju’, een van de Japanse sierkersen
Foto: Ineke Vink