Alle berichten van Harry de Coo

John Bergmans, tuinarchitect en plantenkenner

Mijn eerste kennismaking met de in 1980 overleden dendroloog en tuinontwerper John Bergmans was in 2014 in de Botanische Tuin Kerkrade. Daar mocht ik ervaren dat John Bergmans met zijn ontwerp een extra dimensie kan toevoegen aan een botanische tuin. Overigens zijn ook de ontwerpen van Arboretum Kalmthout en Arboretum Hemelrijk in Essen van de hand van deze rasechte NDV’er (53 jaar lid).
Bijna veertig jaar na zijn overlijden is er een boek over hem verschenen dat zijn waarde voor het vakgebied openbaar maakt. Een prachtig boek dat een inkijk geeft in de ontwikkeling van de tuinkunst gedurende het leven van Bergmans en zijn indrukwekkende bijdrage hieraan. De schrijvers Marianne van Lidt de Jeude en Johanna Karssen-Schüürmann hebben in dit boek uit zijn oeuvre een aantal tuinen en groenvoorzieningen beschreven en ook zijn boeken en talrijke publicaties genoemd. De tuinen en groenvoorzieningen (137) worden stuk voor stuk behandeld, met de ontwerptekeningen, soms foto’s en enkele kenmerken. De meeste ontwerpen zijn gemaakt voor opdrachtgevers in Limburg, waaronder de Staatsmijnen. Er zijn enkele hoofdstukken gewijd aan zijn leven, de tuinontwerpen in de Mijnstreek, de stijl van ontwerpen en de publicaties.

Doorkijkje in de Botanische Tuin Kerkrade
Foto: Harry de Coo

Bergmans begon met het ontwerpen van tuinen in het interbellum. Hij had een grote plantenkennis in een tijd dat de dendrologie in opkomst was en de kennis van het plantensortiment groeide. Door de vele nieuwe planten was er behoefte aan duidelijkheid in naamgeving. Daar heeft hij zijn steentje aan bijgedragen door de publicatie Vaste planten en rotsheesters (1924). Naast het verstrekken van plantinformatie wees hij op eenduidige en juiste naamgeving, en daar was dringend behoefte aan.
Net als Mien Ruys onderscheidde hij zich van zijn tijdgenoten door zijn uitstekende plantenkennis en was deze kennis cruciaal in zijn ontwerpen en zorgde hiermee voor weelderig groen. In de Botanische Tuin in Kerkrade is zijn stijl deels nog goed zichtbaar; een door hagen en bomen van de wereld afgescheiden intieme tuin met langs de paden strategisch gesitueerde plantengroepen afgewisseld met gras. Hij zorgde ook voor verrassende doorkijkjes waardoor de plantencollecties van verschillende zichtpunten te zien zijn en nam in de beplantingsplannen ook de Limburgse flora op voor educatief gebruik.
Het boek is met veel zorg samengesteld en een aanrader voor de tuinliefhebber en een ieder die zich verdiept in de tuinarchitectuur.

Marianne van Lidt de Jeude en Johanna Karssen-Schüürmann (2019). John Bergmans 1892 -1980, tuinarchitect en plantenkenner. Stichting BONAS & Uitgeverij Verloren, Hilversum. €39. ISBN 978 90 8704 750 4.

Over ×Sycoparrotia semidecidua

×Sycoparrotia semidecidua ’Purple Haze’ heeft een treffende cultivarnaam, dat zeker. De struik kreeg vaste voet aan de grond in Amerika en werd ook in de Lage Landen al vroeg opgenomen in collecties. Op zoek naar bijzondere houtige gewassen bezocht ik jaren geleden kwekerij Arborealis van Micha Wieland en Sietske Metz. Weer thuis was een varenbladige vleugelnoot (Pterocarya stenoptera ‘Fern Leaf’) op mijn wensenlijstje gekomen en in de bus stonden selecties Euonymus en Viburnum. Ook had ik er een eerste ×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’ gekocht.

×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’ in donkere schaduw met de kenmerkende gelaagde groei

×Sycoparrotia semidecidua behoort tot de Hamamelidaceae. Ontstaan rond 1950 in Zwitserland uit Parrotia persica en Sycopsis sinensis en in 1968 benaamd (Endress & Anliker). Het gewas werd begin jaren negentig nog als volgt beschreven: ‘An interesting intergeneric hybrid between 2 outstanding plants. Unfortunately the following has not proved to be an improvement on either of its parents. […] open, spreading shrub with the habit of Parrotia and the foliage resembling Sycopsis. Some leaves turn yellow in autumn while others remain until winter.’ (The Hillier Manual of Trees & Shrubs, editie 1991.)
Deze half-bladverliezende geslachtshybride ging enkele decennia meer als curiositeit dan als aanwinst door het leven. Een geslachtshybride is bij houtige gewassen zeldzaam (hoewel we er allemaal een paar zullen kennen, zoals ×Fatshedera, ×Chitalpa, ×Cupressocyparis).
Dat de hybride geen verbetering leek van zijn ouders is ingehaald door de geschiedenis. Selecties uit deze geslachtshybride zijn sindsdien waardevol gebleken.

Tot laat in het jaar blijven de kleuren boeien

Kenmerken van ‘Purple Haze’
Micha Wieland vond ×Sycoparrotia semidecidua ’Purple Haze’ in een zaaisel vlak voor de eeuwwisseling. Op een zonnige plek wordt deze cultivar een mooie volle struik. Een snoeischaar is hiervoor niet nodig. De cultivar heeft een sterk vertakkende groeiwijze die duidelijk anders is dan de losse groei van het in Hillier beschreven gewas. Een van de redenen om voor deze selectie in beplantingen juist wel te kiezen. Hier op ons terrein in Eelderwolde staan dichte, volwassen exemplaren van ruim vijf meter hoog en drie meter breed.
Het blad van ‘Purple Haze’ is in het groeiseizoen glimmend donkergroen. De bladranden zijn enigszins gegolfd (zoals van Parrotia), verder toont de bladvorm vooral gelijkenis met Sycopsis. De bladeren kleuren soms al vroeg op en geven daarmee een voorproefje van wat ons in de aanloop naar de kortste dag nog te wachten staat.
De bijzonder mooie herfstkleuren van ‘Purple Haze’ onderscheiden zich van de beschrijving van ×Sycoparrotia semidecidua in Hillier. Deze verkleuringen houden aan tot ver in december. Naast tinten paars verschijnen aan de struik ook gele, oranje, felrode en wijnrode kleuren.
Van Parrotia persica heeft ‘Purple Haze’ de schaduwtolerantie geërfd. Als de struik weinig licht vangt zal het blad in het najaar naar koele en warme tinten geel verkleuren. In beplanting is gelaagdheid te creëren met bijvoorbeeld cultivars van Cornus alternifolia en Viburnum plicatum. In donkere schaduw heeft ook ×Sycoparrotia semidecidua ‘ Purple Haze’ een spreidende groeiwijze en toont daarmee nogmaals kind te zijn van Parrotia persica (die zelf ruim breder dan hoog wordt).
Nog enkele Parrotia persica-eigenschappen van de selectie. ‘Purple Haze’ is gezond en goed winterhard, bij de vinder doorstond de struik zonder schade ruim twintig graden vorst.
Tegen de droogte van de afgelopen twee zomers was de struik in de volle grond in Eelderwolde, ook in de nabijheid van dorstige grote bomen, goed bestand.
Verder laat de cultivar pas in december, maar dus wel ruim vóór het nieuwe seizoen al zijn blad vallen. Ik beschouw dat als gunstig (oud blad aan een struik kan kwetsbaar maken voor vorst en is vaak niet mooi).
Het is even zoeken naar de minpunten van de cultivar. Voor de bloei hoef je ‘Purple Haze’ niet aan te planten. In bloeiwijze en in bloeitijd toont zich de verwantschap met Hamamelis, maar de bloei is onopvallend. Daarnaast heeft ×Sycoparrotia net als Parrotia beurtjaren. De struik geeft hier weinig zaden, maar misschien helpt het niet dat bij ons alleen de cultivar ‘Purple Haze’ staat.

Habitus en herfsttooi van ×Sycoparrotia semidecidua ‘Purple Haze’

Andere selecties
De afgelopen decennia zijn er ook enkele andere goed winterharde cultivars geïntroduceerd. Ik noem er twee. Piet van der Bom kreeg in Amerika een selectie, zag de gebruikswaarde en mocht hem de cultivarnaam ‘Prins Claus’ meegeven (herfstkleur geel en groen, behoudt langer het blad en groeit meer opgaand dan ‘Purple Haze’). Het is geen snelle groeier, maar met begeleidingssnoei in de kwekerijfase is het na aanplant een gezonde, sterke straatboom.
‘Autunno Rosso’, ontstaan in Italië en recent geïntroduceerd, wordt als boom gekweekt en behoudt lang het naar rood verkleurende blad.

Een informatief artikel over ×Sycoparrotia (met name over de toepassing in boomvorm als straatbeplanting) is te vinden op internet in Boomzorg 2016-3, www.boomzorg.nl

The Brother Gardeners

Met als ondertitel: Botany, Empire and the birth of an Obsession. In de vorige Arbor Vitae besprak ik enthousiast het boek over Alexander von Humboldt, geschreven door Andrea Wulf. Op internet ontdekte ik dat ze nog meer interessants had geschreven, zoals The Brother Gardeners. Het zou gaan over tuinen, Engeland en planthunters, dat leek me interessant. Dus besteld en gaan lezen.
Wat een ongelofelijke verrassing. Het boek verhaalt over de opkomst en bloei van de tuincultuur in Engeland in de achttiende eeuw. Engeland is dan een wereldrijk dat zich uitstrekt van de Noord-Amerikaanse kolonies in het westen tot India en Australië en Nieuw-Zeeland in het oosten. Het boek begint met de systematische import van zaden en bomen en struiken uit Virginia, de oostkust van de VS. De Londense lakenhandelaar Peter Collinson importeerde naast balen wol en katoen ook zaden en planten die voor hem speciaal verzameld werden door John Bartram. Collinson zaaide die aanvankelijk zelf, maar later deelde hij met andere planten liefhebbers. Al gauw ging Bartram ook verzamelen op verzoek van andere welgestelde liefhebbers. Overigens, die handel ging met grote zeilschepen met de daarbij horende schipbreuken of kapingen in tijden van oorlog. Het was ook de tijd van Linnaeus (1707-1778) die met zijn binominale nomenclatuur voor o.a. planten voor een botanische revolutie zorgde. In het boek komt Linnaeus niet als een erg geliefde man naar voren, hij was nogal eigengereid en arrogant.
Er staat voor mij veel interessants en nieuws in het boek. Van de ontdekkingsreizen rond de wereld om planten en zaden te verzamelen, de tuingekte in Engeland, de wetenschappelijke kinnesinne en na-ijver tussen Linnaeus en andere botanici, de manieren om planten en zaden te vervoeren tijdens lange zeereizen. Te veel om op te noemen.
Ik kan het boek niet beter aanprijzen dan met een vertaling van een alinea aan het einde van het boek: ‘Zonder de prestaties van Miller, Collinson, Bartram, Linnaeus, Solander en Banks zou Engeland geen land van tuinliefhebbers zijn geworden. Miller leerde zijn landgenoten praktische horticultuur met praktische adviezen in de Gardener’s Dictionary, hét voorbeeld voor alle toekomstige planten encyclopedieën. Collinson en Bartram maakten het mogelijk voor plant-lovers om hun ideeën over ‘natuurlijke’ Arcadische landschappen werkelijkheid te maken – tegelijkertijd de commerciële zaadhandel en kwekerijen te stimuleren. Linnaeus en Solander transformeerden botanie van een wetenschappelijke studie van enkele geschoolde mannen tot een gewone hobby. Immers, zonder de standaardisatie van plantennamen zou er chaos en verwarring zijn geweest waardoor het onmogelijk zou zijn geweest voor mensen om botanische kennis en onderzoek te delen. Banks bouwde voort op deze prestaties toen hij praktische tuinbouw, systematische botanie en imperiale uitbreiding verenigde tot één coherente onderneming. Als president van de Royal Society, lid van de Privy Counsel (adviesraad van de koning), vertrouweling van Koning George III en stichter van de Horticultural Society, was hij het, meer dan iemand voor of na hem, die zag hoe de drie elementen plezier en voorspoed konden brengen voor de natie’ (p. 241).
Het moge duidelijk zijn. Voor wie Engels lezen geen bezwaar is (er is geen Nederlandse vertaling) en die van botanie, tuinen én geschiedenis houdt is dit een absolute aanrader. In dit verband verwijs ik graag naar twee Dendroflora-artikelen van A.H.J. Faassen (bewerkt door Piet de Jong): Wie zochten en introduceerden onze uitheemse bomen en struiken? Deel 1, Europa en Amerika; Deel 2, Azië (resp. Dendroflora, 42, 2005 en Dendroflora 43, 2006).

Andrea Wulf (2009). The Brother Gardeners. Uitg.: Windmill Books, London. ISBN: 9780099502371 (paperback).

The Brother Gardeners