Alle berichten van André Beerendonk

Wetenschappelijke namen van planten; Deel 1: ‘Latijnse’ namen

In Arbor Vitae en tijdens lezingen en excursies wordt kwistig met plantennamen gestrooid. En ja, die ‘moeilijke’ naam doet ertoe, want de juiste naam voor de juiste plant betekent dat iedereen het over hetzelfde heeft. Dit in tegenstelling tot zogenoemde volksnamen die van streek tot streek en zelfs van familie tot familie kunnen variëren. Wat te denken van de Fuchsia met meer dan 10 verschillende volksnamen. Inheemse planten als de Vlier of Madeliefje kennen zelfs nog veel meer verschillende volksnamen.

De wetenschappelijke naamgeving van planten volgt altijd hetzelfde stramien. Deze binominale opzet is terug te voeren op Carl Linnæus, de Zweedse arts met een duidelijke Nederlandse connectie. De meesten zullen hem kennen onder de gelatiniseerde vorm van zijn naam: Carolus Linnaeus. Hij schreef zijn proefschrift, zoals in de 18e eeuw gebruikelijk, geheel in het Latijn. Op achtentwintigjarige leeftijd promoveerde hij in 1735 in de geneeskunde aan de Universiteit van Harderwijk.

Carl Linnæus (nadat hij in de adelstand was verheven mocht hij zich Carl von Linné noemen)
Afbeelding: Wikimedia Commons

Linnaeus is vooral bekend vanwege zijn fundamentele bijdragen aan de nomenclatuur; oftewel de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, maar ook mineralen. Nomenclatuur is geen wetenschap, maar enkel een set van regels die aangeeft welke naam wanneer voor een taxonomische groep gebruikt moet of mag worden. De meeste veranderingen in wetenschappelijke namen zijn het gevolg van veranderingen in taxonomie, zoals het toewijzen van een soort aan een ander geslacht of het splitsen daarvan. Als blijkt dat er meerdere namen in gebruik zijn voor wat (eventueel later) één taxonomische groep blijkt te zijn, dan wordt in het algemeen de prioriteitsregel toegepast. Die houdt in dat de eerst gepubliceerde naam als de geldige naam wordt geaccepteerd.

Species Plantarum (De Soorten der Planten) uit 1753 geldt als het begin van de wetenschappelijke naamgeving van planten. Alle wetenschappelijke namen van planten, maar ook dieren, schimmels en bacteriën waar een (L.) achterstaat zijn voor het eerst door Linnæus benaamd en beschreven volgens de door hem opgestelde standaard. Deze tweeledige opbouw bestaat uit een geslachtsnaam met hoofdletter (Hedera) gevolgd door een soortaanduiding (helix). De wetenschappelijke naam voor Klimop is daarmee een combinatie van hedéra (Latijn voor Klimop) en helix (Oudgrieks voor ‘spiraal’). Ondanks dat velen spreken van de ‘Latijnse naam’ van een plant gaan veel van de namen terug op Oudgrieks. Dergelijke aan het Oudgrieks ontleende geslacht- en soortnamen zijn bijna altijd gelatiniseerd.

Voorblad van Species Plantarum
Afbeelding: Wikimedia Commons

Binnen de wetenschappelijke namen zijn er enkele categorieën te onderscheiden. Een deel van de wetenschappelijke namen is ontleend aan een begrip of naam uit de oudheid. Soms betreft dat letterlijk de klassieke aanduiding. Voorbeelden daarvan zijn Alnus (Els), Olea (Olijf én olie), Ulmus (Iep), Platanus (Plataan), Quercus (Eik), Ficus (Vijg), Laurus (Laurier) of Sorbus (Lijsterbes), die allen direct aan het Latijn zijn ontleend.

Soms volgt de Nederlandse naam uit de aanduiding in het Latijn, zoals bij Populier, Plataan, Olm en Ceder. Vaker echter is de Nederlandse naam, zoals je zou verwachten, ontleend aan het Germaans. Dat verklaart ook het vaak grote verschil tussen een wetenschappelijke naam met een basis in het Latijn en een Nederlandse naam. Tilia is de naam die de Romeinen gebruikten voor de Linde. De Germaanse naam Linde is afgeleid van lind(i) dat zacht of soepel betekent.

Andere namen zijn aan het klassiek Oudgrieks ontleend en gelatiniseerd, zoals Hysoppus (hysoppos) of Cedrus (kedros). De oude Grieken noemden de Eik dryas. Dit is nu de wetenschappelijke naam van een alpine plantensoort uit de rozenfamilie. Klassieke namen en begrippen worden wel vaker door elkaar gebruikten. Zo is melon Oudgrieks voor Appel. De Appel wordt in het Latijn pomus genoemd. De geslachtsnaam Malus is echter afgeleid van malum, Latijn voor boomvrucht. Andere voorbeelden van verschuivingen in aanduiding zijn prunus (Latijn voor Pruim), cerasus (Kers) en amygdalum (Amandel). De geslachtsnaam Prunus verwijst naar de Pruim en in de soortnamen klinken de oude namen voor die betreffende soort door.

De geboorte van Adonis met Myrrha als moeder.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Daarnaast is ook inspiratie gehaald uit de Metamorphosen van Ovidius waarin diverse personen werden getransformeerd in planten en dieren. In deze categorie vallen geslachtsnamen als Daphne. De geslachtsnaam Daphne duidt echter een andere plant dan de Laurier waarin deze bosnimf werd veranderd om aan de avances van Apollo te ontkomen. Andere voorbeelden zijn Hyacinthus, Narcissus en Adonis, drie jonge mannen die na hun dood in een plant transformeerden en hun naam leenden aan plantengeslachten. Myrrha transformeerde in een Mirreboom, die de wetenschappelijke naam Commiphora myrrha kreeg. Commiphora is een samentrekking van de Oudgriekse woorden kommi en phoros met de betekenis ‘voorzien van gom’. Ook directe vernoeming naar een figuur uit de klassieke oudheid komt voor. Denk aan het plantengeslacht Hebe, vernoemd naar de godin van de Jeugd, of Juglans (letterlijk: ‘de eikel van Jupiter’).

Apollo en Daphne.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Het aantal plantennamen in klassieke talen was beperkt dus de meeste wetenschappelijke namen kennen een andere oorsprong. Vaak vertelt de naam iets over het uiterlijk van de plant of het gebruik ervan. Dit is zeker het geval bij de oudere wetenschappelijke namen. Later komen afleidingen van een volksnaam, persoon of streek. Daarover meer in de volgende delen van deze reeks.

Madurodam, een attractie­park vol ‘bomen’

Naar aanleiding van het artikel ‘Less is more – Madurodam telt 5.000 miniatuurbomen die niet mogen groeien’ heb ik Madurodam bezocht, waar ik door hovenier Patrick de Leeuw werd rondgeleid. Patrick is één van de personen die zich bezighoudt met het groen in het park. Dat groen moet goed aansluiten op de kleine gebouwen. Bomen zien er daarom uit als volgroeide exemplaren, maar dan in miniatuurvorm. Dat heeft uiteraard consequenties voor de aanplant en het onderhoud.

Een overzicht van de beplanting
Foto: Ineke van Teylingen

Madurodam is een, in eerste instantie door zijn ouders gefinancierde, miniatuurstad als monument voor hun zoon George Maduro. Maduro, geboren op Curaçao, onderscheidde zich tijdens de meidagen van 1940 als officier van de Nederlandse cavalerie in de Slag om de Residentie. Aan zijn moedige optreden is het te danken dat Koningin Wilhelmina kon ontsnappen naar Londen. Na de capitulatie sloot hij zich aan bij het verzet. Hij overleed op 8 februari 1945 in Dachau.
Madurodam is in 1952 ontstaan. Helaas is er uit die tijd geen documentatie over de beplanting meer te vinden. Alle bomen (er staan er zo’n 4.000 tot 5.000), struiken en vaste planten in het park zijn echt. Ze worden klein gehouden door snoei en door toediening van de juiste bemesting. De miniatuurbomen worden zelf opgekweekt uit zaailingen. Doordat er in het verleden veel verschillende klein gekweekte boompjes zijn aangeschaft, is er inmiddels een grote variatie aan soorten beschikbaar als uitgangsmateriaal.
Het snoeien van de miniboompjes is een nauwkeurig karwei. Het is van belang om de takken horizontaal te houden om de structuur van de takken en de stam goed zichtbaar te laten zijn. De oplettende bezoeker zal dan ook zien dat veel boompjes die normaal recht omhoog gaan, in dit park in de breedte groeien. Je moet bij de snoei uiteraard zorgen dat je met goed en scherp materiaal werkt.

Deze Steeneik (Quercus ilex) laat duidelijk de manier van snoei zien.
Foto: Ineke van Teylingen

De visie van Patrick is dat je de biodiversiteit in de bodem niet moet verstoren. De bodem wordt bijna geheel bedekt door gras of laagblijvende vaste planten zoals Cerastium, Leptinella, Lobularia, Sedum en Thymus. Uitdroging van de grond wordt op deze manier tegengegaan en de bodembedekkers houden het onkruid beheersbaar. Er wordt weinig en uitsluitend organische mest toegediend, vallende bladeren voeden de wortels van de bomen. De meststoffen moeten de planten gezond houden, maar ook zorgen voor een gedrongen groei. Kennis hierover is onontbeerlijk en regelmatig worden bodemanalyses uitgevoerd om de situatie in de gaten te houden.

Patrick aan het werk
Foto: Ineke van Teylingen

Omdat Madurodam het hele jaar is geopend, moet het groen altijd representatief zijn. In het voorjaar zorgen de bloeiende Prunussen voor het lentegevoel en ook het winterbeeld is belangrijk. Door de goede verzorging gaat de meeste beplanting gelukkig jaren mee. Om risico te spreiden zijn er in het park gevarieerde bloemperken ingericht. Het is ondoenlijk om alle aangeplante bomen op te noemen, er is een groot sortiment Acer, Prunus, Tilia, Fraxinus, Quercus etc. Bijna het gehele bomensortiment is aanwezig, hoewel coniferen er in de minderheid zijn. Eén van de oudere bomen is een Crataegus monogyna ‘Compacta’ uit de 70er jaren, maar er zijn zelfs boompjes die al in 1952 zijn aangeplant. Madurodam is in de afgelopen jaren enorm uitgebreid waarbij het groen nog steeds prominent aanwezig is.

Een Eik met een gespleten bast. Zonder hulp is de wond netjes dichtgegroeid.
Foto: Ineke van Teylingen

Agroforestry in Nederland

Bomen en struiken maken sinds het ontstaan van de landbouw integraal onderdeel uit van het boerenbedrijf. De aanwezigheid daarvan verminderde sterk in de tweede helft van de vorige eeuw door ruilverkaveling en opbrengstmaximalisatie.

Er was nauwelijks aandacht voor de nadelige effecten daarvan, zoals bodemverschraling, verminderde biodiversiteit in het landbouw­ecosysteem en een eentoniger landschap. Gaandeweg is duidelijk geworden dat doorgaan op die weg geen houdbare landbouw oplevert: ecosystemen die voorheen min of meer in evenwicht verkeerden, raken te veel uit balans.

Vanwege de opstapeling van maatschappelijke opgaven, waaronder het vastleggen van koolstof en het bevorderen van biodiversiteit, stimuleert de overheid tegenwoordig de integratie van houtige gewassen in de landbouw. De term die daarbij breed ingang heeft gevonden is agroforestry. Het is een verzameling van landbouwmethoden waarbij bomen en struiken bewust gecombineerd worden met akkerbouw, veeteelt en/of groenteteelt op hetzelfde perceel. Landschapselementen tellen mee voor de inkomenssteun die boeren in 2023 kunnen ontvangen. Om de basispremie te verkrijgen, mogen maximaal 100 (voorheen 50) niet-productieve bomen per hectare staan op bouw- en grasland. Ook zijn extra premies te verdienen voor eco-activiteiten1, zoals het toevoegen van heggen, hagen en struweel.
De streefcijfers voor meer bos en bomen in Nederland zijn ambitieus. Extra aanplant zou volgens de landelijke Bossenstrategie tot 2030 moeten leiden tot een uitbreiding van het bestaande bosareaal met 10 procent (37.000 hectare bos)2. Doelstelling is om tot 2030 25.000 hectare van de landbouwgrond zonder bomen om te vormen tot agroforestry. Een gedeelte daarvan zal meetellen in het kader van de Bossenstrategie, waarvoor de doelstelling is om 7.000 hectare agroforestry met hogere boomdichtheid te realiseren, waarvan 1.000 hectare voedselbos. De opgave voor agroforestry is daarmee zo fors, dat wel wordt gesproken over een schaalsprong3.
Om die schaalsprong mogelijk te maken, wordt de laatste jaren intensief samengewerkt tussen de landbouwpraktijk, onderzoek en beleid, met het Louis Bolk Instituut als belangrijke spil. Het instituut doet onderzoek naar duurzame landbouw, voeding en gezondheid, met natuur als inspiratiebron. Eén van de onderzoekers daar is Evert Prins. Hij studeerde in 2017 aan de Universiteit van Wageningen af op het onderwerp agroforestry en ging vervolgens, na een loopbaan elders, bij dat instituut werken. Evert vertelt dat veel onderzoeken naar biologisch dynamische landbouw uit het verleden nu weer actueel worden. Rode draad is verduurzaming van de landbouw door inzet van de natuur. De taak van het Louis Bolk Instituut is drieledig: het ondersteunen van boeren in de praktijk door kennisdeling, het genereren van nieuwe kennis door onderzoek in het veld en het adviseren van overheden.

Gerard Bilders, 1860-1865 Koeien bij een plas. Collectie Rijksmuseum

Onderzoeken zijn veelal op de praktijk gericht en met medewerking van de agrariërs: ‘wat werkt wel, wat werkt niet’. Een ook voor dendrologen interessant onderzoek is bijvoorbeeld een studie uit 2014 naar de voedingswaarde van diverse boomsoorten voor dieren, zogenoemde voederbomen. Dat heeft geresulteerd in een website met tabellen, waarin de inhoudsstoffen (energie, eiwit, mineralen en sporenelementen) van blad, knop of twijg van een groot aantal bomen en struiken kunnen worden opgezocht4.
Een recent rapport (2023) betreft een literatuurstudie naar de effecten van agroforestry op biodiversiteit5. Deze studie focust zich op het te verwachten effect van rijenteeltsystemen, silvopastorale systemen en heggen op agrobiodiversiteit, landschappelijke diversiteit en specifieke soorten. Ook wordt daarin een eerste aanzet gedaan om theoretische kennis om te zetten naar praktische aanbevelingen voor agrariërs.
Sinds december 2021 bestaat het Agroforestry Netwerk Nederland, een samenwerkingsverband van mensen uit de praktijk, beleidsmakers en kennisinstituten. In dit netwerk worden honderden boeren vertegenwoordigd. In verschillende provincies zijn al lokale agroforestry netwerken, in andere provincies wordt hier nog aan gewerkt. Op Europees niveau wordt agroforestry ondersteund door European Agroforestry Federation (EURAF) (https://euraf.net). Uitwisseling van kennis en ervaringen uit andere landen levert volgens Prins veel op.

In de landbouwpraktijk worden grofweg vier vormen van agroforestry onderscheiden.
Silvopastorale systemen: rijen of verspreid staande bomen in combinatie met grasland en grazend vee in de vorm van boomgaardbegrazing, boomweides en voederbomen. Het zorgt voor een beter leefklimaat voor koeien vanwege luwte en schaduw en het bevordert hun natuurlijke gedrag. Wanneer wordt gekozen voor productieve bomen (Walnoot, Appel, Kastanje) wordt een inkomensstroom toegevoegd.
· Beplante uitlopen: rijen of verspreid staande bomen en of struiken in de uitloop van pluimvee of varkens bevordert het dierenwelzijn en kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld fruit- of biomassaproductie.
· Rijenteeltsystemen: rijen bomen en of struiken in combinatie met akkerbouwgewassen tussen de bomenstroken. De interesse hierin is vrij recent, onder andere als methode om de bodemproblematiek aan te pakken. Ook kunnen bomenhagen gunstig voor akkerbouwgewassen werken bij extreem nat of droog weer of harde wind. De rijen zijn zo ingericht dat optimaal kan worden geprofiteerd van lichtomstandigheden, soms qua ontwerp met een zekere kromming, maar zodanig van opzet dat er mechanisch gewerkt kan worden.
· Voedselbossen: complexe systemen met hoge dichtheid en diversiteit aan vruchtdragende bomen, struiken en eetbare kruiden. In Nederland gaat deze ontwikkeling ontzettend snel, vertelt Evert Prins.

Agroforestry percelen Janmiekeshoeve met de gekromde bomenrijen in noord-zuid richting
Foto: Eduard Groen

Pionieren in de praktijk
John Heesakkers woont en werkt met zijn gezin op de Janmiekeshoeve in het Brabantse Mariahout. Als zevende generatie agrariër op die plek heeft hij een gemengd bedrijf waarvan 18 hectare wordt omgevormd naar agroforestry.
Al in 2011 heeft hij de knop omgezet van een gangbaar melkveehouderijbedrijf naar biologische landbouw. Hij is toen gestopt met kunstmest strooien en chemische bestrijdingsmiddelen en heeft zijn bedrijf aangemeld bij SKAL, het controleorgaan voor biologische landbouw. Hij kwam in een ander netwerk terechtkwam en studeerde in de winterperiodes samen met dertig andere melkveehouders een keer per maand op andere manieren van boeren. Inspiratie kwam onder andere uit het werk van Mark Shepard, auteur van Herstellende landbouw. In plaats van vijftig melkkoeien heeft John nu circa twintig zoogkoeien en enkele kalveren. Daarnaast 249 legkippen, diverse akkerbouwpercelen en een voedselbos.
De overstap naar agroforestry is qua planvorming, adviezen inwinnen en extra hectares land aankopen, begonnen in 2017; de feitelijke aanplant van bomen en struiken drie jaar later. De laatste 4,5 hectare wordt in het najaar van 2023 aangeplant. Een belangrijk element van de ecologische meerwaarde van zijn agroforestry-bedrijf is dat de percelen een corridor tot stand brengen waardoor twee al bestaande bospercelen met hoge natuurwaarde aan elkaar worden verbonden. Daardoor verleenden ook de provincie, het waterschap en de gemeente graag hun medewerking om het plan mogelijk te maken. Het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) verleende een financiële bijdrage ter compensatie van de afwaardering van landbouwgrond naar natuurgrond. John heeft bij de notaris getekend voor het ‘eeuwigdurend in stand houden’ van de agroforestry-bestemming. Bij eventuele verkoop van het bedrijf in de toekomst blijft dit type landbouw op deze plek bestaan.
John Heesakkers noemt drie lessen van het pionieren van de afgelopen jaren. De schaal moet behapbaar zijn. De 18 hectare zou in drie jaar omgezet moeten zijn in agroforestry, maar voor de laatste 4,5 hectare vroeg hij een jaar uitstel aan. Ook werd John overvallen door de weersomstandigheden. Irrigatie is in de planfase wel meegenomen, maar toch moesten als tijdelijke oplossing de bomen en struiken via een trekker met gierton en sproeistuk worden bewaterd. Het irrigatiesysteem is inmiddels aangelegd. Derde leerpunt is de aanplantperiode; het najaar is toch echt te verkiezen boven het vroege voorjaar, ook als de eerste aanplant daardoor een half jaar uitgesteld moet worden.
John ontving erg positieve reacties op het ontwerp, noord-zuid gerichte bomen- en struikenrijen met een lichte buiging, zoals bij een boemerang. De agroforestry-akkers geven daardoor een schoonheidsbeleving die passerende mensen blij stemt.

Rijenteelt op Janmiekeshoeve
Foto: Eduard Groen

Voor de soortkeuze is hij te rade gegaan bij Sjef van Dongen van Fruitzforlife, die als kweker is gespecialiseerd in bomen en struiken voor agroforestry. Voor de beplanting op de stuifzandgronden van de Janmiekeshoeve, is de keuze gevallen op 400 Tamme kastanjes (Castanea sativa, cultivars ‘Marsol’, ‘Maraval’ en ‘Marigoule’) als climaxboomsoorten. In totaal zullen eind dit jaar 12.000 bomen en struiken zijn aangeplant; in totaal 35 verschillende soorten, waaronder Nashipeer (Pyrus pyrifolia ‘Olympic’), Perzik (Prunus persica, cultivars ‘Inka’, ‘Harnas’ en ‘Velvet’), Abrikoos (Prunus armeniaca ‘Bergeval’), Duindoorn (Hippophae rhamnoides, cultivars ‘Askola’, ‘Orange energy’, ‘Leikora’, ‘Pollmix 1’ en ‘Pollmix 2’) en Vlier (Sambucus nigra ‘Haidegg 17’); tussen de rijen gecombineerd met de teelt van eenjarige gewassen zoals lupine en graan.
Als ik na mijn bezoek in juli 2023 door het gebied heenloop, valt mij op hoeveel zangvogels er foerageren, alsook een fazant en groene specht. Een marterachtige schiet over een van de graspaden voorbij. Het is dat de 249 legkippen niet mochten rondscharrelen vanwege de vogelgriep, anders zou de rondwandeling ongetwijfeld een nog levender karakter hebben gehad.
Zoals John Heesakkers zijn er momenteel honderden agrariërs bezig met een omschakeling, vertelt Evert Prins. Daarbij kunnen ze rekenen op meer beschikbare ondersteuning, expertise en dienstverlening. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) denkt tegenwoordig actief mee. En er zijn kwekerijen die zich speciaal hebben toegelegd op agroforestry. Die werken bijvoorbeeld ook met nieuwe vruchtselecties, zoals met grootvruchtige Kornoeljesoorten. Op verschillende plekken in het land wordt gekeken hoe agroforestry het best tot zijn recht komt. Zo werkt Prins bijvoorbeeld met collega’s van de WUR aan het project Houtwal 2.0. In dit project worden voor de Achterhoek nieuwe multifunctionele houtwallen ontworpen op basis van inheems plantenmateriaal. In Friesland bekijkt hij met verschillende partners de ecosysteemdiensten van bomen in de Noordelijke Friese Wouden en de effecten daarvan op de landbouw. Landelijk werkt hij met onder meer de WUR aan het uitwerken van verdienmodellen voor agroforestry
Duidelijk is dat agroforestry niet één soort nieuw systeem is dat in heel Nederland kan worden toegepast. Ieder systeem komt er anders uit te zien, afhankelijk van de ambitie van de boer, het verdienmodel, de producten die afgezet kunnen worden, de grondsoort en het landschap. Die diversifiëring is mooi, vindt Evert Prins. Het ene is kansrijker dan het andere, maar die diversiteit is belangrijk.
Landschapsarchitect Dirk Sijmons noemt in zijn essay ‘Moedig zijwaarts’ het agro-ecologisch perspectief: ‘De agro-ecologische landbouwpraktijk draait om het verminderen van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, diversificatie van teeltsystemen en het verantwoord en duurzaam gebruik van water en andere natuurlijke hulpbronnen, maar eerst en vooral om een minder desastreuze omgang met de bodem: die wereld onder onze voeten, dat levende en leven brengende systeem van schimmels, bacteriën, mijten, wormen, microben, mollen en nematoden die voor afbraak zorgen en de mineralen weer beschikbaar stellen voor de groei van planten.’6

‘Moedig zijwaarts’ dus, of zoals Evert Prins het verwoordt: ‘Bomen horen gewoon in het landbouwsysteem en ze zijn essentieel om dat systeem sterk en weerbaar te maken.’

Een vorig jaar aangeplante Abikoos (Prunus armeniaca ‘Bergeval’) op de Janmiekeshoeve
Foto: Eduard Groen

Literatuur / verwijzingen
1. Meer informatie over de subsidies die boeren uitbetaald krijgen per hectare landbouwgrond zijn te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
2. Bos voor de toekomst, uitwerking ambities en doelen landelijke bossenstrategie en beleidsagenda 2030. Gezamenlijke uitgave van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de gezamenlijke provincies, november 2020.
3. Boki Luske et al. (2020), Masterplan Agroforestry: advies voor het realiseren van een schaalsprong van agroforestry in Nederland. Louis Bolk Instituut.
4. Nick van Eekeren et al. (2014). Voederbomen in de landbouw, Uitgave: Louis Bolk Instituut.
5. Jacco de Stigter, Evert Prins, 2023. De effecten van agroforestry op biodiversiteit in Nederland. Uitgave: Louis Bolk Instituut.
6. Moedig zijwaarts (2023), Dirk Sijmons. In: De Gids, jaargang 186, 2023/3, blz. 25-30.