Palmbomen: een onderbelichte groep

In Arbor Vitae zijn palmbomen nog nooit aan de orde geweest. Het wordt tijd dat daar verandering in komt, want je ziet ze steeds vaker in tuinen. Misschien komen ze wel als straatboom voor en als dat nog niet het geval is, dan zal dat zeker gaan gebeuren.
De eigenaren van de boom hebben meestal iets met het zonnige zuiden, want palmen associëren we met mediterrane of tropische streken. Dit klopt vaak, maar er zijn palmen die in koude streken voorkomen en dat biedt kansen voor ons in Nederland.

In de botanische tuin van Rome waar mijn fascinatie begon, wordt de hoofdlaan geflankeerd door een rij torenhoge palmen. Hoe heten ze? Je kunt niet bij de bladeren komen, dat is meestal het geval bij palmen. Hoe krijg je vat op deze bomen? In dit artikel geef ik een aantal aspecten waar we op kunnen letten.
Palmen hebben een duidelijk herkenbaar uiterlijk: je ziet een lange stam met bovenin wuivende bladeren. Ze behoren tot één familie, de Arecaceae. Deze familie omvat 188 geslachten en ongeveer 2585 soorten. We identificeren palmen met mediterrane streken en met de tropen, maar ze komen ook voor in bergachtige streken, langs kusten en in de Himalaya en er zijn er ook die in onze streken zouden kunnen gedijen. Er zijn een tweetal palmen die steeds vaker voorkomen in onze tuinen, Chamaerops humilis en Trachycarpus fortunei. Palmen zijn uniek in het plantenrijk. Er zijn kampioenen onder: die met de zwaarste zaden (25 kg), die met de grootste bladeren (25m) en die met de grootste bloeiwijze (8m) ter wereld. Bij ons hebben de palmen geen economisch belang, maar in veel landen wel. Voor de voedselvoorziening zijn palmen van levensbelang. Zo leveren ze kokosnoten, dadels en betelnoten. Hier in Nederland gaat dat echter niet op en worden palmen gebruikt om een tuin een exotisch tintje willen geven.

Chamaerops humilis
Foto: Henriette Degewij

Palmen behoren tot de bedektzadigen en verder tot de eenzaadlobbigen waarvan de belangrijkste kenmerken zijn dat er geen kelk of kroon is maar een bloemdek, dat bij de bloem het grondgetal drie of een veelvoud van drie is, dat er na het kiemplantstadium bijwortels groeien, en, heel belangrijk, dat er geen secundaire diktegroei optreedt.
Een palm heeft een schijnstam. In feite is dit een stengel, er zijn geen jaarringen, er is geen bast en er zijn geen echte takken. De groei is alleen zichtbaar in de lengte. De dikte van de stam is van het begin af aan bepaald. Een jonge boom van dezelfde soort heeft dezelfde dikte als één die heel oud is. Je ziet opeengestapelde bladvoeten die de stam een eigen gezicht geven. Bovenaan de stam is de groeitop. Deze is kwetsbaar, vandaar dat het verdedigingsmechanisme hierop is gericht: stekelige bladstelen bijvoorbeeld, zodat een vijand er niet kan inklimmen of de groeitop kan opeten. Het blad ontwikkelt zich vanuit deze groeitop. Hierin bevindt zich een gevouwen en onverdeeld blad dat zich door een splitsing ontwikkelt tot een samengesteld blad.

Onderkant blad van Chamaerops humilis
Foto: Henriette Degewij

Hoe nu bepalen we de soort? Hiervoor kunnen we het beste bij de bladeren beginnen. Het blad is waaiervormig of vedervormig, vandaar de waaierpalmen en vederpalmen. Deze twee groepen zijn de voornaamste. Er zijn ook nog dubbelgeveerde en gaafrandige palmen, maar die worden in dit artikel niet besproken. Onder de waaier- en vederpalmen bevinden zich tussenvormen waarbij de bladsteel doorloopt in de bladschijf. Dit verschijnsel heet costapalmaat. Deze tussenvormen worden tot de waaierpalmen gerekend, bijvoorbeeld bij de Livistona’s. Voor de determinatie is de mate van insnijding van de bladschijf van belang. Deze kan bijvoorbeeld tot de basis of tot een kwart zijn ingesneden, er zijn vele mogelijkheden. Sommige soorten hebben een knik in het blad, die al van verre goed te zien en het determineren eenvoudiger maakt. Vele soorten hebben stekels op de bladsteel, die behoorlijk agressief zijn. Ook de lengte van de bladsteel ten opzichte van het blad zelf doet er toe.
De stam kan gemat, vezelig, dwarsgestreept of glad zijn. Dit laatste is soms bedrieglijk, want je komt exemplaren tegen die geschoren zijn en dan zie je zomaar een kale stam. Typerend voor sommige geslachten binnen de vederpalmen is de bladschedenbundel boven in de stam die er uit ziet als een groene hals, bijvoorbeeld bij Archontophoenix.
Bij sommige geslachten hangen de verdroogde bladeren als een rok naar beneden, bijvoorbeeld bij de Washingtonia’s. Ook het geslacht Phoenix is goed te herkennen door zijn opstaande schubben evenals de zilverkleurige palmen, bijvoorbeeld Bismarckia.

Blad van Trachycarpus fortunei
Foto: Henriette Degewij

In Nederland zijn diverse palmen in de handel. Allereerst de Trachycarpus fortunei, de Chinese waaierpalm, afkomstig uit China. Deze soort komt bij ons het meeste voor. Het is een kleine boom met een vezelige bast, het blad is diep gedeeld, waaiervormig en donkergroen. De bloemen groeien in pluimen met kleine, gele bloemetjes, al hoewel er in ons klimaat zelden bloemen zijn te vinden. De boom houdt niet van wind.
De Chamaerops humilis, de Europese dwergpalm, is de enige soort uit Zuid-Europa. Deze is struikachtig, meerstammig of eenstammig. Het blad is stijf uitstaand, diep ingesneden, waaiervormig en heeft een bladsteel met scherpe stekels.
De Trachycarpus takil, Brahea armata, Trithrinax campestris, Washingtonia robusta, Butia capitata, Butia yatai, Howea forsteriana en Phoenix canariensis komen ook voor. Je ziet ze zelden, maar zijn het proberen waard met het warmer worden van het klimaat. Verder zijn er planten in de handel die op palmen lijken. Cycas (Cycadadeae) en Yucca (Asparagaceae) liften op de populariteit van de palm mee. Het is verwarrend dat de Yucca Palmlelie wordt genoemd.
Tenslotte zie je een ruim aanbod van palmen als kamerplant. Je ziet ze soms gewoon in de supermarkt waar ik wel eens een jonge Livi­stona of Cocos aantref, die ik ken als metershoge bomen. Het is leuk om het jeugdstadium te bekijken van deze reuzenpalmen.

Stam van Trachycarpus fortunei
Foto: Henriette Degewij

Geef een reactie