Tijdens het ontwikkelen van een bomenwandeling die het publiek in het Stadspark in Groningen met behulp van QR- of streepjescodes met de bomen wil laten kennismaken, trof ik een ongewone Eik aan. Eén waarvan op dat moment niet direct duidelijk was wat er van te denken. Het leek een Zomereik maar toch ook niet. Zou het misschien een of ander weinig bekende soort of een hybride van verschillende soorten zijn?
Variaties binnen de soort
De Zomereik is een van de meest voorkomende bomen in Nederland. Die bekendheid en zijn algemene voorkomen betekenen niet dat er nooit iets raars aan deze soort te ontdekken valt. ‘Iets raars’ kan van alles zijn: de vele tientallen soms zeer verrassend gevormde gallen die in de boom zijn te vinden, ziektes, vreemde misvormingen of vergroeiingen. We komen het allemaal tegen. Een soort is ook geen constante. Het is een groep van exemplaren die in erfelijke eigenschappen zo sterk met elkaar overeenkomen dat ze zich onderling kunnen voortplanten resulterend in het behoud van wat je zou kunnen beschrijven als een ‘gemiddelde’ van een reeks aan overeenkomstige kenmerken (innerlijk en uiterlijk). In deze situatie draait het om de benaming.
Groot blad
Zo heeft de Eik in het Groninger Stadspark bladeren die ongewoon groot zijn. Ze hebben een formaat dat doet denken aan die van een exoot zoals de Japanse keizereik Quercus dentata, waarvan het blad zelfs tot 30 cm kan reiken, de lengte van een A4. Beschrijvingen van de Zomereik houden het er doorgaans op dat dit bad hoogstens 14 cm lang is (Nederlandse dendrologie, 1978), maar daar heeft de boom in het Stadspark lak aan. Hij draagt bladeren die bijna eens zo lang zijn. Dat zijn ze weliswaar niet allemaal, er zijn ook kleinere bladeren in de kroon te vinden, maar toch zijn de gemiddelde bladlengte en –breedte, en dus het gehele bladoppervlak, uitzonderlijk groot voor de Zomereik. Daarbij gaat het niet om bladeren (of takken met bladeren) die, onder invloed van breuk of snoei, extra groei vertonen ten opzichte van de rest van de boom. Wel heeft hij, heel typerend voor de Zomereik, de bijna te verwaarlozen zo korte, bladsteeltjes. Dat betekent ook dat deze Eik geen Wintereik Quercus petraea is, en evenmin een hybride van een Zomer- en Wintereik: Quercus xrosacea. Die beide hebben aanzienlijke steeltjes aan het blad, die van de Wintereik het langst. Ook valt op dat de bloemstelen van deze Eik uitzonderlijk lang zijn: ze steken hoog boven het blad uit. Dat de groeiplaats van de boom niet afwijkend is blijkt uit andere Zomereiken op die plek met blad van maximaal 14 cm lengte.
Een cultivar?
Al met al deed de boom denken aan een grootbladige cultivar van de Zomereik, als die zou bestaan. Maar dat is niet het geval. Wel vond ik in de literatuur Quercus robur ‘Cucullata’ maar die heeft toch kleiner blijvend en kapvormig gebogen blad.
Voor meer duidelijkheid heb ik contact opgenomen met deskundigen binnen de NDV. Om na te gaan of het misschien toch een vreemd ras of een hybride is, nam ik een reeks foto’s van de boom en vroeg ik binnen de NDV om reacties. Pierre Theunissen, oud plantenkennis docent, en Gert Fortgens, directeur van Trompenburg Tuinen & Arboretum, hebben het fotomateriaal bekeken. Ook zij toonden wel enige twijfel maar gaven toch aan dat dit een Zomereik is. Eentje die binnen de soort erfelijk afwijkt maar die er niettemin gewoon bij hoort.
In de taxonomie mag hij dan toch heel gewoon een Zomereik met de naam Quercus robur zijn, in mijn beleving blijft deze boom verrassend, een ongewone gewone Eik en een waardevolle aanwinst voor het parksortiment. Een boom die het waard is publiek er mee te verrassen. Of, zoals Pierre Theunissen schreef: zich er over te laten verbazen omdat dat goed is voor de fantasie.
* Harry Holsteijn is educatief medewerker NDE (Natuur en Duurzaamheid Educatie gemeente Groningen).