Excursie Midden-Brabant

Op de zonnige zondagmorgen van de 15e augustus werden we gastvrij ontvangen in de sortimentstuin van Bea van Grinsven in het Brabantse Veghel. Met 30 mensen een sortimentstuin bekijken van anderhalve hectare, is dat wel programmavullend? Nou zeker! Bea vertelde al bij de eerste paden waar we liepen veel over de planten, hun namen, hun bijzonderheden en waar ze vandaan kwamen. Enkele deelnemers zagen hun kans schoon om al zelf op speurtocht te gaan en mooie en bijzondere bomen te ontdekken. Zoals veel verschillende soorten Euonymus. Van sommige waren de vruchten al wel en van sommige nog niet mooi op kleur. Een blauwgroene eucalyptus (Eucalyptus gunnii) viel van ver al op, staande naast de donkerrode Fagus sylvatica ‘Purpurea Tricolor’. En in het open gazon trok een ×Chitalpa tashkentensis met een prachtige bescheiden bloeiwijze de aandacht. Kronkelpaadjes, waterpartijen, grasveldjes, naambordjes, een kwekerijtje; op de anderhalve hectare is echt alles aanwezig. Het maakt niet uit dat er ook nog verschillende oude auto’s zijn gestald, de bomen zoeken en nemen hun ruimte en bepalen er de sfeer.

Bloem van ×Chitalpa tashkentensis
Foto: Wilma Verburg

Na de lunch in het ‘automuseum’ bij de bomentuin vertrokken we naar de boomkwekerij van Willie Spierings in Liempde. Willie vertelde dat hij al lang geleden was begonnen met enten. Daarna nam hij het veehoudersbedrijf van zijn vader over, maar bleef hij zich wel bezighouden met het kweken van bomen. Inmiddels bestaan zijn werkzaamheden vooral uit het kweken en verzorgen van bijzondere bomen.
In de tuin bij het huis kijken we al de ogen uit, maar ook verderop in de kwekerij is veel bijzonders te zien. Zoals Lagerstroemia indica volop in bloei, een bonte Clerodendrum, een Aesculus flava die er ook in het midden van de zomer zeer gezond uitziet en veel hoog geënte bomen. Toen we dachten dat we alles hadden gezien, bleek er ook nog een heel arboretum te zijn. Alles op rijen gezet, alles goed te bekijken en alles met voldoende ruimte en licht. Willie wist er heel veel over te vertellen en de middag vloog om. We konden nog wat napraten in de tuin en gingen daarna voldaan en overladen met kennis en indrukken weer naar huis. Fijn was het ook, om elkaar weer ontmoet te hebben!

Eucalyptus gunnii naast Fagus sylvatica ‘Purpurea Tricolor’
Foto: Wilma Verburg

Invasieve exoten en hybride

Invasieve exoten zijn onderwerp van veel discussie, ook in mijn dagelijkse werk als tuin- en landschapsarchitect. Afgezien van vragen van grondeigenaren over een specifieke plant en het al dan niet vermeende invasieve karakter ontstaat er op ambtelijk niveau steeds meer weerstand tegen het toepassen van bepaalde soorten. Daarbij dreigen in het kader van zichtbaar daadkrachtig optreden verkeerde ingrepen en bestrijdingsmaatregelen.

In reactie op het artikel van Piet de Jong in de vorige Arbor Vitae (2021, nr. 3) over invasieve soorten het volgende. Piet de Jong meldt onder andere Rhododendron ×superponticum Deze soort is beschreven als een hybride tussen de Pontische rhododendron en Amerikaanse soorten. Deze superhybride met extra groeikracht zou verantwoordelijk zijn voor de plaatselijk dominantie van wat eerder onder R. ponticum werd geschaard. Echter deze plant met hybride groeikracht (heterosis) bestaat niet.

Dit betekent overigens niet dat het fenomeen van heterosis niet betrokken is bij het ontstaan van invasieve soorten. De eveneens in het artikel genoemde Japanse duizendknoop (Fallopia japonica) is een mannelijk onvruchtbare plant die zich vooral via menselijk handelen (maaien en grondverzet) verspreidt. Een toevallige kruising met een Russische zustersoort (Fallopia sachalinensis) leverde de Basterdduizendknoop Fallopia ×bohemica die krachtiger groeit, droogtebestendig is en zowel vruchtbaar stuifmeel als vruchtbeginsels produceert. Deze nieuwe soort kan terugkruisen met beide ouders en zo voortplanting via zaad introduceren in de populatie van Fallopia japonica. De hybride wordt vaak gemist, zoals ook bij veel beheerders de Russische zustersoort onbekend is.

Rhododendron ×superponticum op landgoed Soeslo bij Zwolle
Foto: André Beerendonk

Terug naar de Pontische rhododendron. Genetisch onderzoek heeft laten zien dat de sterk woekerende planten van R. ponticum allen behoren tot dezelfde kloon. R. ponticum kent een gescheiden verspreidingsgebied met de hoofdpopulatie in Klein Azië (Pontisch Gebergte), een kleine populatie in Bulgarije en een in het zuiden van Portugal en Spanje. De invasieve planten in het Verenigd Koninkrijk zijn genetisch gelijk aan de planten uit Portugal (ook wel aangeduid als R. ponticum ssp. baeticum). De hybriden van R. ponticum en de nauw verwante Noord-Amerikaanse zustersoorten R. catawbiense en R. maxima lijken juist minder groeikrachtig te zijn dan R. ponticum. Schots onderzoek heeft overigens wel introgressie vastgesteld waardoor in wilde populaties tot 5% catawbiense-genen aanwezig zijn in het genoom van R. ponticum. De meeste invasieve exoten zijn polyploïden, dat geldt echter niet voor R. ponticum (een diploïde).

In de bestrijding van R. ponticum worden veel ongelukkige keuzes gemaakt. De struiken – die zich vooral via afleggers vermeerderen – worden afgezaagd. De stobben en stengeldelen in het strooisel lopen vervolgens weer uit en tussen de slecht verterende bladeren kiemen alleen zaden van de Pontische rhododendron. Dit verjongt en vernieuwt de opstand waardoor deze zich eerder uitbreidt dan dat deze wordt ingeperkt. Overigens waren planten als de Pontische rhododendron, Sneeuwbes en Beuk veelgebruikt op buitenplaatsen die slechts gedurende een aantal maanden of zelfs weken per jaar werden bewoond. Het feit dat er niets onder kon groeien betekende namelijk ook veel minder onderhoud.

Boomverplanting met vorstkluit, nu en toen

‘Spectaculaire verplanting van een vijftigjarige linde met vorstkluit en al’, berichtte Copijn Boomspecialisten in februari 2012. Bij deze verplantingsmethode wordt de kluit aan het begin van een te verwachten vorstperiode vrij gegraven en direct voor het invallen van de vorst nat gemaakt. Na een paar dagen kan de boom met bevroren kluit worden gelicht en verplant. Het voordeel van deze methode is dat ook bij zandgrond een kluit kan worden gevormd.
Dit toen lezende dacht ik: ja, maar dat heb ik eerder gelezen. Wat heet, bijna ‘270 jaar eerder’. En wel in het boek Beschouwende en werkdadige hovenier-konst of inleiding tot de waare oeffening der planten van Johann Hermann Knoop uit 1753. Copijn spreekt over een 22 meter hoge boom, een kluit van 4 meter doorsnede en een gewicht van 40 ton. De dimensies bij Knoop zijn meer bescheiden. Maar toch, werd hier kennis van toen nu benut?

Verplanting van boom met vorstkluit (2012)
Foto: Copijn Boomspecialisten

Lees zelf maar eens wat Knoop in 1753 publiceerde. Allereerst wordt door een ‘leerling’ een vraag gesteld die vervolgens door ‘meester’ Knoop wordt beantwoord.

‘Het valt my te binnen, dat ik gehoort heb, dat men evenwel oude grote bomen sonder inkorting verplanten kan, is dat so?
Met veel moeite en toestel kan het geschieden, selfs met bejaarde, grote bomen, en sulks op dese wyse: in de winter als het begint sterk te vriesen, word ‘er rondom de boom een ruime circulaire greppel gegraven, op bequame distantie van de stam, op dat de wortels niet te kort worden, die men met een scherpe byl wel glad afhouwen moet, agt gevende dat de aarde niet veel geroert worde, en los raakt, moetende de klomp onder en boven wat schuins af gestoken worden, op dat deselve sig als een ronde bol vertoont, en men moet de boom met palen ondersteunen, op dat deselve overeind en wel vast blyft staan:
Dit gedaan synde begiet men de klomp aarde geduurig van tyd tot tyd rondom met water, op dat deselve vast t’samen vriest; vervolgens de klomp aarde wel vast t’samen gevroren synde, so word deselve opgenomen, en gebragt ter plaatse daar hy staan sal, een behoorlyke greppel van te voren tot dien einde gereed gemaakt synde.

‘een machine, met 4 hoge raderen, om de boom met de klomp aarde daar mede uit de grond te winden, en te vervoeren’, uit Beschouwende en werkdadige hovenier-konst (1753) van J.H. Knoop.

Op dese wyse heb [ik] een gehele alleé van linde-bomen, met een gewenschte volgende groey, sonder inkorting der kroon-takken, gesien, en mede helpen verplanten en verplaatsen, welke bomen wel 25 jaren oud, en tusschen 30 a 36 voeten [ zo’n 9,5 tot meer dan 11 meter] hoog waren. Dog sodanige verplaatsing van grote, sware bomen kan niet geschieden, dan door middel van een machine, met 4 hoge raderen, om de boom met de klomp aarde daar mede uit de grond te winden, en te vervoeren. Sie, om kort te gaan, een schets van sodanig een machine in het klein.’