Magnolia virginiana, de enige echte Beverboom

Op de omslag van de derde Arbor Vitae uit 2023 prijkt een foto van een Magnolia die in het land van herkomst een hele reeks namen heeft met als belangrijkste Sweet Bay. Verder onder andere Swamp Bay, Swamp Magnolia, White Bay en Beaver Tree. Deze laatste naam was de aanleiding om voor het hele geslacht als Nederlandse naam Beverboom te gaan gebruiken met als toppunt Gewone beverboom voor Magnolia ×soulangeana. Gelukkig is uiteindelijk toch voor Magnolia als Nederlandse naam gekozen, want de connectie met bevers geldt alleen voor Magnolia virginiana.

Magnolia virginiana was de eerste Magnolia die door Linnaeus werd benaamd. De geslachtsnaam werd eerder al gegeven door Charles Plumier, die daarmee de Franse botanicus Pierre Magnol eerde. Eigenlijk zou, zoals de Fransen doen, de geslachtsnaam moeten worden uitgesproken als Manjolia. M. virginana is de meest verbreide soort in de VS. Ze groeit van noord tot zuid in de kustvlakte en in het zuidoosten ook aan de voet van heuvels. Boven North Carolina is het een bladverliezende struik. In het zuiden is het een groenblijvende boom die tot 28 m hoog kan worden. Deze zuidelijke populaties werden lang aangeduid als de var. australis, maar dat is thans een synoniem. De geurende witte bloemen hebben een doorsnede van 5-8 cm. De tien tepalen vouwen zich niet gelijktijdig open. De bloeitijd is heel lang: van half juni tot in augustus. Als enige Magnolia kan ze te maken hebben met vraat door bevers. Enkele van de andere namen wijzen op de groeiplaats in moerasgebieden.

Magnolia virginiana volledig geopende bloem
Foto: Monique Oude Wansink

M. virginiana werd in 1688 in Engeland ingevoerd. In ons land is het een geheel of gedeeltelijk wintergroene heester. Van het tiental benaamde selecties is ‘Jim Wilson’ met als merknaam MOONLIGHT waarschijnlijk de bekendste.

Hybriden van M. virginiana
Magnoliasoorten zijn gemakkelijk onderling te kruisen en dat geldt ook voor M. virginiana. De eerst hybride, die al in 1808 bekend werd, was M. ×thomsoniana, een kruising van M. virginana met M. tripetala. De kruising van M. virginiana met M. grandiflora lijkt sterk op de laatstgenoemde, maar heeft smallere bladeren en is zeer winterhard. Een selectie van deze kruising is ‘Freeman’ met een zuilvormige groei. Ook ‘Maryland’ heeft deze ouders.

Magnolia virgianiana: ontluikende bloemen
Foto: Monique Oude Wansink

Overige Noord-Amerikaanse soorten
Van de totaal acht soorten is M. grandiflora de bekendste, mede dankzij de klimaatverandering. Vroeger zag je M. grandiflora in Engeland op een zeer beschutte plek tegen een zuidmuur. Ik herinner me hoe bij de Botanische Tuinen in Wageningen de plant in de zestiger jaren iedere winter in rietmatten werd gehuld als bescherming tegen de vorst. Het areaal van
M. grandiflora is in het uiterste zuidoosten van de VS. Er zijn thans een groot aantal benaamde selecties, met name ‘Gassonière’ en ‘Ferruginea’.

M. acuminata heeft een groot areaal in het zuidoosten van de VS. Linnaeus beschreef hem in Species Plantarum (1753) als variëteit van
M. virginiana. Het kunnen grote bomen worden: tot 30 m hoog. Het is de enige Magnolia met geel in de bloemen en dat heeft geresulteerd in soortkruisingen met gele bloemen. Een aparte winterharde soort is M. tripetala, een veelstammige struik met de grote bladeren in kransen. Ook deze soort werd door Linnaeus als variëteit van M. virginiana beschreven.

Ook M. macrophylla heeft, zoals de naam al zegt, grote bladeren. Ze staan ook in kransen, maar het is meestal een eenstammige boom. De soort heeft lage beschutte groeiplaatsen in het zuidoosten van de VS. Nauw verwant is M. ashei met een klein areaal in het uiterste zuidwesten van Florida. Het is een bedreigde soort.
Resten nog M. fraseri en M. pyramidata, eveneens uit het zuidoosten van de VS. In cultuur zijn ze zelden aan te treffen.

Kluster zaden van Magnolia macrophylla
Foto: Ineke Vink

Trompenburg Tuinen & Arboretum Rotterdam: Ontwikkeling en groei van de collectie

Het derde boek geheel gewijd aan één arboretum. Een prachtig boek, het fraaiste in de serie van drie. Het eerste boek (1983) met auteurs J. Voskuil en J.R.P. van Hoey Smith, verscheen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stichting Bevordering van Volkskracht, Rotterdam. Het tweede boek (2001) met auteur J.R.P. van Hoey Smith, verscheen ter gelegenheid van zijn ‘pensionering’ en de aanstelling van ‘Ing. G. Fortgens …… een zeer deskundige directeur/hortulanus, die de ingeslagen weg voortzet …’ (p. 39). En nu hebben we dan het derde boek in 2023, geschreven door directeur/hortulanus Gert Fortgens ter gelegenheid van zijn pensionering.

De drie boeken over Trompenburg
Foto: Ineke Vink

Waar te beginnen met de bespreking van dit fraaie boek? Allereerst dient de prachtige lay-out vermeld te worden. Een boek om door te bladeren, stukjes te lezen, af en toe weg te leggen en dan toch weer te pakken om verder te lezen en te bladeren. Het is prettig en goed geschreven en bovenal heel informatief. En dat betreft allerlei informatie over het reilen en zeilen van het arboretum, de organisatie en het onderhoud. Maar ook de geschiedenis van Trompenburg en de uitbreidingen van de laatste 30 jaar. Dus de periode dat Gert Fortgens directeur was. Het voert te ver om alle hoofdstukken te noemen, maar een paar licht ik er graag uit, omdat ik ze leuk en informatief vond. Hoofdstuk 9 ‘Dierenleven in Trompenburg, Veranderingen door de jaren heen’, hoofdstuk 12 ‘Vermeerderen’ en hoofdstuk 21 (het laatste hoofdstuk) ’30 jaar onderhoud, beheer en werk’.
Bij het lezen van dit boek werd me weer eens duidelijk hoeveel werk en menskracht Trompenburg vraagt om het zo fraai te houden als het is. De vaste beroepskrachten, maar ook de grote groep vrijwillig(st)ers en niet te vergeten de gelden van de eigenaar-stichting maken en maakten Trompenburg tot één van de mooiste arboreta van Nederland (zonder te kort te doen aan alle andere Nederlandse arboreta). Als eigenaar van een arboretum zonder een vermogende mecenas maakt dat mij wel een beetje jaloers …
Kortom: een boek zeer de moeite waard om te kopen. Ik hoop van harte dat dit boek nog weer meer mensen liefde en begrip voor bomen en planten bijbrengt en dat nóg meer mensen de weg zullen vinden naar Trompenburg Tuinen & Arboretum Rotterdam.

Trompenburg Tuinen en Arboretum Rotterdam. Ontwikkeling en groei van de collectie

Fortgens, G. (2023). Trompenburg Tuinen & Arboretum Rotterdam. Ontwikkeling en groei van de collectie. Uitgeverij Stichting LM Publishers, Edam. Prijs: € 29,95.
Het boek is te bestellen via https://trompenburg.nl/product/boek-trompenburg-tuinen-arboretum/

René Priem, groenbeheerder in Voorburg-Leidschendam

Ik ben René Priem, 58 jaar, kom oorspronkelijk uit Zeeland (Goes) en woon in Gouda. Na de middelbare school wilde ik in eerste instantie bosbouw studeren. Boskoop was eigenlijk mijn tweede keuze, maar ik ben er toch naar de Rijks Hogere School voor Tuinbouw en Landschapsinrichting (RHSTL) gegaan voor de studierichting Beheer en Cultuurtechniek. Van de docenten Hans Janssen en Arjan Vahl kregen we plantenkennis. Na vijf jaar haalde ik mijn diploma en kon ik aan het werk bij Rijkswaterstaat. Hier hield ik me bezig met het opstellen van beheerplannen voor al het groen langs de snelwegen in de provincie Utrecht. Hierna heb ik nog gewerkt bij een adviesbureau voor tuin- en landschapsinrichting, bij Defensie en bij de gemeente Almere.

Nu ben ik al bijna 30 jaar werkzaam bij de gemeente Voorburg-Leidschendam. Mijn liefde voor het groen heb ik van huis uit meegekregen. Mijn oma woonde op een grote boerderij waar ik graag was om Maartse viooltjes te zoeken en steenuilen te zien. Mijn vader had een plantenwinkel annex zaadhandel. Op zolder stond een grote kast met allemaal kleine laatjes met zakjes zaad erin. Als kind mochten we, om wat bij te verdienen, zaad afwegen, in zakjes doen en dichtplakken. Toen had ik ook al een brede interesse in vogels, planten, libellen, vlinders en paddenstoelen. Grote bomen zijn mijn passie. Ik ben verantwoordelijk voor het bomenbestand en kijk graag op de site van Monumental Trees naar hoogte, breedte, groei enz. om te zien hoe groot bepaalde boomsoorten in hun oorspronkelijke omgeving kunnen worden.

René Priem.
Foto: familie-archief René Priem

Een uitdagende baan in een veranderend klimaat
Ik heb in mijn huidige baan de vrijheid gekregen om een prachtig sortiment bomen en struiken aan te planten. Regelmatig is er ook een VTA controle (Visual Tree Assessment). Qua leveranciers hebben we een groep van tien boomkwekers die aan al onze eisen voldoen en een paar leveranciers voor struikbeplanting. Mijn ambitie is om meer dan 1000 bomen in de gemeente te hebben. We zitten hier nu met zo’n 996 soorten al dicht in de buurt. Soorten waarmee we de laatste tijd goede ervaringen hebben opgedaan, zijn Acer buergerianum, Acer monspessulanum, Magnolia salicifolia ‘Louisa Fête’ en Pterostyrax corymbosus. Ook diverse soorten Carya’s hebben we de afgelopen jaren in de verschillende parken aangeplant. Ze zijn echter moeilijk te vinden, met uitzondering van Carya illinoinensis. We hebben gelukkig C. ovata, C. tomentosa, en C. laciniosa kunnen vinden en aanplanten. Tot mijn verbazing doen sommige bomen het de afgelopen droge en hete zomers in een bestrating beter dan in een plantvak. Dat komt doordat de bestrating een afdekkende laag vormt die voorkomt dat de grond uitdroogt. Zeker in plantvakken zorgt de onderbeplanting ook nog voor extra verdamping en dus uitdroging van de grond, wat ten koste kan gaan van de boom die in dit plantvak staat. Door het warmer wordende klimaat en de zachtere winters kunnen we steeds meer bomen aanplanten uit de zuidelijke streken. Zo planten we steeds meer Lagerstroemia’s aan en doet ook onze Nothofagus dombeyi het nog steeds goed. Zelfs na de vorige winter waarin we toch hebben kunnen schaatsen.
Al deze bomen moeten natuurlijk op veiligheid gecontroleerd kunnen worden. Dat gebeurt met de VTA methode, een methode om bomen te onderzoeken op eventuele gebreken die kunnen leiden tot breuk. De methode is ontwikkeld door de Duitse hoogleraar Claus Mattheck. De eerste controle is meestal oppervlakkig. Als er iets wordt geconstateerd, volgt een nader onderzoek. Daarna mogelijk nog een technisch onderzoek. Tijdens de controle wordt er ook op boomziektes gecontroleerd. Wij hebben in de gemeente last van iepziekte, essentaksterfte en kastanjebloedingsziekte. Samen met de bomen die om een andere reden weg moeten, vervangen we per jaar zo’n 300-350 bomen. Hierbij proberen we om steeds meer naar variatie te streven in ons bomenbestand, zodat het toekomst- en klimaatbestendig is.

Het nieuw aangelegde groen bij het stadskantoor.
Foto: René Priem

Delegeren, beheren, digitaliseren en communiceren
In de buitendienst werken ca. 35 personen in zes ploegen die het grondwerk en het schoffel- en snoeiwerk voor hun rekening nemen. Het werk waar grote machines voor nodig zijn wordt uitbesteed aan aannemers. Wij hebben zes bestekken: onderhoud en renovatie begraafplaats, bomenbestek, maai- en slootbestek, bestek vaste planten en het bestek voor de nieuwe Driemanspolder. Daarnaast hebben we dit jaar nog een mooi project uitgevoerd: de restauratie van Vreugd en Rust (een rijksmonument) dat onder andere is bewoond door Groen van Prinsterer. We hebben geprobeerd de oude situatie van rond 1916 weer terug te brengen met slingerende paden en historische hekwerken. Naast buitenplaats Vreugd en Rust hebben we nog twee andere historische buitenplaatsen namelijk Arentsburgh/Hoekenburg en Middenburg/Sonneburgh. De bijbehorende parken worden zoveel mogelijk in de originele stijl beheerd.
Regelmatig wordt er een vergroeningsscan uitgevoerd. Hoe versteend is een wijk? Hoeveel bomen moeten er bijkomen of vervangen worden? We hebben een ‘groenactieplan’. Waar willen we extra vergroenen? Zo hebben we voor ons Stadskantoor een groot oppervlak aan bestrating omgevormd naar een groenvlak (zie foto). We hebben er ook bijzondere heesters tussen gezet zoals Mallotus japonicus, Trochodendron aralioides, Staphylea holocarpa ‘Rosea’ en Alangium chinense.

Mallotus japonicus.
Foto: Ineke Vink

De laatste tijd gaan we wel meer op een andere manier naar groen en bomen kijken. Vroeger moest het name mooi zijn. Veel bloesemboompjes, mooi bloeiende heestervakken, vaste planten en rozen. Tegenwoordig kijken we meer naar de ecosysteemdiensten die groen kan bieden. Hierbij moet je denken CO2-opslag, 02-productie, afvang van fijnstof en het zorgen voor verkoeling in het steeds warmer wordende stadsklimaat. Ook participatie en communicatie met burgers is steeds belangrijker geworden. Regelmatig houden we bewonersavonden om bepaalde plannen te kunnen laten zien. En bewoners te laten meedenken en meepraten. Andere veranderingen zijn de digitale ontwikkelingen. Tegenwoordig kunnen we via de computer volgen hoe ver onze bomenaannemer en de aannemer van het maai- en slootbestek met hun werk zijn. Zo worden de maaimachines straks van GPS trackers voorzien en werkt onze bomenaannemer met een kaartviewer waarop we de vordering van het werk kunnen volgen.
De NDV heeft al eens een bezoek gebracht en we hadden een ETM groep (European Tree Managers) op bezoek waarmee we een fietstocht zijn gaan maken om ervaringen uit te wisselen. Het leuke van mijn werk is dat het voelt alsof je een grote tuin beheert. Soms kom ik als ik door de gemeente fiets nog wel eens bomen tegen waarvan ik denk: oh ja, deze heb ik hier 20 jaar geleden een keer geplant. In mijn werk heb ik grote invloed op de manier waarop de groene openbare ruimte wordt ingevuld. Dat geeft veel voldoening.