Pinetum Birkhoven bij Amersfoort

Toen ik in 1982 een bevlieging kreeg om te gaan hardlopen, kwam ik terecht bij een sportclub die in bos Birkhoven in Amersfoort de trainingen deed. Iemand vertelde naderhand dat we door het pinetum waren gelopen en ik begreep meteen dat dat het stuk moest zijn geweest met die heel bijzondere sfeer.

Overzicht bij het bankje op de heuvel
Foto: Wilma Verburg

Dat rennen was niets voor mij en het duurde tot 2004 voordat ik weer in Birkhoven kwam. Ik was ontdaan over de staat van onderhoud van het pinetum. In plaats van naaldbomen waren er vooral braamstruiken en hier en daar verbleekte naambordjes.
Voordat Utrechts Landschap in 2005 het bos Birkhoven van de gemeente Amersfoort zou gaan overnemen, verzorgde de nieuwe boswachter een rondleiding. Op mijn vraag wat er met het pinetum ging gebeuren, zei hij dat het zou worden meegenomen in het reguliere bosonderhoud; Utrechts Landschap is een natuurorganisatie en doet niets met een collectie uitheemse naaldbomen. Omdat ik nog wist hoe het er uitzag in 1982, wist ik ook hoe het weer kon worden. Mijn vraag aan de boswachter of wij het mochten opknappen, werd positief beantwoord. Samen met mijn partner Dick Bos ben ik daarmee begonnen en al snel sloten zich andere vrijwilligers aan. Het wandelend publiek was positief over deze opknapbeurt. Dat lieten ze ook aan Utrechts Landschap weten en heel langzaam veranderden daardoor de inzichten en kwam het pinetum wél bij hen op de kaart.
Maar de geschiedenis van het pinetum gaat veel verder terug dan 1982.

‘Birkhoven’ en de oudste gegevens omtrent beplanting
Het huidige bosgebied ligt op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug. Het maakte in de zeventiende eeuw deel uit van een omvangrijk gebied met woeste gronden. Het gebied bestond voor een deel uit stuivend zand. ‘Birkhoven’ was oorspronkelijk de naam van een boerderij langs de straatweg van Amersfoort naar Soest en verder. In de negentiende eeuw werd een landgoed aangelegd.

Aan de hand van latere kaarten kan het ontstaan van het huidige Birkhoven een beetje worden gereconstrueerd. De kaart uit 1855 toont voor het eerst dat het westelijk deel van Birkhoven geheel beplant is. In het bosgebied van Birkhoven is dan al enigszins een padenstructuur te zien. Dat wordt veel duidelijker op een kaart uit 1872. Dan zijn er duidelijk een aantal kavels ingeplant met naaldhout.
Zie voor de oudste kaarten het overzicht in: https://birkhoven.wordpress.com/geschiedenis/oude-kaarten-van-birkhoven/ en zie ook https://www.topotijdreis.nl/

Uitsnede uit de kaart van Utrecht van Nicolaus Visscher, ca.1677. De uitsnede toont Amersfoort en het gebied ten westen ervan. Het noorden is rechts onder. Het huidige Birkhoven is ter plekke van Reepmaker, waar toen al beplanting te zien was (hier vrijwel recht boven Amersfoort).

Jan Cock Blomhoff
Jan Cock Blomhoff (1779-1853) was ‘opperhoofd’ geweest in Decima, de Nederlandse handelsnederzetting in Japan. Na zijn terugkeer naar Nederland vestigde hij zich te Amersfoort en legde er landgoed Birkhoven aan. Dat liep van de spoorlijn Amersfoort-Utrecht tot aan de rivier de Eem. Het deel van het landgoed dat tegenwoordig nog Birkhoven is, droeg jarenlang de naam ‘Japansche Boschjes.’ Men vermoedt dat Cock Blomhoff zaden uit Japan kreeg, die hij gebruikte om dit deel aan te leggen. In 1844 bouwde hij het landhuis. Toen het landgoed in 1907 werd verkocht, verwierf de gemeente Amersfoort het bosgedeelte.

Cryptomeria japonia
Foto: Wilma Verburg

Birkhoven bij de gemeente Amersfoort
In de dertiger jaren van de vorige eeuw heeft de gemeente Amersfoort in het kader van de werkverschaffing in Birkhoven verschillende projecten uitgevoerd, waarvan het aanleggen van het pinetum er één was. De Heidemij adviseerde over de bomen; van elke soort werden er drie geplant. De indeling was gebaseerd op de continenten, wat nog steeds goed is te zien.
Bekend is dat er van de eerste aanplant redelijk veel is doodgegaan en dat er begin jaren 50 veel nieuw is bij geplant. Geld voor nieuwe aanplant en wat opknapwerk was er toen blijkbaar wel, maar tijd en geld voor onderhoud niet. Eind zeventiger jaren was het pinetum behoorlijk verwaarloosd. In 1982/1983 is er een grote renovatie geweest met ook weer veel nieuwe aanplant. Maar ook daarna bleek het onderhoud de zwakke schakel en werd het pinetum na enige jaren weer aan zijn lot overgelaten.

Tsuga sieboldii
Foto: Wilma Verburg

Utrechts Landschap
In 2005 droeg de gemeente het bosgebied Birkhoven over aan het Utrechts Landschap om zo de ecologische en recreatieve waarde van het gebied duurzaam te waarborgen. In het “Beheerplan Birkhoven – Bokkeduinen 2000-2010,” werden tal van concrete aanbevelingen voor het toekomstig beheer van het gebied gedaan. Hoewel één van de aanbevelingen luidde om het pinetum te herstellen, werd hier door Utrechts Landschap weinig prioriteit aan gegeven. Eerder genoemde ‘reddingsactie’ door vrijwilligers bracht daar in de loop van 2005 en 2006 verandering in.
In 2013 heeft er een kleine uitbreiding van het pinetum plaatsgevonden en zijn er bij twee ingangen informatiepanelen geplaatst.
In 2019 werd in de ‘Utrechts Landschap Gids’ in de tekst ‘Birkhoven, het bos met duizend sferen’ ruime aandacht besteed aan het pinetum. Ook op de webpagina over Birkhoven van Utrechts Landschap heeft het inmiddels een prominente positie.

Picea orientalis met rechts ervan Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

De collectie
Net ten noordoosten van het pinetum staan een aantal prachtige, grillige, Grove dennen (Pinus sylvestris), waarschijnlijk geplant in de 19e eeuw, en misschien nog wel eerder. Er is wel gesuggereerd dat dit de oudste grove dennen van de provincie Utrecht zijn. Bij een bezoek aan het pinetum is het de moeite waard om even naar ze te gaan kijken.
Opvallend in het pinetum zelf is natuurlijk de Mammoetboom, Sequioadendron giganteum, die door zijn naam en de verhalen tijdens rondleidingen altijd veel indruk maakt. Het is zeker niet de hoogste en dikste boom van het pinetum. Dat is een van de Douglassparren (Pseudotsuga menziesii), die het erg goed doen op de arme zandgrond. Er staan nog zeker drie grote exemplaren op het terrein. Ook de Thuja’s en Chamaecyparis doen het er geweldig. Vanaf de zuidkant is er een soort indrukwekkende muur ontstaan van die verschillende schubconiferen. Allen met hun eigen kleur en uitstraling. De twee groepen van Xanthocyparis nootkatensis wekken ook altijd weer verwondering.
In het Zuid-Europesee deel vallen drie Atlasceders (Cedrus atlantica) en twee Abies pinsapo op. Ook de Wierookceders (Calocedrus decurrens) staan nog steeds met z’n drieën bij elkaar en zijn de moeite om even bij stil te staan.
In het Japanse/Chinese deel vinden we nog een Kransspar (Sciadopitys verticillata) en een imposante Cryptomeria japonica die echt mooi van vorm is en vooral ook zijn mooie bast laat zien. De Japanse lariks (Larix kaempferi) steelt in het voorjaar én in het najaar de show met zijn subtiele kleuren. Op veel plaatsen is er natuurlijke ondergroei van bosbessen.
Met z’n anderhalve hectare is het een klein pinetum, maar het wordt al gauw te veel om de ruim 250 bomen (ca 80 soorten) allemaal op te noemen. Voor een wandelaar is het een genot om rond te dwalen en de dendroloog kan speuren naar bekende en onbekende soorten.

Kegels van Pinus parviflora
Foto: Wilma Verburg

Pinetum Birkhoven anno 2023
Utrechts Landschap ondersteunt nog steeds de enthousiaste vrijwilligersgroep, met verschillende mensen van het eerste uur. Die vrijwilligers onderhouden het pinetum en doen inmiddels ook in de rest van Birkhoven (en soms ver daarbuiten) onderhoudswerkzaamheden.
Dankzij contacten met pinetum Blijdenstein zijn er regelmatig nieuwe bomen bij gekomen en zo kon de collectie worden uitgebreid. Ook werden bomen uit het Von Gimborn arboretum, uit arboretum Oostereng en van andere plaatsen verkregen.
De publicatie van de Gids voor Nederlandse en Vlaamse Arboreta uitgegeven door Blauwdruk in 2022, waarin het pinetum een prachtige plaats heeft gekregen, is echt een stimulans om de plattegrond en de naambordjes in het pinetum weer eens grondig aan te pakken.

Het in het bos verborgen pinetum Birkhoven is na 90 jaar nog steeds een bezoek meer dan waard!

Pinus sylvestris
Foto: Wilma Verburg

Wetenschappelijke namen van planten; Deel 1: ‘Latijnse’ namen

In Arbor Vitae en tijdens lezingen en excursies wordt kwistig met plantennamen gestrooid. En ja, die ‘moeilijke’ naam doet ertoe, want de juiste naam voor de juiste plant betekent dat iedereen het over hetzelfde heeft. Dit in tegenstelling tot zogenoemde volksnamen die van streek tot streek en zelfs van familie tot familie kunnen variëren. Wat te denken van de Fuchsia met meer dan 10 verschillende volksnamen. Inheemse planten als de Vlier of Madeliefje kennen zelfs nog veel meer verschillende volksnamen.

De wetenschappelijke naamgeving van planten volgt altijd hetzelfde stramien. Deze binominale opzet is terug te voeren op Carl Linnæus, de Zweedse arts met een duidelijke Nederlandse connectie. De meesten zullen hem kennen onder de gelatiniseerde vorm van zijn naam: Carolus Linnaeus. Hij schreef zijn proefschrift, zoals in de 18e eeuw gebruikelijk, geheel in het Latijn. Op achtentwintigjarige leeftijd promoveerde hij in 1735 in de geneeskunde aan de Universiteit van Harderwijk.

Carl Linnæus (nadat hij in de adelstand was verheven mocht hij zich Carl von Linné noemen)
Afbeelding: Wikimedia Commons

Linnaeus is vooral bekend vanwege zijn fundamentele bijdragen aan de nomenclatuur; oftewel de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, maar ook mineralen. Nomenclatuur is geen wetenschap, maar enkel een set van regels die aangeeft welke naam wanneer voor een taxonomische groep gebruikt moet of mag worden. De meeste veranderingen in wetenschappelijke namen zijn het gevolg van veranderingen in taxonomie, zoals het toewijzen van een soort aan een ander geslacht of het splitsen daarvan. Als blijkt dat er meerdere namen in gebruik zijn voor wat (eventueel later) één taxonomische groep blijkt te zijn, dan wordt in het algemeen de prioriteitsregel toegepast. Die houdt in dat de eerst gepubliceerde naam als de geldige naam wordt geaccepteerd.

Species Plantarum (De Soorten der Planten) uit 1753 geldt als het begin van de wetenschappelijke naamgeving van planten. Alle wetenschappelijke namen van planten, maar ook dieren, schimmels en bacteriën waar een (L.) achterstaat zijn voor het eerst door Linnæus benaamd en beschreven volgens de door hem opgestelde standaard. Deze tweeledige opbouw bestaat uit een geslachtsnaam met hoofdletter (Hedera) gevolgd door een soortaanduiding (helix). De wetenschappelijke naam voor Klimop is daarmee een combinatie van hedéra (Latijn voor Klimop) en helix (Oudgrieks voor ‘spiraal’). Ondanks dat velen spreken van de ‘Latijnse naam’ van een plant gaan veel van de namen terug op Oudgrieks. Dergelijke aan het Oudgrieks ontleende geslacht- en soortnamen zijn bijna altijd gelatiniseerd.

Voorblad van Species Plantarum
Afbeelding: Wikimedia Commons

Binnen de wetenschappelijke namen zijn er enkele categorieën te onderscheiden. Een deel van de wetenschappelijke namen is ontleend aan een begrip of naam uit de oudheid. Soms betreft dat letterlijk de klassieke aanduiding. Voorbeelden daarvan zijn Alnus (Els), Olea (Olijf én olie), Ulmus (Iep), Platanus (Plataan), Quercus (Eik), Ficus (Vijg), Laurus (Laurier) of Sorbus (Lijsterbes), die allen direct aan het Latijn zijn ontleend.

Soms volgt de Nederlandse naam uit de aanduiding in het Latijn, zoals bij Populier, Plataan, Olm en Ceder. Vaker echter is de Nederlandse naam, zoals je zou verwachten, ontleend aan het Germaans. Dat verklaart ook het vaak grote verschil tussen een wetenschappelijke naam met een basis in het Latijn en een Nederlandse naam. Tilia is de naam die de Romeinen gebruikten voor de Linde. De Germaanse naam Linde is afgeleid van lind(i) dat zacht of soepel betekent.

Andere namen zijn aan het klassiek Oudgrieks ontleend en gelatiniseerd, zoals Hysoppus (hysoppos) of Cedrus (kedros). De oude Grieken noemden de Eik dryas. Dit is nu de wetenschappelijke naam van een alpine plantensoort uit de rozenfamilie. Klassieke namen en begrippen worden wel vaker door elkaar gebruikten. Zo is melon Oudgrieks voor Appel. De Appel wordt in het Latijn pomus genoemd. De geslachtsnaam Malus is echter afgeleid van malum, Latijn voor boomvrucht. Andere voorbeelden van verschuivingen in aanduiding zijn prunus (Latijn voor Pruim), cerasus (Kers) en amygdalum (Amandel). De geslachtsnaam Prunus verwijst naar de Pruim en in de soortnamen klinken de oude namen voor die betreffende soort door.

De geboorte van Adonis met Myrrha als moeder.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Daarnaast is ook inspiratie gehaald uit de Metamorphosen van Ovidius waarin diverse personen werden getransformeerd in planten en dieren. In deze categorie vallen geslachtsnamen als Daphne. De geslachtsnaam Daphne duidt echter een andere plant dan de Laurier waarin deze bosnimf werd veranderd om aan de avances van Apollo te ontkomen. Andere voorbeelden zijn Hyacinthus, Narcissus en Adonis, drie jonge mannen die na hun dood in een plant transformeerden en hun naam leenden aan plantengeslachten. Myrrha transformeerde in een Mirreboom, die de wetenschappelijke naam Commiphora myrrha kreeg. Commiphora is een samentrekking van de Oudgriekse woorden kommi en phoros met de betekenis ‘voorzien van gom’. Ook directe vernoeming naar een figuur uit de klassieke oudheid komt voor. Denk aan het plantengeslacht Hebe, vernoemd naar de godin van de Jeugd, of Juglans (letterlijk: ‘de eikel van Jupiter’).

Apollo en Daphne.
Afbeelding: Wikimedia Commons

Het aantal plantennamen in klassieke talen was beperkt dus de meeste wetenschappelijke namen kennen een andere oorsprong. Vaak vertelt de naam iets over het uiterlijk van de plant of het gebruik ervan. Dit is zeker het geval bij de oudere wetenschappelijke namen. Later komen afleidingen van een volksnaam, persoon of streek. Daarover meer in de volgende delen van deze reeks.

Madurodam, een attractie­park vol ‘bomen’

Naar aanleiding van het artikel ‘Less is more – Madurodam telt 5.000 miniatuurbomen die niet mogen groeien’ heb ik Madurodam bezocht, waar ik door hovenier Patrick de Leeuw werd rondgeleid. Patrick is één van de personen die zich bezighoudt met het groen in het park. Dat groen moet goed aansluiten op de kleine gebouwen. Bomen zien er daarom uit als volgroeide exemplaren, maar dan in miniatuurvorm. Dat heeft uiteraard consequenties voor de aanplant en het onderhoud.

Een overzicht van de beplanting
Foto: Ineke van Teylingen

Madurodam is een, in eerste instantie door zijn ouders gefinancierde, miniatuurstad als monument voor hun zoon George Maduro. Maduro, geboren op Curaçao, onderscheidde zich tijdens de meidagen van 1940 als officier van de Nederlandse cavalerie in de Slag om de Residentie. Aan zijn moedige optreden is het te danken dat Koningin Wilhelmina kon ontsnappen naar Londen. Na de capitulatie sloot hij zich aan bij het verzet. Hij overleed op 8 februari 1945 in Dachau.
Madurodam is in 1952 ontstaan. Helaas is er uit die tijd geen documentatie over de beplanting meer te vinden. Alle bomen (er staan er zo’n 4.000 tot 5.000), struiken en vaste planten in het park zijn echt. Ze worden klein gehouden door snoei en door toediening van de juiste bemesting. De miniatuurbomen worden zelf opgekweekt uit zaailingen. Doordat er in het verleden veel verschillende klein gekweekte boompjes zijn aangeschaft, is er inmiddels een grote variatie aan soorten beschikbaar als uitgangsmateriaal.
Het snoeien van de miniboompjes is een nauwkeurig karwei. Het is van belang om de takken horizontaal te houden om de structuur van de takken en de stam goed zichtbaar te laten zijn. De oplettende bezoeker zal dan ook zien dat veel boompjes die normaal recht omhoog gaan, in dit park in de breedte groeien. Je moet bij de snoei uiteraard zorgen dat je met goed en scherp materiaal werkt.

Deze Steeneik (Quercus ilex) laat duidelijk de manier van snoei zien.
Foto: Ineke van Teylingen

De visie van Patrick is dat je de biodiversiteit in de bodem niet moet verstoren. De bodem wordt bijna geheel bedekt door gras of laagblijvende vaste planten zoals Cerastium, Leptinella, Lobularia, Sedum en Thymus. Uitdroging van de grond wordt op deze manier tegengegaan en de bodembedekkers houden het onkruid beheersbaar. Er wordt weinig en uitsluitend organische mest toegediend, vallende bladeren voeden de wortels van de bomen. De meststoffen moeten de planten gezond houden, maar ook zorgen voor een gedrongen groei. Kennis hierover is onontbeerlijk en regelmatig worden bodemanalyses uitgevoerd om de situatie in de gaten te houden.

Patrick aan het werk
Foto: Ineke van Teylingen

Omdat Madurodam het hele jaar is geopend, moet het groen altijd representatief zijn. In het voorjaar zorgen de bloeiende Prunussen voor het lentegevoel en ook het winterbeeld is belangrijk. Door de goede verzorging gaat de meeste beplanting gelukkig jaren mee. Om risico te spreiden zijn er in het park gevarieerde bloemperken ingericht. Het is ondoenlijk om alle aangeplante bomen op te noemen, er is een groot sortiment Acer, Prunus, Tilia, Fraxinus, Quercus etc. Bijna het gehele bomensortiment is aanwezig, hoewel coniferen er in de minderheid zijn. Eén van de oudere bomen is een Crataegus monogyna ‘Compacta’ uit de 70er jaren, maar er zijn zelfs boompjes die al in 1952 zijn aangeplant. Madurodam is in de afgelopen jaren enorm uitgebreid waarbij het groen nog steeds prominent aanwezig is.

Een Eik met een gespleten bast. Zonder hulp is de wond netjes dichtgegroeid.
Foto: Ineke van Teylingen