Zaterdag 31 mei verzamelden zich veertig deelnemers bij de hoofdingang van de begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam. In twee groepen, onder leiding van Cees van der Linden en Pierre Theunissen, werden de bomen en heesters in twee uren bekeken en bewonderd,vaak niet alleen om hun schoonheid, maar zeker ook om hun ouderdom.
Bekende tuinarchitecten hebben zich met deze begraafplaats (start 1870) bemoeid, o.a. de bekende J.D. Zocher, L.P. Zocher en C.P. Broerse. Het sortiment bomen en heesters (hier opvallend voor een begraafplaats niet zo veel coniferen) staat natuurlijk niet op het niveau van een botanische tuin, maar wanneer men het gehele sortiment van de hier aanwezige bomen, heesters en coniferen uit zijn hoofd kent, mag men zich toch wel een dendroloog noemen.
Dit object is zeker nog een bezoek waard, ook al om de romantische sfeer van de oudste gedeelten en de vele beroemdheden die hier hun laatste rustplaats vonden.
Na de lunch in Grand Café Frankendael werd de groep opgehaald door Nico Hoogland, dé bomenkenner van Frankendael. Het oorspronkelijke huis en landgoed stammen uit circa 1660. Tot 1866 werd het huis particulier bewoond. In 1866 vestigde zich een tuinbouwschool achter het gebouw. In 1882 werd op het terrein de gemeentekwekerij ingericht. Deze kwekerij werd na 110 jaar opgeheven in 1992. Resten van oude beplantingen gingen wij bekijken. Hier troffen wij werkelijk zeer oude exemplaren aan van Cornus mas, Quercus turneri ‘Pseudoturneri’, Pinus nigra subsp. laricio, Liquidambar styraciflua, een vol in bloei staande Liriodendron tulipifera en Cedrus libani ‘Glauca’ (C. atlantica ‘Gl.’). Verder mooie nieuwere bomen als Pterostyrax hispida, Tilia ×europaea (mogelijk ’Zwarte Linde’), Tilia platyphyllos ‘Laciniata’ en een mannelijke Cercidiphyllum japonicum. Bij het huis staat een bijna niet meer te herkennen zeer oude Carpinus betulus ‘Quercifolia’. Op het terrein van de voormalige kwekerij ligt nu een openbaar park met als dendrologisch hoogtepunt een geslaagde Taxodium-aanleg in het water. Verder Acer cappadocicum ‘Aureum’ en Quercus petraea ‘Mespilifolia’. Na een zeer zonnige en lange wandeling keerde iedereen voldaan en moe huiswaarts.
Inleiding
Het gebouw in het Von Gimborn Arboretum kon nog maar nét de grote belangstelling voor deze op 24 april 2014 georganiseerde studiedag aan. Maar liefst 70 deelnemers kwamen naar Doorn. Bij het vaststellen van de datum werd gehoopt dat deze midden in de bloei van de Magnolia’s zou vallen. Die bloei was echter weken vroeger, maar er was nog veel nabloei.
Presentatie: gevolgen van moderne DNA-technieken voor geslacht Magnolia
Na de verwelkoming door Wilbert Hetterscheid, directeur van het arboretum, volgde de eerste presentatie door ondergetekende die tevens dagvoorzitter was. Het gebruik van moderne DNA-technieken heeft voor het geslacht Magnolia heel wat teweeg gebracht. Als je de klassieke soorten neemt die we kennen als Magnolia dan blijkt dat het geslacht parafyletisch is. Dat wil zeggen dat van de laatste gemeenschappelijke voorouder van de Magnolia’s ook nog andere geslachten afstammen, o.a. Michelia en Manglietia. Dit heeft er in geresulteerd dat die geslachten thans ook in het geslacht Magnolia zijn opgegaan. Maar eensgezind is men hier niet over. Chinese onderzoekers vinden dat deze unit van taxa moet worden opgesplitst in maar liefst 16 geslachten. Tot het geslacht Magnolia behoren dan nog maar 14 soorten i.p.v. circa 225. Volgens deze opvatting zou bijvoorbeeld M. kobus en M. stellata tot het geslacht Yulania en M. sieboldii tot het geslacht Oyama behoren.
De geslachtsnaam Magnolia heeft Linnaeus als auteur, maar werd al eerder gegeven door Charles Plumier die daarmee de Franse botanicus Pierre Magnol eerde. Eigenlijk zou, zoals de Fransen doen, de geslachtsnaam moeten worden uitgesproken als ‘Manjolia’. De eerste soort die Linnaeus beschreef was M. virginiana. Deze heeft in de VS diverse namen met als belangrijkste Sweet Bay, verder o.a. Swamp Bay, Swamp Magnolia, White Bay en Beaver Tree. Deze laatste naam geeft aan dat de struiken door bevers kunnen worden afgeknaagd. Het is echter heel onzinnig om nu voor het hele geslacht als Nederlandse naam Beverboom te gebruiken. Alle andere soorten hebben niets met bevers!
Aan de hand van de meest recente indeling van het geslacht werd een rondgang gemaakt langs de secties, waarbij o.a. uitgelegd werd waarom M. obovata weer verkozen is als geldige naam boven M. hypoleuca. Ook werd stilgestaan bij M. sinensis, die door Spongberg als ondersoort werd beschouwd van M. sieboldii. Flora of China volgde dit niet en Philippe de Spoelbergh is het daar niet mee eens. Vraag blijft wel of M. sinensis echt verschilt van M. wilsonii.
Magnolia in het wild
In de natuur worden meer dan 100 Magnolia-soorten bedreigd. Vooral soorten in China waar de bast van bomen wordt gestript voor medicinale doeleinden. Van ouds gebeurt dit met de bast van M. officinalis, maar steeds meer ook bij andere soorten.
Magnolia’s in Arboretum Wespelaar door Philipe de Spoelbergh
Philippe de Spoelbergh nam het stokje over en toonde een schitterende reeks van foto’s die voor een zeer groot deel waren gemaakt in het Arboretum Wespelaar dat een zeer rijke collectie Magnolia’s heeft. Een heel belangrijke bijdrage aan het veredelen van Magnolia’s in Wespelaar leverden de zaden die werden verkregen van Dr. August Kehr (1914-2001), onderzoeker emeritus van het U.S. Department of Agriculture. Van de hieruit verkregen zaailingen werden er uiteindelijk 10 benaamd, waarvan de geelbloeiende M. ‘Daphne’ wel de mooiste is. In totaal werden er uit al het selectiewerk niet minder dan 19 benaamd. Zijn rondgang langs de secties was deels een herhaling van de vorige inleider, maar dat deerde absoluut niet.
Ronald Houtman over het in Nederland gekweekte sortiment
Aan Ronald Houtman was de taak om het in ons land gekweekte sortiment te belichten. Hij begon zijn betoog met het Woordenboek der voornaamste heesters en coniferen van C. de Vos te citeren. In deze oudste Nederlandse boomkwekerijpublicatie uit 1867 staat het volgende over Magnolia’s: ’Men kan zonder tegenspraak de Magnolia’s, onder de bloeiende boomen, den prijs der schoonheid toekennen, als ten minste schoone bloemen en rijke bladerenpracht daar immer recht toe geven. Zij mogen dus in geene enigszins aanzienlijke aanleggen ontbreken, en ook kleine tuinen hebben plaats voor de struikachtige soorten’. In het boek vermeldt hij 24 soorten en cultivars. Daarbij ook M. thompsoniana, de door hem in een latere publicatie officieel benaamde kruising van M. virginiana en M. tripetala. Dat aantal van 24 taxa is in de meest recente Naamlijst van Houtige gewassen intussen meer dan vertienvoudigd. Toch telt het gangbare sortiment nog lang niet het dubbele van het aantal dat De Vos vermeldde. Nog altijd is er belangstelling voor oude cultivars van M. ×soulangeana, met name voor ‘Alba Superba, ‘Lennei’ en ‘Nigra’. Een belangrijke impuls kwam van de ‘Eight Little Girls’ uit de kruising van cultivars M. liliiflora en M. stellata met o.a. ‘Ann’, ‘Jane‘ en ‘Susan’. Recent de diverse selecties uit de kruising met M. acuminata met geelbloeiende aanwinsten als ‘Daphne’ en ‘Elisabeth’ en ‘Yellow Bird’. Van andere cultivars die hun waarde hebben bewezen werden met name besproken ‘Galaxy’, ‘Geny’, ‘George Henry Kern’, ‘Heaven Scent’ en ‘Spectrum’. Ook werden enkele vrij nieuwe, goed winterharde selecties van M. grandiflora getoond (‘D.D. Blanchard’, Trevei’ en ‘TMGH’). M. stellata is nog altijd populair, maar helaas geldt dat nog altijd niet voor de laatbloeiende M. sieboldii.
Hierna was er nog ruim gelegenheid om de Magnolia’s in het arboretum te bekijken.
’Men kan zonder tegenspraak de Magnolia’s, onder de bloeiende boomen, den prijs der schoonheid toekennen, als ten minste schoone bloemen en rijke bladerenpracht daar immer recht toe geven. Zij mogen dus in geene enigszins aanzienlijke aanleggen ontbreken, en ook kleine tuinen hebben plaats voor de struikachtige soorten’. (C. de Vos, 1867)
Op de Algemene Leden Vergadering van 8 maart 2014 trad Anneke van Rhijn af na 15 jaar voortreffelijk penningmeester te zijn geweest. En dat niet alleen. Ze heeft het bestuur van de NDV naar een hoger plan gebracht; professioneler met o.a. een eigentijds gezicht, een nieuwe huisstijl en een beleid voor de toekomst. Het bestuur heeft haar hiervoor bedankt met een erelidmaatschap, waarbij meteen het eerste NDV draagspeldje opgepind werd.
Verder trad Koos Slob op dezelfde ALV af als secretaris. Ook hij werd natuurlijk hartelijk bedankt voor alle goeds dat hij voor de NDV gedaan heeft. De ad-interim voorzitter Jos Koppen werd nu formeel voorzitter, Roger Bickerstaffe werd secretaris en Harry de Coo werd penningmeester. Een voltallig bestuur dat met frisse moed aan de slag kan.
Op de overzichtsfoto vlnr: Harry de Coo, Gertrude van der Kleijn, Conny Suijkerbuijk, Anneke van Rhijn, Koos Slob, Jos Koppen, Jaap Smit, Wiecher Huisman en Roger Bickerstaffe. Door het uitzonderlijk mooie weer kon er buiten geluncht worden!
Het middagprogramma was ook zeer interessant met presentaties van: Martijn Essers: NDV, wat was en is (diashow!); Drs. Wilbert Hetterscheid: Moleculair omgaan met Cupressaceae; Carla Teune: De Leidse Hortus Botanicus: oud maar springlevend; Ir Ada Wille: Bomen en heesters op begraafplaatsen; Dirk Slagter: winterkenmerken van houtige gewassen.
Wederom een erg gezellige, leerzame, maar ook vruchtbare dag!