Ailanthus altissima, Acer negundo, Gunnera manicata, Lysichiton americanus: invasieve exoten?

Volgens de Europese Commissie wel, want zij nam de Uitvoeringshandeling met de eerste Unielijst van invasieve exoten (37 planten en dieren) aan. Deze Unielijst werd op 3 augustus 2016 van kracht. De lijst bevat namen van planten- en diersoorten die in Europa van nature niet voorkomen, maar die zich hier wel rap weten te vermeerderen en zo de inheemse flora en fauna mogelijk verdringen.

Ailanthus altissima
Foto: Ineke Vink

De Europese Commissie heeft, naar eigen zeggen, een belangrijke stap gezet in de strijd tegen het verlies aan biodiversiteit in Europa: ‘By crowding out indigenous species, these invasive alien species are one of the biggest causes of biodiversity loss and have major economic consequences.’ Men denkt dat dit op EU-niveau moet worden geregeld omdat invasieven grensoverschrijdend zijn. De geschatte kosten die deze invasieven veroorzaken bedragen twaalf miljard euro per jaar.
Voor de planten- en diersoorten op de lijst zijn maatregelen genomen: er zijn regels voor het houden, importeren, verkopen, vermeerderen en bezit ervan. De lidstaten moeten maatregelen nemen om uitbraak van deze invasieven in eigen land snel te detecteren, de soorten uitroeien, en de soorten die al een groot verspreidingsgebied hebben, beheersen. De huidige lijst zal worden bijgehouden en aangevuld met soorten die een duidelijke uitwerking hebben op de biodiversiteit en op ecosystemen. Voor plant- en diersoorten die in drie of meer lidstaten een probleem vormen, geldt dat zij in alle lidstaten van de EU onder deze regelgeving vallen.

Elke exoot altijd een probleem?
Vreemd genoeg ontbreekt op deze eerste lijst de reuzenbereklauw (Heracleum mantegazzianum), die echt als een plaag mag worden beschouwd in heel Europa. De waterhyacint (Eichharnia crassipes) staat er wel op, terwijl die alleen in warme gebieden zoals Portugal een probleem vormt. Ook Lysichiton americanus (gele aronskelk), de moerasplant uit westelijk Noord-Amerika, schijnt problemen te veroorzaken ergens in Europa. Hier in Nederland is het een geliefde tuinplant. Dat lot treft ook de bij ons populaire gunnera’s; deze zijn verdacht en staan op een mogelijke nieuwe lijst. Evenals de hemelboom (Ailanthus altissima), de vederesdoorn (vederesdoorn/" 6216 target="_blank">Acer negundo) en de Canadese kornoelje (Cornus sericea).

Naar het schijnt valt er niets meer te doen aan de planten- en diersoorten op de eerste Unielijst. Voor de toekomstige lijsten zou het prettig zijn als er finetuning komt op de regelgeving. Niet elke exoot vormt overal in Europa een probleem. En wat doen we met al die soorten die zich hier lang geleden al prettig hebben genesteld: konijn, fazant, krentenboompje, gewone esdoorn, Noorse esdoorn? Zij zijn langzamerhand onderdeel geworden van de biodiversiteit van West-Europa. Zelfs de beroemde bospest (Prunus serotina) schijnt na enkele generaties minder problematisch te zijn in onze bossen.

De Celastrus orbiculatrus boomwurger in winterpracht
Foto: Ineke Vink

Gevolgen voor tuineigenaren
Kortom: het idee lijkt goed maar hoe ga je er in de praktijk mee om? En vooral, wie gaat dat betalen? Nijlganzen, halsbandparkieten, Amerikaanse rivierkreeften, reuzenbalsemien, Canadese fijnstraal, ambrosia, enzovoorts. De lijst is eindeloos en roept veel vragen op. Worden de juiste soorten aangepakt, wat zijn de afwegingen, wat is de rol van de politiek? Uit de lijsten blijken vooral de Zuid- en Zuidoost-Europese landen te vrezen voor hun biodiversiteit. Met mijn vakanties in die regio in mijn geheugen, zie ik onder andere veel Opuntia en Eucalyptus voor mij. Hoe realistisch is het om dat allemaal aan te gaan pakken? En hoe gaan wij in ons land om met de hemelbomen, de gunnera’s, de laurierkersen, de krentenboompjes, en ga zo maar door. Daarvoor bestaat er sinds kort een ‘Overgangsregeling niet-commerciële houders’. Op de website van de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland), staat meer informatie: ‘Bent u een niet-commerciële houder en houdt u diersoorten die op de lijst staan als gezelschapsdier? Dan mag u ze houden totdat ze doodgaan. Hier heeft u geen vergunning voor nodig. U mag ze niet laten voortplanten of er in handelen. Ook zorgt u ervoor dat ze niet kunnen ontsnappen. Komen er plantensoorten van de lijst voor in uw tuin? Dan mag u die laten staan. U heeft hier geen vergunning voor nodig. U mag ze niet laten voortplanten of er in handelen. Ook mogen de planten zich niet verspreiden in de natuur.’

Tuineigenaren, maar ook gemeentes, botanische tuinen, arboreta, de provinciale landschappen, Natuurmonumenten zijn dus ‘niet-commerciële houders’ geworden. Het laatste woord is er voorlopig niet over gezegd. Twee actiepunten staan voorop:
Hoe kunnen we vanuit verschillende invalshoeken tegelijk invloed krijgen op de samenstelling van de lijsten?
Wat zijn de mogelijkheden om niet per land maar per klimaatzone of per biotoop eventuele beperkingen aan te leggen in het verbod op planten en dieren? □

Informatie van de Europese Commissie is te vinden op: http://ec.europa.eu/environment/nature/invasivealien/index_en.htm
De uitvoeringshandeling met de Unielijst is te vinden op http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1468477158043&uri=CELEX:32016R1141
Risicoanalyses staan op: https://circabc.europa.eu/w/browse/ed95cea1-4f6a-4a3b-b27d-b2bfb8288c42
Voor de dossiers zie: https://circabc.europa.eu/w/browse/ed95cea1-4f6a-4a3b-b27d-b2bfb8288c42
website Rijksdienst voor ondernemend Nederland: http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/beschermde-planten-dieren-en-natuur/invasieve-exoten

Mijn favoriete boom: Gymnocladus dioica

Bomen, ze zijn stuk voor stuk interessant. Er zijn veel aspecten te onderzoeken aan bomen, ze vormen een onuitputtelijke inspiratiebron. Een van mijn favorieten en nog niet eerder beschreven in deze rubriek in Arbor Vitae, is de doodsbeenderenboom.

Gymnocladus dioica
Foto: Fotoarchief arboretum Oudenbosch

Gymnocladus dioica is inheems in het middenwesten van de VS. Deze boomsoort komt ook beperkt voor in zuidelijk Ontario (Canada). Het is de boom van de staat Kentucky geweest van 1976 tot 1994. Wat deze boom uitzonderlijk maakt, behalve zijn geschiedenis, is het bijzondere en grote blad. Aan dit blad herken je de boom. Het blad van soms wel 100 cm lang en 60 cm breed is samengesteld en opgebouwd uit deelblaadjes die dubbel geveerd aan de bladspil zitten. Bovendien is Gymnocladus dioica een boom met een bijzondere status, een relict.

Gebruik van boom en zaad
Oorspronkelijk zouden grote grazers de zaden hebben gegeten. Sinds die zijn uitgestorven, past deze boomsoort niet meer in zijn tijd. De huidige inheemse dieren beschouwen de boom niet als een voedselplant. Als gevolg daarvan rotten veel van de zaden in de peulen of ze ontspruiten te dicht op de moederboom en zijn kansloos. Met het verdwijnen van de grote grazers is de soort in zijn voortbestaan geheel afhankelijk van menselijk handelen. Dat mensafhankelijke voortbestaan begon al bij de oorspronkelijke bewoners in het gebied waar Gymnocladus dioica van nature voorkomt.
Onderzoek wijst uit dat deze bewoners Gymnocladus dioica waarschijnlijk altijd hebben gebruikt als voedselplant, medicijnplant en in rituelen en gebruiken. De harde zaden werden gebruikt in veel vormen, als dobbelstenen, in rammelaars, als muziekinstrument of als talisman bij de afweer van boze geesten. De natuurlijke zaadverspreiding gaat tegenwoordig via stromend water, op die plaatsen waar de oorspronkelijke bewoners hun verblijfplaatsen oprichtten en die nu nog altijd de plaatsen zijn waar de bomen van nature voorkomen.

De boom is grof betakt. De twijgen zijn alleen aan de top bebladerd. Mannelijke en vrouwelijke bloemen zitten aan aparte bomen. Gymnocladus betekent in gewoon Nederlands een boom met naakte (lees weinig) takken, dioica verwijst naar de ‘latrelatie’ die de boomsoort erop nahoudt. In juni verschijnen de groenachtig witte bloemen die geuren als rozen. Als er vruchtzetting plaatsvindt (er moet een mannelijke boom niet al te ver weg aanwezig zijn), verschijnen de peulen. Rijpe peulen hangen tot aan de lente in het jaar daarop in de boom. Een zoektocht naar peulen onder deze bomen kan het beste in april/mei plaatsvinden. In de rijpe peulen liggen de 6 tot 9 zaden in pulp die zoet is en naar karamel geurt. Volgens de overlevering zou de pulp als medicijn en zeep zijn gebruikt. De zaden zijn giftig, verhitten is een manier om ze voor consumptie geschikt te maken. Om ze kiemkrachtig te krijgen moeten ze eerst het water in. Als ze komen bovendrijven zijn ze gereed om gezaaid te worden.

Blad Gymnocladus dioica
Foto: Fotoarchief arboretum Oudenbosch

Koffieboom en andere bijnamen
De inlandse naam koffieboom verschijnt het eerst in een van de dagboeken van George Washington, eind zeventiende eeuw. Het zou Thomas Jefferson zijn geweest die de eerste zaden plantte in 1783 op Monticello in de staat Kentucky. Peulen met harde zaden in dezelfde kleur als koffiebonen. Zaden die net als koffiebonen geroosterd worden om tot een brouwsel te komen, als surrogaatkoffie. Landontwikkelaars die arbeiders naar Kentucky lokten, gebruikten zelfs deze boom om hun staat aan te bevelen. Een gebied waar koffiebomen groeien, dat moest toch erg aantrekkelijk zijn. Nieuwe bewoners zworen het drankje echter af zodra echte koffie te verkrijgen was.
Het feit dat de boom zijn blad al vroeg in het seizoen afstoot in combinatie met de takkenschaarste leverde behalve de benaming Kentucky koffieboom kleurrijke volksnamen op zoals stompenboom en doods(beenderen)boom. Nog meer bijnamen: nickerboom, mahonieboom en chicot bij de Frans-Canadezen. Chicot betekent doodsboom. In Nederland wordt ook de benaming geweiboom gebruikt, een vertaling uit het Duits.

Gymnocladus dioica zonder blad
Foto: Fotoarchief arboretum Oudenbosch

Voortbestaan en openbaar gebruik
In een aantal staten van de VS is alle reden om bezorgd te zijn over het voortbestaan van de soort. Zonder hulp kiemt slechts 5% van het zaad. Er zijn geen grote boombestanden meer. Meestal zijn het individuen of kleine lokale groepjes waarvan het wortelsysteem met elkaar verbonden is. In het ‘wild’ kom je ze tegen in overloopgebieden en rivierdalen en op rotsachtige hellingen. Maar hoelang nog?
In cultuur als beplanting in straten en parken is het geen slechte keus, wel gaat dan de voorkeur uit naar mannelijke exemplaren. Slechts vijf tot zes maanden per jaar is er blad aan de boom. In het voorjaar verschijnt het blad, als de meeste bladverliezende bomen al zijn uitgelopen. In de herfst laat deze boom bijna als eerste het blad vallen, dat wel eerst mooi geel verkleurt. De boom groeit niet erg snel en wordt uiteindelijk ongeveer 20 meter. In de VS komen bomen in cultuur voor van 150 jaar. De boom is ongevoelig voor strooizout, hitte, droogte en koude. Ziektes en insectenplagen zijn onbekend en alle grondsoorten, zelfs zware kleigrond, wordt door de boom geaccepteerd. Meer soorten in dit geslacht zijn: Chinese doodsbeenderenboom; Gymnocladus chinensis uit Centraal-China en Birmese doodsbeenderenboom; Gymnocladus burmanicus uit Myanmar.

Misschien bent u nu nieuwsgierig geworden en wilt u een doodsbeenderenboom in levenden lijve zien. Een exemplaar dat ik kan aanbevelen is het vrouwelijk exemplaar dat te vinden is vlakbij het kerkhof van de broeders van St. Louis in Oudenbosch. Dit kerkhof ligt in een 176 jaar oude voormalige kloostertuin. In de huidige vorm staat deze tuin sinds dertig jaar bekend als het arboretum Oudenbosch. In het Amerikaanse deel van dit arboretum is een jong exemplaar aangeplant zo’n 25 jaar geleden. Het is naar verwachting een mannelijke boom, maar dat heb ik nog niet gecontroleerd. Echter, de veel oudere boom bij het kerkhof had eerder geen peulen, maar sinds 2010 is bekend dat we op die plaats een meisje hebben.

Volwassen Hedera, een groep apart

Kees de Jong in Uden redde in het begin van deze eeuw de collectie ‘Hedera volwassen’ van het PPO van de composthoop, nadat Margareth Hop haar sortimentsonderzoek en keuringsrapport klaar had. Hij had er op zijn bedrijfsterrein wel een plek voor en dus werd de collectie overgeplant naar het zand van Brabant, waar het nu ongeveer vijftien jaar staat te groeien en bloeien. Ook in zijn privétuin staan enkele mooi uitgegroeide exemplaren te pronken. Het is een stabiele collectie waar sinds het overplanten maar enkele nieuwe cultivars aan zijn toegevoegd. Nieuwe cultivars kunnen enkel gevonden worden in de volwassen vormen. Bewust veredelen is geen optie.

Kees de Jong

Kees de Jong, lid van de KVBC, is een boerenzoon die na de opleiding tot vakbekwaam hovenier al meer dan 35 jaar zijn brood verdient als hovenier. Voorheen was er veel aanlegwerk en werkte hij met personeel. Tegenwoordig werkt hij alleen en bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het onderhoud van een reeks tuinen. Daarnaast is hij gegrepen door het avontuur van kruisen en selecteren in Agapanthus, om zo tot doorbloeiende selecties te komen die laag blijven en voldoende winterhard zijn om als tuinplant vele jaren in de volle grond te overleven. De eerste resultaten beginnen zich al af te tekenen. Selectiewerk is werk van lange adem en dat is voor Kees geen probleem.

Adult versus juveniel
Hedera behoort tot de meest bekende wintergroene tuinplanten die we kennen. De jeugdvorm (juveniel) wordt massaal toegepast als bodembedekker en klimplant. De volwassen vormen (adult) hebben echter een van de jeugdfase totaal afwijkende vorm. Ze ontstaan als de juveniele fase van klimplanten boven in een boom of muur is gearriveerd en overgaat naar een bossige eindgroei waarbij ingrijpende verschillen ontstaan. Deze verschillen zijn zo groot dat de adulte vormen eigen cultivarnamen voeren en dus los staan van de juveniele vormen, die meestal al een soort- of cultivarnaam hebben. Dit komt in het plantenrijk slechts zelden voor.

De meest opvallende verschillen zijn de struikvorm, het ruitvormige blad, bloemen en vruchten. Sommige adulte cultivars groeien tot twee meter hoog en breed. De meeste nieuwere selecties zijn geselecteerd vanwege de lage en bossige groei en de eigenschap dat ze nauwelijks of geen juveniele takken meer vormen. Toegepast als vakbeplanting zijn de lagere vormen een prachtig groenblijvend en onderhoudsvriendelijk element in de groenvoorziening. Daarnaast is de bloei een belangrijk facet. Deze vindt pas in het najaar (september-november) plaats en is dan een welkome voedselbron voor bijen, vlinders en andere vliegende insecten. De bessen worden door de vogels zeer gewaardeerd.

Kees vertelt dat het zijn van collectiehouder van de volwassen Hedera regelmatig tot telefoontjes met vragen leidt. Vooral tuinarchitecten maar ook boomkwekers bellen hem op om uitsluitsel te krijgen over de juiste en actuele naamgeving. Het PPO publiceerde in 2001 een sortimentonderzoek (zie Dendroflora 38, 2001) dat vooral tot stand kwam vanwege de naamsverwarring die er daarvoor bestond. Op diverse plaatsen werden dezelfde planten gekweekt onder verschillende namen en andersom. Vooral ook in de nieuwere lage typen bestond vormverschil waarvoor een vergelijkend onderzoek noodzakelijk was. Dit sortimentsonderzoek leidde tot een keuringsrapport waarin alles is rechtgezet. Door DNA-codering en het tellen van chromosomen werd er veel onduidelijkheid weggenomen. Helaas was het noodzakelijk om enkele cultivars van andere namen te voorzien om taxonomisch duidelijkheid te verschaffen. Zoals altijd met naamsverandering, gaf dit bij planners en gebruikers van dit groen de nodige onzekerheid. Kees is voor diverse mensen de vraagbaak die helderheid verschaft.

Kees de Jong te midden van zijn collectie

Favorieten
Gevraagd naar de beste cultivars wat betreft groei, bloei en vruchtzetting zijn de favorieten van Kees niet veel anders dan wat er uit het sortimentsonderzoek en het keuringsrapport met drie sterren gewaardeerd werd:
Hedera helix ‘Simone’ (Arborescent Group) *** is stabiel, zeker in bloem en vrucht en met weinig tot geen juveniel schot. Dit is de beste vervanger voor Hedera hibernica ‘Irish Arborescent’ (Arborescent Group) (voorheen: H. helix ‘Arborescens’).
Hedera helix ‘Arbori Purple’ (Arborescent Group)*** is de beste lage vorm die zeer geschikt is voor vakbeplanting, goed bloeit en vrucht zet met vrijwel geen juveniel schot.
Hedera colchica ‘Fall Favorite’ (Arborescent Group) (voorheen: H. colchica ‘Arborescens’) is de beste grootbladige bodembedekker met goede bloei en vruchtzetting. Hij verdraagt schaduw, droogte en luchtvervuiling prima en is daarom zeer geschikt in boomspiegels en als afplantrand onder heesters. Zorg wel voor gestekte planten. Geënte planten geven veel opschot uit de onderstam.

Bontbladigen
Binnen de groep volwassen vormen zijn ook enkele bontbladige vormen bekend. Er staan twee mooie bonte cultivars in de collectie, benaamd als Hedera helix ‘Ice Cream’ en Hedera helix ‘Cristal Cave’.
Beide hebben een lage, breed-schotelvormige groeiwijze. De eerste is een bontbladige met crèmekleurige bladranden en geeft een gelige totaalkleur; de tweede heeft grijsgroene bladeren met zilverwitte randen wat een zilvergrijs totaalbeeld geeft. Bij het onderzoek was alleen Hedera helix ‘Ice Cream’ betrokken. Alleen is er een andere bontbladige vorm in terecht gekomen. Dit bleek pas toen de planten uit het onderzoek naast de planten kwamen te staan die Kees al in zijn bezit had. Samen met Margareth Hop is toen vastgesteld dat de verschillen zodanig groot waren dat de plant uit het onderzoek als een nieuwe cultivar kon worden aangemerkt en dus ook een nieuwe naam kreeg. Dit is de cultivar Hedera helix ‘Cristal Cave’ geworden. Dit gebeurde eind 2008. In een artikel in Tuin & Landschap in 2009 is deze nieuwe cultivar met foto en omschrijving voorgesteld. Daarin wordt Hedera helix ‘Cristal Cave’ aangemerkt als beter groeiend dan Hedera helix ‘Ice Cream’. Bij koud weer verkleuren de bladranden naar roze.

Een andere recente introductie van Kees de Jong is Thuja plicata ‘De Rakt’ sugar and spice. Dit is een fraaie selectie met een smal opgaande groeiwijze en een fijne takstructuur. Vooral deze fijne structuur maakt sugar and spice tot een waardevolle aanvulling in het Thuja-sortiment. Helaas heeft de plant niet gescoord op GrootGroenPlus. Dat komt omdat de jonge planten, die op deze tentoonstellingskeuring werden aangeboden, de kenmerken niet goed laten zien. In een veldkeuring, waarbij de planten meerdere jaren gevolgd kunnen worden, komen de speciale kenmerken wel goed uit en zal deze selectie wel een onderscheiding kunnen krijgen. Op internet is te zien dat men er in de Verenigde Staten erg blij mee is. Diverse grote kwekers hebben hem daar in het sortiment opgenomen.

Opmerkelijk is dat Kees de Jong, al zijn hele leven hovenier, toch enkele mooie kweekprestaties en selecties heeft ontwikkeld die hun plek in het sortiment meer dan waard zijn. We zullen beslist nog meer van hem horen.

Hedera helix ‘Cristal Cave’