Categorie archieven: Sortiment

Quercus robur ‘Alnarp Weeping’ (Pendula Group)

Noem een boomsoort en er is wel een treurvorm van. Zo ook bij de Zomereik. Er wordt in de (alweer wat oudere) literatuur over geschreven dat vormen met takken in diverse mate van hangend voorkomen (ook in het wild) bij de Zomereik. Dat was de reden om er een aparte status aan te geven in de vorm van var. pendula (ook wel f. pendula) wat uiteindelijk weer resulteerde in de cultivarnaam ‘Pendula’.

Quercus robur ‘Alnarp Weeping’ op strook Excelsior in Trompenburg Tuinen Foto: Gert Fortgens

Omdat de verschillen tussen de diverse Zomereiken met hangende takken behoorlijk groot kan zijn, is de cultivarnaam ‘Pendula’ niet geschikt: het zegt niets over welke Treureik je het hebt. Daarom heeft de International Oak Society (IOS) op haar website met namen van Eiken (http://www.oaknames.org/) bij Quercus robur een groepsnaam ingevoerd voor Eiken met een zekere mate van hangende takken (treur-eiken): de Pendula Group (groepsnamen gaan in het Engels vandaar Group). Alleen enkele hele oude namen kunnen ‘Pendula’ in de naam behouden maar dat zijn er niet veel (en of ze nog als boom ergens bestaan?): Quercus robur ‘Dauvessei Pendula’ C. de Vos (1867), Quercus robur ‘Pendula Heterophylla’ Lav. (1877), Quercus robur ‘Pendula Libani’ H. Jäger (1889), Quercus robur ‘Pendula Nova’ Hort. ex G. Nicholson (1896), Quercus robur ‘Pendula Salicifolia’ Dippel (1892).

Voor de Quercus robur Pendula Group is gebruik gemaakt van de publicatie van de naam in Arboretum et fruticetum brittanicum, 3:1732 (1838) van Loudon, al was de naam destijds genoteerd als ‘Q. pedunculata pendula; Q. pendula’ in Loddiges Catalogue, 1836.

Nu zag ik op de site van de IOS toch maar één keer een Quercus robur (Pendula Group) en wel met de naam ‘Alnarp’ met daarbij vermeld unpublished. Dat betekent zoveel dat de naam ergens is gezien maar dat er geen beschrijving van voorhanden is. Nu ken ik de plant nogal goed (zelf gekregen en benaamd) dus leek het me een goed moment om te zorgen dat een beschrijving wordt gepubliceerd. Daarvoor is Arbor Vitae een geschikt medium. Ook om aan te geven dat de plant bij ons op Trompenburg en bij diverse kwekerijen in binnen- en buitenland al weer heel wat jaren ‘Alnarp Weeping’ heet.

Quercus robur ‘Pendula’ in Hemelrijk, België
Foto: Gert Fortgens

Een Zweedse basis
De eerste vermeldingen in dendrologische werken van Eiken met hangende takken komen uit 1733 in Engeland. En uit de catalogus van kwekerij Loddiges uit 1836 weten we dat er toen Treureiken werden vermeerderd en verkocht. In Nederland heb ik in een catalogus uit 1947 een Quercus robur var. pendula gevonden maar of er in de periode daarvoor en rond 1900 al Treureiken in Nederland te koop waren, kan ik niet zeggen. Daarvoor moet ik meer catalogi raadplegen. De grootste Treureik die ik ken staat op het privé-domein Hemelrijk, Essen (België), en gezien de afmetingen ervan zal hij zeker al rond 1900 zijn geplant. In de stad Porto in Portugal troffen wij op een pleintje meerdere exemplaren aan van Treureiken, weliswaar niet van rond 1900 maar toch zeker al lange tijd geleden geplant. En natuurlijk is bij velen de Treureik op Trompenburg in het prieel bekend. Maar die dateert pas uit de jaren 1950 en zoals het verhaal van Dick van Hoey Smith wil stamt deze van een Treureik in Hamburg. Dick memoreerde wel eens dat hij zeker 1000 eikels van deze Treureik had gezaaid maar dat er geen één zaailing die eigenschap had geërfd. Groot was ook mijn verbazing toen ik in 1994 de Zweedse dendroloog Rune Bengtson, destijds werkzaam op de Swedish University of Agricultural Sciences, SLU te Alnarp, bezocht. Hij toonde mij zaailingen afkomstig van eikels van een Treureik op de campus. De circa 5 jaar oude zaailingen groeiden alle kanten op maar niet omhoog! Het verhaal achter de oude Treureik op de campus was dat er ooit begin 1900 iemand deze boom in het bos had gevonden en hem spontaan had afgeleverd bij de universiteit. De boom zelf staat in het gazon voor het hoofdgebouw en heeft een duidelijk overhangende kroon. Mijn dag kon niet stuk toen ik van Rune een mooie zaailing mocht uitzoeken en meenemen naar Nederland. Boomkwekerij Bömer, Zundert, heeft toen geënt van deze zaailing, aanvankelijk met de naam Alnarp maar omdat het beter is niet alleen een plaatsnaam te gebruiken als naam is ook de eigenschap Weeping toegevoegd. En zo is deze Treureik de wereld in gegaan.

Quercus robur ‘Pendula’ in Porto, Portugal (2001)
Foto: Gert Fortgens

Wij hebben in 2005 een exemplaar geplant op de strook Excelsior, laag geënt en nooit opgebonden aan een stok. Hierdoor is het lange tijd een bolrond struikmodel gebleven maar nu begint hij langzamerhand een kroon op een stam te vormen. Een kroon vol met binnenin zigzaggende en kruisende takken en aan de buitenzijde lange, overhangende takken. Wat model betreft vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Tortuosa-beuken. Al jaren draagt hij rijk eikels en ook van die komt een deel van de zaailingen terug met takken die alle kanten opgroeien behalve omhoog. Een aantal van die zaailingen is als groep geplant op de klei in Ridderkerk en ze groeien enorm. Ik ben benieuwd hoe dat er over enkele decennia uitziet!

De bij velen bekende Treureik in het prieel in Trompenburg
Foto: Gert Fortgens

Fitzroya cupressoides, een bijzondere naaldboom

Op de omslag van Arbor Vitae 2 uit 2021 een Conifeer die ook nog wel een plaatsje had kunnen krijgen in de afgesloten serie over bedreigde boomsoorten. Het wel en wee van deze bijzondere naaldboom werd eerder uitvoerig beschreven in Dendroflora 34 (1997). Ondanks dat deze bedreigde soort al jaren een beschermde status heeft, is er anno 2021 nog steeds sprake van teruggang en nauwelijks van verjonging.

Fitzroya, de alerce, hoort van nature thuis in het zuiden van Chili en overschrijdt in enkele gebieden de grens met Argentinië. De bomen groeien in groepen van min of meer grote aantallen, de zogenaamde alerzales, vanaf zeeniveau in het kustgebied tot aan de boomgrens. De soort werd in 1878 door de Spanjaard Molina beschreven als Pinus cupressoides. De Amerikaan Ian Johnston plaatste de soort in 1924 in het aparte geslacht Fitzroya, hij eerde daarmee Robert Fitzroy, gezagsvoerder op het beroemde ontdekkingsschip de Beagle met aan boord onder andere Charles Darwin. In 1833 heeft de bemanning een bezoek gebracht aan alerzales, de groeiplaatsen van Fitzroya cupressoides. De eerst zaden werden in 1849 door William Lobb, die verzamelde voor de bekende firma Veitch, naar Engeland gebracht.

Fitzroya cupressoides met kegeltjes

Kenmerken
Fitzroya groeit zeer langzaam met een diktegroei van hooguit 1 mm per jaar. De zeer langzame en gelijkmatige groei maakt dat het hout zeer gemakkelijk te splijten is. De belangrijkste eigenschap is de vrijwel onbeperkte duurzaamheid. Stobben van 100-200 jaar geleden gekapte bomen zijn nog steeds volkomen gaaf. Het kappen van de bomen in het kustgebied begon al snel na de komst van de Spanjaarden. In de huizenbouw werd het hout gebruikt voor dak- en wandbekleding, Het werd ook een belangrijk exportartikel en lang waren de plankjes een betaalmiddel. De houthandel gaf veel werkgelegenheid. In 1883 schatte men dat er 10.000 mensen werkzaam waren. Tussen 1830 en 1900 was de productie 5.250.000 m3. Begin 1900, toen het hele kustgebied intussen was gekapt, stagneerde de productie. Na 1945 nam de exploitatie van de alerzales enorm toe en met vooral Amerikaans kapitaal werden hoger gelegen gebieden ontsloten. Met modern materieel konden elke dag 80-100 duizend jaar oude bomen worden gekapt. Uiteindelijk kwam er verzet tegen deze kaalslag en in 1975 werd Fitzroya internationaal beschermd. Handel in fossiel hout was nog wel toegestaan wat leidde tot veel illegale kap. In 1977 werd deze handel ook verboden. Uiteindelijk kwam pas in 1991 een einde aan de illegale handel, onder andere na een artikel in het National Geographic Magazine.

Toch gaat het nog steeds niet goed met deze naaldboom. Intussen is ruim 40% van oorspronkelijke areaal verloren gegaan. Van hergroei is nauwelijks sprake. Ook bosbranden, zoals in de zomer van 1997-1998, en achteruitgang van de groeiomstandigheden zorgen voor teruggang.

Deze jonge Fitzroya cupressoides heeft het prima naar zijn zin in Zuid-West Frankrijk
Foto: Ineke Vink

Fitzroya in cultuur
Bomen van Fitzroya in cultuur zijn schaars. De hoogste boom in Europa is in de Schotse Ardkinglas Woodland Garden van Inveraray Castle. Deze is 24 m hoog. Dat is minder dan de helft van de 56,90 m hoge kampioenboom in Argentinië. In het Verenigd Koninkrijk zijn nog wel meer oude exemplaren. Maar het vasteland van Europa blijft daar ver bij achter. In België hebben drie arboreta jonge exemplaren, Bokrijk, Meise en Wespelaar. In het Nationaal Bomenmuseum in Doorn is een jong exemplaar verkregen van Meise. Ook in Arboretum Trompenburg, evenals in het Nederlands/Franse arboretum La Tuilière, staat een vrij jong exemplaar. Duidelijk is dat Fitzroya houdt van een vochtige standplaats in zure grond.

Mediterrane wintergroene Eiken

De wintergroene Eiken uit Zuid-Europa en aangrenzende gebieden in Noord-Afrika en het westen van het Nabije Oosten, grofweg het gebied rond de Middellandse Zee, lijken bezig aan een opmars in noordelijke richting binnen Europa. Hoe snel deze verspreiding via natuurlijke weg verloopt is een punt van nader onderzoek, maar vastgesteld kan worden dat de wintergroene Eiken uit Zuid-Europa die worden aangeplant in noordelijker streken dan hun huidige natuurlijke verspreidingsgebied het al uitstekend doen.

Momenteel zitten we in een periode van een wereldwijde temperatuurstijging die toch echt het gevolg lijkt van menselijk handelen. Hoe zal dit verder gaan? We merken dat niet alleen Zuid-Europese wintergroene Eiken het hier nu goed doen. Bijvoorbeeld verschillende wintergroene eikensoorten uit Californië doen het hier tegenwoordig ook al prima. Een groot deel van Californië heeft namelijk ook een mediterraan klimaat. Kenmerken daarvan zijn de koele, natte winters en warme droge zomers. Ook elders op de wereld zijn voorbeelden te vinden van dit klimaattype: Zuid-Afrika, Chili en Australië. Maar daar komen van nature geen wintergroene Eiken voor.

De mediterrane Quercus coccifera in Meteora, Griekenland
Foto: Gert Fortgens

Mediterrane Eiken
Rondom de Middellandse Zee vinden we een vijftal (of zestal al naar gelang welke indeling wordt gevolgd) verschillende wintergroene eikensoorten. In alfabetische volgorde zijn dat Quercus alnifolia, Quercus aucheri, Quercus coccifera, Quercus ilex (inclusief subsp. rotundifolia, ook wel beschouwd als op zichzelf staande soort: Quercus rotundifolia) en Quercus suber.

Quercus alnifolia en Quercus aucheri hebben een zeer beperkt verspreidingsgebied, respectievelijk alleen in het zuidwesten van het eiland Cyprus en alleen aan de zuidwestkust van Turkije. Vanwege deze beperkte verspreiding werden deze soorten weliswaar aangemerkt als bedreigd (Globally Threatened) in de Red List of Oaks, 2007 maar in de recent verschenen versie van 2020 is die status vervallen. Ten opzichte van andere wereldwijd bedreigde eikensoorten zijn de omstandigheden waarin ze nu groeien beter in beeld en worden de bomen zelf en hun biotoop beter beschermd. Een goede ontwikkeling voor deze twee bijzondere Europese eikensoorten! Triest is wel in dit rapport te lezen dat van de circa 430 eikensoorten wereldwijd zo’n 112 soorten in verschillende mate worden bedreigd door aantasting van hun natuurlijke verspreidingsgebied (veelal door menselijk handelen zoals veranderend landgebruik ten behoeve van landbouw of verstedelijking, door houtkap of frequente bosbranden) waarbij ook klimaatverandering en aantastingen door (nieuw binnengekomen) ziekten en plagen een rol kunnen spelen.

Quercus ilex, landschap bij Montemor (Portugal)
Foto: Gert Fortgens

Quercus coccifera heeft een groot verspreidingsgebied rond de gehele Middellandse Zee. Quercus ilex komt voornamelijk voor in Noord-Spanje, Zuid- ( en Zuidwest-) Frankrijk, Italië, kustlijn Adriatische Zee, Griekenland, Noord-Turkije (pleksgewijs). De ondersoort Q. ilex subsp. rotundifolia (Quercus rotundifolia) daarentegen is verspreid over heel Spanje en groeit ook in Noord-Afrika. Quercus suber komt van oorsprong vooral voor in Portugal, Spanje en het westelijk deel van de Middellandse Zee maar is in de loop der eeuwen door aanplant ten behoeve van de winning van kurk over het gehele gebied rond de Middellandse Zee aan te treffen.

Sedert een aantal jaren hebben we deze vijf (zes) soorten in Trompenburg buiten uitgeplant staan en constateren we dat de ontwikkeling prima is. De zachte winters van de laatste jaren zijn hier natuurlijk debet aan. Als ik het boek van W.J. Hendriks Onze Loofhoutgewassen (1940) er op na sla vind ik van bovenstaand lijstje alleen Quercus ilex genoemd. Waarbij in de beschrijving staat: ‘Bij ons komt deze soort alleen in struikvorm voor en kan alleen aangeplant worden indien men hem een zeer beschutte en zonnige standplaats kan geven en bij strenge winters enige bedekking.’ Ook nog in mijn exemplaar uit 1972 van Nederlandse Dendrologie van B.K. Boom wordt erbij geschreven ‘zacht’ (in de editie uit het jaar 2000 heet het ‘gevoelig’). Sedert een flink aantal jaren is het door de temperatuurstijging – en dan zeker in de laatste twee decennia – niet echt meer voorgekomen dat wij konden spreken van een strenge winter. Deze mediterrane Eiken lijken daardoor een plaats te kunnen gaan innemen in ons sortiment wintergroene bomen en of struiken. Voor alle vijf geldt dat zij op jeugdige leeftijd een struikachtige groeiwijze hebben maar op latere leeftijd kunnen uitgroeien tot flinke bomen met een brede, dicht vertakte kroon. Voor een goed klimaathistorisch besef is nog te noemen dat bijvoorbeeld Quercus ilex al in oude Engelse literatuur rond 1500 wordt genoemd maar dat hij ten gevolge van de Kleine IJstijd in West-Europa (circa 1500 tot circa 1700) weer verdween uit de boeken (en tuinen) wegens onvoldoende winterhardheid. De temperatuur daalde toen zo’n twee graden Celsius.

Quercus ‘Tromp Deerpon’ (sadleriana × pontica)
Foto: Gert Fortgens

Mediterrane Eiken uit Californië
Het grote verschil met Europa is dat er in Californië een veel groter aantal wintergroene Eiken voorkomt. En ook dat die Eiken uit drie verschillende secties komen (de Europese Eiken komen uit twee secties). Eikensoorten worden ingedeeld bij secties die weer behoren tot ondergeslachten. Volgens de meest recente opvattingen worden thans twee ondergeslachten binnen het geslacht Quercus onderscheiden: Cerris en Quercus. De Europese wintergroene Eiken behoren tot het ondergeslacht Cerris en zijn ingedeeld bij de sectie Cerris en de sectie Ilex, de Californische wintergroene Eiken komen alle uit het ondergeslacht Quercus en behoren tot wel drie verschillende secties: de Lobatae (Red of Black oaks), de Protobalanus (Golden of Intermediate oaks) en de Quercus (White oaks). Verwarrend bij de indeling van Eiken is dat de ondergeslachten (subgenera) en secties namen hebben van eikensoorten, denk aan Quercus cerris, Quercus ilex en Quercus lobata. In schrijfwijze onderscheiden zij zich door het gebruik van cursief schrift.

Van de Red of Black oaks hebben vooral Quercus agrifolia en Quercus wislizeni in hun groeivorm wel wat weg van hun Europese tegenhangers uit het mediterrane gebied. Het zijn veelal laag vertakte bomen met, op leeftijd, een flinke kroonbreedte. Quercus agrifolia komt, zoals de lokale naam Coast Live Oak al aangeeft, uit het kustgebied van Californië, Quercus wislizeni heet daar Interior Live Oak wat aangeeft dat hij meer landinwaarts groeit en dan vooral in de voetheuvels van de Sierra Nevada. Van de Golden of Intermediate oaks is vooral Quercus chrysolepis opvallend door het grote, vaak dik opgezwollen geel donzig behaarde eikelnapje. Deze soort heeft een groot verspreidingsgebied en is qua blad vergelijkbaar met ‘onze’ Europese Golden Oak Quercus alnifolia wat betreft de geelachtig donzige bladonderzijde.

Aan White oaks groeien er zo’n tiental soorten in Californië. Hiervan is alleen Quercus engelmannii een echte boomvormer. Helaas valt deze eikensoort in de categorie ‘bedreigd’ door aantasting van zijn oorspronkelijk verspreidingsgebied waardoor natuurlijke verjonging nauwelijks kan plaatsvinden. De andere wintergroene White oaks die vallen in deze sectie zijn allen eiken met een struikvormige groeiwijze. De meeste hebben vrij kleine, gestekelde blaadjes (Quercus berberidifolia, Quercus palmeri, Quercus durata, Quercus cornelius-muelleri, Quercus dumosa, Quercus john-tuckeri, Quercus pacifica en Quercus turbinella, maar er is er één bij, genaamd Quercus sadleriana, die wat bladvorm betreft heel dicht bij de uit de zuidelijke Kaukasus (in Georgië en Turkije; dus aan de andere kant van de aardbol!) afkomstige en eveneens struikvormige Quercus pontica staat. En niet alleen wat betreft bladvorm: uit genetisch onderzoek is gebleken dat deze beide soorten nauw verwant zijn en afstammen van een gemeenschappelijke voorouder van zo’n twintig miljoen jaar geleden!

De verwantschap is ook gebleken op Trompenburg: een zaailing uit eikels van de daar aanwezige Quercus sadleriana bleek een kruising te zijn met de daar in de buurt staande Quercus pontica. Deze unieke zaailing wordt nu door enten vermeerderd en draagt de naam Quercus ‘Tromp Deerpon’, een samensmelting van de lokale naam Deer oak voor Quercus sadleriana met ‘pon’ van Quercus pontica.

Quercus agrifolia in Sugarloaf State Park, Californië
Foto: Gert Fortgens

Een meditatief moment
Die voorouder van Quercus pontica en Quercus sadleriana is al tamelijk lang geleden verdwenen en sedertdien is de ontwikkeling van de eiken (of lees: het leven op aarde) doorgegaan en zijn er talloze nieuwe soorten ontstaan. Ook de mensheid levert daaraan een bijdrage: door het over de wereld verslepen van planten brengen wij soorten bijeen die volkomen geïsoleerd waren van elkaar maar die, nu ze bij elkaar zijn gekomen, vruchtbare nakomelingen kunnen geven. Het is een kwestie van héél veel jaren maar uit deze zaailingen kunnen nieuwe soorten ontstaan. In het kader van dat wij mensen een zware wissel hebben getrokken (en trekken) op het leven op aarde is het dan misschien wel een aardige (?) gedachte dat er na ons (en dat zal best wel een keer gaan gebeuren) na een paar miljoen jaar weer een nieuwe maar andere soortenrijkdom op aarde is ontstaan. Hoe een stukje over mediterrane Eiken aanleiding kan geven tot zo’n meditatief moment!