Er zijn altijd favorieten bij verzamelaars; dat geldt zowel voor postzegels en sneakers, als voor bomen en struiken. Afwegingen zijn natuurlijk divers, maar zeldzaamheid is telkens een belangrijke aanjager voor de hebberigheid van verzamelaars. Een andere afweging kan zijn de moeilijkheidsgraad van de teelt. Emmenopterys is niet heel zeldzaam en groeit over het algemeen goed. De rariteit van deze plant zit in de bloei. Deze planten bloeien in cultuur niet of slechts zeer onregelmatig. Een bloeiend exemplaar is dan ook een ware belevenis.

Foto: Ronald Houtman
Emmenopterys henryi is de enige soort in het geslacht Emmenopterys. Deze boom kan tot 30 m hoog worden. De plant groeit van nature wijdverspreid in Zuid- en Centraal-China, maar komt nergens in grote aantallen voor. Augustine Henry heeft de boom in 1887 ontdekt voor de westerse wereld in de Drie Kloven langs de Blauwe Rivier in Hubei. De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1889 door Daniel Oliver. De geslachtsnaam is ontleend aan het Oudgrieks: emmeno (blijvend) en pteron (vleugel of veer). Deze naam beschrijft de opmerkelijke bloembladachtige uitgroeisels van de kelk die verspreid in de bloemtrossen voorkomen. Deze schutbladachtige structuren blijven aanwezig terwijl de zaden zich ontwikkelen. De soortnaam eert de ontdekker.

Foto: Ronald Houtman
De soort is in Europa geïntroduceerd door E.H. Wilson in 1907 vanuit Hubei. Later volgden introducties uit Yunnan (1924), Anhui (1988) en Sichuan (1996). Wilson omschreef de boom wervend als ‘een van de meest opvallend mooie bomen van China’. Helaas bloeit de plant zelden tot nooit. Het oudste Britse exemplaar bloeide voor het eerst in 1987! Als een boom bloeit is dat een echte gebeurtenis die veel media-aandacht krijgt. De reden voor deze geringe bloemproductie buiten het natuurlijke verspreidingsgebied is onderwerp van debat. Er zijn sterke aanwijzingen dat een hete zomer na een relatief koude winter tot de ontwikkeling van bloemen op éénjarige scheuten kan leiden. De boom is geheel winterhard in Nederland en België.

Foto: Ronald Houtman
Emmenopterys henryi behoort tot de familie van de sterbladigen (Rubiaceae). De Rubiaceae zijn de op vier na grootste plantenfamilie met meer dan 10.000 soorten in ruim 600 geslachten. Het is een wereldwijd verspreid voorkomende familie met het zwaartepunt in de tropen. In Nederland kennen we alleen kruidachtige planten waaronder Lievevrouwebedstro en Walstro.
De sterk geurende vijftallige bloemen zijn wit van kleur en zo’n 2,5 cm in doorsnede. Ze staan in open bloemtrossen aan het eind van de bebladerde scheuten. In enkele bloemen is een enkel kelkblad uitgegroeid tot een bloembladachtig lokblad van 8 bij 6 cm. Dit lokblad (petaloide calycophyl genoemd) is wit tijdens de bloei en verkleurt naar roze, rood of paarstinten als de zaden rijpen. De gevleugelde vruchten zijn 1,5 cm groot en rood van kleur. Er is verondersteld dat de uitgroeisels van de kelk een functie zouden hebben in de verspreiding van het zaad. Een grote vleugel zou dan voordelen geven, maar slechts een gering aantal bloemen kennen een dergelijk ‘zaadzeil’. Omdat de kleur van deze calycophyl gelijk is aan de bloemkleur ligt de functie van lokbloem meer voor de hand.
Emmenopterys henryi kent geen vaste kroonvorm. Deze lijkt plastisch; de boom is laagvertakt en groeit vaak uit tot een meerstammige boom. Sommige exemplaren produceren worteluitlopers. Vermeerdering kan ook plaatsvinden via worteluitlopers. In het wild, waar de planten betrouwbaar bloeien, vindt de vermeerdering plaats door zaad. In het verleden is de plant ook via meristeemcultuur vermeerderd. De bast is grijsbruin en afschilferend in de jeugd. De gladde stugge takken kennen opvallende lenticellen. De knoppen zijn (roze)rood van kleur. Het redelijk stugge, donkergroene blad is bij het uitlopen vaak bronsachtig getint. De bladeren zijn gaafrandig, elliptisch tot omgekeerd eivormig en tegenoverstaand. Iedereen die de gok aandurft, kan inzetten op deze wispelturige Chinese schone, en wie weet komt de boom in bloei.

Foto: Ronald Houtman