Categorie archieven: Sortiment

Picea abies ‘Acrocona’, spar met bijzondere kegels

Met zijn opvallende, rode, op de top van twijgen geplaatste kegels is direct duidelijk dat de spar Picea abies ‘Acrocona’ een buitenbeentje is. In recent onderzoek is gepoogd de unieke genetische achtergrond op te helderen.

Rond het midden van de negentiende eeuw werd deze bijzondere Spar gevonden in een bos nabij het Zweedse Uppsala. In 1890 gaf de Zweedse botanicus Theodor Magnus Fries (1822-1913) haar de naam Acrocona, wat betekent ‘kegels vormend aan het eind van de twijgen’. Recenter zijn er in Zweden meerdere Sparren gevonden met dezelfde eigenschap. Normaal verschijnen de kegels bij Sparren altijd uit okselknoppen. Bijzonder is ook dat ze elk jaar gevormd worden en niet alleen in de zogenaamde mastjaren. Bij nadere beschouwing blijkt dat ze nooit zaden bevatten.

Recent onderzoek heeft aangetoond dat de vroege productie van kegels bij Picea abies ‘Acrocona’ te maken heeft met een toegenomen transcriptieactiviteit van een MADS-box transcriptie factor. De MADS-box is een geconserveerd sequentiemotief (een bepaalde deel van DNA, RNA of eiwit dat op verschillende plaatsen terugkeert, met een bepaalde biologische werking). De genen die dit motief bevatten, worden de MADS-box-genenfamilie genoemd. Deze genen coderen voor de MADS-domein eiwitten. Deze eiwitten zijn over het algemeen transcriptiefactoren, die zijn betrokken bij ontwikkelingsprocessen, zoals de ontwikkeling van bloeiwijzen van bedektzadigen. De naam ‘Box’ verwijst naar een deel van de genen dat codeert voor de eiwitten die in de loop van de evolutie niet zijn veranderd; dienovereenkomstig is een deel van de primaire structuur in al deze eiwitten hetzelfde. De aanduiding MADS is gevormd uit de eerste letters van de genen waarin het zeldzame sequentie-element voor het eerst werd gevonden : MCM1 in biergist, AGAMOUS in de zandraket. DEFICIENS bij de grote leeuwenbek en SRF bij de mens.

Normaal duurt het 20-25 jaar alvorens P. abies mannelijke en vrouwelijke kegels produceert. In onderzoek van zaailingmutanten van P. abies ‘Acrocona’ bleek dat ze in de 2e groeicyclus al kegels produceerden. Studies van transcriptieregelaars behorend tot de MADS-box genenfamilie van P. abies ‘Acrocona’ wijzen er op dat leden van deze genenfamilie invloed hebben op de lengte van de juveniele fase en de vegetatieve of reproductieve identiteit.

Picea abies ‘Acrocona’.
Foto: Ronald Houtman

Nieuwe dwergmutanten
Er is bij coniferenliefhebbers altijd interesse in dwergmutanten en die zijn er nu ook van P. abies ‘Acrocona’. Eén daarvan is P. abies ‘Pusch’. Ze werd in 1975 gevonden door Andreas Pusch uit Werder (Duitsland) als heksenbezem in een P. abies ‘Acrocona’. Omdat de rode kegels steeds verschijnen op de top van twijgen, is er geen duidelijke harttak. De twijgjes die ieder jaar gevormd worden zijn slechts 2,5 tot 5 cm lang. Omdat in de naam niet verwezen werd naar P. abies ‘Acrocona’ werd in de handel de selectie Acrocona soms toegevoegd resulterend in namen als ‘Acrocona Pusch’, ‘Acrocona Nana’ of ter verduidelijking ‘Acrozwerg. Uit deze dwergconifeer is door Baumschule Böhlje uit Westerstede (Duitsland) een eveneens zeer compacte dwergspar geselecteerd die de naam P. abies ´Ronja´ kreeg. Ook deze toont al jong de fraaie rode kegels en wordt slechts 50 cm hoog. De Canadese Scullion Garden introduceerde in 2015 een mutant met gele naalden met de naam P. abies ‘Acro Yellow’. Een Poolse selectie met gele naalden is in de handel met de naam P. abies ’Acrocona KBN Yellow’.

Picea abies ‘Pusch’.
Foto: Ronald Houtman

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of Fagus sylvatica ‘Pendula’?

Naar aanleiding van het artikel ‘Op zoek naar de Treurbeuk met kroonent’ (Arbor Vitae 3-34, blz 32-33) kwam een reactie binnen van Christophe Nourdin* uit Frankrijk. Naar zijn mening is de Treurbeuk in Kalmthout niet geënt met materiaal van de cultivar ‘Bornyensis’. Hieronder volgt zijn reactie.

Tekening naar een foto van de originele boom in Metz op de kwekerij Simon-Louis Frères. Afgebeeld in het tijdschrift Revue le Jardin uit 1899. In het artikel werd als hoogte 11 m genoemd met een enkele stam, mogelijk doordat de boom aangebonden is geweest aan een paal. Deze originele boom is mogelijk ten gevolge van hevige bombardementen van Metz in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.

Graag wil ik reageren op het artikel in Arbor Vitae wat ik aantrof op het internet (https://dendrologie.nl/arbor-vitae/op-zoek-naar-de-treurbeuk-met-kroonent/). Het artikel over het exemplaar in Arboretum Kalmthout interesseert mij zeer, speciaal omdat ik deze Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ al bijna meer dan 30 jaar bestudeer. Naar mijn mening zijn de kroonenten op de hoogstam in Kalmthout niet ‘Bornyensis’. Deze mening wordt gedeeld door Beukendeskundige Gerhard Dönig uit Duitsland. Hij bevestigde mij dat die enten niet van de echte ‘Bornyensis’ zijn. De verwarring is vergroot doordat kwekerijen enthout van deze boom in Kalmthout hebben genomen die vervolgens zijn verspreid als ‘Bornyensis’. Daardoor zijn veelal Treurbeuken met een naambordje ‘Bornyensis’ niet soortecht. Dit werd mij ook bevestigd door de dendrologische vereniging in België (Belgische Dendrologie). Mogelijk zijn er in de Belgische database ‘Beltrees’ veel smal opgaande Treurbeuken als ‘Bornyensis’ opgenomen die eigenlijk vaak ‘Pendula’ zijn. Of althans één van de verschillende vormen van ‘Pendula’ die in omloop zijn, zoals vermeld wordt in Trees and Shrubs Online. Ook op de website Monumental Trees zijn alle als ‘Bornyensis’ opgenomen exemplaren niet echt (met uitzondering mogelijk van de boom in Croux, Frankrijk. Daar twijfel ik nog over). De habitus van de echte ‘Bornyensis’ laat zich omschrijven als een regelmatig gevormde, bolronde, overhangende groeiwijze. Geheel anders dus dan ‘Pendula’ met een opgaande groeiwijze en lange, overhangende takken.

‘Bornyensis’ in Kew Gardens, geënt exemplaar op een stammetje.
Geplant eind 19e eeuw.
Foto: Mathew Rees

Net als de cultivar ‘Verzy’ zijn ‘Bornyensis’, ‘Pagnyensis’ en ‘Remillyensis’ vormen van Tortuosa-beuken (Beuken met een kronkelachtige groeiwijze), oorspronkelijk door botanicus Pépin beschreven als Fagus sylvatica f. tortuosa. Simon Louis selecteerde drie van zulke Beuken: ‘Pagnyensis’ – uit het bos bij Pagny, ‘Remillyensis’ – uit het bos bij Remilly en ‘Bornyensis’. Van de laatste wordt geschreven dat het een zaailing is van ‘Remillyensis”. Er wordt niet vermeld dat het een zaailing is die is ontstaan op de kwekerij van Simon Louis (in de plaats Borny, nabij Metz) of als zaailing onder de geselecteerde boom in het bos van Remilly. In een scriptie uit Tsjechië die is geschreven door Ondrej Ottomansky heeft ‘Bornyensis’ andere bladkenmerken dan ‘Pendula’. De bladnerven eindigen in tandjes en het blad is meer ellipsvormig dan ‘Pendula’. Bij de boom in Kalmthout is de bladrand niet getand maar gekarteld en het blad is meer eivormig.

Een tweede exemplaar van ‘Bornyensis’ in Kew Gardens. Laag-geënt exemplaar. Geplant eind 19e eeuw.
Foto: Christophe Nourdin

Literatuur: Ondej Ottomanský (2004): Zhodnoceni rodu Fagus L. z pohledu zahradní a krajináské tvorby (Diplomová práce). Mendelova zemdlská a lesnická univerzita v Brn Zahradnická fakulta v Lednici.

*Christophe Nourdin is 27 jaar verbonden aan Nancy Botanic Garden als collectiebeheerder. Zijn interesse ligt in tuinieren, kwekerijen en in bomen, vooral oude bomen met historische waarde, inclusief oude cultivars van de kwekerij Simon-Louis Frères. Het bekendmaken en doorgeven van kennis van de historie ervan staat hoog in zijn vaandel. Wat betreft ‘Bornyensis’ is hij veel dank verschuldigd aan Ondrej Ottomansky voor het delen van zijn kennis.

‘Bornyensis’ in het Späth Arboretum. Ongeveer drie meter hoog en breed. Ontvangen en geplant in 1897.
Foto: Ondrej Ottomanski

Een bijzondere gelegenheid, een bijzondere planter, een bijzondere boom, een bijzondere plek

Op 10 juni 1924 werd in hotel de Wereld in Wageningen de Dendrologische Vereniging (NDV) opgericht door enkele tuinarchitecten en boomkwekers. Zij deden dit omdat het bedroevend was gesteld met de naamgeving van houtige gewassen op de kwekerijen. Op 11 juni 2024, 100 jaar later stond de NDV uitgebreid stil bij deze oprichtingsdatum.

Naast de studie en scholing van de taxonomie en nomenclatuur richt de vereniging zich tegenwoordig op groeicondities van de houtige gewassen van de gematigde zone en de bijdrage die deze kunnen leveren aan een duurzame en aantrekkelijke leefomgeving en kennisverspreiding. Er is op dit terrein nog veel winst te behalen. Regelmatig komen er vragen over de toepassing van cultuurgewassen in de stedelijke omgeving in relatie tot biodiversiteit in een veranderend klimaat.

Blad van Tilia henryana.
Foto: Mirjam Lemmens

Een bijzondere planter
Floor Vermeulen is geboren en opgegroeid in een boomkwekerijfamilie te Boskoop. Hij koos voor een studie politicologie in Leiden, maar hij is dus wel degelijk iemand met groene roots. Sinds 18 juni 2021 is hij burgemeester van Wageningen en in zijn functie als beschermheer van de Nederlandse Dendrologische Vereniging (NDV) onthulde hij op 22 juli 2024 een bijzondere Linde in het Belmonte Arboretum, de Gewimperde linde.

Een bijzondere boom
De Gewimperde linde (Tilia henryana) ontvouwt in het voorjaar haar prachtige karmozijnrode bladeren, die dicht bezet zijn met sterkleurige sterharen. De bladeren hebben bovendien een opvallende bladrand met lange bleke tanden, die worden geaccentueerd door lichte sterharen. Deze tanden lijken op wimpers bedekt met een witte mascara. Geleidelijk verkleurt het blad naar glanzend groen. De boom bloeit als laatste van alle Linden met hangende bloeiwijzen van bleekwitte bloemen in augustus/september. De geurende bloemen zijn een prima bron van nectar voor bijen.

Bloem van Tilia henryana.
Foto: Diergaarde Blijdorp/Rob Doolaard IZP

Het geslacht Linde (Tilia) bestaat uit ongeveer 35 soorten die van nature groeien in de gematigde zone van het noordelijk halfrond (Europa, Azië en Noord-Amerika). De Gewimperde linde is vernoemd naar de plantendeskundige en sinoloog Augustine Henry die de boom in 1888 in centraal-China ontdekte. Henry trad in 1881 als jonge arts in dienst bij de Chinese Imperial Maritime Customs Service en werd uiteindelijk één van ’s werelds meest gerenommeerde plantenverzamelaars. Na zijn opleidingsperiode in Shanghai was zijn eerste functie in Yichang in Hubei, een belangrijke douanepost bijna 2000 kilometer landinwaarts van Shanghai aan de Yangtze-rivier. Tijdens zijn verblijf in China kon Henry veel botaniseren. Zijn observaties en vele herbariumcollecties bleken van onschatbare waarde voor het uitbreiden van ons begrip van de Chinese flora. Het is trouwens dezelfde Henry die Ernest Wilson op het juiste spoor zette om een bijzondere boom die Père David had ontdekt (De Vaantjesboom, Davidia involucrata) terug te vinden. Ook ontdekte Henry als eerste levende exemplaren van de ‘fossiele’ Ginkgo biloba en Metasequoia glyptostroboides (Watercipres).

Augustine Henry & Henry John Elwes 
Foto: The Trees of Great Britain & Ireland, Vol. 7 (1913)

De Poolse botanicus Ignaz von Szyszytowicz heeft in 1890 Tilia henryana voor het eerst beschreven op basis van een herbariumexemplaar dat een paar jaar eerder door Henry in Hubei was verzameld, en hij vernoemde de soort naar Henry. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Ernest Wilson in 1901 zaden van Tilia henryana naar de Veitch-kwekerij in Groot-Brittannië gestuurd, waarmee de soort in het westen werd geïntroduceerd.

Er worden twee variëteiten erkend, var. henryana en var. subglabra:
–    var. henryana heeft twijgen met vele sterharen; de bladschijf is aan de onderkant dicht bezet met gele sterharen.
–    var. subglabra heeft kale of weinig behaarde twijgen; de bladschijf is aan de onderkant behaard in de nerfoksels maar verder kaal.

Een bijzondere plek
Vanaf haar oprichting is de NDV nauw verbonden aan de Wageningse botanische tuinen (destijds De Dreijen; tegenwoordig het Belmonte Arboretum). Prof. Dr. H.J. Valckenier Suringar, de eerste directeur van de Dreijen (1900), was één van de oprichters van de NDV. Een ander bestuurslid van de NDV, dhr. S.G.A. Doorenbos, dendroloog en directeur van de plantsoenendienst van Den Haag, heeft een flinke bijdrage geleverd aan zowel De Dreijen als het Belmonte Arboretum door veel plantenmateriaal uit het Zuiderpark en van zijn gemeentekwekerij te doneren. Jaarlijks komen NDV-leden en cursisten hun plantenkennis opfrissen in Belmonte.

Naast de praktische kennisuitwisseling wordt er tevens samengewerkt. En als de collectiebeheerder van het Belmonte Arboretum samen met Jos Koppen, de huidige voorzitter van de NDV en Harry de Coo, secretaris van de NDV, een cadeau voor de tuin in de vorm van een boom mag uitzoeken, dan wil je dat het iets bijzonders is. De keuze was snel gemaakt, maar een exemplaar op de kop tikken lukte alles behalve snel…. Op het nippertje – begin april, op het scheiden van het plantseizoen – kwam toch nog het telefoontje van Jos dat het was gelukt om een exemplaar te bemachtigen. De boom is op 22 juli onthuld en staat vlakbij de andere Linde in het Arboretum.

Waar kunnen we de Gewimperde linde vinden?
Loop vanaf de hoofdentree door tot het eerste kruispunt, ga linksaf het zandpad op.

Vlak voor het volgende kruispunt rechts van het pad in de bodembedekkende Klimop vindt u de Gewimperde linde. De boom is ook digitaal te vinden via: https://belmonte.arboretumexplorer.org/ . Typ in het zoekveld bij Genus ‘Tilia’ in, klik vervolgens op ‘zoeken’ en dan op ‘Tilia henryana var. henryana’. U ziet dan een plattegrond van Belmonte met daarop een roze cirkel: de locatie van de boom.

Over de auteur
Mirjam Lemmers was tot 31 december 2024 collectiebeheerder van het Belmonde Arboretum.