Categorie archieven: Arbor Vitae

Lonicera fragrantissima, de juiste naam voor de winterkamperfoelie

De wetenschappelijke naam wijst al op de bijzondere geur van deze heester. Ondanks onderzoek van vele jaren terug is deze heester nog altijd onder geheel andere namen in het handelssortiment aanwezig.
De Nederlandse benaming winterkamperfoelie verwijst duidelijk naar het winterseizoen, waarin hij van november tot in april getooid is met heerlijk geurende witte tot lichtroze bloempjes. De soort heeft een zeer groot areaal in Centraal China. In 1988 publiceerden P. Hsu en H. Wang een uitgebreide studie van het geslacht Lonicera. Hierin werd L. standishii als een synoniem beschouwd van L. fragrantissima. Deze visie werd in 2011 ook gevolgd door de auteurs van Lonicera in Flora of China. Binnen de L. fragrantissima vermeldt Flora of China nog de var. lancifolia met als enige verschil smallere bladeren. Het areaal van deze var. omvat vier Chinese provincies, terwijl de soort zelf in nog tien provincies meer voorkomt. Een groot verspreidingsgebied dus.
De visie dat L. standishii onder de soort L. fragrantissima valt, is nog niet echt overgenomen. In de meest recente uitgave van de Naamlijst van Houtige Gewassen (2016) wordt L. standishii als aparte soort vermeld, evenals de kruising L. ×purpusii.

Uitbundige bloei van Lonicera fragrantissima
Foto: Gert Fortgens

Geschiedenis
In 1852 beschreven Lindley en Paxton L. fragrantissima op basis van in 1845 door Fortune in China verzameld materiaal zonder gegevens over de vindplaats. In datzelfde jaar voerde Fortune eveneens uit China L. standishii in. Bean beschrijft in Trees & Shrubs uitvoerig de verschillen tussen beide soorten, overigens met alleen de vermelding China als herkomst van beide soorten. L. fragrantissima is tamelijk onbehaard maar heeft borstelig behaarde bladranden en hoofdnerf aan de onderzijde van de bladeren. Ook de bloemstelen en kroonbladen zijn niet behaard. Het blad van L. fragrantissima is meer eivormig en heeft een minder afgeronde bladvoet dan L. standishii (langwerpig en breed wigvormige bladvoet). Bij L. standishii is sprake van beharing op alle delen van blad en bloem. De bloemkleur verschilt volgens Bean niet: bij L. fragrantissima én L. standishii is ze roomwit. Al met al vindt hij L. fragrantissima superieur. Het verschil in beharing vinden we ten dele terug in de beschrijving in Dendrologie van de Lage Landen. Daarin zijn beide soorten behaard al wordt ze ook bij L. fragrantissima borstelig genoemd. De bloemstelen van L. fragrantissima zijn onbehaard. De bloemkleuren zijn hier wit voor fragrantissima en geelwit voor standishii.
De uitgebreide beschrijving in Flora of China voor Lonicera fragrantissima (waar L. standishii nu onder is opgenomen) is ruimer voor de bladvorm (ovaal tot langwerpig), de beharing (kaal tot behaard) en de kleur van de bladonderzijde (blauwachtig tot groen). De kleur van de bloemen varieert van wit tot roze.

Lonicera fragrantissima met roze bloemen
Foto: Gert Fortgens

Maar wat nu met Lonicera ×purpusii?
Deze hybride is in 1920 ontstaan in de Botanischer Garten TU Darmstadt. Naar verluidt was het zaad afkomstig van een L. standishii omdat Lonicera fragrantissima toentertijd zelden vruchten droeg. In de beschrijving door Joseph Purpus (van 1888 tot 1928 Inspektor des Botanischen Gartens Darmstadt) is deze hybride intermediair in de bladvorm en beharing van de ouders. De bloemkleur wordt crème-wit genoemd. Voordeel van deze kruising zou de betere winterhardheid zijn en de rijkere bloei en vruchtdracht. Sinds 2003 staat materiaal afkomstig van de originele struik L. ×purpusii uit Darmstadt in Trompenburg Tuinen, Rotterdam. De plant werd verkregen van Jelena de Belder. Verschil met ‘gewone’ L. fragrantissima ziet Gert Fortgens niet. Hij heeft zich al langer verdiept in de verschillen tussen de winterkamperfoelies in cultuur. Hij merkt op: ‘Al menig maal heb ik gekeken naar de verschillen tussen wat wij hebben als L. fragrantissima (bloembuis buitenzijde, bloemsteel en keel behaard) opvallend verschil met L. standishii en L. ×purpusii ex Darmstadt (rand van de kelk licht golvend) en L. ×purpusii ‘Winter Beauty’ ex Proefstation (bloembuis buitenzijde kaal). Op Trompenburg staan ze dus met behaarde en onbehaarde bloemsteel/vruchtsteel. Ook met witte tot bijna geheel roze bloemen. Vele spontane zaailingen die in de tuin van Trompenburg opkomen zijn weer variabel in kleur en beharing.’
Hoewel de publicatie van Hsu en Wang zeer gezaghebbend is, wordt ze in 2012 genegeerd door The Plant List. Hierin wordt de naam L. standishii als soort geaccepteerd naast L. fragrantissima. Uit de verdere informatie van The Plant List blijkt dat het plant information portal van de Royal Botanic Gardens Kew geen verwijzing bevat noch naar de publicatie van Hsu en Wang noch naar Flora of China. Er is echter alle reden om hier beide bronnen te volgen. Dit houdt in dat alleen de soort L. fragrantissima overblijft. Het is logisch dat een in China in veertien provincies voorkomende struik morfologisch de nodige variatie vertoont.

In de nieuwe opvatting is dit Lonicera fragrantissima ‘Budapest’ (voorheen L. standishii ‘Budapest’ met vruchten
Foto: Gert Fortgens

De gevolgen voor de naamgeving van dit sortiment zouden zijn:
L. ×purpusii : L. fragrantissima
L. ×purpusii ‘Budapest’: L. fragrantissima ‘Budapest’. Selectie uit var. lancifolia
L. ×purpusii ‘Winter Beauty: L. fragrantissima ‘Winter Beauty’
L. standishii : L. fragrantissima
L. standishii f. lancifolia: L. fragrantissima var. lancifolia

Edgeworthia chrysantha, meer dan een interessante winterbloeier

Op de omslag van deze eerste uitgave van Jaargang 28 prijkt een bloeiende heester waarvan de Nederlandse naam papierstruik is. Die associatie roept vragen op. Bij het zoeken naar een antwoord daarop blijkt het allemaal nog veel ingewikkelder te zijn.

Alvorens op die problematiek in te gaan eerst eens nader kennismaken met deze struik. Edgeworthia chrysantha hoort van nature thuis in de zuidoostelijke helft van China, maar als oude cultuurplant is ze daar ook vaak verwilderd. In Japan is ze sinds lang in cultuur. In het zuidwesten van China komen nog drie andere soorten voor, waarvan E. gardneri ook zuidelijker in de Himalaya wijd is verbreid. Dit zijn steeds wintergroene soorten, terwijl E. chrysantha bladverliezend is. Het geslacht hoort thuis in de familie van de Thymelaceae en werd in 1841 beschreven door Carl Meisner. Met de naam Edgeworthia eerde hij de Ierse botanicus Michael Pakenham Edgeworth en diens zuster Maria. Deze laatste is bekend geworden als auteur van Castle Rackrent, een boek dat de verwaarlozing van Ierse landgoederen door de Engelse eigenaars aan de kaak stelde. E. chrysantha bloeit voor de bladontwikkeling in februari-maart met heerlijk geurende, zijdeachtige, goudgele buisvormige, bloemen. Ze staan in eindstandige clusters met 40-50 bijeen. Het blad is lancetvormig, olijfgroen en aanvankelijk behaard. De struik kan 1,5 (-2,5) m hoog worden, maar de winterhardheid is een probleem. Een beschutte standplaats is belangrijk. Het is daarom vooral een echte liefhebbersplant. De plant dankt zijn naam papierstruik aan het gebruik van de bast voor het maken van zeer duurzaam papier dat in Japan bekend staat als mutsumata. Het werd gebruikt door boeddhistische priesters, maar ook voor het maken van bankbiljetten. Van China is verder het medicinale gebruik bekend van de wortels en de schors tegen oogaandoeningen.

Uitbundige winterbloei van Edgeworthia chrysantha
Foto: Gert Fortgens

Babylonische spraakverwarring
De eerste beschrijving van de plant die we nu kennen als E. chrysantha gebeurde door Thunberg in 1794 onder de naam Magnolia tomentosa. De benaming wordt zelfs nu nog soms gebruikt voor M. stellata. The Plant List beschouwde het in 2012 nog als de basis voor de juiste benaming. De op een na oudste benaming is van Von Siebold. In 1830 gaf hij de soort de naam Daphne papyrifera. Hij rept in de beschrijving over het gebruik als papier, maar de beschrijving was verder onvolledig. Ook zou nog sprake zijn van een synoniem van D. odora. In 1846 publiceert Lindley E. chrysantha op basis van een plant die Fortune verzameld had in de Chinese provincie Zhejiang. Enkele weken later publiceerden Siebold en Zuccarini E. papyrifera op basis van de eerdergenoemde Daphne papyrifera. Als E. papyrifera kwam de struik algemeen in bekendheid en dat leidde zelfs tot de officiële verwerping van de naam Magnolia tomentosa. In 1919 had Nakai daar geen boodschap aan en bracht de soortnaam tomentosa over in Edgeworthia: E. tomentosa (Thunb.) Nakai. The Plant List mag dit dan wel de juiste benaming vinden, een botanisch congres kan alsnog besluiten de naam E. chrysantha te conserveren.

Edgeworthia chrysantha, bloemen in detail
Foto: Gert Fortgens

Sortiment
In de handel voert E. chrysantha ‘Grandiflora’ met zijn wat grotere bloemen de boventoon. Selecties met een aparte oranjerode bloemkleur zijn ‘Akabana’ en ‘Red Dragon’. De eerstgenoemde wordt ook verhandeld onder de naam ‘Akabono’ . Andere selecties zijn: ‘Gold Finch’, ‘Gold Rush’ en ‘Winterliebe’.

Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’, vervolg (2)

Alnus glutinosa ‘Thillie Trompenburg’
Foto: Gert Fortgens

Naar aanleiding van zijn vraag in het stukje over Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ van Cees van der Linden in AV-3, 2017, wil ik graag reageren met wat bijkomende informatie. Na enig speurwerk was het nogal een verrassing in het brievenarchief van Trompenburg te vinden dat de herkomst van de boom anders is dan in het boek uit 2001 staat beschreven. Wat blijkt? Op 6 januari 1965 is een exemplaar ontvangen van Hillier’s Nursery onder de naam Alnus glutinosa ‘Fastigiata’. Met daarbij de opmerking ‘which we grafted especially for you from Kew’, getekend Harold Hillier. Dus in tegenstelling tot het boek niet via Edinburgh en ook niet vermeerderd door boomkweker Streng. Boeiend is wel te weten dat het speurwerk van Cees heeft opgeleverd dat de boom al in 1903 werd aangeplant in de Royal Botanic Gardens Edinburgh. Hieruit blijkt dat de boom vroeger wel degelijk was te vermeerderen. Ook later is dat blijkbaar niet echt een probleem, aangezien de boom weliswaar niet algemeen is verspreid maar wel degelijk door kwekerijen wordt aangeboden en hier en daar (zoals door Cees bij het dorp De Glind) wordt aangetroffen. Ook ikzelf heb al diverse malen enthout aan kwekers verstrekt van de boom op Trompenburg en daarvan jonge bomen terug ontvangen.

Zaailingen van Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ (Finland)

In de gebruikswaardeproef straatbomen is deze opgaande els gedurende een aantal jaren geobserveerd op vier plekken in Nederland. De foto’s op deze website laten een boom zien met een ander model kroon (minder slank) dan onze boom op Trompenburg. Het vermoeden dat er verschillende vormen in omloop zijn, bestaat al langer. Dat er verschillende zuilvormige klonen zijn, zien we ook in Finland. Daar is sedert een jaar of twintig een selectie gangbaar als boom voor smalle straten onder de naam Alnus glutinosa f. pyramidalis ‘Sakari’. Het is een selectie van Professor Sakari Saarnijoki met een smalle regelmatige kroonopbouw. Bij een recent bezoek aan een tuin in zuidelijk Finland zag ik verschillende slank opgaande elzen in een groepje bijeen. De eigenaar van de tuin kon mij vertellen dat hij die zelf had gezaaid en aangeplant. Zaaien van de slank opgaande els kán dus, het resultaat is bomen met verschillende vormen van slankheid.

Kruisen en zaailingen
Ook kruisen met deze els is mogelijk. Op Trompenburg staat Alnus glutinosa ‘Pyramidalis’ niet ver verwijderd van een Alnus glutinosa ‘Aurea’ (geplant in 1938, met geel uitlopend blad dat later in de zomer naar lichtgroen verkleurt). In 2001 kiemden onder de gele els tientallen opvallend geelbladige zaailingen. Deze hebben wij voor een groot deel opgepot en weggegeven of verkocht. Tussen al deze zaailingen vond ik er één die een beetje afweek van de andere in takstand. Zou het zo zijn dat hier bloed in zat van de buurboom? In 2004 is de boom aangeplant in de tuin en na enkele jaren kwam het vermoeden uit. De takstand is opgaand en de combinatie met de gele bladkleur maakt de boom uniek. In 2017 is de boom 12 m hoog en 3 m breed. We hebben hem Alnus glutinosa ‘Thillie Trompenburg’ genoemd: naar tuinvrijwilliger Thillie om haar goede zorgen voor de toen nog jonge boom en naar Trompenburg, omdat hij hier is ontstaan.