Categorie archieven: Arbor Vitae

Over Rubiaceae in het algemeen en Cephalanthus in het bijzonder

De Rubiaceae bestaat uit een enorm grote en wijd over de aardbol verspreide familie van zowel houtige als overige geslachten (Heywood, 1978). De naam verwijst naar de roodachtige kleur van de wortel van sommige geslachten, zoals van de meekrap (Rubia tinctoria) (Backer, 1936/2000; Genaust, 1983). In onze streken kennen we voornamelijk meerjarigen, waaronder de net genoemde en bijna verdwenen meekrap die vooral in Zeeland vanwege de winning van de rode verfstof werd gecultiveerd. Nu is ze al sinds lang vervangen door een er op lijkende synthetische kleurstof.

Bloeiwijze van Cephalanthus occidentalis
Foto: Ineke Vink

Veel houtige geslachten van de Rubiaceae zijn tropisch, met wellicht als de meest bekende de koffiestruik, Coffea, en de kinineboom, Cinchoa. Bij de weinige houtige geslachten van de familie die bij wijze van uitzondering ook in onze streken te vinden zijn, horen Emmenopterys henryi en Cephalanthus occidentalis. In de nieuwsbrief van de Belgische Dendrologische Vereniging las ik afgelopen zomer dat in Arboretum Kalmthout opnieuw die zeer zeldzame en beeldschone Emmenopterys henryi op uitlopen stond. Of de boom in de Dreyen, Wageningen, ook weer in bloei raakt, is mij niet bekend. De wetenschappelijke naam is volgens Backer afgeleid van het Griekse woord voor ‘volhardende / blijvende vleugel, slaande op kelkbloem apex van sommige trosgewijs bloeiende bloemen dat blijft zitten tot de vruchtvorming’. Cephalanthus zou Grieks zijn voor hoofd- of kogelbloem, verwijzend naar de kogelronde vorm van de bloem. In mijn arboretum valt mij op, en dat is niet terug te lezen in de naslagwerken, dat bij Cephalanthus de bloeiwijzen veelal in trosjes van drie staan. In die gevallen staan de bloemsteeltjes in de regel onder bijna loodrechte hoeken ten opzichte van elkaar.
Fascinerend vind ik al lang het bestaan van families zoals de Rubiaceae waarbinnen zowel houtige als niet-houtige geslachten voorkomen. Op de vragen over het hoe en waarom van zulke dualiteiten heb ik geen antwoord. Hint lijkt dat het ten dele samenhangt met het verspreidingsgebied van zulke families: hoe groter het verspreidingsgebied des te meer kans op deze dualiteit. Het verdient verder onderzoek. Dit zijn dendrologische of biologische vragen waar wellicht een ander NDV-lid of AV-lezer een doeltreffend antwoord aandraagt.

Cephalanthus occidentalis met de bloeiwijze in een trosje van drie
Foto: Ineke Vink

Literatuur:
Backer, C.A. (1936/2000). Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen. Amsterdam/Antwerpen, L.J. Veen.
Genaust, H. (1976/2005). Ethymologisches Wörterbuch der Botanischen Pflanzennamen. Basel, Birkhaüser.
Heywood, V.H. (1993). Flowering plants of the world. Londen, Betsford.

Torreya taxifolia

In de nieuwe rubriek ‘Bedreigde boomsoorten’ willen we aan de hand van een aantal frappante voorbeelden aandacht schenken hoe het is gesteld met de houtige gewassen van de gematigde zone. Vrijwel over de gehele linie neemt van veel soorten het aantal exemplaren af. De International Union for the Conservation of Nature (IUCN) onderscheidt daarbij een aantal categorieën.

De IUCN Rode Lijst van bedreigde soorten is de meest uitgebreide informatiebron over de status van soorten. Deze Rode Lijst informeert over bedreigingen, ecologische eisen en leefgebieden van soorten, en over beschermingsmaatregelen die genomen kunnen worden om uitsterving tegen te gaan of te voorkomen. De lijst wordt samengesteld aan de hand van een objectief systeem voor de beoordeling van het risico op uitsterven van een soort. Soorten worden, volgens een gestandaardiseerd proces, beoordeeld met de strenge categorieën en criteria van de IUCN Rode Lijst. Dit garandeert de hoogste standaarden van wetenschappelijke documentatie, informatiebeheer, deskundige beoordeling en onderbouwing. De Rode Lijst staat wereldwijd bekend als het meest gezaghebbende naslagwerk met betrekking tot de status van de biodiversiteit.
Het doel van de lijst is tweeledig. Enerzijds om het grote publiek bewust te maken van het belang van (bedreiging van de) biodiversiteit. Daarnaast om te bereiken dat de internationale gemeenschap tracht deze soorten van de ondergang te redden. Bij de bedreigde soorten zijn vier categorieën te onderscheiden: ernstig bedreigd (kritiek), bedreigd, kwetsbaar en gevoelig. Op het internet is volop informatie te vinden over het werk van de IUCN.
In deze jaargang van Arbor Vitae komen enkele van de categorie ‘ernstig bedreigde’ soorten aan de orde, om te beginnen Torreya taxifolia.

Torreya taxifolia
Het geslacht Torreya hoort thuis in de Taxacaeae en telt zeven soorten. China telt vier soorten. Hiervan is T. jackii bedreigd en T. fargesii kwetsbaar. De situatie van T. grandis is stabiel en van de recent beschreven T. parvifolia zijn geen nadere gegevens bekend. T. nucifera hoort thuis in Japan. Hoewel de aantallen afnemen is bij deze soort nog geen sprake van bedreiging. Noord-Amerika telt twee soorten die beide bedreigd zijn. T. californica is een zeldzame soort met een versnipperd areaal en daardoor kwetsbaar.
De situatie van de tweede Amerikaanse soort T. taxifolia heeft sterk de aandacht getrokken. De soort, ter plaatse bekend als de stinking cedar, heeft een klein areaal in Texas langs de Apalachicola rivier en aangrenzend nog een strookje in de staat Georgia. Een schimmel heeft sinds 1950 de populaties gedecimeerd. Er vindt ook nauwelijks zadenproductie meer plaats. In 1984 kreeg ze in de VS de status van bedreigde soort. In 1997 was er een publicatie waarin ze aangeduid werd als ’s werelds meest bedreigde conifeer. Pogingen tot herintroductie leken weinig succesvol. In 2004 lanceerden Conny Barlow en Paul S. Martin een plan voor wat ze noemden assistant migration onder het motto ‘Bring Torreya taxifolia North Now’. Volgens hen waren de populaties van T. taxifolia een relict van de ijstijd en vormde de klimaatverandering toch al een bijkomend probleem voor overleving. Nieuwe groeiplaatsen konden gerealiseerd worden noordwaarts in de staat Georgia. Protesten konden niet uitblijven. Zelfs als een klein stukje van het areaal met een dertigtal bomen nog in die staat was; het ging evengoed om floravervalsing. Een opposant was prof. Mark Schwarz. Hij vond dat eerst de pogingen om de soort ter plaatse te redden tot het uiterste moesten worden gedaan. Maar met name Conny Barlow was de grote animator om projecten in Georgia te realiseren.
Intussen is er in de VS duidelijk erkenning gekomen voor het uitvoeren van assistant migration. Op grote schaal en met medewerking van diverse botanische tuinen en universiteiten is een groot aantal boompjes opgekweekt. Van de meeste is ook met zekerheid vastgesteld dat de moederbomen uit het oorsprongsgebied zijn.

Torreya taxifolia
Foto: Ronald Houtman

Literatuur:
Efforts to save Torreya taxifolia (http://www.torreyaguardians.org/save.html).
Conservationists Should Not Move Torreya taxifolia (http://www.torreyaguardians.org/schwartz.pdf).

De treur-ginko van Nancy

Tijdens een kort uitstapje naar de stad Nancy ontstond het idee om op zoek te gaan naar de oudste treur-ginkgo in Frankrijk, Ginkgo biloba ‘Pendula’. Sinds de jaren zestig staan er namelijk bij ons op Trompenburg enkele exemplaren die ontstaan zijn als entjes van de bewuste boom in Nancy. Deze exemplaren hebben niet zozeer een treurmodel als wel een vrij sterk horizontale groei van de takken in de kroon. Ik was dus wel benieuwd hoe de boom in Nancy er uit zou zien. Het zoeken was nog even lastig. Nancy heeft diverse zeer fraaie en interessante parken en beschikt ook over twee botanische tuinen. Een oude (in het centrum) en een nieuwe (buiten het centrum).
Nu was het geen straf om al die parken af te lopen en te genieten van het daar aanwezige sortiment. Het was een dankbare combinatie met het oorspronkelijke hoofddoel van de trip: het verkennen van de art nouveau panden in het straatbeeld en bezoeken van opengestelde huizen en musea. Na enige tijd ondergedompeld te zijn in de schoonheid (maar ook extravagantie) van de ‘Ecole de Nancy’ merkte ik toch een soort art-nouveauvermoeidheid. Ook rond 1900 bleek deze tamelijk hevige kunststroming uiteindelijk maar een vrij kort leven beschoren. Een wandeling door de stad op zoek naar ‘groen’ gaf weer de gewenste balans. Na diverse parken te hebben bezocht, bleek er in het centrum een klein parkje genaamd Jardin Godron. Via een smalle ingang tussen huizenblokken lag daar opeens een verrassende tuin met een flink bomenbestand op leeftijd. Het bleek de oude botanische tuin, met zijn wortels, weliswaar op een andere locatie, al in 1700. Een deel van het bomenbestand zal ook stammen uit de periode rond 1850, toen de tuin op de huidige plek terecht kwam.

Ginkgo biloba ‘Pendula’ in de Jardin Godron
Foto: Gert Fortgens

En inderdaad, daar in de tuin stond hij dan: de treur-ginkgo. Of eigenlijk, een treurboom in de onderste regionen van de kroon (dus het oudste deel van de kroon) en daarboven uitschieters naar boven. In eerste instantie dacht ik aan zogenoemde ‘terugloop’: takken die ontstaan in de kroon die niet meer de eigenschappen hebben van de moederboom (de cultivar). De uitschieters waren al tamelijk lang aanwezig gezien de dikte ervan. De vraag kwam naar boven of er over nagedacht was en besloten om ze er niet uit te zagen en dat men dus wilde zien wat er zou gaan gebeuren. Met een beetje goede wil zou je namelijk kunnen zeggen dat de zijtakken van de uitschieters toch wel enigszins de neiging tot overhangen hebben. Dus wie weet gaan deze takken dat op termijn ook sterker doen waardoor er in de kroon een etage treur-ginkgo ontstaat boven de oude treurende kroon. Dit fenomeen is wel bekend bij andere treurbomen zoals bijvoorbeeld bij Betula pendula ‘Youngii’ of bij de treur-eik Quercus robur ‘Pendula’. Aan de andere kant, wat als die takken nu niet gaan hangen? Óf dan snoeit men de takken er niet uit en gaat deze bijzondere treur-ginkgo op termijn verloren. Wordt er wel gesnoeid dan ontstaan er bij verwijderen van de uitschieters behoorlijk grote snoeiwonden. En dat is niet fijn. Kortom, een dilemma voor de beheerders in Nancy dacht ik nog. Terug in Rotterdam ben ik maar eens langs onze nazaten van de boom in Nancy gelopen. En wat zie ik: in een van onze bomen zit óók een uitschieter!

De entree van de Jardin Godron in Nancy
De entree van de Jardin Godron in Nancy
Foto: Gert Fortgens