Categorie archieven: Arbor Vitae

Bomenbieb en NDV delen hun kennis

In het middagprogramma na de Algemene ledenvergadering in 2019 hield NDV-lid Simen Brunia een voordracht over de plannen om een samenwerking op te starten tussen de Nederlandse Dendrologische Vereniging en Bomenbieb. Dit met als doel om juiste en duidelijke digitale informatie over bomen te verkrijgen voor een ieder die dat maar wenst. Dit is met name voor de NDV sinds jaren een grote wens omdat deze informatie binnen onze vereniging nauwelijks voorhanden is. Deze digitale boominformatie is echter wel volop te verkrijgen via de site van de Bomenbieb.

Logo van de Bomenbieb

Opzet en ontwikkeling
Deze website is jaren geleden opgestart door Simen. Het was zijn wens om deze digitale boominformatie flink uit te breiden zowel met tekst als met foto’s, echter ontbreekt hem de tijd om deze wens optimaal te vervullen. En zo is de samenwerking gevonden. Immers, binnen de NDV is veel kennis aanwezig en hoe mooi is het om deze kennis te bundelen en zichtbaar te maken voor iedereen. De slogan van de NDV die al vele jaren circuleert is ‘kennis halen en kennis delen’.
Na een voorzichtige start is achter de schermen al flinke vooruitgang geboekt. Voor de bezoeker van de NDV-site is dit zichtbaar doordat het logo van de Bomenbieb op elke pagina te zien is. Aanklikken daarvan geeft, via Bomenbieb, toegang tot de boominformatie. Op de site is alles te rangschikken op zowel wetenschappelijke als de meest bekende Nederlandse naam. Ook is per boom te zien welke ziekte en plagen bij deze soort voorkomen, reuze handig! Tot slot is van elke boomsoort een bijzonder exemplaar te vinden: de oudste, hoogste of dikste boom.
Natuurlijk werkt het twee kanten op: de ‘vreemde’ bezoekers van Bomenbieb.nl zien ook op elke pagina het logo van de NDV in de hoop dat onze site vaker bezocht wordt door bijvoorbeeld leden in spe. Eind 2019 werd de Bomenbieb maandelijks door vele duizenden unieke bezoekers bezocht.

Tetradium daniellii is een van de beschreven soorten in de Bomenbieb

Uitbreiding informatie
Op dit moment zijn er al bijna tweehonderd boomsoorten en cultivars te raadplegen. Om deze nu al uitgebreide boominformatie flink uit te breiden met nog meer soorten en cultivars wordt een beroep gedaan op NDV-leden om Simen te helpen met deze digitale bomenbibliotheek. Behalve de wens om nieuwe teksten en foto’s van nieuwe boomsoorten of cultivars aan te leveren is het ook van belang om de reeds beschikbare informatie te toetsen op juistheid. Hoe grondig iemand ook te werk gaat, foutjes kunnen er altijd insluipen. Denk bijvoorbeeld aan de juiste schrijfwijze van wetenschappelijke namen, een foto die bij een andere boom hoort, foutieve informatie omtrent de boombeschrijving.
U als lid kunt uw medewerking verlenen door aan deze digitale bibliotheek mee te werken. U kunt bijvoorbeeld van ontbrekende soorten zowel foto’s als de nodige informatie aanleveren bij Simen zodat deze geplaatst kunnen worden op de website. Ook is het wenselijk om eventuele foutieve informatie door te geven zodat dit gecorrigeerd kan worden. Vindt u het leuk om hier aan mee te werken of een bepaalde boomsoortgroep op de site te plaatsen, stuur dan uw gegevens per e-mail aan Simen: info@bomenbieb.nl. Vervolgens kijken we wat de beste werkwijze is en gaan we aan de slag.

Ook de papiermoerbei (Broussonetia papyrifera) wordt met naam en toenaam vermeld

Zoals Simen zelf tijdens zijn presentatie omschreef: ‘Bomenbieb en de NDV zijn een beetje verliefd op elkaar en pakken elkaars hand voorzichtig vast. Wandelend door de tijd proberen we aan beide zijden de relatie dit jaar op te bouwen en werken we aan een mooie en een vruchtbare toekomst.’
Met uw hulp gaat dat zeker lukken!

Araucaria araucana

Op de omslag van de eerste Arbor Vitae van 2020 staat een conifeer met een bijzondere geschiedenis. Het is een van de paar coniferen van het zuidelijk halfrond die in ons land winterhard zijn. In 1795 arriveerden in Engeland de eerste planten met het beroemde ontdekkingsschip de ‘Discovery’. De natuurlijke populaties in Chili en Argentinië vertonen een continue teruggang, wat leidde dat de soort in 2003 officieel een bedreigde status kreeg.

Nadat de Spaanse ontdekkingsreiziger Don Francisco Dendariarena in de 16e eeuw al melding had gemaakt van de boom, duurde het toch nog tot 1782 voordat Juan Ignacio Molina de soort beschreef als Pinus araucana. Dit was enkele jaren voordat Antoine Laurent de Jussieu het geslacht Araucaria beschreef. Niet bekend met de naam van Molina stond de soort lang bekend als Araucaria imbricata. Eerst in 1783 zette Karl Heinrich Emil Koch de zaak recht en werd het Araucaria araucana (Molina) K. Koch. De keuze van zowel de geslachtsnaam als de soortnaam verwijzen naar het herkomstgebied: de Chileense provincie Araucania. Het areaal van de soort omvat het zuidelijk deel van Centraal Chili en een smalle strook in aangrenzend Argentinië. Hij is daar te vinden tussen 600 en 1800 m. De bomen kunnen tot 40 m hoog worden. De dikke, scherp gepunte naalden kunnen tot vijftien jaar groen blijven. De soort is tweehuizig, al komen soms eenhuizige exemplaren voor. De grote eindstandige vrouwelijke kegels produceren na bestuiving grote eerbare zaden. De mannelijke kegels verschijnen uit zijknoppen en blijven na de bloei nog lang donkerbruingekleurd aanwezig.

Toenemende bedreiging
In Chili werd de boom zeer gewaardeerd vanwege de eetbare zaden en het waardevolle hout. De rechte stammen waren zeer geschikt als scheepsmasten. Het veelvuldige gebruik van het hout leidde er toe dat de soort in Chili in 1971 een beschermde status kreeg. In 1979 volgde plaatsing onder Appendix I op de Cites lijst. In 2000 onder Appendix II. Ze kreeg in Chili ook het predicaat nationale boom, wat voor extra bescherming moest zorgen. Hoewel de soort redelijk bosbranden kon doorstaan is dit een toenemend probleem geworden. Ook illegale kap en vulkanische activiteiten eisen hun tol. Op diverse locaties is er door overbegrazing en verzamelen van zaden nauwelijks regeneratie. Vooral bij diverse gefragmenteerde populaties is sprake van teruggang. In 2013 kwam de soort als endangered op de IUCN Red List.

Logo van de IUCN Rode Lijst
Logo van de IUCN Rode Lijst
Foto: Internet

Geschiedenis van de introductie
Het naar Engeland brengen van enkele planten door Archibald Menzies met de Discovery was toch niet de Europese primeur. Die was er zeer waarschijnlijk voor een expeditie naar Valdivia in het zuiden van Chili door Nederlanders vanuit Brazilië in 1642. Het bewijs daarvoor is een gravure gemaakt rond 1650 in de tuin van graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen in Kleef, waarop duidelijk een afbeelding van de boom staat met zijn typische krans van takken. Menzies was scheepsarts op de Discovery die van 1791-1995 met kapitein George Vancouver een tocht maakte langs de gehele Amerikaanse westkust. In Valparaiso werd een beleefdheidsbezoek gebracht aan de gouverneur. Tijdens het diner stopte Menzies stiekem vijf zaden in zijn zak die hij terug aan boord bracht. Of dat echt gebeurd is, wordt zeer betwijfeld. De zaden werden voor consumptie eerst gekookt en uitvoer was niet verboden. Hoe hij ze ook in handen kreeg, hij slaagde erin ze op te kweken en mee terug naar Engeland te nemen. Hij gaf er twee aan Sir Joseph Banks en drie aan de Royal Gardens in Kew. Ze stonden daarna bekend als Joseph Bank’s Pine. In Kew overleefde er een tot 1892. Een belangrijke introductie was die door William Lobb in 1840. Hij verzamelde duizenden zaden, door de kegels uit de bomen te schieten. Maar een aantal bomen in cultuur op landgoederen en botanische tuinen in Engeland op dat tijdstip waren gekweekt van eerder door James Macrae van de Royal Horticultural Society in Chili verzamelde zaden. Met name van de introductie door Lobb resteren in Engeland en Ierland nog veel bomen, onder andere de beroemde lanen van Bicton Gardens in Budleigh Salterton. Het betreft een 500 m lange dubbele rij bomen .

Detailopname van de stam van Araucaria araucana
Foto: Ineke Vink

Het naamraadsel
Araucaria araucana was na zijn introductie lang bekend als de Chilean Pine totdat de fascinerende naam Monkey Puzzle Tree de overhand kreeg. Die naam zou te danken zijn aan Charles Austin die toen Sir William Molesworth hem in zijn tuin in Pencarrow de boom met zijn stekelige naalden toonde, opmerkte ‘would be a puzzle for a monkey’. Aanvankelijk leidde dat tot de aanduiding Monkey puzzler, later Monkey Puzzle Tree. De associatie met apen bleef in vele afgeleide namen, ook al komen deze niet voor in het herkomstgebied van de soort. In ons land wordt de boom wel apentreiter, apenpuzzel of apenverdriet genoemd. De naam apenboom slaat verder totaal nergens op. Beter is het dan nog te hebben over de slangenden.

De dikke en scherp gepunte naalden van Araucaria araucana vormen een mooi contrast met de ragfijne spinnenwebben
Foto: Ineke Vink

Nederlandse kampioenbomen
A. araucana kan tot 40 m hoog worden. De Chileense kampioen is zelfs 50 m hoog. Ze kunnen ook zeer hoge leeftijden bereiken. In ons land hadden ze in de vorige eeuw vaak sterk te lijden van strenge winters. Coniferenliefhebber Max von Gimborn was hier zo over ontstemd dat hij de bomen uit zijn arboretum verwijderde. Toch zijn er in ons land nog een aantal overlevers. Twee bomen op het landgoed Rhederoord in De Steeg zijn resp. 23 en 18 m hoog en werden geplant in 1868. Van 1860 is de boom in de tuin van Lenshoek nabij de kerk van Kloetinge. De boom bij kasteel Vaalshoek in Vaals is 17,5 m hoog.

Literatuur
David Gedy (2018). The introduction of Araucaria araucana into the British Isles. Yearbook 2017 International Dendrology Society, p 59-77.
https://www.monumentaltrees.com/nl/bomen/araucariaaraucana/records/, de dikste, hoogste en oudste apenbomen (Araucaria araucana).
Riddle of how the monkey puzzle tree came to be a UK favourite, https://www.ft.com/content/
2298f8dc-dfbf-11e2-9de6-00144feab7de
https://en.wikipedia.org › wiki › Araucaria_araucana

Martin Tijdgat: ‘Van Nothofagus naar Nothofagus

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Martin Tijdgat, 62 jaar, geboren in Rotterdam. Sinds 2002 groenbeheerder in de gemeente Wijdemeren. Daarnaast houd ik me bezig met het toepassen van de Wet Natuurbescherming (voorheen boswet en flora- en faunawet) en het beantwoorden van cultuurtechnische vragen van projectleiders en makers van bestemmingsplannen. Voor 2002 heb ik gewerkt bij de provincie Zuid-Holland en bij diverse gemeenten in Noord- en Zuid-Holland, onder andere in de milieu- en reinigingswereld.

Martin Tijdgat bij de Nothofagus van het gemeentehuis van Wijdemeren
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Mijn dendrologische scholing kreeg ik vanaf 1976 op de Rijks Hogere School voor Tuinbouw- en Landschapsinrichting in Boskoop van onder andere de heren Vahl en Hans Janssen. Zij hebben me geïnspireerd en van alles bijgebracht, van bollen en knollen tot wilde planten en bomen. In de loop der jaren zo’n 3500 verschillende soorten. Daarnaast ben ik sinds 1980 door zelfstudie ecologisch geschoold in het IVN en ben nog steeds Natuurgids. Tot 1995 heb ik veel aan vrijwillig natuur- en landschapsbeheer gedaan en meegewerkt aan een cursusboek over dit onderwerp.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Ik kom niet uit een groene familie maar in mijn jeugd gingen we vaak naar het recreatielandgoed Bijdorp, aan de Bergse Plas in Rotterdam. In het natte veen wemelde het van de veenmollen, zo werd mijn interesse voor de natuur groter. Daarnaast zat ik als jongetje vaak in Diergaarde Blijdorp. De diversiteit aan bomen en planten was er geweldig. Rijdend over rijks- en provinciale wegen verbaasde ik me over de eenvormigheid van wegbeplantingen; zo saai en beperkt. Dat moest toch anders kunnen. Zodoende kwam ik in Boskoop terecht. Ik heb veel inspirerende personen ontmoet, zoals Ronnie Nijboer, Marjan van Elsland, Wout Kromhout, Jaap Smit, Klaas Verboom, Hans Heybroek. Het zijn er te veel om allemaal op te noemen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Ik ben geraakt door alles met geur! Dat is in de kwekerswereld zo’n onderschat verkoopargument. Geur heeft direct inwerking op oude delen van ons brein, geuren worden in ons geheugen geweldig goed vastgelegd. Wat heeft het voor zin om rozen toe te passen die niet geuren? Wat is er leuker dan wandelend een Betula lenta te ruiken? Mijn stadstuintje vul ik met geur, naast voor mij onbekende bomen en struiken die ik test om later in de gemeente te gebruiken. Daarnaast ben ik gebiologeerd door Ulmus. Toen ik in Wijdemeren begon kon ik er maar een vijftig vinden. Rond 2007 ontstond in mijn hoofd het duizend-iepen-plan. We zijn goed op weg, er staan er al meer dan achthonderd.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Het hele jaar draait om de cyclus rond bomen; ’s zomers laten we een boomveiligheidscontrole uitvoeren voor 1/3 van de 8800 bomen. Hieruit volgt een onderhouds- en kapplan met kap van circa 2% van de onderzochte bomen, de laatste jaren wat extra vanwege aangetaste essen. Daarna praten we met de bewoners over een nieuwe inrichting. ‘Probleem’ is dat we zure natte grond hebben tussen de stuwwal en de Vecht. Dan wordt het vaak een puzzel wat je als vervanger neerzet. De nieuwe bomen planten we in het eerste kwartaal, verzorgen ze twee jaar goed zodat ze aanslaan en goed doorgroeien. Van 2003 tot 2019 zijn we van ca. 250 naar 525 soorten bomen gegaan, waaronder negentig soorten iepen. Vorig jaar hebben we met assistentie van Jaap Smit de collectie Populus met negen soorten uitgebreid. En zicht gekregen op nog zo’n 10-20 aantrekkelijke populieren voor in de openbare ruimte. Ik zoek al jaren Carya soorten, dat lijkt dit jaar te lukken.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Nooit gedacht dat het zoeken, merken van bomen op kwekerijen en planten in de openbare ruimte zo leuk zou zijn dat ik alleen al daarom bij een lokale overheid wil werken. Het contact met publiek en politiek levert me vaak energie op.
Er komt helaas weinig terecht van de ambitie om een eigen arboretum aan te planten. Mogelijk dat ik een legaat kan doen aan een bestaand arboretum. Ik zou graag in het openbaar groen meer gevoelige soorten willen gebruiken, zoals Nothofagus en Eucalyptus, mediterrane of subtropische geurstruiken en bamboe. Daar zijn de geesten nog niet rijp voor, al bewijzen tal van particulieren met tropische tuinen dat het wel kan.

De nieuwe inrichting van het centrum Nederhorst den Berg met Prunus sargentii ‘Rancho’, Ulmus ‘Morton Glossy’, Platanus ×hispanica en Prunus ‘Spire’
Foto: Martin Tijdgat

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
In mijn beleving ben ik niet echt een dendroloog maar een genieter van bomen. Zo heb ik vijf keer met groepen mogen rondzwerven in het oerbos Bialowieza in Polen. Graag ga ik nog een keer naar de nu bijna boomloze highlands in Schotland, een gebied dat vroeger oerbos was. Er zijn nog 36 mini-stukjes over van dit Caledonian Forest. Ik doneer aan de organisatie Trees for Life die bezig is met herbebossing en verbinding van die stukjes unieke natuur.
Het is leuk om artikelen te maken voor het blad Boomzorg. Het meeste plezier heb ik beleefd aan een artikel over mijn top-10 van toekomstbomen voor de openbare weg zoals Arbutus en koudeverdragende Eucalyptus. Voor mijn lokale natuurvereniging schreef ik daar een vervolg op: ‘Nieuwe klimaatbomen’.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Dat ik elk jaar kamp met meer werk aan bomen dan dat er aan financiën ter beschikking staan. Dat dit op termijn hogere lasten, kwaliteitsverlies en meer uitval tot gevolg heeft dringt niet goed door. Dat gaat soms ten koste van mijn eigen inzet en gezondheid. Schrijnend zie je de gestage achteruitgang aan veel te jonge bomen, we mesten ze nooit. Daarnaast heb ik door politieke processen volkomen gezonde bomen moeten rooien of ernstig verminken vanwege schaduwhinder of duivenpoep. Tegenwoordig is er meer druk door de particuliere wens voor zonnepanelen ‘tegenover’ het belang van bomen in de openbare ruimte. Veel hangt dan af van de betrokkenheid van de wethouder of het collegeprogramma.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Het is te gek dat ik naar aanleiding van mijn foto’s van Araucaria’s in Woodstock Gardens in Ierland een e-mail kreeg van een Chileense professor die mijn foto’s wilde gebruiken voor een boek over Chileense bomen over de hele wereld. Daar komt bij dat er in mijn voortuin een Nothofagus antarctica staat en één in de binnentuin van het gemeentehuis in Loosdrecht. Dagelijks rijd ik dus van Nothofagus naar Nothofagus. Dat verhaal wilde hij graag hebben met foto’s van beide bomen. Als dank is er in de bergen van het grensgebied van Chili en Argentinië een boom geplant. Ik kreeg een oorkonde en een Google-pin, zodat ik er ooit (met een helikopter) zou kunnen gaan kijken!
Een moment in de toekomst: Simen Brunia meldde mij eind 2018 dat er in Drenthe bij een particulier een dwergiep (Ulmus minor ‘Jacqueline Hillier’) staat van circa zestig jaar oud die men weg wil hebben omdat de boom te groot wordt. Deze zeldzame boom is 3,5m breed en ruim 4m hoog. De familie heeft de boom aan ons ter beschikking gesteld. Samen met Pius Floris Boomverzorging zijn we de boom aan het voorbereiden om volgend jaar november te verhuizen naar Loosdrecht als pronkstuk en afronding van de renovatie van een postzegelparkje.

Een gevarieerde boomweide met ongeveer acht verschillende boomsoorten en leeftijden. Op de voorgrond Populus nigra ‘Brandaris’.
Foto: Martin Tijdgat

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ja, dat is het leuke aan natuurgidsen, kwekerijen bezoeken, stagiaires begeleiden en het houden van bewonersavonden. Dat is ook waarom ik het iepenarboretum wil realiseren en liefst een paar mooie boomroutes wil maken om te lopen of fietsen. Ik heb de keus uit ruim 500 soorten.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen?
Nee, niet hetzelfde. Nu heb ik er te lang over gedaan om uit te vinden dat ik dit werken met bomen zo leuk vind. Ik had wellicht eerder met of in de boomkwekerij willen werken als ik niet in hartje Rotterdam was opgevoed en tussen 1980 en 1995 teveel vrijwilligerswerk heb gedaan omdat ik, vanwege de crisis in de jaren tachtig, in Zuid-Holland geen echte baan kon vinden.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Wilbert Hetterscheid vertelde over het Bomenmuseum in Doorn (AV-4 2019). Ik snap die passie. Ik zou het Bomenmuseum graag helpen om ook een daar passende collectie iepen op te bouwen. Met minimaal dertig verschillende, waaronder alle botanische kruisingsouders van de moderne hybriden. Die mogen daar niet ontbreken!
Een ander plan is de aanleg van een openbaar postzegelpark met vooral bamboes. Zodra ik een geschikte plek zie ga ik er aan werken.
Ook ben ik aan het nadenken over een ander soort fruitgaard in de openbare ruimte. Ik zie diverse kansen, maar het kost veel tijd om het te realiseren. In Loosdrecht moeten we rekenen met de invloed van de das. Maar wat is er mooier dan een fruitgaard met een achtste bewoonde dassenburcht?