Categorie archieven: Arbor Vitae

De onderwereld van de tuin. Van microbe tot mol

Weer zo’n boekje waarvan ik het jammer vond dat ik het uit had. Romke van de Kaa (geen onbekende binnen de NDV) heeft een heel prettige schrijfstijl. Kort en bondig, geestig en toch heel informatief. In 25 betrekkelijk kleine hoofdstukken bespreekt hij allerlei levende wezens die in de grond van onze tuin leven. Voor mij een ideaal boekje om één of twee hoofdstukken te lezen voor het slapen gaan.
Het boek staat vol met allerlei wetenswaardigheden. Zo leerde ik dat hij z’n boomvaren regelmatig ‘koppensnelt’, de top weer in de aarde zet die vervolgens vrolijk weer wortelt en doorgroeit (dat heeft natuurlijk niks met de onderwereld van de tuin te maken …). Hij geeft allerlei adviezen over hoe milieu- en diervriendelijk om te gaan met ‘plaagdieren’. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk over mieren een aantal tips: ‘De vraag zou niet moeten zijn: hoe maak ik mieren dood, maar: waarom moeten ze worden uitgeroeid? Natuurlijk kunnen mieren lastig zijn als ze in de suikerpot zitten. Het spreekt voor zich, dat niemand blij opkijkt wanneer hij een colonne mieren over de aanrecht ziet marcheren. Maar er zijn genoeg huismiddeltjes om aan de overlast een einde te maken. Met schoonmaakazijn of ammonia kun je mieren op afstand houden. Ook een streep trekken met schoolkrijt houdt mieren buiten. En het is niet moeilijk om te ontdekken waar mieren het huis binnenkomen omdat ze altijd een vaste route volgen. Een koperen munt bij de entree, of een watje met chloor, zorgt ervoor dat de mieren wegblijven… Maar wat voor schade doen mieren buitenshuis? Pissen ze in de brievenbus? Maken ze lawaai? Vallen ze kleuters aan? Wat doen mieren in hemelsnaam voor kwaad? Is het nu werkelijk zo’n ramp dat ze hoopjes zand naar boven werken tussen de terrastegels?’ (p 166/167). Een heel ontnuchterende, ludieke en voor mij confronterende schrijfstijl. Heerlijk. Ik heb me voorgenomen om nooit meer mieren met een lokdoosje of ander chemisch spul te lijf te gaan.

Nogmaals, het boek staat vol met allerlei interessante wetenswaardigheden, op een begrijpelijke en prettige manier verteld.
Zo vertelt hij aan het eind van het boek dat hij oorspronkelijk leerde dat de grond in de groentetuin twee spa diep moest worden gespit, tegenwoordig is dat uit den boze. De laatste alinea van zijn boek luidt: ‘Samenvattend komt het erop neer dat je de grond zo veel mogelijk met rust laat. Ik ben in Engeland ooit geschoold in de methode van double digging: de grond twee spit diep omzetten. Nu lopen de Britten met hun no digging voorop. Met spitten maak je de bodem alleen maar kapot. Waarom heeft het zo lang moeten duren voordat ik tot dat inzicht kwam? Of zouden de beste ideeën uit opportunisme worden geboren?’ (p. 196).
U begrijpt het al. Dit boekje is echt een aanrader voor elke ‘groenliefhebber’, van hobbyboer tot dendroloog en van moestuinier tot boomkweker. (KS)

Romke van de Kaa (2020). De onderwereld van de tuin. Van microbe tot mol. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. € 21,99. ISBN 9789045042084.

The Bench Grafter’s handbook: Principles & Practice

Door: Gert Fortgens, Koos Slob

De auteur van dit Engelstalige boek beschrijft in de inleiding duidelijk waar dit boek over gaat: ‘Het samenkomen van de vaardigheid en de kennis die nodig zijn voor het enten van houtige gewassen geschikt voor de gematigde klimaatzone.’ (vertaling GF) In dit geval specifiek voor de techniek van het enten uit de hand of handveredelen. Een vermeerderingsmethode waarbij op onderstammen wordt geënt. Dat gebeurt in de schuur of in de werkplaats aan een werkbank (in het Engels bench). Buiten beschouwing gelaten zijn de enttechnieken die buiten (overveld) kunnen worden toegepast.
De auteur van het boek is Brian Humphrey. Hij begon zijn werkzame leven in 1954 en heeft in de jaren erna gewerkt voor bekende Engelse kwekerijen als Hillier Nurseries en Notcutts Nurseries. Sinds enkele jaren is Brian met pensioen en hij heeft zijn levenslange ervaring over alle facetten van het enten van bomen en struiken samengebracht in een 638 pagina’s dik boek. Voor de tuinbouwscholier en de beginnende kweker is het een geweldig studieboek, maar ook is het een fantastisch naslagwerk voor een ieder die meer wil weten over de techniek en mogelijkheden van het enten.
Het is een omvangrijk (dik) boek met een zachte omslag waardoor het gemakkelijk in de hand ligt, gemakkelijk is open te slaan en gemakkelijk blijft open liggen op de werkbank (bijvoorbeeld).
De Engelse tekst is over het algemeen goed te lezen al moet je soms wel nadenken hoe bepaalde termen die zijn gebruikt in het Nederlands heten. Verschillende online vertaalsites bieden dan uitkomst.
Het boek is verdeeld in acht delen met 56 hoofdstukken waarin steeds een ander facet van het enten wordt behandeld. Dit gaat van achtergrondinformatie (‘Waarom enten’) tot een zeer bruikbare naslaglijst met specifieke informatie over 200 plantengeslachten bestaande uit informatie over 2000 soorten (species), variëteiten en cultivars.
In deel drie (‘Succesvolle vergroeiing’, Achieving the Union), beslaat hoofdstuk 12 de ‘Verenigbaarheid’ (Compatibilty). De auteur gaat hier niet voorbij het soms voorkomende nadeel van enten: de uitgestelde onverenigbaarheid (pas jaren na het schijnbaar succesvol vergroeien van ent en onderstam gaat de boom toch dood, of breekt van de entplaats af). Een verschijnsel dat nog wel eens wil gebeuren bij eiken die zijn geënt. Behandeld worden het herkennen van onverenigbaarheid, met de oorzaken, het mogelijke voorspellen, en manieren om zo goed mogelijk onverenigbaarheid te voorkomen. Tevens worden in dit hoofdstuk gedachten en ideeën aangedragen over hoe verder onderzoek in de toekomst het mysterie van dit probleem zou kunnen helpen ontrafelen. Ook biedt de auteur een inkijkje in minder bekende of niet-gebruikelijke technieken zoals het gebruiken van bewust gemaakte hybride zaailingen als onderstam. Daarnaast wordt de techniek behandeld van de tussenstam (double-working) als serieuze optie voor het enten van moeilijke eiken.
Niet alleen voor commerciële doelen kan het enten van bomen of struiken een oplossing zijn voor een snelle vermeerdering. Ook kan er een rol voor zijn weggelegd in het kader van de bescherming van met uitsterven bedreigde houtige plantensoorten. Als voorbeeld wordt gegeven de vermeerdering van Magnolia omeiensis waarbij verschillende genotypen zijn verzameld in het bedreigde natuurlijke verspreidingsgebied (de berg Omei, China). Deze zijn in aantallen vermeerderd door te enten met de bedoeling ze vervolgens weer terug te planten op die berg.
Deel zeven van het boek is het meest uitgebreid. Hier worden 35 plantengeslachten of plantengroepen behandeld. Rhododendron, Acer en Quercus hebben hier de meeste pagina’s nodig, respectievelijk 18, 16 en 11, maar bijvoorbeeld Amelanchier beslaat maar twee pagina’s. Telkens worden per plantgeslacht en soorten daarvan aanbevelingen gedaan voor een onderstam, welk seizoen, welke entmethode, wat voor ent en welke omstandigheden et cetera nodig zijn.
Het hele boek is rijk voorzien van foto’s tekeningen en tabellen. Een index op plantennamen, een index op onderwerpen en een uitgebreide literatuurlijst sluiten het boek af.
Ik heb het boek met veel plezier doorgenomen en echt niet alles achter elkaar gelezen. Maar dat hoeft ook niet. Het is vooral een naslagwerk en naar mijn inschatting zal het nog heel wat jaren een waardevol handboek zijn voor kwekers en geïnteresseerden die hier meer van willen weten en/of ook wel eens willen proberen bomen of struiken te vermeerderen door te enten. (GF)

Brian E. Humphrey (2019) The Bench Grafter’s Handbook: Principles & Practice. CRC Press, Taylor & Francis Group, Boca Raton. £ 69,99 ISBN 9781138046221.

The Bench Grafter’s handbook: Principles & Practice

Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen

Om met de deur in huis te vallen: het is een fantastisch boek en een absolute aanrader voor elke dendroloog en liefhebber van bomen. De Vlaamse Valerie Trouet vertelt over haar eigen wetenschappelijke opleiding en haar werk als hoogleraar met een eigen onderzoeksgroep aan een Amerikaanse universiteit. Ze neemt je mee op haar excursies op jacht naar boomboorkernen en tijdens haar ontdekkingen in het lab. Ze vertelt meeslepend en enthousiasmerend.
Het beste kan ik haar zelf aan het woord laten in de slotalinea van het voorwoord in haar boek. ‘Ik bestrijk een groot terrein in Wat bomen ons vertellen. Ik spreek over houtcellen die kleiner zijn dan de diameter van een mensenhaar en over straalstromen die op dezelfde hoogte als vliegtuigen over het noordelijk halfrond razen. Ik verbind die twee met elkaar door middel van verhalen over piraten, marsmannetjes, samoeraikrijgers en Dzjengis Khan. Ik vertel jaarringverhalen die mij fascineren. En de rode draad in al deze verhalen is de geschiedenis van houtgebruik en ontbossing, die dendrochronologen in staat heeft gesteld het verleden te bestuderen en een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van onze planeet in de toekomst. Ik denk dat er in het huidige klimaat van wantrouwen en onverschilligheid jegens wetenschappelijke ontwikkelingen plaats is voor dergelijke verhalen. Ik hoop dat u in het beste geval een kleine tinteling van opwinding voelt wanneer u iets nieuws opsteekt uit dit boek. Het is dezelfde tinteling die ons wetenschappers prikkelt door te gaan met ons werk.’ (p. 14)

Wat bomen ons vertellen.
Een geschiedenis van de wereld in jaarringen

Een paar feiten. Wist u dat het langste ononderbroken jaarringarchief (de Duitse eikendennenchronologie) 12.650 jaar bestrijkt zonder ook maar één jaar over te slaan (p. 13)? Wist u dat in 1964 de oudste levende boom met toestemming (!) per ongeluk werd omgezaagd: een Pinus lon­gaeva van 4862 jaar (p. 50)? Wist u dat over het algemeen coniferen duidelijker jaarringen hebben dan loofbomen (p. 60)? Wist u dat de oudste dendrochronologisch gedateerde deur zo’n 1000 jaar oud is en nog steeds wordt gebruikt in Westminster Abbey (p.79)? Wist u dat natuurbranden littekens kunnen achterlaten in bomen en zo exact het jaar bepalen waarin de brand heeft gewoed (p. 232)?
Graag eindig ik met nog een citaat van Trouet, de dendroklimatoloog: ‘Het behoeft geen betoog dat de onophoudelijke pesterijen door mensen die veel te verliezen hebben bij alle inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen buitensporig veel aandacht, tijd en energie van mijn collega’s heeft gevergd. Aandacht, tijd en energie die ze niet konden besteden aan onderzoek doen, aan meer en oudere bomen bemonsteren, meer monsters kruisdateren of meer wetenschappelijke resultaten publiceren. […]
Deze fanatieke klimaatontkenners willen voorkomen dat klimaatwetenschappers hun onderzoek naar natuurlijke en door de mens veroorzaakte klimaatverandering voortzetten en hun conclusies met de wereld delen’ (p. 96).
Van harte nodig ik het NDV-bestuur uit deze wetenschapper te benaderen en haar uit te nodigen voor een wetenschappelijke voordracht. Of beter nog een symposium te organiseren rond het thema ‘Dendrochronologie en klimaat’. Ik vermoed dat ze haar geboorteland België regelmatig bezoekt, wat een eventuele reiskostenvergoeding wellicht overbodig maakt. Ik bied graag aan om mee te organiseren. (KS)

Trouet, V. (2020) Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen. Lannoo, Tielt. € 22,99 ISBN 978-94-014-6675-2.