Categorie archieven: Arbor Vitae

The Brother Gardeners

Met als ondertitel: Botany, Empire and the birth of an Obsession. In de vorige Arbor Vitae besprak ik enthousiast het boek over Alexander von Humboldt, geschreven door Andrea Wulf. Op internet ontdekte ik dat ze nog meer interessants had geschreven, zoals The Brother Gardeners. Het zou gaan over tuinen, Engeland en planthunters, dat leek me interessant. Dus besteld en gaan lezen.
Wat een ongelofelijke verrassing. Het boek verhaalt over de opkomst en bloei van de tuincultuur in Engeland in de achttiende eeuw. Engeland is dan een wereldrijk dat zich uitstrekt van de Noord-Amerikaanse kolonies in het westen tot India en Australië en Nieuw-Zeeland in het oosten. Het boek begint met de systematische import van zaden en bomen en struiken uit Virginia, de oostkust van de VS. De Londense lakenhandelaar Peter Collinson importeerde naast balen wol en katoen ook zaden en planten die voor hem speciaal verzameld werden door John Bartram. Collinson zaaide die aanvankelijk zelf, maar later deelde hij met andere planten liefhebbers. Al gauw ging Bartram ook verzamelen op verzoek van andere welgestelde liefhebbers. Overigens, die handel ging met grote zeilschepen met de daarbij horende schipbreuken of kapingen in tijden van oorlog. Het was ook de tijd van Linnaeus (1707-1778) die met zijn binominale nomenclatuur voor o.a. planten voor een botanische revolutie zorgde. In het boek komt Linnaeus niet als een erg geliefde man naar voren, hij was nogal eigengereid en arrogant.
Er staat voor mij veel interessants en nieuws in het boek. Van de ontdekkingsreizen rond de wereld om planten en zaden te verzamelen, de tuingekte in Engeland, de wetenschappelijke kinnesinne en na-ijver tussen Linnaeus en andere botanici, de manieren om planten en zaden te vervoeren tijdens lange zeereizen. Te veel om op te noemen.
Ik kan het boek niet beter aanprijzen dan met een vertaling van een alinea aan het einde van het boek: ‘Zonder de prestaties van Miller, Collinson, Bartram, Linnaeus, Solander en Banks zou Engeland geen land van tuinliefhebbers zijn geworden. Miller leerde zijn landgenoten praktische horticultuur met praktische adviezen in de Gardener’s Dictionary, hét voorbeeld voor alle toekomstige planten encyclopedieën. Collinson en Bartram maakten het mogelijk voor plant-lovers om hun ideeën over ‘natuurlijke’ Arcadische landschappen werkelijkheid te maken – tegelijkertijd de commerciële zaadhandel en kwekerijen te stimuleren. Linnaeus en Solander transformeerden botanie van een wetenschappelijke studie van enkele geschoolde mannen tot een gewone hobby. Immers, zonder de standaardisatie van plantennamen zou er chaos en verwarring zijn geweest waardoor het onmogelijk zou zijn geweest voor mensen om botanische kennis en onderzoek te delen. Banks bouwde voort op deze prestaties toen hij praktische tuinbouw, systematische botanie en imperiale uitbreiding verenigde tot één coherente onderneming. Als president van de Royal Society, lid van de Privy Counsel (adviesraad van de koning), vertrouweling van Koning George III en stichter van de Horticultural Society, was hij het, meer dan iemand voor of na hem, die zag hoe de drie elementen plezier en voorspoed konden brengen voor de natie’ (p. 241).
Het moge duidelijk zijn. Voor wie Engels lezen geen bezwaar is (er is geen Nederlandse vertaling) en die van botanie, tuinen én geschiedenis houdt is dit een absolute aanrader. In dit verband verwijs ik graag naar twee Dendroflora-artikelen van A.H.J. Faassen (bewerkt door Piet de Jong): Wie zochten en introduceerden onze uitheemse bomen en struiken? Deel 1, Europa en Amerika; Deel 2, Azië (resp. Dendroflora, 42, 2005 en Dendroflora 43, 2006).

Andrea Wulf (2009). The Brother Gardeners. Uitg.: Windmill Books, London. ISBN: 9780099502371 (paperback).

The Brother Gardeners

The invention of nature

De ondertitel van dit boek luidt: The adventures of Alexander von Humboldt. The lost hero of science. Ik weet niet meer waarom ik dit boek bestelde, ik had ergens een lovende recensie gelezen geloof ik. Ik herinnerde me de naam Von Humboldt vaag, ooit had ik een boekje over de ‘geschiedenis van de biologie’ gelezen. Vandaar.
Wat een fantastisch boek, en wat een fantastische wetenschapper. Alexander von Humboldt, van Pruisische, goede komaf, leefde van 1769 tot 1859. Zijn hartstocht was reizen in dienst van de wetenschap, van het verzamelen van zo veel mogelijk gegevens. Onderweg was hij voortdurend aan het meten en verzamelen. Vooral vulkanen en gebergten hadden zijn liefde. Van 1799-1804 reisde hij door Zuid- en Midden-Amerika en in 1829 maakte hij een grote reis door Rusland. Van zijn reizen publiceerde hij een grote serie boeken. Die boeken waren enorm populair onder de wetenschappers van die tijd. Zo nam Darwin enkele van zijn boeken mee op wereldreis met de Beagle. Goethe zou over Von Humboldt gezegd hebben: ‘Een paar dagen met Humboldt is als verscheidene jaren geleefd hebben.’ Thomas Jefferson noemde hem ‘one of the greatest ornaments of the age’. Kortom, Von Humboldt was tijdens zijn lange leven al een beroemdheid. Naar Alexander von Humboldt zijn tot nu toe meer ‘dingen’ vernoemd dan naar enig ander mens dat ooit leefde.
Wat is zo intrigerend aan deze biografie? Wat was het meest intrigerende dat ik leerde? Hij was een ecoloog avant la lettre, hij zag een grote samenhang tussen planten en dieren en de aarde. Hij waarschuwde dat de ontbossing (die gebeurde op grote schaal in Amerika, Europa en Azië) behalve erosie ook klimaatveranderingen teweeg bracht!

The invention of nature Foto: Koos Slob

Eigenlijk kan ik het niet beter zeggen dan de auteur in haar proloog. Vandaar het volgende (vertaalde) citaat. ‘Humboldts boeken, dagboeken en brieven tonen een visionair iemand, een denker die zijn tijd ver vooruit is. Hij vond isothermen uit – de lijnen van temperatuur en luchtdruk die we heden ten dage op onze weerkaarten zien – hij ontdekte ook de magnetische evenaar. Hij kwam met het idee van vegetatie en klimaatzones die rond de aarde slingeren. Meest belangrijk echter, Humboldt veroorzaakte een revolutie in de wijze waarop we de natuur zien. Hij ontdekte overal verbanden: “In this great chain of causes and effects no single fact can be considered in isolation.” Met dit inzicht bedacht hij het “web of life”, het concept van de natuur zoals wij dat heden ten dage kennen. […] Humboldt was de eerste wetenschapper die sprak over door de mens geïndiceerde klimaatverandering. […] Hij was ook de eerste die uitlegde hoe bossen de atmosfeer vochtiger maakten en een verkoelend effect hadden, evenals hun vermogen water vast te houden en hun bescherming tegen bodemerosie. Hij waarschuwde dat de mensheid interfereerde met het klimaat en dat dat een onvoorspelbare impact kon hebben op toekomstige generaties.’ (p. 5).
Voor wie er tegen op ziet Engels te lezen: er is ook een Nederlandse vertaling beschikbaar.

Andrea Wulf (2015). The invention of Nature. Uitg.: John Murray, London. ISBN 978 1 84854 900 5 (paperback).
Andrea Wulf (2016). De uitvinder van de natuur: het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt. Uitg. Atlas Contact.

Alexander von Humboldt, door Friedrich Georg Weitsch Foto: Staatlichen Museen zu Berlin

Keuzes in collectiebeheer

Pinetum De Dennenhorst in Lunteren vierde afgelopen september het 85-jarig bestaan met een mini-symposium. Hoe beheer je een tuin, park of bos met behoud van de kwaliteiten op de lange termijn? John van Ruiten, directeur Naktuinbouw, belichtte deze vraag met een focus op landschap en biodiversiteit en het optreden van ziektes en plagen.

Als in het buitengebied bomen geplant moeten worden, zijn er verschillende standpunten over welk materiaal de beste keuze is. Plantengezondheid is een belangrijk issue. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet omlaag, welke alternatieven zijn er om gezond plant- en zaaimateriaal te produceren? Bij de internationale handel gaat het om zakelijke en handelspolitieke belangen, en om groeiende fytosanitaire eisen. Dan is er nog discussie over genetische bronnen, qua genetische modificatie en herkomst.
Het aantal ziekten en plagen in bos en landschap neemt overal in de EU razendsnel toe. Als oorzaken noemt Van Ruiten toegenomen internationale handel, monocultures, schaalvergroting, minder bestrijdingsmiddelen, nieuwe, resistente vormen en klimaatverandering. Van Ruiten: ‘Bestrijden gaat steeds lastiger; er zijn nieuwe beheer- en preventiesystemen nodig. De sector antwoordt door alerter te zijn, nieuwe gewasbescherming te ontwikkelen – werken met grotere weerbaarheid komt op. Bovendien wordt een minder gevoelig sortiment ontwikkeld voor tuin en landbouw, en dat zou ook voor bos en landschap moeten gebeuren.’

Plantenpaspoort
Want Van Ruiten heeft slecht nieuws: dit is geen probleem van de boeren alleen, voor de landschappen is het probleem nog veel groter: bacterievuur, iepenziekte, letterzetter, essentaksterfte, processierupsen, kastanjekanker, Aziatische boktorren, essenprachtkever, pinuskanker, sudden oak death, Xylella fastidiosa en veel meer. De letterzetter in sparren is al zeker 250 jaar bekend; andere aantastingen zijn relatief nieuw, zoals essentaksterfte. Ziektes die hier als exoot komen, grijpen om zich heen doordat het natuurlijk evenwicht er nog niet is. Omdat de zorgen overal in Europa bestaan, wordt in december een nieuwe EU plantgezondheidsverordening van kracht. Die omvat veel restricties: zaden en planten moeten met paspoorten verhandeld worden en importeren mag pas na allerlei beoordelingen.
Professionals hebben met deze nieuwe verordening te maken, consumenten niet direct. Het doel: planten moeten uit een omgeving komen waar geen nare plantenziektes heersen, zodat er minder ziektes de EU binnenkomen en ziektes en plagen die al binnen zijn zich niet verder verspreiden of uitgeroeid worden.

Klimaatbestendigheid geen norm
Kweekmateriaal voor de bosbouw moet aan genetische voorschriften voldoen. In de jaren zestig van de twintigste eeuw is besloten houtbestanden te selecteren op zaken als rechte stammen. Later zijn daar ecologische doelstellingen bijgekomen. Autochtoon materiaal is populair: ‘Een school zegt: kies plantmateriaal dat hier sinds de ijstijd groeit. Inmiddels is er een brede discussie of dat verstandig is. Er zou meer aandacht moeten zijn voor de vraag welk sortiment geschikt is in relatie tot ziektegevoeligheid en klimaatbestendigheid. Aanbevelingen en richtlijnen zouden daarop aangepast moeten worden, is de visie die langzaam doorsijpelt. We planten bomen voor over 50-75 jaar. Als de klimaatveranderingen doorgaan, doet het nu voorgeschreven sortiment het dan niet meer.’
In de stedelijke omgeving zijn wel exoten aangeplant: voor laanbomen en sierparken geldt die EU-wetgeving niet. Wat in parken en lanen staat is daardoor gevarieerder, met meer exoten. Al die plekken kunnen een schat aan informatie opleveren. Van Ruiten: ‘Er is in allerlei gezelschappen kennis: denk aan beheerders van pineta, arboreta, botanische collecties, buitenplaatsen – al die goed gedocumenteerde collecties. Denk ook aan aan specialistische verenigingen zoals de Nederlandse Dendrologische Vereniging, het Tuinbazengilde, aan liefhebbersverenigingen. Laten we proberen de kennis bij elkaar te brengen en te delen. Ik verwacht dat de Floriade, in 2022 in Almere, een belangrijke katalysator zal zijn. Het is mijn overtuiging dat als we de informatie goed kunnen structureren, we betere keuzes kunnen maken bij wat we toekomstgericht planten in onze landschappen en in de stad. Ik vind het van groot belang dat we voor het buitengebied uit de klem komen dat het alleen biologisch en autochtoon moet zijn. Durf in arboreta nieuwe dingen te planten, en denk daarbij aan de toekomst. En wat u als pinetum- of collectiebeheerder ook doet: bijhouden van gedetailleerde herkomstgegevens is van het allergrootste belang. Die vormen de verbinding met ervaringen in andere landen, en de verbinding met de natuur.’ □

* John van Ruiten is directeur Naktuinbouw en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen en van de Stichting Vrienden van Leidse Hortus.

John van Ruiten o.a. directeur Naktuinbouw Foto: Hanneke Jelles