Categorie archieven: Arbor Vitae

Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ of Fagus sylvatica ‘Pendula’?

Naar aanleiding van het artikel ‘Op zoek naar de Treurbeuk met kroonent’ (Arbor Vitae 3-34, blz 32-33) kwam een reactie binnen van Christophe Nourdin* uit Frankrijk. Naar zijn mening is de Treurbeuk in Kalmthout niet geënt met materiaal van de cultivar ‘Bornyensis’. Hieronder volgt zijn reactie.

Tekening naar een foto van de originele boom in Metz op de kwekerij Simon-Louis Frères. Afgebeeld in het tijdschrift Revue le Jardin uit 1899. In het artikel werd als hoogte 11 m genoemd met een enkele stam, mogelijk doordat de boom aangebonden is geweest aan een paal. Deze originele boom is mogelijk ten gevolge van hevige bombardementen van Metz in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.

Graag wil ik reageren op het artikel in Arbor Vitae wat ik aantrof op het internet (https://dendrologie.nl/arbor-vitae/op-zoek-naar-de-treurbeuk-met-kroonent/). Het artikel over het exemplaar in Arboretum Kalmthout interesseert mij zeer, speciaal omdat ik deze Fagus sylvatica ‘Bornyensis’ al bijna meer dan 30 jaar bestudeer. Naar mijn mening zijn de kroonenten op de hoogstam in Kalmthout niet ‘Bornyensis’. Deze mening wordt gedeeld door Beukendeskundige Gerhard Dönig uit Duitsland. Hij bevestigde mij dat die enten niet van de echte ‘Bornyensis’ zijn. De verwarring is vergroot doordat kwekerijen enthout van deze boom in Kalmthout hebben genomen die vervolgens zijn verspreid als ‘Bornyensis’. Daardoor zijn veelal Treurbeuken met een naambordje ‘Bornyensis’ niet soortecht. Dit werd mij ook bevestigd door de dendrologische vereniging in België (Belgische Dendrologie). Mogelijk zijn er in de Belgische database ‘Beltrees’ veel smal opgaande Treurbeuken als ‘Bornyensis’ opgenomen die eigenlijk vaak ‘Pendula’ zijn. Of althans één van de verschillende vormen van ‘Pendula’ die in omloop zijn, zoals vermeld wordt in Trees and Shrubs Online. Ook op de website Monumental Trees zijn alle als ‘Bornyensis’ opgenomen exemplaren niet echt (met uitzondering mogelijk van de boom in Croux, Frankrijk. Daar twijfel ik nog over). De habitus van de echte ‘Bornyensis’ laat zich omschrijven als een regelmatig gevormde, bolronde, overhangende groeiwijze. Geheel anders dus dan ‘Pendula’ met een opgaande groeiwijze en lange, overhangende takken.

‘Bornyensis’ in Kew Gardens, geënt exemplaar op een stammetje.
Geplant eind 19e eeuw.
Foto: Mathew Rees

Net als de cultivar ‘Verzy’ zijn ‘Bornyensis’, ‘Pagnyensis’ en ‘Remillyensis’ vormen van Tortuosa-beuken (Beuken met een kronkelachtige groeiwijze), oorspronkelijk door botanicus Pépin beschreven als Fagus sylvatica f. tortuosa. Simon Louis selecteerde drie van zulke Beuken: ‘Pagnyensis’ – uit het bos bij Pagny, ‘Remillyensis’ – uit het bos bij Remilly en ‘Bornyensis’. Van de laatste wordt geschreven dat het een zaailing is van ‘Remillyensis”. Er wordt niet vermeld dat het een zaailing is die is ontstaan op de kwekerij van Simon Louis (in de plaats Borny, nabij Metz) of als zaailing onder de geselecteerde boom in het bos van Remilly. In een scriptie uit Tsjechië die is geschreven door Ondrej Ottomansky heeft ‘Bornyensis’ andere bladkenmerken dan ‘Pendula’. De bladnerven eindigen in tandjes en het blad is meer ellipsvormig dan ‘Pendula’. Bij de boom in Kalmthout is de bladrand niet getand maar gekarteld en het blad is meer eivormig.

Een tweede exemplaar van ‘Bornyensis’ in Kew Gardens. Laag-geënt exemplaar. Geplant eind 19e eeuw.
Foto: Christophe Nourdin

Literatuur: Ondej Ottomanský (2004): Zhodnoceni rodu Fagus L. z pohledu zahradní a krajináské tvorby (Diplomová práce). Mendelova zemdlská a lesnická univerzita v Brn Zahradnická fakulta v Lednici.

*Christophe Nourdin is 27 jaar verbonden aan Nancy Botanic Garden als collectiebeheerder. Zijn interesse ligt in tuinieren, kwekerijen en in bomen, vooral oude bomen met historische waarde, inclusief oude cultivars van de kwekerij Simon-Louis Frères. Het bekendmaken en doorgeven van kennis van de historie ervan staat hoog in zijn vaandel. Wat betreft ‘Bornyensis’ is hij veel dank verschuldigd aan Ondrej Ottomansky voor het delen van zijn kennis.

‘Bornyensis’ in het Späth Arboretum. Ongeveer drie meter hoog en breed. Ontvangen en geplant in 1897.
Foto: Ondrej Ottomanski

Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’; een boom uit de vergetelheid gehaald

Het Ridderlaanplantsoen te Den Haag, na 1945 aangelegd door directeur Plantsoenen­dienst S.G.A. Doorenbos, herbergt vele verrassingen, die nu en dan extra aandacht verdienen.

Deze keer gaat het over de Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’, de ‘Gouden Esdoorn’, ongetwijfeld door deze beroemde dendroloog aangeplant.
Als men deze Acer pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ probeert op te zoeken in gidsen, catalogi of op internet komt er weinig informatie tevoorschijn. Hij komt dan ook heel weinig voor. Toch bezorgt hij ons ieder jaar weer lentevreugde: weken voor alle andere Esdoorns loopt de boom helder geel uit, zijn belangrijkste kenmerk. In de loop van het jaar verkleurt het blad naar groen.

Ridderlaanplantsoen Den Haag.
Foto: Joost Gieskes

Herkomst
De oorsprong van deze boom, ligt in het plaatsje Corstorphine nabij Edinburgh in Schotland, vandaar de naam. Volgens overlevering zou in 1429 een monnik een jonge boom van deze soort hebben meegebracht uit het oosten, maar aan dat verhaal wordt getwijfeld.
Vast staat dat de boom in 1600 is aangeplant op het eind van een laan naar een kasteel, dat nu trouwens niet meer bestaat. De boom is in 1998 bij een hevige storm omgewaaid.
Het spannende verhaal gaat dat in 1679 Lord Forrestor onder deze boom werd vermoord door zijn nicht Christian Nimmo, die daarvoor ter dood werd gebracht. Haar geest schijnt nog steeds rond de plek van de boom te spoken als de ‘White Lady’. Engelsen en Schotten zijn verzot op verhalen over geesten en spoken. Dat heeft zijn charme en heeft de boom lokaal veel bekendheid gegeven!
Enkele jaren na de storm van 1998 werd een A. pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ aangeplant in de botanische tuin van Edinburgh. Of dit een ent is van de oorspronkelijke boom wordt niet vermeld.

A. pseudoplatanus ‘Corstorphinense’ in de botanische tuin van Edinburgh
Foto:  cc-by-sa/2.0 – © M J Richardson – geograph.org.uk/p/3449468

Kenmerken
Er is weinig bekend over deze cultivar. Gezien de zeldzaamheid en geringe beschikbaarheid is dat ook begrijpelijk. Naast de gele kleur van het blad is de vorm van het drielobbige blad kenmerkend. De A. pseudoplatanus ‘Worley’ met zijn opvallend gele blad is een goed te verkrijgen alternatief voor ‘Corstorphinense.

Herfstblad.
Foto: Joost Gieskes

Enkele opmerkelijke exemplaren in Nederland

Hortus botanicus Leiden
Deze boom is circa 100 jaar geleden aangeplant in de Hortus Botanicus van Leiden. De collectiebeheerder Roderick Bouman weet te vertellen dat de oorspronkelijke naam voor de boom luidde: Acer pseudoplatanus ‘Flavomarginatum’. In feite is die naam een synoniem. Die naam is, heel opvallend, uit vrijwel elke beschrijving of catalogus verdwenen. Het is daarom goed om deze naam hier toch nog eens te vermelden.

In de negentiger jaren, bij een bezoek in de vroege lente aan de hortus, was me deze boom al opgevallen door zijn gele blad. Ik zag de gelijkenis met de boom in het Ridderlaanplantsoen, waardoor ik de juiste benaming kon achterhalen.

Hortus Botanicus Leiden.
Foto: Hans Clauzing

Ridderlaanplantsoen Den Haag
Deze boom is vrijwel zeker geplant tussen 1946 en 1950 door S.G.A. Doorenbos, evenals de Crataegus dsungarica op de foto die dicht bij de ‘Gouden Esdoorn’ op de voorgrond staat.

Arboretum Belmonte
Deze boom is afkomstig uit de gemeentelijke plantsoenen Den Haag, vrijwel zeker in 1951 aan Belmonte geschonken door Doorenbos. Door de plaats tussen groepen bomen heeft de boom deze opgaande habitus gekregen. Waarschijnlijk kon dat niet anders, maar het is wel betreurenswaardig. Een mogelijke oorzaak was onbekendheid van deze bijzondere boom. Maar gelukkig krijgt de boom nu de aandacht die hij verdient.

Foto: Arboretum Belmonte

Tot slot
Dit artikel heeft geen hoog wetenschappelijk niveau, maar dat is ook geenszins de bedoeling. Op aanschouwelijke wijze en met een stukje geschiedenis wordt deze boom onder de aandacht gebracht. En wie weet komen er nieuwe ontdekkingen door deze publicatie.

Documentatie
In de meer recente literatuur is over deze bijzondere ‘Gouden Esdoorn’ erg weinig te vinden. Toch loont het om enkele boeken te vermelden. Door Ronald Houtman werd vriendelijk een lijst van boeken doorgegeven, aangevuld met waardevolle informatie van dr. P.C. de Jong.

Bean, W.J., 1970. Trees & Shrubs. Vol. I, p. 227
van Gelderen D.M., P.C. de Jong, H.J. Oterdoom, 1999. Maples of the World. p. 316
Krüssman, 1976. Handbuch der Laubgehölze. Vol I, p. 97
Hendriks, W.J., 1949. Onze loofhoutgewassen. p. 151
van Gelderen C.J. en D.M., 1999. Maples for Gardens. p. 223.
van de Laar, H.J. en P.C. de Jong, 1995. Naamlijst houtige gewassen. 5e druk, Boskoop
Trees and Shrubs Online: Bij Acer pseudoplatanus staat een redelijk uitgebreide beschrijving (https://www.treesandshrubsonline.org/articles/acer/acer-pseudoplatanus/#8867)

Beekbergerwoud, een bos op een historische plek

Op de najaarsbijeenkomst van 2024 kwam het laatste Nederlandse oerbos uitgebreid ter sprake, in de lezing van Ellen ter Stege, ecoloog bij Natuur­monumenten. Zij werkt op de Veluwe en de omliggende gebieden, waaronder het Beekbergerwoud. Dit gebied is historisch belangrijk omdat hier tot 1870 het meer dan 1000 jaar oude oerbos Beekbergerwoud stond, bekend om zijn botanische rijkdom. In 1869 werd het bos verkocht en gekapt om plaats te maken voor landbouw, maar dit bleek door de natte grond achteraf weinig succesvol. Natuurmonumenten heeft zich volop ingezet om dit gebied terug te vormen tot een bos wat dit oorspronkelijke oerbos kan benaderen.

Aankondiging van de verkoop van het oerbos

In de 19e eeuw werd het Beekbergerwoud door vooraanstaande botanici nog geroemd om haar botanische rijkdom en unieke hydrologische eigenschappen. De bodem was nat door alle grondwater dat vanuit de Veluwe uiteindelijk richting IJssel vloeide. Het gebied rond het Beekbergerwoud was een gebied van markengronden en de bevolking was heel arm. De boertjes woonden er in schamele plaggenhutten. De daarentegen rijke diversiteit aan planten in het gebied is halverwege de19e eeuw o.a. beschreven door J.Wttewaall in het Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie. De belangrijkste boomsoorten in dit natte bos van voor 1869 waren Elzen en op drogere plekken Eiken.

Door een wet die de verkoop van markengronden halverwege de 19e eeuw mogelijk maakte, kwam het gebied op de markt en werd door een goedbedoelende investeerder, ene Van Sprekens uit Velp, aangekocht om er landbouwgronden in dit arme gebied te realiseren. Die ontginning betekende dat het laatste oerbos verloren ging. Zo werd het oorspronkelijke ecosysteem vernietigd door egalisatie, aanleg van een weg, allerlei afwateringssloten en uiteindelijk door de kap van de bomen in het gebied. Door bemesting van de latere landbouwgronden is toen ook de basis voor de oorspronkelijke natuurkwaliteit van het gebied aangetast. Het enige wat wel bleef, was aanvoer van kwelwater in het gebied. Gelukkig zijn veel historische data bewaard gebleven in de archieven, waardoor een gedegen herstelproject van het bos tot de mogelijkheden behoorde. En dit bood Natuurmonumenten een unieke kans om dit gebied te herstellen in een staat die de ontwikkeling van een oerbos kan benaderen. Uiteraard is de stedelijke ontwikkeling in de regio sinds 1871 hierin wel een beperking. Het gedeelte dat Natuurmonumenten in de loop van de jaren heeft kunnen verwerven, mede door de schenking van een perceel met het buitenhuis door nazaten van Van Sprekens, omvat ongeveer de helft van het oorspronkelijke gebied en ligt grotendeels ten westen van de A50. Van het gedeelte van het Beekbergerwoud dat ten oosten van de A50 ligt, is slechts een heel klein gedeelte verworven.

Het Beekbergerwoud op een kaart uit 1866

De herstelwerkzaamheden van het grootste gedeelte (dus ten westen van de A50) zijn in twee fases uitgevoerd. De eerste fase vond in 2006 plaats in het zuidelijke gedeelte en beoogde het bevorderen van bosontwikkeling. Langs de oorspronkelijke sloten stonden al Elzen, maar door het frezen van gedeeltes van het grasland ontstond overal massaal Elzenbos. Door de sterk verrijkte bodem groeide alle vegetatie echter buitengewoon en bizar snel. Hier werd later in 2012 op bijgestuurd. In 2012 lag het accent daarom op het herstel van het hydrologisch functioneren van de oude slenken. Die werden hersteld en de door de landbouw met fosfaat verrijkte toplaag werd verwijderd om de voedselrijkdom te verminderen zonder de onderliggende leemlagen al te veel aan te tasten. Dat gebeurde ook in het in 2006 aangepakte gedeelte. Hiertoe werd twintig kilometer sloten gedempt, waardoor het kwel- en regenwater afkomstig van de hoger gelegen gebieden weer vrijelijk kon stromen richting lager gelegen gronden en uiteindelijk richting IJssel (essentieel voor natuurlijke vegetatie). Hierdoor kon zich een soortenrijk bos ontwikkelen met het behoud van open graslanden en randzones.

Beeld van het Beekbergerwoud in 2010
Foto: Koosg, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Dat het Beekbergerwoud nooit precies zal kunnen worden zoals het vroeger was, is evident. Het herstel is echter een belangrijke stap in het behoud van potentiële en unieke natuurlijke waarden van het gebied en een belangrijk wapenfeit voor Natuurmonumenten. In het herstelplan lag de nadruk op de realisatie van het oorspronkelijke structuurrijke en soortenrijke bos met een open randzone. Daarnaast is gebruik gemaakt van autochtone bomen en struiken, afkomstig uit de regio om de biodiversiteit te vergroten. Het Beekbergerwoud is nu deels hersteld en biedt ruimte voor zowel bos als graslanden.

Het gebied tijdens de herinrichtingswerkzaamheden in 2012
Foto: Apdency, CC0, via Wikimedia Commons

Voor het Beekbergerwoud is gekozen om grote plantvakken van ongeveer 0,2 hectare per stuk aan te leggen, waarin telkens één boom- of struiksoort werd geplant. Hoewel er een beplantingsplan was opgesteld, moest dit in de praktijk worden aangepast vanwege variaties in kweekresultaten en natte omstandigheden in delen van het gebied. Hierdoor zijn sommige vakken niet ingeplant of met alternatieve soorten beplant. De focus lag op het herstellen van oorspronkelijke bostypen, zoals Elzenbroekbos en Vogelkers-Essenbos, aangevuld met soorten die passen bij de huidige milieuomstandigheden. In totaal zijn meer dan 30.000 bomen en struiken opgekweekt en geplant, deels uit zaden en deels door stekken. Hierbij traden uitdagingen op door bijvoorbeeld wateroverlast en concurrentie van spontaan opgekomen Elzen. Daarnaast werden maatregelen genomen om variatie in het terrein en de vegetatie te bevorderen, zoals het creëren van hoogteverschillen en open plekken.

Het project is dus een combinatie van aanplant en spontane bosontwikkeling. De natuurlijke dynamiek wordt nu gevolgd zonder verdere ingrepen. Hoewel veel aanplant succesvol is, zijn niet alle soorten goed gevestigd, zoals de Es vanwege essentaksterfte. Lessen uit het project omvatten het belang van variatie in aanpak (zoals het wel of niet afgraven van de voedselrijke bodem) en het belang van het volgen van lange-termijn ontwikkelingen. Er wordt verder nog onderzocht hoe typische bosplanten zoals Knikkend nagelkruid, met succes heringevoerd, beter kunnen worden ondersteund. Het project biedt waardevolle inzichten in bosherstel en zal nog vele jaren worden gevolgd om de effectiviteit van verschillende strategieën te beoordelen.

Op dit moment is er een 2,5 km lange route uitgezet deels over vlonderpaden in het meest westelijke gedeelte van het gebied. Wie daar regelmatig loopt, kan er de ontwikkeling van het bos prachtig observeren en daarmee ook de ontwikkeling van een bos tot wat een oerbos enigzins kan benaderen. Al heeft niemand daar 1000 jaar de tijd voor.

De vlonderbrug.
Foto: Apdency, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons